'Ben ik een atheïst, of ben ik een agnost?' door Bertrand Russell (1947)

Bertrand Russell

Ik spreek als degene die door mijn vader was voorbestemd om opgevoed te worden als een rationalist. Hij was in even hoge mate een rationalist dan ik ben, maar hij stierf toen ik drie jaar oud was, en het hooggerechtshof besloot dat ik de voordelen van een christelijke opvoeding zou genieten.
Waarschijnlijk heeft het Hooggerechtshof spijt van deze beslissing. Het heeft niet zo goed uitgepakt als ze hadden gehoopt. Misschien zou je kunnen zeggen dat het zelfs jammer is als de christelijke opvoeding op zou houden te bestaan, omdat er anders geen rationalisten meer bij zouden komen. Zij komen voornamelijk voort uit een reactie op een opvoedingssysteem waarin het als een deugd wordt beschouwd dat een vader zou bepalen dat zijn zoon zou opgroeien als een Muggletoniaan (1), of zou worden opgevoed met andere waanideeën, maar dat hij in geen geval gestimuleerd zou moeten worden om rationeel te denken. Toen ik jong was werd dit als illegaal beschouwd.

 

Zonde en de bisschoppen.

Sinds ik een rationalist was geworden, ben ik van mening geweest dat er in de wereld nog steeds aanzienlijk veel gebieden zijn waar het praktische belang van een rationalistische visie wenselijk zou zijn. Niet alleen als het gaat om zaken als geologie, maar in allerlei praktische zaken, zoals echtscheiding en geboortebeperking, en kunstmatige inseminatie, een kwestie die de laatste tijd speelt, waarvan de bisschoppen ons vertellen dat het een ernstige zonde is, maar het is alleen een ernstige zonde omdat er over het onderwerp één of andere tekst in de Bijbel staat. Het is geen ernstige zonde omdat het iemand schaadt, en dit is geen onderdeel van de discussie. Zolang men kan zeggen, en zolang men het parlement kan overtuigen om te blijven zeggen dat iets niet gedaan mag worden enkel en alleen omdat een tekst in de Bijbel het zegt, zolang is er blijkbaar een grote behoefte aan rationalisme in actie.
Zoals u misschien zult weten ben ik in de Verenigde Staten in grote problemen gekomen, alleen omdat ik over enkele praktische zaken van mening was dat het ethische advies dat werd gegeven in de Bijbel niet overtuigend was, en dat men op sommige punten op andere wijze zou moeten handelen dan de Bijbel ons vertelt. Op deze grond werd het bepaald door een gerechtshof dat ik niet de geschikte persoon was om les te geven op universiteiten in de Verenigde Staten, waardoor ik enige gegronde redenen heb om rationalisme te prefereren boven andere levensopvatingen.

 

Wees niet te zeker!

 

De vraag hoe we rationalisme moeten definiëren is niet zo gemakkelijk te beantwoorden. Ik denk niet dat men het zou kunnen definiëren als het verwerpen van het ene of andere christelijke dogma. Het is zeker mogelijk om een volledige en onvoorwaardelijke rationalist te zijn in de ware zin van het woord, en tóch één of ander dogma te accepteren.
De vraag is hoe je aan je mening kómt, en niet wat je mening ís. Datgene waarin we geloven is de soevereiniteit van de rede. Als de rede je zou leiden naar orthodoxe conclusies, goed en wel; je zou nog steeds een rationalist zijn. Wat volgens mij essentieel is, is dat men zijn mening baseert op het soort argumenten dat geaccepteerd is in de wetenschap, en dat men niet iets zou moeten beschouwen als absoluut zeker, maar alleen als waarschijnlijk, in meer of mindere mate. Nergens absoluut zeker van zijn is, denk ik, één van de elementaire dingen in rationaliteit.

 

Bewijs van God.

 

Altijd wanneer ik naar het buitenland ga of naar een gevangenis of welke soortgelijke plaats dan ook, vraagt men mij altijd wat mijn religie is.
Ik weet nooit goed of ik ‘Agnosticus’ moet zeggen of ‘Atheïst’. Het is een erg moeilijke vraag en ik geloof zeker dat sommigen onder u met hetzelfde probleem geworsteld hebben. Als ik als filosoof zou spreken voor een louter filosofisch publiek zou ik mezelf beschrijven als een agnosticus, omdat ik niet denk dat er een doorslaggevend argument bestaat waarmee iemand kan aantonen dat er geen God bestaat.
Aan de andere kant, als ik hetzelfde idee zou moeten overbrengen naar de gewone man in de straat, zou ik denk ik zeggen dat ik een atheïst ben, omdat wanneer ik zeg dat ik niet kan bewijzen dat er geen God is, ik evengoed zou moeten zeggen dat ik niet kan bewijzen dat de Homerische goden niet bestaan.
Niemand van ons zou het serieus voor mogelijk houden dat alle Homerische goden echt bestaan, en toch, als je logisch moest aantonen dat Zeus, Hera, Poseidon en de andere goden niet bestaan, dan zou je ontdekken dat dit een vreselijke klus is. Je zou een dergelijk bewijs niet kunnen leveren.
Daarom zou ik ten aanzien van de Olympische goden, en sprekende tot een louter filosofisch publiek, zeggen dat ik een agnosticus ben. Maar algemeen gesproken denk ik dat we met betrekking tot deze goden allemaal zouden zeggen dat we atheïst zijn. Ten aanzien van de christelijke God zou ik, denk ik, exact dezelfde lijn trekken.

 

Skepticisme.

 

Er is dezelfde mate van mogelijkheid en waarschijnlijkheid voor het bestaan van de christelijke God dan er is voor het bestaan van de Homerische God. Ik kan zowel van de christelijke God als van de Homerische goden niet bewijzen dat ze niet bestaan, maar ik denk niet dat hun bestaan een alternatief is dat genoeg overtuigingskracht heeft om serieus te kunnen worden genomen. Daarom veronderstel ik dat, wanneer men mij dit voorlegt bij dit soort gelegenheden, ik zou zeggen: ‘Atheïst’, ook al is het een uiterst gecompliceerd probleem, en soms heb ik het ene gezegd en soms het ander zonder me op een duidelijk uitgangspunt te baseren.
Wanneer men toegeeft dat niets zeker is, moet men denk ik óók toegeven dat sommige dingen veel waarschijnlijker zijn dan andere dingen. Het is veel waarschijnlijker dat we hier vanávond bijeengekomen zijn dan dat één of andere politieke partij aan de rechterkant zit. Het moge duidelijk zijn dat er graden van waarschijnlijkheid zijn, en men zou heel voorzichtig moeten zijn om de nadruk te leggen op dat feit, omdat men anders belandt in volslagen skepticisme, en volledig skepticisme zou uiteraard volkomen onvruchtbaar zijn en geheel nutteloos.

 

Vervolging.

 

Men moet onthouden dat sommige dingen veel waarschijnlijker zijn dan andere dingen, en soms zó waarschijnlijk zijn dat het niet de moeite loont om er in de praktijk aan te denken dat zij niet geheel zeker zijn, behalve als het gaat om kwesties van vervolging.
Als het zover komt dat men iemand op de brandstapel zet omdat men het niet gelooft, dan is het de moeite waard om te herinneren dat hij tóch nog gelijk kan hebben, en het niet de moeite waard is om hem te vervolgen.
Over het algemeen, als iemand bijvoorbeeld zegt dat de aarde plat is, ben ik volkomen van mening dat hij zijn mening zo hard mag verkondigen als hij wil. Hij zou natuurlijk gelijk kunnen hebben, maar ik denk niet dat dit zo is. In de praktijk zou het denk ik beter zijn om te geloven dat de aarde rond is, ook al is het natuurlijk mogelijk dat je je vergist. Om die reden denk ik dat we niet zouden moeten gaan voor volledig skepticisme, maar voor een doctrine van graden van waarschijnlijkheid.
Ik denk dat dit over het geheel gezien, het soort doctrine is dat de wereld nodig heeft. De wereld is behoorlijk vervuld geraakt van nieuwe dogma’s. De oude dogma’s mogen misschien vergaan zijn, maar nieuwe dogma’s zijn verrezen en over het geheel gezien denk ik dat een dogma schadelijk is in verhouding tot de leeftijd ervan. Nieuwe dogma’s zijn veel schadelijker dan oude.

Vertaald door M. Defianth.

Overzicht van historische documenten op Freethinker.nl

Forum