Een stukje uit mijn leven (Finse namen veranderd):
december 1977
Begin december ging ik op reis. Voor het eerst naar Finland!
Vanuit Utrecht vertrok een trein rechtstreeks naar Lübeck, vanwaar je naar Travemünde moest zien te komen. Daar lag dan een gloednieuw luxe schip genaamd Finnjet te wachten, dat me naar dat totaal onbekende Finland zou brengen.
Zodra ik op het schip stapte, merkte ik al dat ik in Finland was: de borden waren ook in het Fins (ik probeerde ze te lezen en er uit wijs te worden), het schip was ongewoon stil en alles buitengewoon schoon. De sfeer was precies hetzelfde als waar ik Finland later aan herkende: heel kalm en ingetogen. Er waren maar een paar mensen op het enorme schip! Ik zat in de goedkope C-cabine en in dezelfde cabine zaten twee Finse mannen van middelbare leeftijd die constant met elkaar praatten, maar met zeer gedempte stem. Na een tijdje testte ik mijn Finse vaardigheden en vroeg hen: “Spreken jullie verkeerd (
väärin) Fins?” De mannen keken me stomverbaasd aan, hun monden opengesperd, en zeiden helemaal niets meer. Ik kreeg helemaal geen antwoord. Ik schrok ervan en na een tijdje pakte ik mijn leerboek om te controleren wat ik gezegd had. Ik moest iets vreemds hebben gezegd. Jassoo, ik wilde zeggen: “Spreken jullie alleen (
vain) Fins?” Nou ja, het was nu tenminste lekker stil in de cabine. Ik ging meteen slapen.
De volgende dag las ik een boekje over maarschalk Mannerheim. Mijn vader had het me gegeven. Mijn vader is een 'wereldoorlogexpert' en had me in de herfst meteen verteld dat Finland hem al bekend was sinds 1939, toen Nederland grote bewondering had voor het kleine noordelijke land. Hij herinnerde zich dat de Nederlanders toen geld inzamelden en wollen dekens stuurden om de dappere Finnen te helpen in de winteroorlog. Ik vond het grappig om te lezen dat Finnen van mening zijn dat 'één Fin gelijk staat aan wel tien Ryssää'.
Ik kwam de volgende dag tegen de avond aan in Helsinki. Het was donker. Mijn hart bonsde. Satu zou daar nu moeten staan. Net toen ik haar zag en naar haar toe wilde rennen, klopte een douane-inspecteur me op de schouder en vroeg of ik wat had aan te geven. Zelfs geen zweetsokken!
Satu gaf me een rode roos en we vertrokken in de taxi van broer Pentti van het ene familielid naar het andere. Het zou naar verluidt nog een paar uur duren voordat de trein naar Joensuu zou vertrekken. In de taxi vroeg Satu, 'Waar is die roos?' 'Welke roos?', antwoordde ik. 'Wel, die roos die ik je gaf'. Nu herinnerde ik me vaag iets. Die roos had ik zeker ergens laten vallen ofzo. What's one rose? Er waren wel belangrijker dingen die mijn aandacht opeisten... Het was het eerste voorbeeld van de duizenden culturele verschillen die een internationaal huwelijk moeilijk kunnen maken. In Nederland zou iemand de geliefde een groot boeket overhandigen, misschien 40 rozen; met één roos had ik nooit iemand zien aankomen. Ja, natuurlijk, het is een mooi symbolisch gebaar, en als een mooi gebaar zal ik me die roos voor de rest van mijn leven herinneren. Ik had geen flauw idee dat zo'n enkele mooie grote roos in het holst van de winter in Finland wel zo'n tien euro kostte (omgerekend in tegenwoordig geld).
Ik was blij toen de trein naar
Joensuu om 22.00 uur vertrok. Ik was eindelijk alleen met mijn meisje. Het lukt me nooit zittend in de nachttrein te slapen. Maar op de een of andere manier lijkt het tot mijn lot te behoren dat mijn leven noodzakelijkerwijs gepaard gaat met nachtelijke treinreizen. Deze keer geen enkel probleem. We hadden wel wat anders te doen dan slapen. Satu bedekte ons met een wollen deken, en daaronder konden we elkaar op alle plekken heerlijk aanraken en strelen.
Alles in Finland voelde heel bijzonder. De trein reed zo langzaam! En elke keer dat die stopte bij een station, zag ik mensen binnenkomen in exotische kleding. De sneeuw die uit de lucht viel kwam met hun mee naar binnen waaien. Sommige vrouwen hadden dikke bontjassen en de mannen hadden bontmutsen. Vooral die bontmutsen van wolvenvacht maakten dat ze er woest uitzagen. Ik kreeg de gedachte dat dat de manier was waarop de oude Vikingen destijds hun angstaanjagende reputatie kregen. Ik kreeg al vroeg te horen dat ik mijn stem moest dempen. Ik merkte dat alle passagiers in de trein echt heel stil waren. Mensen fluisterden bijna tegen elkaar.
We kwamen vroeg in de ochtend aan. Toen ik het treinstation uitstapte, dacht ik dat ik in Disneyland was. Straatverlichting met oranje natriumlampen verlichtte het prachtige besneeuwde landschap. Het houten treinstation was nota bene paars geschilderd! Alles zag er zo schoon en ruim uit. Het was koud, maar helemaal windstil. Vooral dat was een verbazingwekkende ervaring. Het voelde helemaal niet zo koud aan. Het viel me op dat alle straten als met een lineaal getrokken en breed waren en dat er overal vrij gelijksoortige nieuwe flatgebouwen van drie verdiepingen waren. De studentenflat van Satu was klein. De keuken was zo piepklein dat er niet eens twee mensen tegelijk in konden staan. Geeft niet, zei ze, want ze eet iedere dag gratis op de universiteit. Alles was weer zo gaaf en nieuw. Haar gordijnen waren van Marimekko, dat was het enige waar ze trots op was, het was Fins en scheen niet te betalen te zijn voor arme studenten en het zag er inderdaad heel modern uit. Water kwam uit maar één kraan. Via daar aan te draaien kreeg je koud of heet of iets ertussenin. Wow! Nooit eerder gezien! En echt gezellig en warm binnen. Veel warmer dan huizen in Nederland in de winter. Je moest binnen op sokken en in een t-shirt rondlopen! In de studentenkamer ernaast woonde nog een andere studente, die niet veel werd gezien. Ik had toch genoeg tijd om haar te leren kennen en op te merken dat zij een verbazingwekkende manier van spreken had: als een zin bijna uitgesproken was, haalde zij vaak diep adem, terwijl ze tegelijkertijd de zin tot het einde afmaakte. Dus praten terwijl je inademt! Ik merkte dat later bij Finnen wel vaker op.
Satu moest meteen naar de universiteit. Ze had nog een tentamen voor de kerstvakantie aanbrak. Ik kreeg eerst nog wat zoute pap dat moeilijk was om door mijn keel te krijgen en viel daarna in slaap in de studentenkamer en was helemaal uitgeput. Hoe zij meteen nog een tentamen zou kunnen doen zonder geslapen te hebben was mij een volkomen raadsel.
Later op de dag kreeg ik te horen dat het zes december was, Onafhankelijkheidsdag! 's Avonds gingen we naar het centrum en ik zag dat er voor elk raam een kaars brandde. Er was een 'lichtmars' in het centrum. Een lange stoet mensen met allemaal een soort fakkel in hun hand. Universiteitsstudenten zongen op het eind heel plechtig Sibelius. Daarna bezochten we de begraafplaats, verlicht met ontzettend veel ontstoken kaarslichtjes, die iedereen op het graf van overleden familie had neergezet. Alles was heel exotisch, maar ik kreeg het koud, het was opeens wel 14 graden vorst. Hoe stonden die studenten daar buiten maar Sibelius te zingen alsof ze in een warme concertzaal waren?
De avond vervolgde met een meeting van studenten en ik werd aan anderen voorgesteld. Ik merkte dat maar weinigen met mij durfden te praten. 'Ze kunnen wel Engels, maar Finnen zijn verlegen', fluisterde iemand in mijn oren.
De volgende dag bekeken we winkels in het centrum. Er was een heel gezellige kerstsfeer. Ik verwonderde me over het trage verkeer; elke auto reed zo langzaam als maar kon en had een rookstaart. En het voelde aan alsof het altijd maar donker was.
Op een keer kwam zus Mirjami, die bijna 17 was, bij ons langs. Satu zei dat Mirjami heel erg nerveus was. Ik vroeg me af waar ze zich nou zo over opwond. Gewoon een ontmoeting. De deurbel ging en toen we de deur openden, schrok Mirjami bij het aanzien van mij zo dat ze een kreet slaakte, weer de trap af rende, en een tijd lang niet meer gezien werd...Ik kreeg te horen dat er praktisch geen buitenlanders in Finland zijn, en ik merkte al snel dat alle buitenlanders blijkbaar tot de groep van filmhelden behoorden, of misschien tot de groep waar ook marsmannen toe behoren, behalve (zo merkte ik veel later) bij de immigratiedienst en het politiebureau, waar je altijd het gevoel kreeg dat je een crimineel of een ander soort onruststoker was; uit grote genade en met gefronst voorhoofd verstrekte de immigratiedienst dan na invullen van veel formulieren altijd een verblijfsvergunning, geldig voor een korte tijd.
Een andere eerste ontmoeting was ook onvergetelijk. We stapten een keer uit de bus in het centrum van Joensuu, en daar stond onverwachts iemand die mijn meisje kende. Het bleek Satu's op een na oudste zus, Kati, te zijn. Ik had haar nog niet ontmoet, noch van haar gehoord. Toen ze ons zag, nam ze me meteen in haar armen en klemde ze me eindeloos tegen haar borsten aan alsof ik haar boy friend was. Ik kwam er pas langzamerhand achter dat zij helemaal dronken was en daarom niet zo gemakkelijk op eigen benen kon staan. Ze begon plotseling te huilen en bleef herhalen 'Albert, alsjeblieft, neem Satu niet van me af, haal haar niet weg uit Finland'. Ik vroeg wat ze zei, en Satu vertaalde het en probeerde onhandig 'dit voorval' uit te leggen. Aan deze woorden van Kati moest ik later vaak denken. Dit was de eerste keer dat ik deze kant van Finland leerde kennen. Ik was nog nooit in gezelschap van een alcoholist geweest!