'De nachtmerrie van de theoloog' door Bertrand Russell (1961)

DE NACHTMERRIE VAN DE THEOLOOG.
Door Bertrand Russell. Uit Fact & fiction, 1961

 

De grote theoloog Dr. Thaddeus droomde dat hij stierf, en koers zette richting de hemel. Zijn studie had hem voorbereid, en hij had geen moeite om de weg te vinden. Hij klopte op de deur van de hemel, en werd met een argwanende blik verwelkomd, hetgeen hij niet had verwacht.

'Mag ik binnenkomen?' vroeg hij, 'want ik was een goed mens en heb mijn leven gewijd aan de glorie van God.'

'Mens?' vroeg de poortwachter, 'wat is dat? En op wat voor manier kan een komisch schepsel als u iets hebben bijgedragen aan de glorie van God?'

Dr. Thaddeus reageerde verbijsterd: 'Het kan toch niet zo zijn dat u onwetend bent omtrent het bestaan van de mens? U moet toch weten dat de mens de kroon der schepping is?'

'Wat dat betreft', zei de poortwachter, 'moet ik u helaas teleurstellen, want wat u hier tegen mij zegt is volkomen nieuw voor mij. Ik betwijfel of hierboven iemand is die ooit gehoord heeft van dat ding dat u 'mens' noemt. Maar omdat u zo overstuur bent, zal ik kijken of ik voor u een consult kan aanvragen bij onze bibliothecaris.'

De bibliothecaris, een bolvormig wezen met duizend ogen en één mond, keek met enkele ogen naar Dr. Thaddeus. 'Wat is dit?' vroeg hij aan de poortwachter.

 

'Dit', antwoordde de poortwachter, 'beweert dat het een exemplaar is van een soort die 'mens' wordt genoemd, en dat het afkomstig is van een plek genaamd 'aarde'. Het koestert de bizarre opvatting dat de Schepper een bijzondere belangstelling heeft voor deze plek en deze soort. Ik dacht dat u misschien voor opheldering zou kunnen zorgen.'

'Wel ja', zei de bibliothecaris vriendelijk tegen de theoloog, 'wellicht kunt u mij vertellen waar deze plek die u 'aarde' noemt, zich bevindt.'

'Oh', zei de theoloog, 'het maakt deel uit van het zonnestelsel.'

'En wat is het zonnestelsel? Vroeg de bibliothecaris.

'Oh', zei de theoloog ietwat verbouwereerd, 'ik was gespecialiseerd in de hemelse wetenschap, maar de vraag die u mij stelt behoort tot de profane wetenschap. Nochtans, ik heb genoeg geleerd van bevriende astronomen om u te kunnen vertellen dat het zonnestelsel onderdeel uitmaakt van de melkweg.'

'En wat mag 'de melkweg' dan wel niet zijn?' vroeg de bibliothecaris.

'Oh, de melkweg is één van de sterrenstelsels, waarvan er, zo heeft men mij verteld, zo'n honderd miljoen zijn.'

'Wel, wel', zei de bibliothecaris, 'u kunt écht niet van mij verlangen dat ik speciaal één heb onthouden uit zo'n groot aantal. Maar ik kan me herinneren dat ik het woord 'sterrenstelsel' vaker heb gehoord. Sterker nog, ik geloof dat één van onze hulp-bibliothecarissen gespecialiseerd is in sterrenstelsels. Laten we hem erbij halen, en kijken of hij ons verder kan helpen.'

Na enige tijd maakte de galactische hulp-bibliothecaris zijn intrede. Hij zag eruit als een dodecahedron . Het was duidelijk te zien dat zijn oppervlak ooit helder was geweest, maar dat het stof van de boekenplanken hem vaag en ondoorzichtig had gemaakt. De bibliothecaris legde uit dat Dr. Thaddeus, in zijn poging om duidelijk te maken waar hij vandaan kwam, had gesproken over sterrenstelsels, en het was te hopen dat er informatie te vinden was in de galactische sectie van de bibliotheek.

'Goed', zei de hulp-bibliothecaris, 'ik veronderstel dat het het mogelijk zal zijn indien we enig geduld betrachten, maar omdat er honderd miljoen sterrenstelsels zijn, en deze allen van aanzienlijke omvang zijn, zal het even duren voor we een individueel exemplaar kunnen identificeren. Welke is het waar deze vreemde molecule over spreekt?'

'Het exemplaar dat ik bedoel heet 'de melkweg', reageerde Dr. Thaddeus weifelend.

'Oké', zei de hulp-bibliothecaris, 'ik zal het vinden indien het mogelijk is.'

Ongeveer na drie weken kwam hij terug, en legde uit dat de buitengewoon efficiënte kaart en-index in de galactische sectie hem in staat had gesteld om het betreffende stelsel te identificeren als nummer QX 321,762. 'We hebben alle vijfduizend beambten van de galactische sectie ingezet voor deze zoektocht. Misschien wilt u de beambte zien die gespecialiseerd is in het betreffende stelsel?'

De beambte werd gehaald en bleek een octahedron met een oog op ieder vlak en een mond in één van deze. Hij was verrast en duizelde toen hij bemerkte dat hij zich in zo'n betoverende omgeving bevond, weg van de in schaduwen gehulde boekenplanken. Hij vermande zichzelf, en vroeg ietwat gereserveerd: 'Wat wilt u weten van mijn sterrenstelsel?'

Dr. Thaddeus antwoordde: 'Ik zou graag meer willen weten over het Zonnestelsel; een verzameling van hemellichamen die rond één van de sterren in ons sterrenstelsel wentelen. De ster waar zij omheen cirkelen wordt 'de Zon' genoemd.

'Hmm', zei de melkwegdeskundige, 'het was al moeilijk om het betreffende sterrenstelsel te vinden, maar om de juiste ster in het sterrenstelsel te vinden is nog veel moeilijker. Ik weet dat het sterrenstelsel ongeveer driehonderd miljard sterren bevat, maar ik beschik niet over de kennis om de ene van de andere te onderscheiden. Ik meen me echter te herinneren dat er ooit een lijst van alle driehonderd miljard is aangevraagd, en dat deze nog steeds ergens in de kelders opgeslagen ligt. Als u denkt dat het de moeite waard is, wil ik wel wat extra arbeidskrachten inschakelen van Gene Zijde om speciaal naar deze ster te zoeken.'

Omdat de kwestie zich had voorgedaan, en omdat Dr. Thaddeus duidelijk ontdaan was, was iedereen erover eens dat dit de verstandigste oplossing was. Vele jaren later presenteerde een uiterst vermoeide en ontmoedigde tetrahedron zich voor de galactische hulpbibliothecaris. Hij zei: 'Ik heb eindelijk de ster ontdekt waar u naar vroeg, maar ik kan me bijna niet voorstellen waarom het zoveel ophef heeft veroorzaakt. Het verschilt niet veel van de meeste andere sterren in hetzelfde stelsel. Het heeft geen bijzondere afmeting of temperatuur, en het is omringd door veel kleinere lichamen die 'planeten' worden genoemd. Ik heb ontdekt dat een paar van deze planeten besmet zijn met parasieten, en ik vermoed dat dit wezen die hier navraag heeft gedaan, één van hen is.'

Op hetzelfde moment brak Dr. Thaddeus uit in een hartstochtelijk en verontwaardigd weeklagen: 'Waarom, oh waarom verhulde de Schepper het voor ons, arme aardbewoners, dat het niet omwille van ons was, dat Hij de hemelen schiep? Gedurende mijn lange leven heb ik Hem met veel ijver gediend, en was ik er van overtuigd dat hij mijn vlijt zou opmerken en mij zou belonen met het Eeuwige Heil. En thans lijkt het erop dat Hij niet eens op de hoogte was van mijn bestaan. U vertelt me dat ik een nietig, klein diertje ben op een onbeduidend klein planeetje, dat een baan rond een onaanzienlijke ster aflegt, die op zijn beurt weer onderdeel uitmaakt van een opeenhoping van zo'n driehonderdmiljard sterren, waarvan er ook weer miljoenen zijn. Ik kan dit niet verdragen, en ik kan mijn Schepper niet langer vereren.'

'Goed dan', zei de poortwachter, 'dan stuur ik u door naar de andere plaats.'

Daarna ontwaakte de theoloog. 'De macht van Satan over onze dromen is angstaanjagend', mopperde hij.

 

Overzicht van historische documenten op Freethinker.nl

 

Meer van Bertrand Russell: Waarom ik geen christen ben
Ben ik een atheïst, of ben ik een agnost?
Wat is een agnost?