I De Koran en de 'Big Bang'
II De functie van bergen
III De platte aarde volgens de Koran
IV Embryologie in de koran
V Dactyloscopie in de koran?
VI De koran en "het Atoom"
Thomas Henry Huxley, een groot Engels natuuronderzoeker en filosoof heeft eens gezegd: ‘Het is mijn taak mijn strevingen te leren zich naar de feiten te voegen, niet te trachten de feiten in overeenstemming te brengen met mijn strevingen.’
Deze houding is kenmerkend voor de ware wetenschapper. Religieuze fanatici uit de meest uiteenlopende stromingen hebben echter bijna altijd het tegenovergestelde gedaan, en hebben getracht de inhoud van de religieuze geschriften in overeenstemming te brengen met de feiten uit de wetenschappen. De meest absurde claims op dit gebied komen op dit moment grotendeels uit het islamitische kamp.
Op vrijwel iedere islamitische website vindt men wel een afdeling met ‘wetenschappelijke wonderen van de Koran’, en er zijn over dit onderwerp vele boeken en brochures verkrijgbaar, waarvan de boeken van de Turkse creationist Adnan Oktar (beter bekend als ‘Harun Yahya’) waarschijnlijk wel de meeste bekendheid genieten. Wat men probeert aan te tonen is dat er in de Koran reeds zaken staan beschreven die moderne wetenschappers nu of in het recente verleden pas ontdekt hebben (de ‘Big Bang’, de vorm van de aarde, etc..). En dat wordt vervolgens weer naar voren gebracht als bewijs dat de Koran het volmaakte woord van God is. Voordat we specifiek op bepaalde claims ingaan, zijn er nog een aantal algemene bezwaren tegen dit absurde idee in te brengen.
Als er in de Koran werkelijk wetenschappelijke feiten worden vermeld, waarom hebben de meeste wetenschappelijke ontdekkingen dan zo lang op zich laten wachten? En waarom zijn de meeste van deze ontdekkingen gedaan door niet-moslims? De waarheid is dat de sura’s die door koranexegeten als bewijs naar voren worden gebracht, zó ontzettend vaag zijn, dat men er letterlijk alle kanten mee op kan.
Een van de meest gehoorde claims is dat de Koran beschrijvingen geeft van het ontstaan van het universum; beschrijvingen die Mohammed volgens de geloofsverdedigers nooit zelf had kunnen bedenken, en die daarom de goddelijke oorsprong van het boek zouden bevestigen. De ‘Big Bang’ en de uitdijing van het heelal, volgens sommige exegeten wordt het allemaal zeer duidelijk in de Koran weergegeven. Sura 51:47 is één van de meest gebruikte citaten. In zijn boek ‘De wonderen van de Qoer’an’ citeert Adnan Oktar Sura 51:47 als volgt:
51:47: ‘Met macht hebben Wij de hemel gebouwd. Waarlijk, Wij zijn in staat om de omvangrijkheid en ruimte daarvan uit te breiden.’
Wat in dit korancitaat al opvalt is dat er helemaal niet wordt gezegd dat het heelal uitdijt, maar slechts dat Allah in staat is om de omvangrijkheid en de ruimte van de hemel uit te breiden. Dat Allah er volgens het vers toe in staat is, wil niet zeggen dat het ook iets is wat ooit heeft plaatsgevonden. In ‘De wonderen van de Qoer’an’ wordt overigens een koranvertaling gebruikt die mij onbekend is, en in het boek wordt hierover voor zover ik weet geen informatie gegeven. Oktar’s vertaling van sura 51:47 verschilt van de bekende Nederlandse en Engelse koranvertalingen. (1)
‘Voorzeker Wij bouwden de hemel door Onze macht en waarlijk Wij zijn het, Die hem hebben uitgebreid.’ (online koranvertaling; http://www.islam-info.be/idp/index.php?dekoran )
Ook in deze vertaling is er echter niets te vinden dat in verband kan worden gebracht met een voortdurende uitdijing van het heelal. Duidelijker wordt het als we het vers bekijken dat erop volgt.
51:48. ‘En Wij hebben de aarde uitgespreid en hoe uitmuntend hebben Wij dit gedaan.’
Hier wordt duidelijk dat deze verzen geenszins betrekking hebben op de uitdijing van het heelal, maar van een primitieve voorstelling van de platte, ‘uitgespreide’ aarde, met daarboven een ‘uitgebreid’ hemelgewelf (een bol kun je immers moeilijk ‘uitspreiden’); een voorstelling die in de antieke wereld veel voorkwam, en die Mohammed wellicht heeft overgenomen uit de Bijbel. Meer dan duizend jaar voor Mohammed werd geboren schreef de auteur van het Bijbelboek Jesaja een bijna identiek vers:
Jesaja 42:5: ‘Alzo zegt God, de HEERE, Die de hemelen geschapen, en dezelve uitgebreid heeft, Die de aarde uitgespannen heeft, en wat daaruit voortkomt;’
Laten we om nog meer duidelijkheid te krijgen, naar de Bijbelse scheppingsmythe kijken.
Genesis 6: ‘En God zeide: Daar zij een uitspansel in het midden der wateren; en dat make scheiding tussen wateren en wateren! 7 En God maakte dat uitspansel, en maakte scheiding tussen de wateren, die onder het uitspansel zijn, en tussen de wateren, die boven het uitspansel zijn. En het was alzo. 8 En God noemde het uitspansel hemel.’
Op de tweede dag schiep God volgens Genesis een ‘uitspansel tussen de wateren’, waarna Hij tussen de wateren scheiding maakte, Het uitspansel dat Hij had geschapen noemde Hij ‘hemel.’ De hemel is hier een gewelf dat uit water bestaat. Het idee dat aarde en hemel verenigd waren, en vervolgens werden gescheiden door de macht van goden, komt niet alleen voor in de Bijbel en Koran, maar kwam ook algemeen voor onder de heidense religies uit het Midden Oosten. Bij de Egyptenaren was het de scheiding van Geb (de god van de aarde) van zijn vrouw en zuster Nut (de hemelgodin), die de oorzaak was van het scheiden van de aarde en de hemel. Het Sumerische Gilgamesh epos beschrijft evenzeer het moment van scheiding tussen een hemelgod (An) en een aardegodin (Ki) (2). Een andere sura uit de Koran die vaak door de exegeten in verband wordt gebracht met de Big Bang en de uitdijing van het heelal, is sura 21:30. Ook hier zijn duidelijke overeenkomsten met de Bijbelse scheppingsmythe.
21:30. Hebben de ongelovigen niet ingezien dat de hemel en de aarde gesloten waren en dat Wij ze dan hebben geopend?
Er is heel veel fantasie voor nodig om de Big Bang en de expansie van het universum hierin te herkennen. Dat hier, net als in de Bijbel, sprake is van een platte aarde, met daarboven een hemelgewelf, dat volgens de Koran door Allah is ‘geopend’, wordt nog duidelijker als we de sura’s lezen die er op volgen;
21:31. ‘En Wij hebben op aarde onwrikbare bergen geplaatst, opdat zij niet met hen (de mensen) zouden beven; en Wij hebben er wijde wegen gemaakt, opdat zij de juiste richting zouden volgen.’
21:32. ‘En Wij hebben de hemel gemaakt tot een welbeschermd dak.’
In vers 31 zien we hoe Allah bergen op de aarde plaatst om te voorkomen dat deze gaat schudden, op de manier waarop wij een gewicht op een vel papier leggen, om te voorkomen dat deze wegwaait, en in vers 32 zien we weer het hemelgewelf (deze verzen zullen in een ander hoofdstuk apart behandeld worden omdat rond deze verzen ook zeer wonderlijke claims worden neergelegd). Ook hier is weer een parallel met veel oudere mythen als de Bijbel, zoals we zullen zien in het Bijbelboek Jesaja.
Jesaja 40:22: ‘Hij is het, Die de hemelen uitspant als een dunnen doek, en breidt ze uit als een tent, om te bewonen;’
Sura 13:2 geeft ons nog meer opheldering.
13:2. Allah is Hij, Die de hemelen heeft doen verrijzen zonder pilaren die gij kunt zien. Daarna zette Hij Zich op de troon.’
Door het ‘welbeschermende dak’ op onzichtbare pilaren te plaatsen, voorkomt Allah dat deze naar beneden valt. Hoe kan men een dergelijk primitief wereldbeeld, verwarren met wetenschappelijke theorieën over de uitdijing van het heelal? Tevens is de vraag gerechtvaardigd waar in de Koran melding wordt gemaakt van de explosie waarmee alles begonnen is. Dit vinden we in de teksten niet terug. Bovendien refereert de Big Bang in de natuurkunde niet naar de explosie van materie, maar naar de explosie van een singulariteit. Toen de Big Bang plaatsvond bestond er nog geen materie, en planeten als de aarde ontstonden pas vele miljarden jaren later. Een hemel en aarde die ‘gesloten’ waren en vervolgens gescheiden werden? Zelfs met een buitensporige hoeveelheid fantasie is het moeilijk om hierin enige gelijkenis te zien met de gevestigde wetenschappelijke theorieën over het ontstaan van het heelal.
Bronnen bij deel 1:
Voor Bijbelteksten heb ik gebruik gemaakt van de Statenvertaling.
Voor Koranteksten deze online vertaling: http://www.islam-info.be/idp/index.php?dekoran
(1): 51:47: ‘De hemel, wij hebben hem met handen gebouwd, en gaven hem ruime uitbreiding.’ Vertaling van prof. Dr. J.H. Kramers.
51:47: ‘Voorzeker Wij bouwden de hemel door Onze macht en waarlijk Wij zijn het, Die hem hebben uitgebreid.’ Nederlandse Koranvertaling van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap.
51:47: ‘With power and skill did We construct the Firmament: for it is We Who create the vastness of pace.’ Yusuf Ali.
51:47: ‘We have built the heaven with might, and We it is Who make the vast extent (thereof).’ Pickthal.
51:47: ‘And the heaven, We raised it high with power, and most surely We are the makers of things ample.’ Shakir.
(2): http://www.pantheon.org/articles/a/anu.html (In the Sumerian cosmology there was, first of all, the primeval sea, from which was born the cosmic mountain consisting of heaven, 'An', and earth, 'Ki'.)
Aanbevolen links:
http://www.geocities.com/denis_giron/zaariyaat-isaiah.html Een taalkundige analyse en vergelijking tussen Koran en Bijbelteksten. Denis Giron.
http://www.mukto-mona.com/Articles/avijit/Quran_miracle.htm Does the Qur’an have any scientific miracles? 10 topmost scientific myths about the Qur’an. Avijit Roy.
http://www.secweb.org/index.aspx?action=viewAsset&id=362 Predicting Modern Science: Epicurus vs. Mohammed. Richard Carrier.
Om de absolute wetenschappelijke waarheid van de Koran aan te tonen maken exegeten vaak gebruik van sura’s waarin de functie van bergen wordt verklaard. Volgens deze sura’s zijn de bergen door Allah op de aarde neergezet om te voorkomen dat deze gaat beven, en op één of andere manier zien de exegeten daar een wetenschappelijk wonder in. In het vorige hoofdstuk hebben we al geconstateerd dat veel van deze koranverzen niets met wetenschap te maken hebben, maar wél met de oude platte aarde kosmologie. Een voorbeeld:
Sura 21:31. ‘En Wij hebben op aarde onwrikbare bergen geplaatst, opdat zij niet met hen (de mensen) zouden beven.’
Het argument achter dit verhaal is dat bergen aardbevingen zouden voorkomen, doordat de bergen wortels hebben die als ‘pinnen’ in de lagen onder de aardkorst bevestigd zijn om het schudden ervan te voorkomen. Wel, als het de functie van bergen is om het schudden te voorkomen, dan falen deze jammerlijk in hun taak. Juist in bergachtige gebieden komen de meeste aardbevingen voor, wat duidelijk te zien is op de website van ‘The Edinburgh Earth Observatory’ (1), waar alle aardbevingen op de wereld worden bijgehouden en weergegeven op de wereldkaart. Ten tweede zijn de bergen niet als kant en klare objecten op de aarde ‘geplaatst’ zoals het vers lijkt te suggereren, maar ontstaan bergen door een verschijnsel dat ‘platentektoniek’ wordt genoemd. De lithosfeer, dat is de korst van de aarde, bestaat uit een aantal platen die op het taaivloeibare deel van de onderliggende aardmantel ‘drijven.’ Wanneer deze platen op elkaar botsen, ontstaan er bergen omdat de samengedrukte randen gaan plooien; een proces dat meestal vele miljoenen jaren in beslag neemt. Uiteraard bevinden deze plooiingen zich niet alleen bovenop de aardkorst als zichtbare bergen, maar ook aan de onderkant vormt zich een verdikking van de aardkorst. Volgens sommige exegeten worden met deze verdikkingen, de ‘pinnen’ bedoeld, waar sura 78:6 over spreekt:
78:6-7. ‘Hebben Wij niet de aarde gemaakt tot een uitgestrekt vlak en de bergen tot pinnen?’
De pleitbezorgers van de islamitische pseudowetenschap lijken zich vreemd genoeg niet te beseffen dat óók dit koranvers onderdeel uitmaakt van de antieke platte aarde kosmologie. Een aarde die is gemaakt tot een ‘uitgestrekt vlak’ en bergen tot pinnen? Neen, een bolvormige aarde en platentektoniek zijn niet de eerste dingen die in mij opkomen als ik dit vers lees. De aarde wordt hier duidelijk beschreven als een soort ‘uitgestrekt’ tapijt, dat met tentharingen wordt ‘vastgepind;’ een wereldbeeld dat voor moderne mensen absurd is, maar voor woestijnnomaden van 1400 jaar geleden heel logisch moet hebben geklonken. Het bovenstaande vers is in de vertaling die islamitische websites vaak gebruiken in de artikelen, die op bijna alle websites identiek zijn, en vrijwel altijd letterlijk zijn overgenomen van de website van Adnan Oktar (Harun Yahya). Maar ook andere koranvertalingen tonen een soortgelijk beeld:
78:6. Hebben Wij de aarde niet als een bed gespreid? En de bergen als palen opgezet?(2)
Hier zijn de bergen geen pinnen, maar palen, en is de aarde geen uitgestrekt vlak, maar een gespreid bedje. Hetzelfde beeld.
Korancitaten zijn niet de enige propagandamiddelen waarmee men de ‘wetenschappelijke’ waarheid van de Koran probeert te bewijzen. Om hun bizarre claims extra kracht bij te zetten, komen de exegeten vaak met plaatjes uit wetenschappelijke boeken. Hieronder vind u een voorbeeld dat op bijna iedere islamitische website wordt gebruikt.
Het is begrijpelijk dat men dit plaatje heeft uitgekozen, want het plaatje suggereert inderdaad iets dat men met enige fantasie als pinnen kan interpreteren, maar het plaatje geeft een vertekend beeld van de werkelijkheid. Wie het grafiekje goed bekijkt, ziet dat langs de verticale as de dikte van de aardkorst tot een dikte van 70 kilometer wordt weergegeven,. Horizontaal wordt de afstand weergegeven van de Britse eilanden tot en met het Kaukasusgebergte. Dat zijn vele duizenden kilometers. Omgerekend naar de werkelijke verhoudingen zou de horizontale as van de grafiek vele meters lang moeten zijn (waardoor van de zogenaamde ‘pinnen’ niet veel meer over blijft dan nauwelijks zichtbare ‘glooiingen’), maar dat past niet op een A-viertje, daarom gebruikt men in grafieken meestal schematische verhoudingen.
Bronnen bij deel 2:
(1): http://tsunami.geo.ed.ac.uk/local-bin/quakes/mapscript/home.pl
(2): http://www.islam-info.be/idp/index.php?dekoran
Interessante informatie over geologie en het ontstaan van bergen:
http://www.natuurinformatie.nl/
In de deel 1 en 2 van deze serie hebben we al geconstateerd dat de aarde volgens de Koran plat is, alle tegenwerpingen van de hedendaagse exegeten ten spijt. De Koran geeft het beeld van een aarde die is ‘uitgespreid’ als een bed en zijn er bergen op geplaatst om te voorkomen dat deze gaat schudden, zoals wij gewichten op een tapijt leggen om te voorkomen dat deze verschuift. Tevens hebben we gezien dat de Koran met dit soort teksten helemaal niet bijzonder is, want we treffen soms bijna identieke verzen aan in de Bijbel, en er is een duidelijke overeenkomst met de veel oudere scheppingsmythen uit het oude Egypte en het Sumerische Gilgamesh epos (1).
Maar al zou het zo zijn dat de aarde volgens de Koran rond is (of ‘eivormig’, zoals sommige moderne moslims graag willen geloven), dan zegt dit nog niets over de veronderstelde ‘goddelijke’ oorsprong van het boek. Bijna duizend jaar voor Mohammed wist Pythagoras (582-496 v.c) reeds dat de aarde rond was, alleen kon hij het nog niet bewijzen. Eratosthenes (ca 276-194 v.c) , een astronoom uit Alexandrië, leverde enkele honderden jaren later het bewijs, en berekende vrij precies de omtrek van de aarde. En Aryabhatt (476 n.c), een astronoom uit het oude India, was bijna honderd jaar voor Mohammed al bekend met de bolvormigheid van de aarde. Deze geleerden ontdekten dit niet door één of andere goddelijke openbaring die ze ontvingen, maar door rationeel denken en met behulp van wetenschappelijke methoden.
Er is tevens een grote kans dat Mohammed het idee van een ronde aarde godslasterlijk zou hebben gevonden. Als we van een bolvormige aarde uitgaan en de gelovige knielt in de richting van Mekka, dan betekent dit immers dat zijn achterste eveneens naar Mekka is gericht. Ook is een bolvormige aarde volkomen contradictoir aan het feit dat het voor de gelovige tijdens de Ramadan niet geoorloofd is om te drinken of te eten tussen de ochtendschemering en zonsondergang. In Arctische gebieden schijnt soms maanden lang de zon; een probleem voor Eskimo’s die zich bekeren tot de Islam. En hoe zit het met de tegenvoeters van de Mekkanen? In welke richting moeten zij knielen? Op een platte aarde zijn deze problemen echter niet aan de orde. Volkomen logisch dus dat de Koran spreekt van een platte aarde.
Volgens sommige moslims is de aarde niet plat of bolvormig, maar heeft deze de vorm van een ‘ei.’ Op sommige websites zien we dit bizarre staaltje van inlegkunde bij de interpretatie van sura 79:30.
79:30. En ook de aarde spreidde hij uit. (2)
Het gebruikte argument is dat het Arabische woord ‘dahaha’ wat door iedereen vertaald wordt met ‘spreidde’ of iets wat daar synoniem aan is, in werkelijkheid ‘struisvogelei’ betekent (hetgeen hoogstwaarschijnlijk onjuist is, zoals we straks zullen zien). En omdat de aarde geen exacte bol is maar een sferoïde (‘zoals een struisvogelei’ aldus de exegeten), vanwege de uitrekkende werking van de middelpuntvliedende kracht rond de evenaar, zou dit een bewijs zijn voor de goddelijke oorsprong van de Koran, want mensen, zo wordt er geredeneerd, konden dit in die tijd niet weten. Waar deze exegeten geen rekening mee hebben gehouden is dat een ei meestal geen exacte sferoïde is, en als het wel een sferoïde is, dan is het een ander soort sferoïde dan de aarde, zoals we straks zullen zien. Bovendien is het verschil in lengte tussen de horizontale en verticale as minimaal. Bij de evenaar is de diameter van de aarde 12.756 kilometer, en gemeten op de polen is de diameter 12.715 kilometer (omtrek; 40.075 rond de evenaar, en 40.008 rond de polen). Het luttele verschil van 41 kilometer maakt van de aarde nog geen eivorm, zoals u op de bovenstaande plaatjes duidelijk kunt zien.
De grootste blunder van de exegeten is echter dat zij geen rekening hebben gehouden met het grote verschil tussen een oblate sferoïde (pilvorm) en een prolate sferoïde (eivorm). Een sferoïde is een omwentelingslichaam van een ellips waarvan twee stralen gelijk zijn. Wanneer de stralen van de omwentelingsas kleiner zijn dan alle andere stralen van het voorwerp, dan spreken we van een oblate sferoïde. De aarde is een oblate sferoïde, zoals ook een pil een oblate sferoïde is. Bij een prolate sferoïde zijn de stralen van de omwentelingsas groter dan alle andere stralen, zoals het geval is bij een ei of een sigaar. De aarde is een oblate sferoïde en het struisvogelei een prolate sferoïde. De vorm van de aarde heeft dus geen enkele verwantschap met dat van een struisvogelei. Onderstaande illustraties bevestigen dit nog eens overduidelijk. Of sura 79:30 nu spreekt van een platte aarde of een eivormigeaarde maakt eigenlijk helemaal niet uit. Het is allebei even fout en absurd.
Oblate sferoïde. (aarde)
Prolate sferoïde. (struisvogelei)
afbeelding afkomstig van Wikipedia)
Volgens de exegeten die in de Koran naar wetenschap speuren, betekent het Arabische woord ‘dahaha’ uit sura 79:30, struisvogelei. Als dit werkelijk zo is dan zijn we gerechtigd om ons af te vragen waarom geen enkele bekende koranvertaler dit woord heeft gebruikt. Bekende vertalers als Mohammad Habib Shakir en Abdullah Yusuf Ali waren vrome moslims, met een enorme kennis van zowel de Arabische als de Engelse taal. Als de meest voor de hand liggende betekenis van het woord ‘dahaha’ écht struisvogelei is, dan hadden zij dit woord echt wel gebruikt. Ook de Nederlandse vertaler Prof. J.H. Kramer was iemand met een ongekende kennis van de Arabische taal. Is het überhaupt denkbaar dat deze deskundige mensen zulke grote vertaalfouten hebben gemaakt?
79:30: And the earth, He expanded it after that. (Shakir)
79:30: And the earth, moreover, hath He extended (to a wide expanse) (Yusuf Ali)
79:30: And after that He spread the earth. (Pickthal)
Via de onderstaande link (4) vindt u bovenstaande Engelse koranvertalingen plus de Arabische tekst, en commentaren van Ayatollah Mahdi Puya, die over dit vers zegt: ‘Daha means further expansion of the earth. It may refer to the upper soil of the earth which grows food for all the created beings,’ maar nergens vinden we een verwijzing naar struisvogeleieren.
http://www.al-islam.org/quran/
Ook in Nederlandse vertalingen komen we het nergens tegen:
79:30: En ook de aarde spreidde hij uit. (Online Koran http://www.islam-info.be/idp/index.php?dekoran )
79:30: En de aarde, daarna, heeft Hij uitgestrekt. (5) (Vertaling van Prof. Dr. J.H. Kramers.)
79:30: En ook de aarde spreidde hij uit. (6) (Vertaling van de Ahmadiyya moslim gemeenschap.)
Halen we de Arabische tekst door een online vertaalcomputer (7) (http://tarjim.sakhr.com/sakhr/), dan zien iets wat bijna identiek is aan het beeld dat geschetst wordt door de bovenstaande vertalingen.
وَالْأَرْضَ بَعْدَ ذَلِكَ دَحَاهَا = ‘And earth thereafter he flattened it’
Het is een feit dat de meest aannemelijke betekenis van ‘dahaha’ niet ‘struisvogelei’ is, maar ‘uitspreiden’ of iets wat daar synoniem aan is. De enige manier waarop we een struisvogelei hiermee in overeenstemming kunnen brengen, is door er een omelet van te maken. Volgens andere bronnen (8) heeft het woord verband met ‘de plek in het zand waar een struisvogel met zijn poten de grond uitspreid, en zijn ei legt’, en dus niet het ei zelf. Maar nogmaals, of sura 79:30 nu spreekt van een platte aarde of van een eivormige aarde, het is allebei even absurd en fout. Er staat geen wetenschap in de Koran!
Marc Defianth. 13-08-2006
Bronnen:
Eén van de meest favoriete ‘wetenschappelijke’ claims van moslimevangelisten, is dat de Koran een zeer nauwkeurige beschrijving geeft van de ontwikkeling van het ongeboren kind. Laten we beginnen met sura 23:12:
Sura 23:12. Voorwaar, Wij scheppen de mens uit een uittreksel van klei;13. Dan plaatsen Wij hem als een kleine levenskiem in een veilige plaats.14. Vervolgens vormen Wij de levenskiem tot een klonter bloed; daarna vormen Wij het geronnen bloed tot een (vormeloze) klomp; dan vormen Wij beenderen uit deze (vormeloze) klomp; daarna bekleden Wij deze beenderen met vlees;
Volgens sommige apolegeten van de Islam geeft dit Koranvers unieke informatie die volkomen in overeenstemming is met moderne inzichten uit de embryologie; inzichten die in de tijd van Mohammed onbekend waren. Niemand heeft mij tot nu toe echter kunnen uitleggen wat het ‘uittreksel van klei’ uit de eerste regel met embryologie te maken heeft, en bovendien vinden we hetzelfde bijgeloof in veel oudere religieuze geschriften, meerdere Bijbelverzen, die meer dan duizend jaar ouder zijn dan de Koran. Job 10:9 Gedenk toch, dat Gij mij als leem bereid hebt, en mij tot stof zult doen wederkeren. 10 Hebt Gij mij niet als melk gegoten, en mij als een kaas doen runnen?11 Met vel en vlees hebt Gij mij bekleed; met beenderen ook en zenuwen hebt Gij mij samengevlochten;
Volgens het daarop volgende versregel (23:13) plaatst Allah de mens als een kleine levenskiem in een veilige plaats, waarna deze levenskiem gevormd wordt tot een klonter bloed. Hier wordt het interessant. Uiteraard is het volkomen onjuist om het embryo als een klonter bloed te omschrijven. Een embryo bestaat niet alleen uit bloed, en in ieder geval niet uit geronnen bloed, en in het Koranvers valt tevens op dat de vrouwelijke eicel in het verhaal volkomen ontbreekt. Waar komt dit foute denkbeeld vandaan? Het antwoord op die vraag vinden we bij antieke culturen waaronder die van de Grieken en de Romeinen, wier enorme invloed zelfs reikte tot in India. De Griekse wetenschapper en filosoof Aristoteles geloofde dat het bloed in de baarmoeder, het vrouwelijke equivalent was van het mannelijke zaad. Volgens Aristoteles bezat het sperma van de man het vermogen om bloed in de baarmoeder te laten samenklonteren, en uit dit stremsel ontstond het embryo (we vinden hetzelfde beeld in het zojuist geciteerde Bijbelvers, hetgeen doet vermoeden dat deze theorie zélfs lang voor Aristoteles al in omloop was. ).
‘Het is duidelijk dat menstruatievocht een reststof is, en dat het menstruatievocht van vrouwtjes het equivalent is van het zaadvocht van mannetjes.’ Blz 60. Aristoteles ‘Over voortplanting’
‘Wanneer bij dieren die zaad uitstoten het zaad uit het mannetje in het vrouwtje terechtkomt, laat dit het zuiverste deel van de reststof stremmen: het grootste deel van het menstruatiebloed is namelijk onbruikbaar doordat het vocht is…. Het vermogen van het mannetje dat zich in het uitgestoten zaad bevindt doet de reststof stremmen’, Blz 91. Aristoteles ‘Over voortplanting’
‘Wanneer de afscheiding van een vrouwtje in de baarmoeder door het zaad van een mannetje wordt gestremd, bewerkstelligt dit zaad iets wat vergelijkbaar is met de werking van stremsel op melk.’ Blz 92. Aristoteles ‘Over voortplanting’
‘Als de lichamelijke deeltjes samenklonteren, verdwijnt het vocht eruit, en bij het drogen van de aardachtige delen vormen zich er vliezen omheen.’ Blz 93. Aristoteles ‘Over voortplanting’
‘Wanneer een vrouw gemenstrueerd heeft, vormt de rest van het vocht zich tot een jong… Het is nu duidelijk dat een vrouwtje de materie voor de voortplanting levert en dat deze zich in de substantie bevindt die het menstruatievocht vormt.’ Blz 61/62. Aristoteles ‘Over voortplanting’
We vinden dezelfde theorie bij de grote Grieks/Romeinse arts Claudius Galenus (130-200 NC): ‘Bij de genesis (embryogenese) is het zaad het actieve principe en het menstruatiebloed het passieve. Aantrekkende, veranderende en formerende vermogens van het zaad. Embryogenese wordt op natuurlijke manier gevolgd door groei; deze beide functies worden van elkaar onderscheiden.’ Claudius Galenus. ‘Over de natuurlijke vermogens’ (De vier elementen in de klassieke geneeskunst. Blz 53.)
In de inleiding van ‘The Developing Human’, één van de meest toonaangevende boeken over de conceptie en ontwikkeling van het kind in de baarmoeder, citeert de schrijver Keith L. Moore uit een oud hindoegeschrift, de Garbha Upanishad, dat door sommige deskundigen gedateerd wordt rond 1416 v.c: ‘From the conjugation of blood and semen the embryo comes into existende.’
Bij talloze culturen en volkeren uit de oudheid komen we deze opvatting tegen dat het zaad van de man het actieve principe is dat het passieve ‘zaad’ van de vrouw doet stremmen. Het is vanuit dit gezichtspunt ook heel verklaarbaar waarom in de Koran de vrouwelijke bijdrage in het embryologische proces volkomen ontbreekt. Het is de ‘gemengd mannelijke afscheiding’ (sura 75: 35) waaruit de mens volgens de Koran is ontstaan; een proces waar de vrouw blijkbaar geen echte bijdrage levert, behalve dan dat ze het embryo voedt, zoals de bodem de voedingstoffen levert die de zaden doet uitgroeien tot een gewas. Metaforisch wordt dit heel treffend omschreven in sura 2:223: ‘Uw vrouwen zijn een akker voor u - komt daarom tot uw akker, zoals het u behaagt en doet goed voor uzelf.’
Moslims werpen soms tegen dat het Arabische woord ‘alaq’ (dat in bijna alle Koranvertalingen is vertaald met ‘bloedklonter’ of iets wat daar synoniem aan is) óók ‘bloedzuiger’ kan betekenen, óf ‘iets wat zich vasthecht’. En omdat een embryo zich heeft vastgehecht aan de baarmoederwand, en zich voedt met bloed (oftewel, ‘bloed zuigt’) uit de baarmoederwand en later via de navelstreng, ziet men hierin alsnog een bewijs voor de goddelijke oorsprong van de Koran. Ten eerste valt hier tegenin te brengen dat bijna alle vertalers van de Koran het woord bloedklonter hebben gebruikt, en niet ‘bloedzuiger’ of ‘iets dat zich vasthecht’. Al deze vertalers zijn of waren zeer geleerde wetenschappers in de Arabische taal, en het is amper voor te stellen dat zij er allemaal naast zouden zitten met hun vertaling. Ten tweede is de betekenis van ‘iets dat zich vasthecht’ niet strijdig met dat van de ‘bloedklonter’. Wie wel eens een verband heeft moeten verwisselen na een flinke operatie, weet als geen ander hoe sterk geronnen bloed zich ergens aan kan ‘vasthechten’.
Sommigen beweren dat het embryo van 23 dagen oud gelijkenis vertoont met een bloedzuiger. De plaatjes en foto’s die men dan laat zien tonen het embryo van de achterzijde, zoals in het middelste plaatje te zien is. Als men op het linker en rechter plaatje kijkt naar de vorm van het embryo, en de wijze waarop het embryo via de navelstreng is bevestigd aan de baarmoederwand, zien we dat er geen enkele sprake is van enige gelijkenis met een bloedzuiger.
Met een enorme dosis fantasie en zelfmisleiding zou men in de betekenis van ‘bloedzuiger’ en ‘iets dat zich vasthecht’, een zinnebeeldige gelijkenis kunnen zien met een embryo (zie bovenstaande illustratie) dat via de navelstreng bloed onttrekt uit de placenta. En het gaat dan zeker niet om iets dat men in de tijd van Mohammed niet kon weten, want de functie van de navelstreng was al meer dan duizend jaar bekend. Medici en wetenschappers als Hippocrates en Claudius Galenus hebben beschrijvingen gegeven van de wijze waarop het embryo zich voedt. Oók Soranus van Ephese, de vader van de verloskunde en gynaecologie, beschreef de anatomie van de vrouwelijke voortplantingsorganen zeer uitgebreid in een boek (‘Over de ziekten van vrouwen’), dat meer dan 1500 jaar in gebruik bleef als handleiding voor de verloskunde. Aristoteles schreef in zijn verhandeling over de voortplanting: ‘De navelstreng is een ader, bij sommige dieren één, bij andere meerdere. Rond de aderen ligt een huidachtig omhulsel, omdat de aderen zwak zijn, en bescherming en beschutting behoeven. De aderen zitten als wortels aan de baarmoeder vast en het embryo krijgt via de aderen zijn voedsel. ‘ (Blz 94. Aristoteles ‘Over voortplanting’) De werken van Hippocrates, Aristoteles en Galenus golden in de middeleeuwse Islamitische wereld overigens als standaardwerken voor anatomie en geneeskunde, en werden vrijwel allemaal in het Arabisch vertaald. Ongetwijfeld vanwege de treffende overeenkomst met passage’s uit de Koran.
Ten tweede valt tegen deze uitleg in te brengen dat ‘wat zich vasthecht’ of datgene wat ‘bloed zuigt’, niet opeens stopt met het vastgehecht zijn of het bloedzuigen, om te worden gevormd tot een ‘vormeloze klomp. De Koran zegt immers (even vrij vertaald naar de alternatieve uitleg): ‘Vervolgens vormen Wij de levenskiem tot ‘iets wat zich vasthecht’; daarna vormen Wij ‘iets wat zich vasthecht’ tot een (vormeloze) klomp. Ik ben in de wetenschappelijke literatuur geen enkel stadium tegengekomen waarin het ongeboren leven eruit ziet als een ‘vormeloze klomp’, maar we weten allemaal dat het ongeboren kind in alle stadia via de navelstreng ‘vastgehecht’ blijft met de moeder tot na de geboorte. Er is dus geen sprake van ‘iets dat is vastgehecht’ en/of ‘bloed zuigt’, dat vervolgens wordt gevormd tot iets anders. Het blijft gedurende de hele zwangerschap ‘iets dat is vastgehecht’.
In het daarop volgende versregel worden de stadia beschreven waarin volgens de Koran de beenderen en de spieren zich ontwikkelen: ‘daarna vormen Wij het geronnen bloed tot een (vormeloze) klomp; dan vormen Wij beenderen uit deze (vormeloze) klomp; daarna bekleden Wij deze beenderen met vlees.’ Zonder enige schaamte beweren sommige gelovigen dat dit Koranvers volledig in overeenstemming is met de inzichten van de moderne wetenschap. Volgens de Koran ontwikkelen zich dus eerst de beenderen, en worden deze daarna pas bedekt met spierweefsel. Niets is minder waar. Beenderen en spieren ontwikkelen zich min of meer gelijktijdig. Rond de zesde week zijn de beenderen nog niet volledig ontwikkeld, maar zeer geringe beweging van de nog niet volledig ontwikkelde ledematen en ruggengraat is reeds mogelijk, hetgeen inhoudt dat het embryo al over spierweefsel beschikt. Rond de achtste week zijn bijna alle botten aanwezig, en kan het embryo zich bewegen, maar de beendergestel is nog niet geheel compleet, want de knieschijf ontwikkelt zich pas in de vierde maand van de zwangerschap *. Deze feiten vindt u in bijna ieder goed boek over anatomie of embryologie. Oók in het door moslims vaak genoemde boek ‘The Developing Human. Clinically Oriented Embryology’ van Keith L. Moore. In het boek ‘De wonderen van de Qoer’aan’ van Adnan Oktar (Harun Yahya) vinden we het volgende citaat, waarvan men beweert dat het is overgenomen uit ‘The Developing Human’: ‘Tijdens de zevende week, begint het skelet zich in het lichaam te verspreiden en nemen de beenderen hun bekende vorm aan. Aan het einde van de zevende week en gedurende de achtste week, nemen de spieren hun plaats rond de beenderformaties in.’
Na alle leugens van Harun Yahya die we al hebben blootgelegd in de evaluatie van zijn boek ‘Het bedrog van de evolutieleer’ (Harun Yahya Ontmaskerd), weten we echter dat het gerechtvaardigd is om hem te wantrouwen wanneer hij iets citeert. In de 7e editie van ‘The Developing Human’ komen we bovenstaande woorden in ieder geval nergens tegen. Wel lezen we dat spontane bewegingen al kunnen plaatsvinden in de zesde week van de zwangerschap, wanneer volgens Harun Yahya en zijn volgelingen de spieren nog niet zijn ontwikkeld: ‘It has been reported that embryos in the sixth week show spontaneous movements, such as twitching of the trunk and limbs…….. It has been reported that embryos during the sixth week show reflex responses to touch.’ Blz 86. ‘The developing Human’ Clinically oriented embryology’ 7th edition.
Over de achtste week van de zwangerschap, wanneer de beenderen hun bekende vorm hebben aangenomen, lezen we dat het embryo al doelbewust kan bewegen: ‘Purposeful limb movements first occur during this week’ (Blz. 88. The Developing Human), waar duidelijk uit blijkt dat beenderen en spieren min of meer gelijktijdig zijn gevormd.
In het hoofdstuk over de ledematen staat óók zeer duidelijk beschreven dat de beenderen en spieren zich gelijktijdig ontwikkelen: ‘As the long bones form, myoblasts aggregate and form a large muscle mass in each limb bud.’ (Blz. 410. The Developing Human.)
Op deze doorsneden van embryo’s van zowel 41 dagen als 7 weken oud, is duidelijk te zien dat de spieropbouw al in volle ontwikkeling is, terwijl de beenderen nog niet volledig zijn ontwikkeld. Afbeelding uit ‘The Developing Human’ Blz. 403.)
Het is begrijpelijk dat men in de oudheid van mening was dat eerst de beenderen werden gevormd en daarna de spieren. Bij alles wat de mens zelf bouwde, bijvoorbeeld een tent, maakte men eerst een skelet, en werd deze daarna pas afgewerkt met huiden. Aristoteles maakte de vergelijking met de werkwijze van een kunstenaar: ‘Rond de botten zit vlees, dat ermee is verbonden door dunne en vezelige banden. De botten zijn er ter wille van het vlees. Zoals kunstenaars die een dier boetseren uit klei of een andere vochtige substantie eerst een geraamte van stevig materiaal maken en dan de klei daaromheen strijken, zo heeft ook de natuur het dier uit vlees gevormd. Onder de vlezige delen zitten meestal botten. (Bladzijde 63. Aristoteles. ‘Over dieren’.)
CONCLUSIE: Samengevat kunnen we concluderen dat sura 23:12 geen correcte beschrijving geeft van de embryologische ontwikkeling van het ongeboren kind.
Een veelgehoorde claim van gelovigen is dat de Koran, in een tijd waarin niemand het kon weten, verklaarde dat man en vrouw voortkomen uit een druppel zaad.
Sura 53:45: ‘En dat Hij in paren schept - mannelijk en vrouwelijk, van een druppel zaad wanneer het uitgestoten is. ‘(Koranvertaling uit het boek van Harun Yahya.)
Het ‘wetenschappelijke’ in dit Koranvers zit hem volgens de exegeten in het feit dat het zaad van de man het geslacht van het kind bepaalt, omdat de vrouwelijke eicel (die in de Koran nergens wordt genoemd!) slechts drager is van het X chromosoom, en de zaadcel drager kan zijn van zowel het X als het Y chromosoom. Wanneer het X chromosoom van een vrouw met het X chromosoom van een man versmelt, wordt het kind een meisje. Zodra het versmelt met een Y chromosoom wordt het kind een jongen. Het probleem met dit Koranvers is dat het te vaag is. Het zegt ons niets over chromosomen, en niets over de vrouwelijke eicel, maar het zegt ons slechts dat het zaad van de man het geslacht bepaalt. Betreft het hier iets unieks? Iets wat nog niemand in die tijd wist? Uiteraard niet!
In de Griekse oudheid discussieerden filosofen al uitgebreid over het verschil tussen de seksen. Sommigen, zoals Empedocles, beweerden dat het onderscheid in de baarmoeder ontstaat, maar sommige natuurfilosofen waren meer dan duizend jaar voor Mohammed al van mening dat beide geslachten al in het zaad aanwezig waren. Aristoteles zei hierover: ‘Anaxagoras en sommige andere natuurfilosofen beweren dat de tegenstelling tussen mannetje en vrouwtje meteen al in het zaad aanwezig is; ze stellen dat het zaad van een mannetje afkomstig is en dat het vrouwtje de ruimte verschaft.’ (Aristoteles ‘Over voortplanting’ Blz 150)
Aristoteles was het niet met hen eens wat betreft de plaats waar volgens hen het zaad werd geproduceerd, en geloofde óók niet dat het zaad een stoffelijke bijdrage leverde in het proces. Maar bij Aristoteles zullen we zien dat óók in zijn theorieën uiteindelijk het zaad van de man het geslacht bepaalt. Volgens Aristoteles werden het uiterlijk en geslacht veroorzaakt door zogenaamde ‘bewegingen’ in het zaad die veroorzaakt worden door de ‘ziel’. De vrouw levert in Aristoteles’ theorie de materie (menstruatievocht in de baarmoeder), en het is het zaad van de man dat beweging brengt in het menstruatievocht, waardoor het embryo ontstaat. Het geslacht van het kind wordt bepaald door het verschil in kracht tussen de bewegingen van het zaad, en de bewegingen in het menstruatievocht. Maar waar het hier om gaat is dat het zaad van de man volgens Aristoteles het bewegingsbeginsel bezit; het bewegingsbeginsel dat óók de potentiële bewegingen van het baarmoedervocht veroorzaakt: ‘Sommige bewegingen – die van de vader en van de algemene klassen als ‘mens’ en ‘levend wezen’ – zijn al in het zaad gerealiseerd, andere – die van de vrouw en van de voorouders – kunnen worden gerealiseerd. (Aristoteles ‘Over voortplanting’ blz 160.)
Er is nog een reden waarom sommige exegeten iets wetenschappelijks zien in sura 53:45. In ‘De wonderen van de Qoer’aan’ van Adnan Oktar (Harun Yahya) lezen we namelijk: ‘Het feit dat de mens niet alleen gemaakt is uit het hele sperma maar uit een klein deel daarvan, is in de Koran weergegeven met de uitdrukking: 'van een druppel zaad wanneer het uitgestoten is'.
Men doelt hier op het feit dat het sperma uit meerdere componenten bestaat, zoals alkalisch vocht dat het zure milieu in de vagina neutraliseert, en stoffen die de zaadcellen tot beweging aanzetten. De zaadcellen maken slechts een klein deel van de zaadvloeistof uit, en deze zijn het die de eicel (waarover de Koran in alle toonaarden zwijgt) uiteindelijk bevruchten. De tekst spreekt echter van ‘een druppel zaad wanneer het uitgestoten is.’ Een ‘druppel’ duidt duidelijk op een vloeistof, en niet op de zaadcellen in het sperma. Bovendien wordt de eicel (waar de Koranschrijver, nogmaals, over zwijgt) niet bevrucht door ‘een druppel zaad’, maar door slechts één zaadcel.
En zo komen we bij de volgende claim. Over onderstaande Koranverzen zeggen fantasten als Harun Yahya het volgende: ‘Zoals we gezien hebben, vertelt de Koran ons dat de mens niet van het hele zaad gemaakt is, maar van een klein gedeelte daarvan. De bijzondere nadruk in deze verklaring, verkondigt een feit dat pas onlangs door de moderne wetenschap is ontdekt, en dit bewijst dat de verklaring, het woord van Allah is.’
32:7. ‘Die alles wat Hij geschapen heeft goed maakt en Hij begon de schepping van de mens van klei. Toen maakte Hij hun nageslacht van een extract van uitgestoten vloeistof.’>(Koranvertaling uit het boek van Harun Yahya.)
75: 35. ‘Denkt de mens dat hij alleen wordt gelaten. Was hij geen gemengd mannelijke afscheiding die uit werd gegoten?’ (Koranvertaling uit het boek van Harun Yahya.)
76:2. ‘Waarlijk, Wij hebben de mens uit druppels van gemengd zaad geschapen zodat hij beproefd kan worden, dus maakten Wij hem horend en ziend.’ (Koranvertaling uit het boek van Harun Yahya.)
Ten eerste valt hier meteen weer op dat de vrouwelijke bijdrage volkomen ontbreekt. Nergens rept de schrijver over de vrouwelijke eicel. Dit alleen is al voldoende om de claim te verwerpen. ‘De mens’ was geen gemengd mannelijke afscheiding die uit werd gegoten, en de mens is ook niet ontstaan uit een extract van uitgestoten vloeistof, maar een mens ontstaat door het samengaan van één zaadcel met een vrouwelijke eicel. Verder zijn de Koranverzen ontzettend vaag. Wat wordt er bedoeld met een ‘gemengd mannelijke afscheiding’, ‘gemengd zaad’, of ‘een extract van uitgestoten vloeistof?’ Wat voor ‘extract’? Waaruit bestaat die mannelijke afscheiding? Hoezo gemengd zaad? Allemaal vragen die niet met behulp van de tekst zijn te beantwoorden. Alweer een reden waarom de claim van deze fantasten absurd is.
Wel valt alles weer op zijn plaats als we gaan kijken wat voor opvattingen er leefden in de antieke oudheid. Hippocrates en zijn tijdgenoten geloofden dat het zaad ‘ontbindingsvocht’ was, dat uit het hele lichaam afkomstig was, en dat het via de nieren naar de penis werd geleid. Hier vinden we al het voorbeeld van een ‘gemengd mannelijke afscheiding’. Aristoteles is nog duidelijker, al was hij het niet met Hippocrates eens. Het zaad bestond volgens hem uit een mengsel van zogenaamde ‘reststoffen’, waarvan het werkelijke zaad maar een klein deel uitmaakt.
‘De natuurlijke reststoffen hebben wel zo’n plaats: de onderbuik voor die van het droge voedsel, de blaas voor die van het vochtige, de hoog gelegen ingewanden voor die van het bruikbare voedsel en de baarmoeder, de geslachtsdelen, en de borsten voor de reststoffen die uit zaad bestaan; ze verzamelen zich en stromen naar deze plaatsen samen.‘ Aristoteles ‘Over voortplanting blz 56/57.
‘Niet alleen zaad verlaat het lichaam, er verdwijnen ook andere schadelijke substanties die ermee gemengd zijn. Dit verklaart waarom bij sommigen de substantie die ze lozen onvruchtbaar is: ze bevat maar weinig zaad.’ (Aristoteles. ‘Over voortplanting’ blz. 57).
>Sura 86:5: ‘Laat de mens derhalve overwegen waaruit hij geschapen werd. 6. Hij werd uit een stromende vloeistof geschapen, 7. Welke voortkomt van tussen de ruggegraat en de ribben.’
Sura 7:172. ‘En toen uw Heer van Adams kinderen een nageslacht uit hun lendenen voortbracht,…’
Deze sura’s komen we zelden tot nooit tegen in de Islamitische propagandalectuur, omdat het zo overduidelijk is dat het onjuist is. We weten al dat de mens niet is geformeerd uit een ‘stromende vloeistof’, maar door het samengaan van een zaadcel en de onmisbare vrouwelijke eicel (weet u nog, die eicel die in de Koran zo schittert door afwezigheid). Wat vrijwel iedereen ook weet, is dat die ‘stromende vloeistof’ waar de zaadcellen zich in bevinden als het sperma de penis verlaat, niet voortkomt van tussen de ruggengraat en de ribben. Sommige moslims sputteren tegen door te zeggen dat de zaadvloeistof uit de zaadblaasjes komt, maar helaas, deze liggen ook niet tussen de ruggengraat en de ribben. De zaadblaasjes liggen schuin achter de prostaat, en die ligt vlak boven het perineum. De zaadblaasjes scheiden samen met de prostaat en de cowperse klieren de vloeistoffen af die noodzakelijk zijn voor de beweeglijkheid en bescherming van de zaadcellen, maar ze produceren niet de zaadcellen zélf. Deze worden vervaardigd in de testikels. Dus zelfs al zouden de moslimevangelisten met een lang verhaal en veel woordgegoochel de betekenis van deze verzen zover kunnen oprekken dat de zaadblaasjes in dit gebied vallen, dan nóg is het fout. De mens is niet geschapen uit een stromende vloeistof welke voortkomt van tussen de ruggengraat en de ribben, of de lendenen, maar een mens ontstaat uit één enkele zaadcel, die samen met miljoenen andere zaadcellen is voortgekomen uit de testikels, en uiteraard mogen we in dit verhaal de onmisbare vrouwelijke eicel niet vergeten.
Natuurlijk vinden we soortgelijke vormen van bijgeloof ook weer in andere geschriften uit de oudheid, zoals Hippocrates die van mening was dat zaadvocht langs de ruggengraat via de nieren naar de penis werd geleidt. Of Aristoteles die ervan overtuigd was dat de zaadbuisjes aan de ruggengraat waren bevestigd: ‘Met de buisjes van de mannetjes, of deze nu wel of niet testikels hebben, is het net zo gesteld als met de baarmoeder bij eierleggers: ze zitten aan de achterkant vast, bij de ruggengraat.’ Aristoteles ‘Over voortplanting’ blz 44.
Galenus dacht er anders over, maar hij polemiseerde wel tegen zijn talloze voorgangers en tijdgenoten die dit denkbeeld aanhingen: ‘En sommigen onder hen die zich hadden verwaardigd zich de urinewegleiders te laten zien, zoals deze van de nieren kwamen en in de blaas geïmplanteerd werden hadden zelfs de brutale moed te zetten dat ook dit geen enkel doel diende. Anderen zeiden dat dit spermakanalen waren.’ Galenus ‘Over de natuurlijke vermogens’ (De vier elementen uit de klassieke geneeskunde. Blz 85.)
Ook in de Bijbel vinden we deze oude anatomische misvatting in onder andere Genesis 35:11 (maar ook in vele andere Bijbelverzen): ‘Voorts zeide God tot hem: Ik ben God de Almachtige! wees vruchtbaar, en vermenigvuldig! Een volk, ja, een hoop der volken zal uit u worden, en koningen zullen uit uw lenden voortkomen.’
Volgens de Koran wordt alles wat leeft in paren geschapen. Maar de auteur van de Koran heeft zich danig vergist.
Sura 36:36. Glorie zij Hem, Die alles in paren schiep van hetgeen op aarde groeit en van hen zelf en van hetgeen zijn nog niet kennen.
Sura 51:49. ‘En Wij hebben alles in paren geschapen opdat gij er lering uit moogt trekken.’
Dit is een feit waar de zoekers naar Koranische wetenschap liever niet over spreken, want er blijkt duidelijk uit dat de Koran mensenwerk is; mensenwerk uit een tijd toen de kennis over de natuur zich nog in een prematuur stadium bevond. Tegenwoordig weten we dat er in de natuur meerdere manieren bestaan waarop soorten zich kunnen voortplanten, en niet alleen de seksuele voortplanting zoals de Koranschrijver suggereert.
Manieren van ongeslachtelijke voortplanting (aseksuele reproduktie) zijn:
CONCLUSIES:
Wederom is de conclusie die hieruit volgt duidelijk. Er staat geen wetenschap in de Koran
19-12-2006 Marc Defianth. (Mail de schrijver)
Bronnen en achtergrondinformatie:
‘Over voortplanting’ Aristoteles.
‘Over dieren’ Aristoteles.
‘The Developing Human. Clinically Oriented Embryology.’ Keith L. Moore & T.V.N. Persaud.
‘De vier elementen in de klassieke geneeskunde’ (Teksten van Empedocles, Hippocrates en Galenus, vertaald door Joop Hollander, met inleidende tekst van prof. R. Th. R. Wentges)
‘Ontwikkeling van de Geneeskunde’ Paul Lewis & Roberto Margotta.
‘Atlas van de anatomie’ Trevor Weston.
‘Woordenboek Biologie’ (Nederlandse vertaling van ‘Dictionary of Biology’).
.* http://www.madsci.org/ (Knieschijven vormen zich rond de vierde maand.)
(Afbeelding afkomstig van:) http://www.cancerhelp.org.uk/
(Afbeelding afkomstig van:) http://nl.wikipedia.org/wiki/Zaadblaas
(Alle andere afbeeldingen zijn afkomstig uit ‘The Developing Human. Clinically Oriented Embryology.’ Keith L. Moore & T.V.N. Persaud.)
De Koranvertaling die ik heb gebruikt: http://www.islam-info.be (in sommige gevallen heb ik de vertaling uit het boek van Harun Yahya overgenomen. In dat geval staat het erbij vermeld).
Voor Bijbelteksten heb ik de Statenvertaling gebruikt.
Kleizegels met unieke vingerafdrukken werden al duizenden jaren voor Mohammed gebruikt
Dactyloscopie is de wetenschap die vinger en handafdrukken identificeert. Zoals algemeen bekend is heeft ieder mens een unieke vingerafdruk. Bijgelovige moslims beweren dat Allah deze kennis in de Koran openbaarde. En omdat sterfelijke mensen, zo beweerd men, dit in die tijd niet konden weten, moet de Koran wel het woord van God zijn.
De Koran zegt in sura 75:4 ‘Zeker; Wij hebben de macht hem te herstellen tot in zijn vingertoppen.’ (1)
Hoe dit citaat een bewijs kan zijn voor de wetenschappelijkheid van de Koran is mij een raadsel. Er staat in het vers niets over unieke vingerafdrukken. Dat Allah volgens de Koran in staat is om mensen te herstellen tot in zijn vingertoppen, impliceert niet persé dat de vingertoppen unieke afdrukken opleveren. Het vers is simpelweg te vaag om zo’n conclusie te kunnen trekken.
Maar laten we eens van de hypothese uitgaan dat er in sura 75:4 wérkelijk sprake is van unieke vingerafdrukken (wat, zoals we hebben gezien, onjuist is). Is er in dat geval sprake van iets ‘dat men in die tijd niet kon weten’? En is het om die reden een bewijs voor de wetenschappelijkheid en goddelijke oorsprong van de Koran?
Nee, want de kennis over de uniciteit van de vingerafdrukken is al minstens 4000 jaar oud. In het oude Babylon gebruikte men al kleizegels met vingerafdrukken, om documenten te ondertekenen. En bijna duizend jaar voor de geboorte van Mohammed gebruikte men in China al inkt om vinger en handafdrukken op papier te zetten. Deze werden tijdens rechtzaken gebruikt om de identiteit van mensen vast te stellen. Er is in sura 75:4 niets dat direct wijst naar unieke vingerafdrukken, laat staan dat er sprake zou zijn van iets ‘dat men in die tijd niet kon weten.’ Er staat nog steeds geen wetenschap in de Koran!
Marc Defianth kafir@freethinker.nl
1: http://www.islam-info.be/idp/index.php?dekoran
Relevante informatie:
http://www.vingerafdrukken.nl/
The history of fingerprints. http://www.onin.com/fp/fphistory.html
http://www.south-wales.police.uk/
De klassieke voorstelling van een atoom. In de beschrijving van een atoom mogen elektronen, protonen en neutronen niet ontbreken. Deze ontbreken wel in Sura 10:61 van de Koran.
Atomen zijn de kleinste als zodanig herkenbare bouwstenen van scheikundige elementen. Er zijn gelovigen die denken dat deze kennis al 1400 jaar geleden werd geopenbaard in de Koran, en óók in dit ‘wonder’ zien de gelovigen weer een bewijs dat de Koran het volmaakte woord van Allah is.
Sura 10:61. In welke toestand gij u bevindt, of gij de Koran voordraagt, of iets anders doet; Wij zijn uw getuigen, terwijl gij u er in verdiept. Er is voor uw Heer zelfs geen gewicht van een atoom op aarde of in de hemel verborgen. En er is niets dat kleiner of groter is, of het staat in het duidelijke Boek vermeld.
Het moge duidelijk zijn dat het woord ‘atoom’ in het bovenstaande citaat, een interpretatie is van de vertaler. Het Arabische woord ‘dharra’, dat hier vertaald is met ‘atoom’, kan volgens de verklaringen die ik op het internet heb kunnen vinden, op meerdere manieren vertaald worden. Mogelijke betekenissen zijn ‘graan’ of ‘zandkorrel’, ‘mier’, of ‘stofdeeltje’. Prof. J.H. Kramers gebruikte in zijn koranvertaling het woord ‘grein’, en sommigen menen dat ‘dharra’ zoiets betekent als ‘het kleinst bekende deeltje.’ Als de laatst genoemde betekenis juist is, dan is het mogelijk dat hiermee ‘atoom’ wordt bedoeld, maar het zou evengoed een zandkorrel kunnen zijn. Een hedendaagse moslim kan er een atoom of een molecule in zien, en voor een Arabier uit de 7e eeuw was het een stofje of een korrel woestijnzand. Het Korancitaat geeft simpelweg te weinig informatie om te kunnen concluderen wat er precies mee wordt bedoeld (in de tekst vinden we immers niets over elektronen, protonen en neutronen). Wél weten we dat filosofen als Democritus, Leucippus en Epicurus al bijna duizend jaar voor Mohammed over het bestaan van atomen speculeerden.
Contact: freethinker AT tiscali PUNT nl
Naar overzichtspagina Harun Yahya
Naar overzicht Islam
Forum