Zondvloed volgens Gilgamesh

De grote vloed die de aarde trof, kom je tegen in diverse beschrijvingen. In de Koran bijvoorbeeld; waar Noeh, de rechtvaardige profeet is, die zijn tijdgenoten tevergeefs oproept om van hun kwade wegen om te keren. Een fragment uit de Sura (71:5-7). ‘Maar telkens als ik hen opriep, opdat U hun zou vergeven, stopten zij hun vingers in hun oren, bedekten zich met hun kleren en bleven stijfkoppig en hoogmoedig.’

 

In de statenvertaling staat: ‘Toen de boosheid des mensen menigvuldig was op de aarde en al het gedichtsel van de gedachten zijns harten te allen dage alleen broos was.’ Gen 6:5.

 

De oudst beschreven versie van het verhaal stamt van meer dan vierduizend jaar geleden en werd in de 19de eeuw tijdens opgravingen in Zuid-Irak gevonden op kleitabletten. Geschreven staat hoe de goden zich vervelen en de vloed bedenken als een aardige afleiding. Maar wanneer het zeven dagen gestortregend heeft schrikken ze zelf van wat ze hebben aangericht.

 

Gelukkig is er een mens die via een list van de plannen hoorde en zijn maatregelen trof. Wanneer zijn ark tenslotte op een berg landt, brengt hij een offer, waarop de goden zich als vliegen storten ze zijn uitgehongerd. Dit verhaal staat vol met godenkritiek. De schrijvers van bijbel en koran hebben het bewerkt tot een verhaal, waarin de kritiek de mensen geldt. Daarbij gaat het vooral om gewelddadigheid. Het Hebreeuwse woord dat de reden voor de vloed aangeeft laat zich nog het beste vertalen met terreur, in de bijbel de zonde bij uitstek.
Het is dus begrijpelijk dat het begrip zondvloed vaak met het woord zonde in verband is gebracht. Maar de afleiding uit het Middelnederlands stamt van zendvloed, grote vloed.

In dit stuk ga ik niet de praktische kant van de zondvloed behandelen. Dus geen optelsom aan aanwijzingen dat er nooit een globale vloed heeft plaatsgevonden of lokale overstroming in Anatolie, Egypte of in de Kanaanitische streken. Dus geen genetica of genealogie. Of archeologische opgravingen in o.a. Thebe die geen sporen laten zien van een vloed. Dat laat ik over aan het discussie-topic. Het zoetwateraquarium van Noach.

 

Na deze korte inleiding ga ik verder met Het Gilgamesh Epos.

 

Om de Hebreeuwse versie in het juiste licht te kunnen plaatsen is essentiële kennis van de Mesopotamische achtergrond onmisbaar.

De kleitabletten uit het spijkerschrift zal ik hier uiteenzetten met een kort commentaar. Ik gebruik hiervoor de uitleg van Baumgartner en Gordon.

 

De held van de vloed uit de Mesopotamische literatuur (2700 v. C).

 

Oetnapisjtim sprak tot hem, tot Gilgamesj;
‘Ik zal u Gilgamesj, een geheim onthullen,
Ja, een geheim der goden zal ik u vertellen,
Sjoerippak, een u bekende stad,
Gelegen aan de Eufraat..,
De stad is oud en dient de goden tot verblijf,
Het werd de grote goden ingegeven een vloed te maken
’.

 

Oetnapisjtim somt vervolgens enkele goden op (Anoe, Enlil, Ninoerta, Ennoeki en Ea).
Die dit noodlottige besluit hebben genomen. De Mesopotamiers (en velen van hun tijdgenoten) schijnen gedacht te hebben dat de goden slecht waren. Een goede god is een uitzondering. In dit geval is dat Ea die de geheime plannen van de goden doorgeeft aan Oetnapisjtim. Hij doet dat door het huis waarin Oetnapisjtin woont toe te spreken.

 

Riethut, riethut!
Wand, wand,
Riethut, luister!
Wand, hoort toe!
O man van Sjoerippak, zoon van Oebara-toetoe,
Breek af uw huis,
En bouw een schip.

 

Van riet vervaardigde huismuren konden worden omgebouwd tot de romp van een schip. Het bouwen van rieten schepen was bekend in Mesopotamie, maar niet in Palestina. Het feit dat in de tekst van Gen 6:14 nog het woord voor rietstengels (qnjm moet als qânĭm – rietstengels) voorkomt, is terug te brengen tot de Babylonische achtergrond van dit verhaal. Ea vervolgt zijn raadgevingen en gelast Oetnapisjtim.

 

Verzaak de rijkdom, zoek het leven,
Versmaad het bezit, behoud het leven.
Scheep in het zaad van al wat leeft,
Het schip dat gij te bouwen hebt,
Moet speciale afmetingen hebben,
Het zij even lang als breed …

 

Oetnapisjtim verzekert de godheid dat hij diens opdracht ten uitvoer zal brengen, maar vraagt hem hoe hij dit geheim voor de mensen verborgen kan houden. Ea zegt hem dat hij moet rondvertellen dan Enlil, de god der aarde, vijandig gestemd is (wat ook waar is) en dat hij dus in het schip dat hij aan het bouwen is, naar de zee moet gaan. Ea draagt hem op de mensen om de tuin te leiden door hun te vertellen dat de regen van kibati op komst is. De mensen zullen dit opvatten als de regen die hun tarwe zal brengen, maar in feite zal hij hun ongeluk brengen, want kibati heeft beide betekenissen. Een dergelijke misleiding van de kant van de goden en helden vindt men terug in de Hebreeuwse en vooral in de Griekse literatuur, met name in de Odyssee (waarin niet alleen Odysseus, maar ook zijn schutsgodin Athena prat gaat op misleiding)
Het schip werd in zeven dagen gebouwd en geladen met voorraden: in die tijd werden de werklieden door Oetnapisjtim op wijn en voedsel onthaald:

 

{Ik liet] de werklieden (wijn) [drinken] als rivierwater,
Zodat ze zich vermaakten als op nieuwjaarsdag.

 

Dan worden kostbaarheden en levende wezens aan boord gebracht:

 

[Al wat ik had] scheepte ik in,
Ik laadde haar met al mijn zilver,
Ik laadde haar met al mijn goud,
Ik laadde haar met al mijn levende have,
Al mijn verwanten, vrienden.
Het vee en wild van het veld,
En alle werklui bracht ik aan boord.

 

Opmerkelijk is dat Oetnapisjtim, tegen de instructies van Ea in, kostbaarheden aan boord brengt. Een Mesopotamische beschaving is ondenkbaar zonder goud, zilver en andere metalen. Het is ook merkwaardig dat handwerkslieden als een aparte groep werden beschouwd, net als diersoorten. In een maatschappij waarin de mensen volgens hun erfelijke ambten in gilden werden gerangschikt, verschilden bijvoorbeeld timmerlieden evenzeer van smeden, als de ene wildsoort van de andere.
Sjamasj stelde de tijd vast en de vloed kwam. Oetnapisjtim verteld hoe hij scheep ging en de deuren sloot:

 

Ik keek naar de aard van het weer,
De dag zag er verschrikkelijk uit,
Ik ging het schip binnen en sloot de deur.
Aan Poezoer-Amoerri (hoofd of kapitein), de zeeman,
Gaf ik het schip met al wat het inhield, over.

 

De tekst beschrijft de vreselijke storm, die zelfs de goden beangstigde. In hun vernielzucht hadden de goden waarschijnlijk vergeten dat als het menselijke ras zou omkomen, er niemand meer zou zijn om hun te dienen en hen van offervoedsel en drank te voorzien.

 

De goden waren bevreesd voor de vloed,
Zij krompen ineen en stegen op naar de hemel van Anoe;
Als honden kropen zij tegen de buitendeuren.
Isjtar kreet als een vrouw in barensnood,
Daar kermde de meesteres der goden, die goed kan krijten.

 

Het onwaardige optreden van deze goden komt in praktisch ieder pantheon van de antieke wereld voor, zowel in de epen van Homeros als in het ruwere Egyptische verhaal van Horus en Seth. Na zeven dagen hield de vloed op. Opmerkelijk is dat de tijdsberekening van zeven dagen (of jaren) niet alleen voorkomt in Mesopotamie, maar ook in de Oegaritische, Hebreeuwse en Griekse traditie. Bijgevolg was de instelling van de zevendaagse week wijd en zijd verspreid in het oude Oosten; langs de parallellopende kanalen in het oostelijke Middellandse-Zeegebied drong zij door in de Griekse traditie en het Hebreeuwse scheppingsverhaal van Genesis en bereikte zo het Westen.
Het schip kwam op een berg terecht, waar het nog zeven dagen bleef liggen. Oetnapisjtim overtuigde er zich van of de aarde droog genoeg was om het schip te verlaten, door een aantal vogels te laten uitvliegen. De eerste, een duif, en de tweede, een zwaluw, keerden terug omdat zij nergens konden neerstrijken. Tegen de tijd dat de derde vogel, een raaf werd uitgezonden, was de aarde droog genoeg, want de raaf keerde niet meer naar het schip terug.
Daarop vertelde Oetnapisjtim:

 

Ik liet (mijn passagiers) uitgaan naar de vier winden,
En plengde offers,
OP de top van de berg bracht ik offers,
Ik maakte tweemaal zeven offerschalen klaar.

 

De uitdrukking ‘tweemaal zeven ‘ voor ‘14’ is van belang. Dis Hepta tweemaal zeven wordt niet alleen in de Griekse rituele context gebruikt maar het is ook waarschijnlijk dat het tweevoud van ‘7’ in de vroeg-Hebreeuwse literatuur moet worden vertaald als ‘14’ (maal) en niet als ‘zevenvoudig’ zoals alle vertalingen luiden.

 

Roken de goden de geur,
De goden roken de zoete geur,
Als vliegen verzamelden de goden zich om de offeraar.

 

In het samenstel van de goden wordt Enlil overstelpt met verwijten, omdat hij degene was die getracht had de mensen te verdelgen:

 

Laat de goden tot het offer komen.
Maar laat Enlil er niet bij,
Want achteloos schiep hij de vloed
En gaf mijn volk prijs aan de vernietiging
Zodra Enlil aankwam,
Zag hij het schip en ontstak in woede,
Vervuld van toorn over de Igigi-goden (en vroeg):
Ontkwam enig wezen?
Geen mens mocht immers de verdelging ondergaan.

 

Ninoerta, een van de goden, openbaarde Ea’s rol bij de redding van een deel van de mensheid. Daarop stemde Ea Enlil milder en slaagde daar zo goed in, dat Enlil Oetnapisjtim en zijn vrouw goddelijkheid verleende. Met de woorden van Oetnapisjtim:

 

Enlil betrad het schip,
Hij nam mijn hand, hij voerde mij naar boven,
Hij bracht mijn vrouw boven en liet haar naast mij knielen,
Hij raakte ons voorhoofd aan, staande tussen ons en zegende ons:
‘Voorheen was Oetnapisjtim een mens,
Maar thans zijn Oetnapisjtim en zijn vrouw goden, net als wij.
Dus voerden zij weg en lieten mij wonen aan de mond van de Rivieren.
Maar nu, wie zal voor u de goden bijeenroepen,
Opdat gij het leven dat gij zoekt zult vinden?

 

De verheerlijking van het mensenpaar vindt parallellen in de Griekse verhalen, maar ook in de cannonieke Hebreeuwse traditie, te beginnen bij Henoch (Gen 5,24). De oude afleveringen van Palestina bevatten meer van dit soort dingen, maar in het oude testament heeft men ze afgevlakt en in vele gevallen verwijderd. De pseudepigrafische literatuur heeft een groot aantal van dergelijke karakteristieke voorbeelden uit de precanonieke oudheid bewaard.

 

Het elfde tablet van het Gilgamesj-epos gaat nog verder. Maar in het licht van de overeenkomsten tussen het jongere Hebreeuwse verhaal rond Noach en het oudste in spijkerschrift geschreven verhaal van Oetnapisjtim rond ik het af.
De geconstateerde overeenkomsten voor de mensen die thuis zijn in de bijbel zijn duidelijk. Het polytheïsme is hierin bewerkt en aangepast aan de op dat moment heersende moraal.

 

Er lopen nog christenen rond die dit verhaal simpelweg negeren of ad-hoc roepen: ‘maar het verhaal in het spijkerschrift is veel jonger.’ Voor deze groep heb ik de onderstaande informatie over het spijkerschrift en in het bijzonder het Gilgamesj-epos.
Ik heb algemeen toegankelijke bronnen gebruikt. Vakliteratuur neem ik niet mee. Dit is voor een grote populatie niet te controleren.

 

Uit Wikipedia:

 

Het spijkerschrift werd rond 3200 v. Chr. ontwikkeld uit het oudere pictografische schrift van Sumer in het huidige Irak. Het werd geschreven op tabletten van klei waarop men met een stukje riet wigvormige inkepingen maakte. Met deze spijkers werd de omlijning van een pictogram nagebootst. Ieder pictogram stond voor een lettergreep. Hoewel de oudste toepassing van het schrift een economische was (ontvangstbewijzen, contracten enzovoorts), verschenen al rond 2400 v. Chr. de eerste literaire composities. De eerste schrijftalen waren Sumerisch en een vroege vorm van Elamitisch, maar al snel kwamen er Semitische talen als Eblaïtisch en Akkadisch, vooral na de overname van Sumer en Akkad door Sargon de Grote. Later, rond 1300 v. Chr. kwamen daar ook Indoeuropese talen zoals Hettitisch, Palaisch en Luwisch bij. Het Ugaritisch werd rond 1400 v. Chr. geschreven met een vereenvoudigde vorm van spijkerschrift dat maar 30 tekens had en op weg was een alfabetisch schrift te worden. In Irak zou het schrift nog lang gebruikt worden door de Babyloniërs en Assyriërs die latere vormen van Akkadisch spraken. De laatste voorbeelden zijn van ca. 75 na Chr. Tegen die tijd echter was het alfabetische Arameïsche schrift al lang in algemeen gebruik omdat het veel eenvoudiger was om te leren schrijven.

 

Nog een paar achtergronden en jaartallen van het spijkerschrift en het gilgamesj-epos:

 

http://www.schumacher-alt.de/html/keilschrift.html

http://assyriologie.uni-hd.de/assurmaul/gilga.htm

http://www.gautschy.ch/~rita/archast/babylon.html

http://www.weikopf.de/body_isolierte_sprachen.html

 

Sommige christenen beweren dat het Gilgamesj-epos rond 300 v.C. is geschreven. Nog een voorbeeld uit de online-encyclopedie.

 

Gilgamesj-epos, een van de omvangrijkste en belangrijkste literaire scheppingen van het oude Mesopotamië. Aan het begin van de wordingsgeschiedenis stond een mondeling overgeleverde reeks zelfstandige Soemerische verhalen over koning Gilgamesj en zijn dienaar Enkidoe. Deze werden vermoedelijk ca. 2000 v.C., of al eerder, opgeschreven.

 

Encarta® - Encyclopedie. © 1993-2002 Microsoft Corporation/Het Spectrum. Alle rechten voorbehouden.

 

Uit dezelfde encyclopedie werd ook het Hebreeuws genoemd:

 

Hebreeuws schrift, heeft van het begin af aan 22 lettertekens met consonantwaarde gekend. Voorlopig wijzen de gegevens naar Fenicië als het gebied waar onder invloed van de Egyptische hiërogliefen voor éénlettergrepige woorden dit ‘alfabet’ werd ontwikkeld. De volgorde van het Hebreeuwse alfabet – en daarmee van het Griekse en latere – was bekend uit acrosticha in het Oude Testament (als Psalm 119; zie bijv. Vulgaat en Statenvertaling). Door een recente vondst van een tablet met het alfabet van 30 tekens in spijkerschrift blijkt de volgorde zeker tot de 14de eeuw v.C. terug te dateren te zijn.

 

Encarta® - Encyclopedie. © 1993-2002 Microsoft Corporation/Het Spectrum. Alle rechten voorbehouden.

 

Dus concluderend: Het oudste Hebreeuwse tablet dateert van 1400 v.C. Dat zegt niets over het verhaal van Noach. Want dit wordt niet vermeld. Het Gilgamesj-epos wordt door verschillende bronnen; waaronder mensen die bekend zijn met het spijkerschrift, gedateerd op 2000 v.C of ouder. De zegels uit de vroeg-Soemerische tijd, dus nog voor de vroegste spijkerschrifttabletten, vertonen de helden (Gilgamesh en Enkidoe) in gevecht met wilde dieren. Zijn gedateerd op 3000 v.C. Deze cilindervormige zegels dienden in de eerste plaats om iemands eigendom aan te duiden. Later werden deze cilindervormige zegels gebruikt voor de ondertekening van kleitabletten.

 

PietV (© T.P. 2005)

 

Aanverwante artikelen:
Het zoetwateraquarium van Noach
Jahwe en Zijn Ashera

Literatuur: De Bijbel als Mythe. I. Finkelstein

 

Forum