Earl Doherty: The Jesus Puzzle
Moderator: Moderators
- Rereformed
- Moderator
- Berichten: 18251
- Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
- Locatie: Finland
- Contacteer:
Wat de tekst in Kolossenzen betreft merkt Doherty op: Deze goddelijke gestalte houdt het gehele universum bij elkaar! En toch heeft de schrijver geen enkele behoefte deze gestalte te verbinden aan een historisch persoon genaamd Jezus uit Nazaret. Zou zo'n bizarre verheffing tot dit niveau van kosmische goddelijkheid van iemand die als crimineel gekruisigd werd niet om een uitleg vragen? Hoe komt het dat geen enkele brievenschrijver zich met dit probleem bezighoudt?
De schrijver van de Hebreeënbrief maakt al even fantastische claims:
"...heeft Hij tot ons gesproken door Zijn Zoon, die Hij heeft aangewezen als enig erfgenaam en door wie Hij de wereld heeft geschapen. In Hem schittert Gods luister, Hij is zijn evenbeeld, Hij schraagt de schepping met Zijn machtig woord."
Deze schrijver heeft vervolgens wel twaalf hoofdstukken nodig om uit te leggen hoe het zit met deze spectaculaire figuur, maar nergens komt hij op het idee te zeggen dat het gaat over een man genaamd Jezus van Nazaret.
De vroegste christelijke teksten gaan eenvoudig uit van een mythische gestalte en een drama dat zich afspeelt in een mythische wereld.
De schrijver van de Hebreeënbrief maakt al even fantastische claims:
"...heeft Hij tot ons gesproken door Zijn Zoon, die Hij heeft aangewezen als enig erfgenaam en door wie Hij de wereld heeft geschapen. In Hem schittert Gods luister, Hij is zijn evenbeeld, Hij schraagt de schepping met Zijn machtig woord."
Deze schrijver heeft vervolgens wel twaalf hoofdstukken nodig om uit te leggen hoe het zit met deze spectaculaire figuur, maar nergens komt hij op het idee te zeggen dat het gaat over een man genaamd Jezus van Nazaret.
De vroegste christelijke teksten gaan eenvoudig uit van een mythische gestalte en een drama dat zich afspeelt in een mythische wereld.
Born OK the first time
- Rereformed
- Moderator
- Berichten: 18251
- Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
- Locatie: Finland
- Contacteer:
Doherty:
Paulus en de andere vroeg-christelijke schrijvers spreken over een Christusfiguur op precies dezelfde manier als we tegenkomen in de wijdere filosofische wereld om hen heen, zowel de joodse als de Griekse filosofische denkwereld.
De christelijke theologie heeft dit natuurlijk altijd wel geweten en erkend, maar antwoordt hierop dat al deze rondgaande ideeën toegepast werden op Jezus. Jezus maakte op de discipelen en alle volgelingen zo'n overweldigende indruk dat men al deze verstrekkende en hoog ontwikkelde ingewikkelde filosofieën incorporeerde in het christelijk denken, oftewel annexeerden voor Jezus.
Maar dit kán niet waar zijn. Ten eerste moet men dan ook kunnen geloven dat al die volgelingen op slag alle interesse in de aardse historische Jezus verloren, alsof het totaal niets te betekenen had gehad wat Jezus zoal deed en zei, en ten tweede, in hun brieven en geschriften zetten ze een hoogverheven Christus neer die "afdruk is van de onzichtbare God" en al die andere fantastische attributen, maar maken ze nooit de verbinding met de historische Jezus.
Paulus en de andere vroeg-christelijke schrijvers spreken over een Christusfiguur op precies dezelfde manier als we tegenkomen in de wijdere filosofische wereld om hen heen, zowel de joodse als de Griekse filosofische denkwereld.
De christelijke theologie heeft dit natuurlijk altijd wel geweten en erkend, maar antwoordt hierop dat al deze rondgaande ideeën toegepast werden op Jezus. Jezus maakte op de discipelen en alle volgelingen zo'n overweldigende indruk dat men al deze verstrekkende en hoog ontwikkelde ingewikkelde filosofieën incorporeerde in het christelijk denken, oftewel annexeerden voor Jezus.
Maar dit kán niet waar zijn. Ten eerste moet men dan ook kunnen geloven dat al die volgelingen op slag alle interesse in de aardse historische Jezus verloren, alsof het totaal niets te betekenen had gehad wat Jezus zoal deed en zei, en ten tweede, in hun brieven en geschriften zetten ze een hoogverheven Christus neer die "afdruk is van de onzichtbare God" en al die andere fantastische attributen, maar maken ze nooit de verbinding met de historische Jezus.
Born OK the first time
Interessant leesvoer over Ignatius en Polycarpus:
http://bennozuiddam.com/Ignatius.pdf
Daaruit (pagina 40):
3.2.2 Vossius en Polycarpus
De extra brieven zijn de moeite van het bekijken waard. Dat geldt ook van de Latijnse editie van de “gewone” brieven. In 1644 publiceerde aartsbisschop Usher in Oxford de oud-Latijnse vertaling van de brieven van Ignatius.
Maar nog te weinig wordt beseft dat Reinhardus bijna honderd jaar eerder al vergelijkbaar werk verzet had in Parijs. In het Middeleeuws Latijn maakt de brief aan Polycarpus een zware institutionele en dogmatische indruk. Polycarpus moet zijn positie verdedigen met alle ijver.
De eenheid van leiding moet hij bewaren, want iets beters is er niet. Over de natuur van Christus worden scherpzinnige formuleringen tentoon gespreid. Het wekt dan ook geen bevreemding dat Usher de authenticiteit van de Polycarpusbrief in twijfel trok. Ook Vossius vond enkele dingen in de brief verdacht, maar legde zich neer bij het getuigenis van de oude Kerk die deze brief afzonderlijk van die aan Smyrna noemt.
Vossius had zijn uitgave van Ignatius dus gebaseerd op een handschrift dat hij in Florence gevonden had. In de Laurentiaanse bibliotheek aldaar werd redelijk onlangs een nieuwe vondst gedaan in verband met Ignatius en Polycarpus. Een Middeleeuwse codex aldaar beschrijft de leerregel voor monniken en bevat uittreksels van de Schrift en de Kerkvaders.
Aan het einde van de jaren tachtig is bekend geworden dat een fragment uit de brief van Ignatius aan Polycarpus in deze versie doorgaat waar de korte recensie ophoudt. Dit extra deel heeft citaten uit het Nieuwe Testament die verwijzen naar de omgang met slaven. Met veel speculatie is het fragment wel teruggevoerd tot een denkbeeldig origineel uit de vierde eeuw.
Daar enig tekstgetuigenis ontbreekt, lijkt het waarschijnlijker dat het om een bespiegeling van een Middeleeuwse monnik gaat.
http://bennozuiddam.com/Ignatius.pdf
Daaruit (pagina 40):
3.2.2 Vossius en Polycarpus
De extra brieven zijn de moeite van het bekijken waard. Dat geldt ook van de Latijnse editie van de “gewone” brieven. In 1644 publiceerde aartsbisschop Usher in Oxford de oud-Latijnse vertaling van de brieven van Ignatius.
Maar nog te weinig wordt beseft dat Reinhardus bijna honderd jaar eerder al vergelijkbaar werk verzet had in Parijs. In het Middeleeuws Latijn maakt de brief aan Polycarpus een zware institutionele en dogmatische indruk. Polycarpus moet zijn positie verdedigen met alle ijver.
De eenheid van leiding moet hij bewaren, want iets beters is er niet. Over de natuur van Christus worden scherpzinnige formuleringen tentoon gespreid. Het wekt dan ook geen bevreemding dat Usher de authenticiteit van de Polycarpusbrief in twijfel trok. Ook Vossius vond enkele dingen in de brief verdacht, maar legde zich neer bij het getuigenis van de oude Kerk die deze brief afzonderlijk van die aan Smyrna noemt.
Vossius had zijn uitgave van Ignatius dus gebaseerd op een handschrift dat hij in Florence gevonden had. In de Laurentiaanse bibliotheek aldaar werd redelijk onlangs een nieuwe vondst gedaan in verband met Ignatius en Polycarpus. Een Middeleeuwse codex aldaar beschrijft de leerregel voor monniken en bevat uittreksels van de Schrift en de Kerkvaders.
Aan het einde van de jaren tachtig is bekend geworden dat een fragment uit de brief van Ignatius aan Polycarpus in deze versie doorgaat waar de korte recensie ophoudt. Dit extra deel heeft citaten uit het Nieuwe Testament die verwijzen naar de omgang met slaven. Met veel speculatie is het fragment wel teruggevoerd tot een denkbeeldig origineel uit de vierde eeuw.
Daar enig tekstgetuigenis ontbreekt, lijkt het waarschijnlijker dat het om een bespiegeling van een Middeleeuwse monnik gaat.
Wat het probleem is met religie? De mens. Voor elke heilige lopen er 2 miljoen zondaars rond - Raymond Reddington
http://www.freethinker.nl/forum/viewtop ... 508#133508
Het moet inderdaad om de inhoud gaan. Mijn uitspraak volgde door de ergernis die ik heb opgedaan bij mijn onderzoek naar Zeitgeist. Ik zal dat proberen los te laten.
Op zich ben ik best bereidt om nieuwe ideeen serieus te overwegen. Probleem is vaak, zoals je zelf al zegt, dat het veel tijd kost. Je leert er echter wel veel van.
Je verwijst in dit topic een aantal keren naar de website van de auteur, maar die is inmiddels offline. Heb je nog adressen die het wel uitleggen? Ik heb wel bezwaren tegen de theorie, zoals ik die leer kennen in dit topic, maar misschien dat de website daar antwoorden op heeft.
Rereformed schreef:Toevallig las ik gisteren -om er nog beter op te studeren- het gehele topic nog eens een keer door. Het is overigens nog lang niet af, misschien moet ik me er maar weer eens toe aanzetten om er mee verder te gaan om tot in de puntjes uiteen te zetten wat Doherty naar voren brengt. De zaak is zo ingewikkeld en time consuming, maar bijzonder interessant en fascinerend dat ik er graag nog enkele jaren op studeer. Ik raad DeLeek met klem aan deze diepgaande discussie niet te benaderen met zwiepende uitspraken die alles in één of twee zinnen van tafel willen vegen. Het onderwerp vereist buitengewoon veel studie en bij elkaar brengen van talloze draden en takken. Eerder zou je dit onderwerp voor één keer nu eens moeten benaderen alsof je helemaal niets zou weten van het christendom, alsof je totaal nog geen keuze voor of tegen het christelijk geloof gemaakt hebt.Socratoteles schreef:Als je dat topic heb doorgelezen, kun je niet blijven volhouden dat de stelling 'echt totaal ongeloofwaardig' is, tenzij je argumenten hebt.
Het moet inderdaad om de inhoud gaan. Mijn uitspraak volgde door de ergernis die ik heb opgedaan bij mijn onderzoek naar Zeitgeist. Ik zal dat proberen los te laten.
Op zich ben ik best bereidt om nieuwe ideeen serieus te overwegen. Probleem is vaak, zoals je zelf al zegt, dat het veel tijd kost. Je leert er echter wel veel van.
Je verwijst in dit topic een aantal keren naar de website van de auteur, maar die is inmiddels offline. Heb je nog adressen die het wel uitleggen? Ik heb wel bezwaren tegen de theorie, zoals ik die leer kennen in dit topic, maar misschien dat de website daar antwoorden op heeft.
- Socratoteles
- Diehard
- Berichten: 1189
- Lid geworden op: 27 feb 2007 20:31
http://www.jesuspuzzle.com/DeLeek schreef:website van de auteur
- Rereformed
- Moderator
- Berichten: 18251
- Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
- Locatie: Finland
- Contacteer:
Een volgend puzzelstukje: Het Evangelie van Johannes
Het evangelie van Johannes kan met geen mogelijkheid teruggaan op een historisch persoon. Het verschilt op een dramatische manier van de synoptische beschrijving. Het evangelie is eenvoudig geen geschiedschrijving. Het evangelie heeft inderdaad een oppervlakkige parallel met de andere evangeliën in zoverre het het passieverhaal vertelt. Dit is duidelijk een facet dat het heeft ontleend aan (één van) die evangeliën. Maar voor de rest kan het op geen enkele manier in overeenkomst gebracht worden met de Jezus die de synoptische evangeliën schetsen.
In één woord zou men het evangelie van Johannes bizar kunnen noemen. Het bevat zelfs geen enkele ethische lering van Jezus op één na: de verkondiging van zichzelf. Het evangelie heeft niets anders te zeggen. Jezus zet zichzelf neer als de Zoon, het Licht, het Leven, het Levende Brood, het Levende Water, degene die van God komt, degene die uit de hemel is nedergedaald, degene die de Vader openbaart, degene die anderen vertelt dat ze God niet kennen.
Geen enkele ethiek. 'Dat jullie elkaar liefhebben' is enkel een huisregel, geen universele moraalcode. Joh. 13:35 laat zien dat hij eenvoudig liefde onder elkaar voorstaat opdat "allen zullen weten dat jullie mijn volgelingen zijn". Dus zelfs die liefde is geen waarde die op zichzelf staat, maar enkel dienst doet om Jezus te verkondigen. In 12:48 vertelt hij dat het oordeel gebaseerd zal zijn op het feit of iemand zijn woorden heeft aangenomen of heeft verworpen. In 6:29 definieert hij wat God verlangt. Dat is "geloven in de persoon die door God gezonden is". Geloof in Jezus is de garantie voor eeuwig leven. Men moet Jezus consumeren als brood des levens, water des levens. Drink Jezus en je bezit onsterfelijkheid.
Er is dus iets ernstigs mis hier. Het evangelie laat Jezus de markt op gaan en enkel de meest pretentieuze zaken over zichzelf verkondigen. "Ik ben de deur", "Ik ben de opstanding en het leven", "Ik ben het licht der wereld". Geen wonder dat de joden hierop negatief reageren. Het is onmogelijk dat een jood zoiets zou kunnen uitspreken.
Maar het probleem van het Johannesevangelie verdwijnt wanneer we al deze uitspraken kunnen zien niet als een beschrijving op het oog hebbend van een historische persoon, maar als een uiteenzetting van een mythische en mystieke 'Zoon van God', puur een geestelijk denkbeeld, een geestelijk kanaal tussen God en de mens. Pas wanneer men Johannes gaat lezen alsof het een letterlijke beschrijving is van een letterlijk persoon die op aarde rondliep, loopt het uit op een bizarre vertoning van de meest absurde megalomanie en de allergrootste onwaarschijnlijkheid. We moeten concluderen dat de schrijver van het Johannesevangelie zijn verhaal nooit bedoeld heeft als letterlijke geschiedschrijving, maar als een allegorie. Alweer is hier dezelfde theologische denkwereld aan het woord die we in Paulus en de andere mysteriereligies tegenkomen: een geloof gebaseerd op 'innerlijke openbaring'. Kennis, weten, redding, eeuwig leven komt via een spiritueel begrip, een begrip dat centraal staat in al het filosofische denken van de eerste eeuw. Dat begrip wordt altijd uitgedruk in een de vorm van een middelaar tussen God en mens, een spiritueel iets dat als brug fungeert, dat het voor God mogelijk maakt om contact met de wereld te hebben.
Het Johannesevangelie verschilt echter weer van de Jezus van Paulus. Paulus komt aan met een bemiddelaar die als een offer doodgaat en weer levend wordt. De Jezus van Johannes is een Zoon die openbaart. De kruisiging is voor Johannes een anomalie, iets wat er met veel kunst en vliegwerk bovenop geplaatst is nadat het in aanraking is gekomen met de Jezus uit de synoptische evangeliën. Het evangelie dat uiteindelijk geschreven werd is een aaneenlijmen van een oorspronkelijk johannitisch geloof (dat van geloof in de middelaar die openbaart, verlicht, ware kennis geeft) en het synoptische idee van een aards optreden, doodgaan en weer tot leven komen. Maar de schrijver gaat niet zover om dat doodgaan en weer tot leven komen de betekenis te geven van een verzoeningsdood, van een plaatsvervangend offer. Nergens komt hij aan met zo'n denkbeeld. Sterker nog, hij doet zijn best om het te vermijden. Hij laat de scène van het avondmaal bewust weg. Hij laat Jezus ook nergens lijden of emoties ondergaan, hij laat de gethsemanescène bewust weg. Hij laat alle menselijkheid bewust weg. Jezus staat hoog verheven en onbewogen boven alles gedurende zijn berechting. Het verhaal van de opstanding is enkel de glorificatie van Jezus, de 'verheerlijking', een soort ultiem argument/wonder om zijn gelijk te bewijzen.
Tot zover Doherty's gedachten.
Het evangelie van Johannes kan met geen mogelijkheid teruggaan op een historisch persoon. Het verschilt op een dramatische manier van de synoptische beschrijving. Het evangelie is eenvoudig geen geschiedschrijving. Het evangelie heeft inderdaad een oppervlakkige parallel met de andere evangeliën in zoverre het het passieverhaal vertelt. Dit is duidelijk een facet dat het heeft ontleend aan (één van) die evangeliën. Maar voor de rest kan het op geen enkele manier in overeenkomst gebracht worden met de Jezus die de synoptische evangeliën schetsen.
In één woord zou men het evangelie van Johannes bizar kunnen noemen. Het bevat zelfs geen enkele ethische lering van Jezus op één na: de verkondiging van zichzelf. Het evangelie heeft niets anders te zeggen. Jezus zet zichzelf neer als de Zoon, het Licht, het Leven, het Levende Brood, het Levende Water, degene die van God komt, degene die uit de hemel is nedergedaald, degene die de Vader openbaart, degene die anderen vertelt dat ze God niet kennen.
Geen enkele ethiek. 'Dat jullie elkaar liefhebben' is enkel een huisregel, geen universele moraalcode. Joh. 13:35 laat zien dat hij eenvoudig liefde onder elkaar voorstaat opdat "allen zullen weten dat jullie mijn volgelingen zijn". Dus zelfs die liefde is geen waarde die op zichzelf staat, maar enkel dienst doet om Jezus te verkondigen. In 12:48 vertelt hij dat het oordeel gebaseerd zal zijn op het feit of iemand zijn woorden heeft aangenomen of heeft verworpen. In 6:29 definieert hij wat God verlangt. Dat is "geloven in de persoon die door God gezonden is". Geloof in Jezus is de garantie voor eeuwig leven. Men moet Jezus consumeren als brood des levens, water des levens. Drink Jezus en je bezit onsterfelijkheid.
Er is dus iets ernstigs mis hier. Het evangelie laat Jezus de markt op gaan en enkel de meest pretentieuze zaken over zichzelf verkondigen. "Ik ben de deur", "Ik ben de opstanding en het leven", "Ik ben het licht der wereld". Geen wonder dat de joden hierop negatief reageren. Het is onmogelijk dat een jood zoiets zou kunnen uitspreken.
Maar het probleem van het Johannesevangelie verdwijnt wanneer we al deze uitspraken kunnen zien niet als een beschrijving op het oog hebbend van een historische persoon, maar als een uiteenzetting van een mythische en mystieke 'Zoon van God', puur een geestelijk denkbeeld, een geestelijk kanaal tussen God en de mens. Pas wanneer men Johannes gaat lezen alsof het een letterlijke beschrijving is van een letterlijk persoon die op aarde rondliep, loopt het uit op een bizarre vertoning van de meest absurde megalomanie en de allergrootste onwaarschijnlijkheid. We moeten concluderen dat de schrijver van het Johannesevangelie zijn verhaal nooit bedoeld heeft als letterlijke geschiedschrijving, maar als een allegorie. Alweer is hier dezelfde theologische denkwereld aan het woord die we in Paulus en de andere mysteriereligies tegenkomen: een geloof gebaseerd op 'innerlijke openbaring'. Kennis, weten, redding, eeuwig leven komt via een spiritueel begrip, een begrip dat centraal staat in al het filosofische denken van de eerste eeuw. Dat begrip wordt altijd uitgedruk in een de vorm van een middelaar tussen God en mens, een spiritueel iets dat als brug fungeert, dat het voor God mogelijk maakt om contact met de wereld te hebben.
Het Johannesevangelie verschilt echter weer van de Jezus van Paulus. Paulus komt aan met een bemiddelaar die als een offer doodgaat en weer levend wordt. De Jezus van Johannes is een Zoon die openbaart. De kruisiging is voor Johannes een anomalie, iets wat er met veel kunst en vliegwerk bovenop geplaatst is nadat het in aanraking is gekomen met de Jezus uit de synoptische evangeliën. Het evangelie dat uiteindelijk geschreven werd is een aaneenlijmen van een oorspronkelijk johannitisch geloof (dat van geloof in de middelaar die openbaart, verlicht, ware kennis geeft) en het synoptische idee van een aards optreden, doodgaan en weer tot leven komen. Maar de schrijver gaat niet zover om dat doodgaan en weer tot leven komen de betekenis te geven van een verzoeningsdood, van een plaatsvervangend offer. Nergens komt hij aan met zo'n denkbeeld. Sterker nog, hij doet zijn best om het te vermijden. Hij laat de scène van het avondmaal bewust weg. Hij laat Jezus ook nergens lijden of emoties ondergaan, hij laat de gethsemanescène bewust weg. Hij laat alle menselijkheid bewust weg. Jezus staat hoog verheven en onbewogen boven alles gedurende zijn berechting. Het verhaal van de opstanding is enkel de glorificatie van Jezus, de 'verheerlijking', een soort ultiem argument/wonder om zijn gelijk te bewijzen.
Tot zover Doherty's gedachten.
Laatst gewijzigd door Rereformed op 16 jul 2008 23:12, 2 keer totaal gewijzigd.
Born OK the first time
- Rereformed
- Moderator
- Berichten: 18251
- Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
- Locatie: Finland
- Contacteer:
Wat betreft het Johannesevangelie staat Doherty natuurlijk niet alleen, maar is het de algemeen gedeelde mening van bijbelwetenschappers.
Ikzelf gaf er vijf jaar geleden dit commentaar op:
Wanneer we dan uiteindelijk ook nog het lievelingsevangelie van de christenen, het evangelie van Johannes, gaan doorlezen, zien we dat een evangelist ook Philo van Alexandrië gelezen heeft en daardoor op een idee komt. Deze beroemde neo-platonistische filosoof had God zo perfect en trancendent gemaakt dat Hij niet rechtstreeks met de wereld in aanraking kon komen, maar dat doet door middel van zijn woord (rede), in het grieks 'logos'. En het is de evangelist inmiddels duidelijk geworden: de Logos is in feite een Persoon, Jezus is in feite deze God die alles geschapen heeft en alles in stand houdt, en die in de vorm van een mens naar zijn mislukte wereld die nu in volkomen duisternis ligt afdaalde om de wereld te verlossen en het ware licht te laten schijnen. Wat het Johannes-evangelie betreft komen de theologen tot deze eensluidende conclusie: “De Jezus van Johannes (Thomas, de ongelovige, in Joh. 20:28: ‘Mijn Heer en mijn God’) staat zover van een historisch aanvaardbare Jezus af dat niemand tegenspraak heeft te vrezen die zegt: deze Jezus is helemaal geen Jood en geen mens, maar een spiritueel kunstprodukt, geladen met poëtische intensiteit, geschapen door een geniale en geïnspireerde dichter of opgetekend door een uiterst gevoelige seismograaf.” (Rudolf Augstein, in ‘Jezus mensenzoon’). Het Johannes-evangelie is als een religieus gedicht dat wel vergeleken zou kunnen worden met de Indische Bhagavad Gita, het epos over de god Krishna die zich ook verwaardigde dit aardse bestaan voor een tijdje aan te trekken. Dit is gemakkelijk in te zien wanneer we bedenken dat het zich in het openbaar aan God gelijk stellen (wat Jezus in dit evangelie veelvuldig doet) onmiddellijk in een lynch- of stenigingsdrama geëindigd zou zijn, ter plekke en zonder enige vorm van proces, en in de joodse cultuur en godsdienst een volslagen onmogelijkheid is. Het verband met de oudere Indiase God Krishna (dateringen voor de mythe zijn gegeven van 800-1300 voor Christus) is zo opvallend dat velen de incarnatie ideeën van de godheid in het Nieuwe Testament toeschrijven aan invloed van gedachten uit India, hetgeen in principe zeer wel mogelijk was in de hellenistische wereld van het begin van onze jaartelling (van Apollonius wordt ook gezegd dat hij meerdere malen in India was). Anderen, ook onder de indruk van de parallellen, moesten om ideologische redenen de zaken omdraaien, en geforceerd beweren dat de opgeschreven Krishnaverhalen pas in de tweede eeuw ná Christus ontstonden, en invloeden van de christelijke godsdienst lieten zien. In de religie is men tot alles bereid om maar gelijk te hebben. Het geval Philo versterkt overigens de gedachte dat Jezus een imaginair kunstprodukt is, aangezien deze hellenistische filosoof-theoloog een tijdgenoot van Jezus was en direkte verbindingen had met Jeruzalem. Bovendien predikt hij hemel en hel, en eeuwig leven voor de heidenen die geloven en was hij zeer geïnteresseerd in de joodse messiasgedachte. Toch schrijft deze jood met geen woord over Jezus!
Ikzelf gaf er vijf jaar geleden dit commentaar op:
Wanneer we dan uiteindelijk ook nog het lievelingsevangelie van de christenen, het evangelie van Johannes, gaan doorlezen, zien we dat een evangelist ook Philo van Alexandrië gelezen heeft en daardoor op een idee komt. Deze beroemde neo-platonistische filosoof had God zo perfect en trancendent gemaakt dat Hij niet rechtstreeks met de wereld in aanraking kon komen, maar dat doet door middel van zijn woord (rede), in het grieks 'logos'. En het is de evangelist inmiddels duidelijk geworden: de Logos is in feite een Persoon, Jezus is in feite deze God die alles geschapen heeft en alles in stand houdt, en die in de vorm van een mens naar zijn mislukte wereld die nu in volkomen duisternis ligt afdaalde om de wereld te verlossen en het ware licht te laten schijnen. Wat het Johannes-evangelie betreft komen de theologen tot deze eensluidende conclusie: “De Jezus van Johannes (Thomas, de ongelovige, in Joh. 20:28: ‘Mijn Heer en mijn God’) staat zover van een historisch aanvaardbare Jezus af dat niemand tegenspraak heeft te vrezen die zegt: deze Jezus is helemaal geen Jood en geen mens, maar een spiritueel kunstprodukt, geladen met poëtische intensiteit, geschapen door een geniale en geïnspireerde dichter of opgetekend door een uiterst gevoelige seismograaf.” (Rudolf Augstein, in ‘Jezus mensenzoon’). Het Johannes-evangelie is als een religieus gedicht dat wel vergeleken zou kunnen worden met de Indische Bhagavad Gita, het epos over de god Krishna die zich ook verwaardigde dit aardse bestaan voor een tijdje aan te trekken. Dit is gemakkelijk in te zien wanneer we bedenken dat het zich in het openbaar aan God gelijk stellen (wat Jezus in dit evangelie veelvuldig doet) onmiddellijk in een lynch- of stenigingsdrama geëindigd zou zijn, ter plekke en zonder enige vorm van proces, en in de joodse cultuur en godsdienst een volslagen onmogelijkheid is. Het verband met de oudere Indiase God Krishna (dateringen voor de mythe zijn gegeven van 800-1300 voor Christus) is zo opvallend dat velen de incarnatie ideeën van de godheid in het Nieuwe Testament toeschrijven aan invloed van gedachten uit India, hetgeen in principe zeer wel mogelijk was in de hellenistische wereld van het begin van onze jaartelling (van Apollonius wordt ook gezegd dat hij meerdere malen in India was). Anderen, ook onder de indruk van de parallellen, moesten om ideologische redenen de zaken omdraaien, en geforceerd beweren dat de opgeschreven Krishnaverhalen pas in de tweede eeuw ná Christus ontstonden, en invloeden van de christelijke godsdienst lieten zien. In de religie is men tot alles bereid om maar gelijk te hebben. Het geval Philo versterkt overigens de gedachte dat Jezus een imaginair kunstprodukt is, aangezien deze hellenistische filosoof-theoloog een tijdgenoot van Jezus was en direkte verbindingen had met Jeruzalem. Bovendien predikt hij hemel en hel, en eeuwig leven voor de heidenen die geloven en was hij zeer geïnteresseerd in de joodse messiasgedachte. Toch schrijft deze jood met geen woord over Jezus!
Born OK the first time
- Rereformed
- Moderator
- Berichten: 18251
- Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
- Locatie: Finland
- Contacteer:
In verband met het evangelie van Johannes maakt Doherty een link naar de denkwereld die men tegenkomt in De Oden van Salomo, (zie op deze link ook weer een link naar een uitgebreide behandeling van Doherty van deze tekst) een geschrift dat bijna 100 jaar geleden werd ontdekt en 42 psalmachtige hymnes bevat. Dit geschrift is zo mysterieus in haar bewoordingen dat men niet kan besluiten of het nu christelijk of joods is, oftewel een prachtig puzzelstukje in Doherty's legpuzzel die er van uitgaat dat het christelijk geloof ontstaan is uit een enorme diversiteit van filosofisch-religieuze denkwijzen waaruit geleidelijk een 'historische Jezus' is ontstaan.
De datering is zoals gewoonlijk een volkomen duistere zaak. Doherty dateert de tekst op het eind van de eerste eeuw. Het punt van interesse is vooral dat het dezelfde taal en uitdrukkingen bevat als die we in het Johannesevangelie tegenkomen, maar het niet verbonden wordt met een figuur Jezus. Bijvoorbeeld het herhaaldlijk gebruik van de term Logos (het woord), maar het ontbreken van het idee dat het zich incarneerde. Of 'het levende water' dat telkens gebruikt wordt om er de gave van goddelijke kennis en openbaring mee aan te duiden, maar niet verbonden wordt met een persoon. Aan de andere kant wordt er in de oden wel zeven maal verwezen naar 'de messias', maar geheel in een joodse contekst. De oden verwijzen niet naar een kruisiging, niet naar een opstanding, niet naar een zoenoffer. Verlossing/redding is gelegen in de kennis van God, de openbaring 'in genade en waarheid', en het geloof in die openbaring, net als in Johannes. De kennis van God komt via een tussenstadium dat de dichter het Woord noemt, de Zoon en de Messias. Alles in dit taalgebruik kan men terugbrengen tot interpretaties van de oudtestamentische geschriften.
Als voorbeeld geeft Doherty Ode 19:
A cup of milk was offered to me, and I drank it in the sweetness of the Lord's kindness.
The Son is the cup, and the Father is He who was milked; and the Holy Spirit is She who milked Him;
Because His breasts were full, and it was undesirable that His milk should be ineffectually released.
The Holy Spirit opened Her bosom, and mixed the milk of the two breasts of the Father.
Then She gave the mixture to the generation without their knowing, and those who have received it are in the perfection of the right hand.
The womb of the Virgin took it, and she received conception and gave birth.
So the Virgin became a mother with great mercies.
And she labored and bore the Son but without pain, because it did not occur without purpose.
And she did not require a midwife, because He caused her to give life.
She brought forth like a strong man with desire, and she bore according to the manifestation, and she acquired according to the Great Power.
And she loved with redemption, and guarded with kindness, and declared with grandeur.
Hallelujah.
"De Maagd" is ook te vinden in Ode 33 waar ze 'perfecte maagd' genoemd wordt, en is duidelijk een personificatie van Wijsheid, net zoals men kan lezen in Sirach 24 . Het is onmogelijk hier een verwijzing naar Maria te zien. De odeschrijver heeft een soort viereenheid in zijn hoofd: Vader, Zoon, Heilige Geest en Wijsheid (=de maagd). Philo noemt wijsheid ook 'de moeder van de Logos'. Het zijn poëtische manieren om aspecten van de godheid uit te drukken. Het eindresultaat is goddelijke kennis en vrede, perfectie en verlossing (...and those who have received it are in the perfection of the right hand).
De Zoon zoals die in de evangelies naar voren komt is hier nergens te zien, noch enige gedachte aan zijn dood en opstanding en offer. De oden zijn dus op geen enkele manier 'christelijk' te noemen, en toch bevatten ze allemaal christelijke jargon. In andere woorden, het is een bepaalde vorm waarin een tak van het het joodse denken gegoten werd. En een bepaalde vorm dat later uitmondde in christelijk geloof.
Op allerlei manieren, via allerlei routes werd er in de eerste eeuw dus gewerkt aan een christendom voordat er sprake was van een historische Jezus.
Doherty stelt dat in zo'n draaimolen van allerlei diverse en ongeordende denkrichtingen uiteindelijk alles moet samenkomen, samengebundeld moet worden tot een soort algemene overeenstemming, een overzichtelijke eenheid, een soort orthodoxie. Dit werd bereikt toen de historische Jezus werd uitgevonden. Vanaf dat moment werden de eerdere gedachten geprojekteerd op de latere gedachten en het heden werd in het verleden gestopt.
De datering is zoals gewoonlijk een volkomen duistere zaak. Doherty dateert de tekst op het eind van de eerste eeuw. Het punt van interesse is vooral dat het dezelfde taal en uitdrukkingen bevat als die we in het Johannesevangelie tegenkomen, maar het niet verbonden wordt met een figuur Jezus. Bijvoorbeeld het herhaaldlijk gebruik van de term Logos (het woord), maar het ontbreken van het idee dat het zich incarneerde. Of 'het levende water' dat telkens gebruikt wordt om er de gave van goddelijke kennis en openbaring mee aan te duiden, maar niet verbonden wordt met een persoon. Aan de andere kant wordt er in de oden wel zeven maal verwezen naar 'de messias', maar geheel in een joodse contekst. De oden verwijzen niet naar een kruisiging, niet naar een opstanding, niet naar een zoenoffer. Verlossing/redding is gelegen in de kennis van God, de openbaring 'in genade en waarheid', en het geloof in die openbaring, net als in Johannes. De kennis van God komt via een tussenstadium dat de dichter het Woord noemt, de Zoon en de Messias. Alles in dit taalgebruik kan men terugbrengen tot interpretaties van de oudtestamentische geschriften.
Als voorbeeld geeft Doherty Ode 19:
A cup of milk was offered to me, and I drank it in the sweetness of the Lord's kindness.
The Son is the cup, and the Father is He who was milked; and the Holy Spirit is She who milked Him;
Because His breasts were full, and it was undesirable that His milk should be ineffectually released.
The Holy Spirit opened Her bosom, and mixed the milk of the two breasts of the Father.
Then She gave the mixture to the generation without their knowing, and those who have received it are in the perfection of the right hand.
The womb of the Virgin took it, and she received conception and gave birth.
So the Virgin became a mother with great mercies.
And she labored and bore the Son but without pain, because it did not occur without purpose.
And she did not require a midwife, because He caused her to give life.
She brought forth like a strong man with desire, and she bore according to the manifestation, and she acquired according to the Great Power.
And she loved with redemption, and guarded with kindness, and declared with grandeur.
Hallelujah.
"De Maagd" is ook te vinden in Ode 33 waar ze 'perfecte maagd' genoemd wordt, en is duidelijk een personificatie van Wijsheid, net zoals men kan lezen in Sirach 24 . Het is onmogelijk hier een verwijzing naar Maria te zien. De odeschrijver heeft een soort viereenheid in zijn hoofd: Vader, Zoon, Heilige Geest en Wijsheid (=de maagd). Philo noemt wijsheid ook 'de moeder van de Logos'. Het zijn poëtische manieren om aspecten van de godheid uit te drukken. Het eindresultaat is goddelijke kennis en vrede, perfectie en verlossing (...and those who have received it are in the perfection of the right hand).
De Zoon zoals die in de evangelies naar voren komt is hier nergens te zien, noch enige gedachte aan zijn dood en opstanding en offer. De oden zijn dus op geen enkele manier 'christelijk' te noemen, en toch bevatten ze allemaal christelijke jargon. In andere woorden, het is een bepaalde vorm waarin een tak van het het joodse denken gegoten werd. En een bepaalde vorm dat later uitmondde in christelijk geloof.
Op allerlei manieren, via allerlei routes werd er in de eerste eeuw dus gewerkt aan een christendom voordat er sprake was van een historische Jezus.
Doherty stelt dat in zo'n draaimolen van allerlei diverse en ongeordende denkrichtingen uiteindelijk alles moet samenkomen, samengebundeld moet worden tot een soort algemene overeenstemming, een overzichtelijke eenheid, een soort orthodoxie. Dit werd bereikt toen de historische Jezus werd uitgevonden. Vanaf dat moment werden de eerdere gedachten geprojekteerd op de latere gedachten en het heden werd in het verleden gestopt.
Born OK the first time
- Rereformed
- Moderator
- Berichten: 18251
- Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
- Locatie: Finland
- Contacteer:
Weer een andere mystieke Zoon wordt gevonden in de langste christelijke tekst voor Justinus Martelaar, de Herder van Hermas. Het wordt traditioneel toegeschreven aan de broer van Pius, bisschop te Rome omstreeks het jaar 148. Doherty denkt dat het veel ouder is, waarschijnlijk omstreeks de eeuwwisseling. Dit vanwege de minder ontwikkelde theologie die voornamelijk joods is en niet zozeer christelijk. Een theoloog op de link hierboven spreekt uit: "a strange allegory....its Christology does not seem to square with any of the Christologies of the New Testament, or with those of contemporary theologians whose occasional documents have reached us."
Hoewel het een lange tekst is wordt de naam Jezus en Christus niet genoemd! Maar de schrijver heeft het telkens over "De Zoon van God", een volkomen mystiek figuur zonder ook maar enige menselijke eigenschappen. Verlossing komt voor hen "die geroepen zijn door de Zoon", maar over een dood en opstanding heeft hij niets te zeggen. Soms wordt 'de Zoon' gelijk gesteld met 'de Heilige Geest' of 'de Joodse Wet'. Het is een term net zoiets als 'Wijsheid' dat in andere joodse kringen gebruikelijk was.
Een groot gedeelte van dit geschrift gaat over een lijst van morele leringen, maar nergens wordt verwezen naar Jezus. In 6:3 staat een passage waarin de Zoon "de zonden van de mensen reinigt", maar daarna wordt uitgesproken dat hij "hen de weg laat zien en de Wet geeft". Nergens een hint dat er van offer of verzoening sprake is.
Alweer een geschrift dat laat zien dat er geen sprake is van een historische Jezus, terwijl het ditmaal duidelijk onder de 'christelijke geschriften' gerekend moet worden.
Hoewel het een lange tekst is wordt de naam Jezus en Christus niet genoemd! Maar de schrijver heeft het telkens over "De Zoon van God", een volkomen mystiek figuur zonder ook maar enige menselijke eigenschappen. Verlossing komt voor hen "die geroepen zijn door de Zoon", maar over een dood en opstanding heeft hij niets te zeggen. Soms wordt 'de Zoon' gelijk gesteld met 'de Heilige Geest' of 'de Joodse Wet'. Het is een term net zoiets als 'Wijsheid' dat in andere joodse kringen gebruikelijk was.
Een groot gedeelte van dit geschrift gaat over een lijst van morele leringen, maar nergens wordt verwezen naar Jezus. In 6:3 staat een passage waarin de Zoon "de zonden van de mensen reinigt", maar daarna wordt uitgesproken dat hij "hen de weg laat zien en de Wet geeft". Nergens een hint dat er van offer of verzoening sprake is.
Alweer een geschrift dat laat zien dat er geen sprake is van een historische Jezus, terwijl het ditmaal duidelijk onder de 'christelijke geschriften' gerekend moet worden.
Born OK the first time
- Rereformed
- Moderator
- Berichten: 18251
- Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
- Locatie: Finland
- Contacteer:
Doherty schrijft:
Wanneer je je bedenkt dat zelfs in de tweede eeuw er nog christelijke schrijvers rondlopen die geen enkele wetenschap hebben van een historische Jezus (zoals die in de synoptische evangeliën beschreven wordt) dan ligt het voor de hand dan men niet alle ideeën op zo'n historische verschijning kan terugbrengen, een verschijning die onopgemerkt doodgaat in Jeruzalem en wiens carrière zelfs niet wordt bewaard door de personen die hem uitriepen tot Zoon van God (de apostelen).
De christelijke gemeentes in Damascus, Antiochië, Efese en Rome ontstonden allemaal door onbekende christenen. Uit het NT kunnen we opmaken dat Damascus al een christelijke kerk had voordat Paulus bekeerd werd en dat ook Rome all een lange tijd een kerk had voordat Paulus ermee in contact kwam. Indien de opmerking van Suetonius over het optreden van 'een zekere Chrestus' in Rome verwijst naar een gemeenschap van christenen, dan zouden christenen al binnen 10 jaar na de dood van Jezus uit Rome zijn verbannen. Toen Paulus dus zijn brief aan de Romeinen schreef (omsteeks 55) bestond die gemeenschap al vele jaren. Wie bracht het christendom daarnaartoe? Een antwoord kan gevonden worden via de uitspraak van een later figuur, bekend als 'Ambrosiaster'. Deze figuur schreef in een commentaar op Romeinen "Men zou de Romeinen niet zozeer moeten veroordelen, maar ze eerder moeten prijzen voor hun geloof; omdat ze zonder enige tekenen en wonderen gezien te hebben, en zonder ook maar enige apostelen ontmoet te hebben, ze desondanks toch het evangelie aanvaardden, hoewel volgens de joodse gebruiken." Dat laatste is bijzonder veelzeggend. Het christendom in Rome ontstond onafhankelijk van een zending van buitenaf. Het was geen respons op een prediking inzake een man die gekruisigd werd in Jeruzalem als crimineel.
De bonte gekleurdheid van allerlei groeperingen overal in het romeinse rijk kan niet worden uitgelegd als een proces dat zich vanuit één centrum verspreidde en één en dezelfde leer predikte.
Het was precies andersom: christelijk geloof werd geboren op duizend plaatsen, op duizend verschillende manieren, die allemaal groeiden op de vruchtbare grond van de tijdgeest. Het groeide op in zowel Palestina als erbuiten, in talloze groeperingen en obscure sekten. Het was het product van talloze religieuze denkers die allemaal op hun eigen manier met twee algemeen gedeelde gedachten bezig waren: de noodzaak van een goddelijke middelaar, een brug, een tussenstap tussen God en mens, en de noodzaak van 'verlossing' voor de mens. Beiden waren een onvermijdelijk gevolg van het filosofische denken van die tijd.
Paulus was enkel één draadje in dit geheel, maar één die later uitgroeide tot de meest krachtigste. Zij werd op den duur geadopteerd als de oorsprong vanwaaruit het gehele christendom zich ontwikkelde, en de mythen van hoe dat in zijn werk ging ontstonden pas daarna.
Wanneer je je bedenkt dat zelfs in de tweede eeuw er nog christelijke schrijvers rondlopen die geen enkele wetenschap hebben van een historische Jezus (zoals die in de synoptische evangeliën beschreven wordt) dan ligt het voor de hand dan men niet alle ideeën op zo'n historische verschijning kan terugbrengen, een verschijning die onopgemerkt doodgaat in Jeruzalem en wiens carrière zelfs niet wordt bewaard door de personen die hem uitriepen tot Zoon van God (de apostelen).
De christelijke gemeentes in Damascus, Antiochië, Efese en Rome ontstonden allemaal door onbekende christenen. Uit het NT kunnen we opmaken dat Damascus al een christelijke kerk had voordat Paulus bekeerd werd en dat ook Rome all een lange tijd een kerk had voordat Paulus ermee in contact kwam. Indien de opmerking van Suetonius over het optreden van 'een zekere Chrestus' in Rome verwijst naar een gemeenschap van christenen, dan zouden christenen al binnen 10 jaar na de dood van Jezus uit Rome zijn verbannen. Toen Paulus dus zijn brief aan de Romeinen schreef (omsteeks 55) bestond die gemeenschap al vele jaren. Wie bracht het christendom daarnaartoe? Een antwoord kan gevonden worden via de uitspraak van een later figuur, bekend als 'Ambrosiaster'. Deze figuur schreef in een commentaar op Romeinen "Men zou de Romeinen niet zozeer moeten veroordelen, maar ze eerder moeten prijzen voor hun geloof; omdat ze zonder enige tekenen en wonderen gezien te hebben, en zonder ook maar enige apostelen ontmoet te hebben, ze desondanks toch het evangelie aanvaardden, hoewel volgens de joodse gebruiken." Dat laatste is bijzonder veelzeggend. Het christendom in Rome ontstond onafhankelijk van een zending van buitenaf. Het was geen respons op een prediking inzake een man die gekruisigd werd in Jeruzalem als crimineel.
De bonte gekleurdheid van allerlei groeperingen overal in het romeinse rijk kan niet worden uitgelegd als een proces dat zich vanuit één centrum verspreidde en één en dezelfde leer predikte.
Het was precies andersom: christelijk geloof werd geboren op duizend plaatsen, op duizend verschillende manieren, die allemaal groeiden op de vruchtbare grond van de tijdgeest. Het groeide op in zowel Palestina als erbuiten, in talloze groeperingen en obscure sekten. Het was het product van talloze religieuze denkers die allemaal op hun eigen manier met twee algemeen gedeelde gedachten bezig waren: de noodzaak van een goddelijke middelaar, een brug, een tussenstap tussen God en mens, en de noodzaak van 'verlossing' voor de mens. Beiden waren een onvermijdelijk gevolg van het filosofische denken van die tijd.
Paulus was enkel één draadje in dit geheel, maar één die later uitgroeide tot de meest krachtigste. Zij werd op den duur geadopteerd als de oorsprong vanwaaruit het gehele christendom zich ontwikkelde, en de mythen van hoe dat in zijn werk ging ontstonden pas daarna.
Born OK the first time
- Rereformed
- Moderator
- Berichten: 18251
- Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
- Locatie: Finland
- Contacteer:
Het boek van Earl Doherty heeft drie hoofddelen. Het eerste heb ik nu achter de rug.
In het volgende hoofddeel richt Doherty zich op de aspecten van het christendom die uit Palestina moeten zijn gekomen. Het gaat hier dan vooral om een anonieme bron die men in de theologie Q (=Quelle) noemt en het evangelie van Thomas.
Q is een tekst die ontbreekt in Markus. Mattheüs en Lukas hebben allebei hun evangelie geschreven omdat ze niet tevreden waren met het veel te beknopte Markus, en dat hebben ze vooral gedaan door Q eraan toe te voegen. Q is een verzameling uitspraken en anecdotes waar leringen aan vast zitten. Deze uitspraken en anecdotes werden in Q zelf al toegeschreven aan een wonderwerker en apocalyptisch figuur. Of deze figuur al Jezus heette is niet te zeggen. Maar wel kan men opmaken dat deze bron zelf een aantal lagen bevat en dus geleidelijk is ontstaan en uitgegroeid.
De evangeliën laten weten dat de inhoud van Q zich afspeelt in de context van een reis van Galilea naar Jeruzalem, maar dit schijnt niet te behoren tot het oorspronkelije document. Q bevat geen bericht over Jeruzalem, noch een verhaal over dood en opstanding, noch een leer van verlossing/verzoening die de wijze moet volbrengen. Sommige uitspraken in Q spreken dit zelfs tegen.
Het evangelie van Thomas is een andere bron die op precies dezelfde manier is opgemaakt als Q, dus een verzameling uitspraken zonder een passieverhaal. Enkele delen van deze twee bronnen overlappen elkaar en helpen de onderzoekers er wat wijzer uit te worden.
Doherty argumenteert dat aan de basis van de beweging die Q predikte een andere persoon heeft gestaan dan de Jezus van de evangelieën.
Tenslotte komt hij met een analyse over het ontstaan van Markus, een belangrijk scharnier in zijn puzzel. Hij argumenteert dat in Markus voor het eerst een verbinding wordt gelegd tussen de groepering die 'Het Koninkrijk' predikte, en waar Q toe behoort, en de goddelijke Zoon die Paulus predikte. Markus creëert een symbolische voorstelling van een optreden in Galilea, het centrum van de groepering die 'het koninkrijk' predikte, en een verhaal over de dood en opstanding van de messias, dat zich in Jeruzalem afspeelt, hetgeen dus Paulus' prediking illustreert.
In het volgende hoofddeel richt Doherty zich op de aspecten van het christendom die uit Palestina moeten zijn gekomen. Het gaat hier dan vooral om een anonieme bron die men in de theologie Q (=Quelle) noemt en het evangelie van Thomas.
Q is een tekst die ontbreekt in Markus. Mattheüs en Lukas hebben allebei hun evangelie geschreven omdat ze niet tevreden waren met het veel te beknopte Markus, en dat hebben ze vooral gedaan door Q eraan toe te voegen. Q is een verzameling uitspraken en anecdotes waar leringen aan vast zitten. Deze uitspraken en anecdotes werden in Q zelf al toegeschreven aan een wonderwerker en apocalyptisch figuur. Of deze figuur al Jezus heette is niet te zeggen. Maar wel kan men opmaken dat deze bron zelf een aantal lagen bevat en dus geleidelijk is ontstaan en uitgegroeid.
De evangeliën laten weten dat de inhoud van Q zich afspeelt in de context van een reis van Galilea naar Jeruzalem, maar dit schijnt niet te behoren tot het oorspronkelije document. Q bevat geen bericht over Jeruzalem, noch een verhaal over dood en opstanding, noch een leer van verlossing/verzoening die de wijze moet volbrengen. Sommige uitspraken in Q spreken dit zelfs tegen.
Het evangelie van Thomas is een andere bron die op precies dezelfde manier is opgemaakt als Q, dus een verzameling uitspraken zonder een passieverhaal. Enkele delen van deze twee bronnen overlappen elkaar en helpen de onderzoekers er wat wijzer uit te worden.
Doherty argumenteert dat aan de basis van de beweging die Q predikte een andere persoon heeft gestaan dan de Jezus van de evangelieën.
Tenslotte komt hij met een analyse over het ontstaan van Markus, een belangrijk scharnier in zijn puzzel. Hij argumenteert dat in Markus voor het eerst een verbinding wordt gelegd tussen de groepering die 'Het Koninkrijk' predikte, en waar Q toe behoort, en de goddelijke Zoon die Paulus predikte. Markus creëert een symbolische voorstelling van een optreden in Galilea, het centrum van de groepering die 'het koninkrijk' predikte, en een verhaal over de dood en opstanding van de messias, dat zich in Jeruzalem afspeelt, hetgeen dus Paulus' prediking illustreert.
Laatst gewijzigd door Rereformed op 16 jul 2008 22:08, 1 keer totaal gewijzigd.
Born OK the first time
- Rereformed
- Moderator
- Berichten: 18251
- Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
- Locatie: Finland
- Contacteer:
Wat exact tot Q behoort blijft uiteraard een kwestie van interpretatie. De geleerden hebben er verzamelingen van gemaakt die uiteenlopen van 60 tot 100 tekstgedeelten. Zie: http://www.earlychristianwritings.com/q.html
Aangezien Q geen aaneengesloten verhaal is, (maar de uitspraken wel losjes per onderwerp gerangschikt waren) hebben Mattheüs en Lukas ze in willekeurige volgorde in hun evangelies geplaatst, vaak in verschillende contekst, maar de geleerden zijn het erover eens dat Lukas meer de originele volgorde van het Q document aanhoudt dan Mattheus. De tekstgedeelten van Q worden dan ook aangeduid met de versnummers van Lukas. Het eerste tekstgedeelte uit Q is bijvoorbeeld Q 3:7-9, oftewel Lukas 3:7-9.
Toen eenmaal het geheel van Q via analyses naar boven kwam, werd het duidelijk dat Q uit twee lagen bestaat die moeilijk of onmogelijk aanelkaar gelijmd kunnen worden. Eén laag geeft uitspraken van een 'leraar van wijsheid': advies over hoe te leven, waarop te vertrouwen en hoe men over God moet denken. Tot deze collectie behoort de Bergrede, en de beroemdste van alle ethische uitspraken uit het evangelie, uit Lukas/Q 6:
Deze laag noemt men de wijsheidslaag in Q, ook wel Q1.
Q2 echter -alweer te zien in perikopen die bij elkaar staan- is een collectie uitspraken die wat sfeer en karakter verschillen van Q1 als nacht van de dag. Een voorbeeld:
Men heeft eindeloos gepiekerd hoe in vredesnaam deze twee lagen uit de mond van één persoon zou kunnen komen. Q1 biedt een vredige wereld aan, één van niet-oordelen, alles verdragen, liefde, tolerantie, en de ander van buitengewone agressiviteit, zwart-wit denken, briesen, tieren, schelden, wereldvijandig, compromisloos.
De eerste geslaagde poging dit probleem op te lossen werd gedaan door een canadese theoloog John Kloppenborg (1987), die Q1 en Q2 voor het eerst duidelijk uit elkaar haalde en Q1 zag als het oudste document, hetgeen later met Q2 werd aangevuld tegen de tijd dat de beweging tegenslag kreeg en er niet naar geluisterd werd. Q1 schreef hij aan Jezus toe, de uitspraken van Q2 zouden niet van hem zijn.
Kloppenborg bleef zitten met een paar passages die hij noch tot Q1, noch tot Q2 kon indelen. Hiertoe behoren de passage van de verleiding in de woestijn, en een uitspraak van Jezus in Lukas 10:22: "Alles is mij toevertrouwd door mijn Vader, en niemand dan de Vader weet wie de Zoon is, en wie de Vader is weet alleen de Zoon en iedereen aan wie de Zoon het wil openbaren." Hij noemde deze passages Q3 en zag ze als nog latere toevoegingen, aangezien ze in de richting van zijn goddelijkheid gaan.
Eén van de belangrijkste punten voor overdenking is dat het document Q totaal niets te zeggen heeft over Jezus' uiteindelijke missie, zijn dood en opstanding, noch over het doel daarvan (zoenoffer), noch over de instelling van het avondmaal, noch over de belangrijke uitspraken van Jezus voor het gerecht en aan het kruis. Indien er één historische Jezus was, hoe was het mogelijk dat de Q-gemeenschap hier niets over repte? Hoe konden zij hierover volkomen onwetend zijn? Noch wist het Q-document iets over de 'Rede aangaande de laatste dingen', Markus 13. En juist deze rede over het einde van de wereld zou zo mooi passen in Q2, het zou een prachtige climax van Q2 kunnen zijn.
Een ander mysterieus gegeven is dat het Q-document de term Christus (=Messias) niet kent. Indien Q ontstaan zou zijn in Galilea, als gevolg van het optreden van Jezus aldaar, zou het mogelijk zijn dat de gemeenschap die hieruit ontstond geheel onwetend zou zijn gebleven van het vervolg van Jezus' geschiedenis, dus van wat er gebeurde toen hij naar Jeruzalem ging? Moeilijk te geloven. Indien we de bijbel moeten geloven en het christelijk geloof begon in Jeruzalem en verspreidde zich al gauw overal naartoe, hoe zou Galilea geïsoleerd en onwetend van dit alles blijven?
Omgekeerd, het is al even vreemd te moeten concluderen dat de Paulinische Jezus (en de Jezus van de andere brieven uit het NT) geen enkele wetenschap heeft van het optreden van een Jezus uit Galilea.
De conclusie is dus dat de twee niet bij elkaar horen. Er zijn twee tradities geweest, een galilese en één met Jeruzalem als centrum, geheel onafhankelijk van elkaar, die later boven op elkaar geplakt zijn.
Aangezien Q geen aaneengesloten verhaal is, (maar de uitspraken wel losjes per onderwerp gerangschikt waren) hebben Mattheüs en Lukas ze in willekeurige volgorde in hun evangelies geplaatst, vaak in verschillende contekst, maar de geleerden zijn het erover eens dat Lukas meer de originele volgorde van het Q document aanhoudt dan Mattheus. De tekstgedeelten van Q worden dan ook aangeduid met de versnummers van Lukas. Het eerste tekstgedeelte uit Q is bijvoorbeeld Q 3:7-9, oftewel Lukas 3:7-9.
Toen eenmaal het geheel van Q via analyses naar boven kwam, werd het duidelijk dat Q uit twee lagen bestaat die moeilijk of onmogelijk aanelkaar gelijmd kunnen worden. Eén laag geeft uitspraken van een 'leraar van wijsheid': advies over hoe te leven, waarop te vertrouwen en hoe men over God moet denken. Tot deze collectie behoort de Bergrede, en de beroemdste van alle ethische uitspraken uit het evangelie, uit Lukas/Q 6:
27Tot jullie die naar mij luisteren zeg ik: heb je vijanden lief, wees goed voor wie jullie haten, 28 zegen wie jullie vervloeken, bid voor wie jullie slecht behandelen. 29 Als iemand je op de wang slaat, bied hem dan ook de andere wang aan, en weiger iemand die je je bovenkleed afneemt, ook je onderkleed niet. 30 Geef aan ieder die iets van je vraagt, en eis je bezit niet terug als iemand het je afneemt. 31 Behandel anderen zoals je wilt dat ze jullie behandelen. 32 Is het een verdienste als je liefhebt wie jullie liefhebben? Want ook de zondaars hebben degenen lief die hen liefhebben. 33 En is het een verdienste als je weldaden bewijst aan wie weldaden bewijzen aan jullie? Ook de zondaars handelen zo. 34 En is het een verdienste als je geld leent aan degenen van wie jullie iets terug verwachten? Ook zondaars lenen geld aan zondaars in de verwachting alles terug te krijgen. 35 Nee, heb je vijanden lief, doe goed en leen geld aan anderen zonder iets terug te verwachten; dan zullen jullie rijkelijk worden beloond, en zullen jullie kinderen van de Allerhoogste zijn, want ook hij is goed voor wie ondankbaar en kwaadwillig is.
36 Wees barmhartig zoals jullie Vader barmhartig is. 37 Oordeel niet, dan zal er niet over je geoordeeld worden. Veroordeel niet, dan zul je niet veroordeeld worden. Vergeef, dan zal je vergeven worden. 38 Geef, dan zal je gegeven worden; een goede, stevig aangedrukte, goed geschudde en overvolle maat zal je worden toebedeeld. Want de maat die je voor anderen gebruikt, zal ook voor jullie worden gebruikt.’
Deze laag noemt men de wijsheidslaag in Q, ook wel Q1.
Q2 echter -alweer te zien in perikopen die bij elkaar staan- is een collectie uitspraken die wat sfeer en karakter verschillen van Q1 als nacht van de dag. Een voorbeeld:
Q2 bevat geen enkele wijsheid, maar sluit aan bij oudtestamentische profetische doemprediking, men noemt Q2 de profetische laag. Ze staan vol met veroordeling, zien de wereld als vijandig, zinnen op wraak en vergelding, kijken uit naar het einde van de wereld. In bepaalde van deze teksten komt de uitdrukking 'Zoon des Mensen' voor, een apocalyptische term uit het boek Daniël. Ook de stukjes over Johannes de Doper behoren hiertoe, ook al vuur en oordeel predikend. Ook de passage waar Jezus door de farizeeën wordt uitgemaakt voor bezetene en Jezus ze op zijn beurt beschuldigt van een onvergeeflijke zonde tegen de Heilige Geest, behoort hiertoe.8 En als jullie een stad binnengaan en daar welkom zijn, eet dan wat je wordt voorgezet, 9 genees de zieken die er zijn en zeg tegen hen: “Het koninkrijk van God heeft jullie bereikt.” 10 Maar als jullie een stad binnengaan waar je niet welkom bent, trek dan door de straten en zeg: 11 “Zelfs het stof van uw stad dat aan onze voeten kleeft, vegen we van ons af als aanklacht tegen u; maar bedenk wel: het koninkrijk van God is nabij!” 12 Ik zeg jullie: het lot van Sodom zal op die dag draaglijker zijn dan het lot van die stad. 13 Wee Chorazin, wee Betsaïda, want als in Tyrus en Sidon de wonderen waren gebeurd die bij jullie gebeurd zijn, zouden de inwoners van die steden zich allang in een boetekleed hebben gehuld en met stof op hun hoofd tot inkeer gekomen zijn. 14 Wanneer het oordeel komt, zal het lot van Tyrus en Sidon draaglijker zijn dan dat van jullie. 15 En jij, Kafarnaüm, je denkt toch niet dat je tot in de hemel zult worden verheven? In het diepst van het dodenrijk zul je afdalen! 16 Wie naar jullie luistert, luistert naar mij, en wie jullie afwijst, wijst mij af. En wie mij afwijst, wijst hem af die mij gezonden heeft.’
Men heeft eindeloos gepiekerd hoe in vredesnaam deze twee lagen uit de mond van één persoon zou kunnen komen. Q1 biedt een vredige wereld aan, één van niet-oordelen, alles verdragen, liefde, tolerantie, en de ander van buitengewone agressiviteit, zwart-wit denken, briesen, tieren, schelden, wereldvijandig, compromisloos.
De eerste geslaagde poging dit probleem op te lossen werd gedaan door een canadese theoloog John Kloppenborg (1987), die Q1 en Q2 voor het eerst duidelijk uit elkaar haalde en Q1 zag als het oudste document, hetgeen later met Q2 werd aangevuld tegen de tijd dat de beweging tegenslag kreeg en er niet naar geluisterd werd. Q1 schreef hij aan Jezus toe, de uitspraken van Q2 zouden niet van hem zijn.
Kloppenborg bleef zitten met een paar passages die hij noch tot Q1, noch tot Q2 kon indelen. Hiertoe behoren de passage van de verleiding in de woestijn, en een uitspraak van Jezus in Lukas 10:22: "Alles is mij toevertrouwd door mijn Vader, en niemand dan de Vader weet wie de Zoon is, en wie de Vader is weet alleen de Zoon en iedereen aan wie de Zoon het wil openbaren." Hij noemde deze passages Q3 en zag ze als nog latere toevoegingen, aangezien ze in de richting van zijn goddelijkheid gaan.
Eén van de belangrijkste punten voor overdenking is dat het document Q totaal niets te zeggen heeft over Jezus' uiteindelijke missie, zijn dood en opstanding, noch over het doel daarvan (zoenoffer), noch over de instelling van het avondmaal, noch over de belangrijke uitspraken van Jezus voor het gerecht en aan het kruis. Indien er één historische Jezus was, hoe was het mogelijk dat de Q-gemeenschap hier niets over repte? Hoe konden zij hierover volkomen onwetend zijn? Noch wist het Q-document iets over de 'Rede aangaande de laatste dingen', Markus 13. En juist deze rede over het einde van de wereld zou zo mooi passen in Q2, het zou een prachtige climax van Q2 kunnen zijn.
Een ander mysterieus gegeven is dat het Q-document de term Christus (=Messias) niet kent. Indien Q ontstaan zou zijn in Galilea, als gevolg van het optreden van Jezus aldaar, zou het mogelijk zijn dat de gemeenschap die hieruit ontstond geheel onwetend zou zijn gebleven van het vervolg van Jezus' geschiedenis, dus van wat er gebeurde toen hij naar Jeruzalem ging? Moeilijk te geloven. Indien we de bijbel moeten geloven en het christelijk geloof begon in Jeruzalem en verspreidde zich al gauw overal naartoe, hoe zou Galilea geïsoleerd en onwetend van dit alles blijven?
Omgekeerd, het is al even vreemd te moeten concluderen dat de Paulinische Jezus (en de Jezus van de andere brieven uit het NT) geen enkele wetenschap heeft van het optreden van een Jezus uit Galilea.
De conclusie is dus dat de twee niet bij elkaar horen. Er zijn twee tradities geweest, een galilese en één met Jeruzalem als centrum, geheel onafhankelijk van elkaar, die later boven op elkaar geplakt zijn.
Born OK the first time
- Rereformed
- Moderator
- Berichten: 18251
- Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
- Locatie: Finland
- Contacteer:
In 1945 werd in Nag Hammadi oa de volledige tekst van het evangelie van Thomas gevonden, met andere teksten verstopt en bewaard in een kruik.
Het Evangelie van Thomas is een kort evangelie van enkel 114 uitspraken die aan Jezus worden toegeschreven en die volgens het document door de apostel Thomas zijn opgeschreven. Net als Q bevat het geen verhaallijn. De uitspraken bevatten geen bepaalde orde, behalve dat soms één uitspraak met een bepaald sleutelwoord of frase gevolgd wordt door een andere uitspraak met datzelfde woord of dezelfde frase.
Wat opmaak betreft is de collectie uitspraken nog elementairder dan Q, vaak hebben de uitspraken eenvoudig de introductie: "En Jezus zei:..." In een heel sporadisch geval is de tekst wat uitgebreider, zoals Jezus in gesprek met een discipel, bijvoorbeeld een antwoord gevend op een vraag.
Ongeveer een derde deel van Thomas wordt teruggevonden in de bijbelse evangeliën, oftewel in Q, vaak met exact dezelfde bewoording. Deze uitspraken zijn allemaal uitspraken in de stijl van Q1. De meesten ervan vindt men in Q1 terug, maar enkelen ervan ontbreken aan Q1.
Het overige tweederde gedeelte bevat uitspraken die een milde vorm van gnostiek laten zien. Echter zo mild dat sommige wetenschappers er bezwaar tegen maken ze gnostisch te noemen. Het gnostische element bestaat hieruit dat het mystieke uitspraken zijn die verondersteld worden verborgen te moeten worden gehouden, oftewel geheime 'insider'-kennis geven over het verkrijgen van onsterfelijkheid. Niets van deze uitspraken kan men in Q of het hele NT terugvinden. Oftewel het representeert een vorm van christendom dat zich geheel onafhankelijk van andere vormen ontwikkelde.
In het evangelie van Thomas kunnen dus ook twee lagen gevonden worden, net als in Q. Het lijkt waarschijnlijk dat de eerste laag, de overlapping met Q de oudste is, en de tweede gnostieke laag daar later bovenop is neergezet. Deze tweede laag zou dan niet uit de mond van Jezus gekomen zijn.
Het manuscript van het evangelie van Thomas dateert uit de 4e eeuw. Dateringen wanneer het evangelie oorspronkelijk geschreven is lopen zoals gewoonlijk zeer uiteen.
Wat de overlapping betreft met Q hebben geleerden zich afgevraagd of de schrijver van Thomas bekend is geweest met Mattheus of Lukas. De vrijwel eensluidende conclusie (oa Patterson, Koester, Crossan) is dat dat niet het geval is geweest. Oftewel het derde deel van het evangelie van Thomas (de parallel met Q) is direct op Q gebaseerd, of Q1 en het evangelie van Thomas gaan allebei terug op een nog oudere bron. Dit gedeelte van Thomas zou al geschreven kunnen zijn omstreeks het jaar 50.
Alweer is het opmerkelijk dat het evangelie van Thomas geen enkele verwijzing heeft naar Jezus' dood en opstanding, noch dat er gerept wordt over geloof in zijn verzoeningsdood. Ook in het gnostieke gedeelte is er niets wat hier op wijst. Wél wordt er een vorm van verlossing (onsterfelijkheid) aangeboden die bestaat uit het begrijpen van Jezus' leer ("hij zal de dood niet smaken").
Men kan dus een Q-gemeenschap en een Thomas-gemeenschap vinden die allebei, onafhankelijk van elkaar, geen enkele binding hebben met het idee van een historische Jezus die sterf en opstaat uit de dood als een plaatsvervangend zoenoffer, oftewel geen enkele weet hebben van een Jeruzalem traditie.
Het Evangelie van Thomas is een kort evangelie van enkel 114 uitspraken die aan Jezus worden toegeschreven en die volgens het document door de apostel Thomas zijn opgeschreven. Net als Q bevat het geen verhaallijn. De uitspraken bevatten geen bepaalde orde, behalve dat soms één uitspraak met een bepaald sleutelwoord of frase gevolgd wordt door een andere uitspraak met datzelfde woord of dezelfde frase.
Wat opmaak betreft is de collectie uitspraken nog elementairder dan Q, vaak hebben de uitspraken eenvoudig de introductie: "En Jezus zei:..." In een heel sporadisch geval is de tekst wat uitgebreider, zoals Jezus in gesprek met een discipel, bijvoorbeeld een antwoord gevend op een vraag.
Ongeveer een derde deel van Thomas wordt teruggevonden in de bijbelse evangeliën, oftewel in Q, vaak met exact dezelfde bewoording. Deze uitspraken zijn allemaal uitspraken in de stijl van Q1. De meesten ervan vindt men in Q1 terug, maar enkelen ervan ontbreken aan Q1.
Het overige tweederde gedeelte bevat uitspraken die een milde vorm van gnostiek laten zien. Echter zo mild dat sommige wetenschappers er bezwaar tegen maken ze gnostisch te noemen. Het gnostische element bestaat hieruit dat het mystieke uitspraken zijn die verondersteld worden verborgen te moeten worden gehouden, oftewel geheime 'insider'-kennis geven over het verkrijgen van onsterfelijkheid. Niets van deze uitspraken kan men in Q of het hele NT terugvinden. Oftewel het representeert een vorm van christendom dat zich geheel onafhankelijk van andere vormen ontwikkelde.
In het evangelie van Thomas kunnen dus ook twee lagen gevonden worden, net als in Q. Het lijkt waarschijnlijk dat de eerste laag, de overlapping met Q de oudste is, en de tweede gnostieke laag daar later bovenop is neergezet. Deze tweede laag zou dan niet uit de mond van Jezus gekomen zijn.
Het manuscript van het evangelie van Thomas dateert uit de 4e eeuw. Dateringen wanneer het evangelie oorspronkelijk geschreven is lopen zoals gewoonlijk zeer uiteen.
Wat de overlapping betreft met Q hebben geleerden zich afgevraagd of de schrijver van Thomas bekend is geweest met Mattheus of Lukas. De vrijwel eensluidende conclusie (oa Patterson, Koester, Crossan) is dat dat niet het geval is geweest. Oftewel het derde deel van het evangelie van Thomas (de parallel met Q) is direct op Q gebaseerd, of Q1 en het evangelie van Thomas gaan allebei terug op een nog oudere bron. Dit gedeelte van Thomas zou al geschreven kunnen zijn omstreeks het jaar 50.
Alweer is het opmerkelijk dat het evangelie van Thomas geen enkele verwijzing heeft naar Jezus' dood en opstanding, noch dat er gerept wordt over geloof in zijn verzoeningsdood. Ook in het gnostieke gedeelte is er niets wat hier op wijst. Wél wordt er een vorm van verlossing (onsterfelijkheid) aangeboden die bestaat uit het begrijpen van Jezus' leer ("hij zal de dood niet smaken").
Men kan dus een Q-gemeenschap en een Thomas-gemeenschap vinden die allebei, onafhankelijk van elkaar, geen enkele binding hebben met het idee van een historische Jezus die sterf en opstaat uit de dood als een plaatsvervangend zoenoffer, oftewel geen enkele weet hebben van een Jeruzalem traditie.
Born OK the first time
- Rereformed
- Moderator
- Berichten: 18251
- Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
- Locatie: Finland
- Contacteer:
Het punt wat Doherty nu wil maken is dit: indien de verzameling uitspraken en leringen waaruit de wortels van Q en Thomas bestaan niet ging over een man die vervolgens naar Jeruzalem ging en zichzelf terecht liet stellen en aanleiding was voor het onstaan van een religie gebaseerd op een hemelse Zoon en Goddelijke Verlosser, wat was het dan wél? Indien hij hierop een bevredigend antwoord kan vinden dan verliest ook de tweede kant van de christelijke traditie, de aardse kant, de verbinding met een historische Jezus.
En dit is nu precies wat hij kan doen. Wanneer men de wijsheidslaag van Q (oftewel Q1) en van Thomas vergelijkt met elkaar, merkt men op dat die van Thomas ouder is. In Thomas zijn de uitspraken zo kort en zonder verband, zonder enige verhaaltrant als maar mogelijk is. Bovendien is de link met Jezus zo dun als maar mogelijk is. De uitspraken van het Thomasevangelie zouden met het allergrootste gemak een kopie kunnen zijn van een oudere bron van wijsheidsuitspraken, waar de schrijver van Thomas bij iedere uitspraak eenvoudig "En Jezus zei:..." ervoor schreef.
Daar komt nog bij dat de uitspraken in Thomas geen van allen innovatieve ethische leringen zijn, hetgeen reden zou zijn om een bepaalde nieuwe groepering op te richten.
Men kan aannemen dat de Q-gemeenschap zich in Galilea bevond, omdat steden zoals Kapernaüm, Bethsaida en Chorazin worden genoemd. Maar aangezien die plaatsen enkel in Q2 voorkomen, en niet in Thomas, moeten we concluderen dat de Thomas-gemeente ergens anders was, misschien nog iets noordelijker.
Allebei de bronnen spreken over 'het Koninkrijk van God', maar dit was een zeer algemeen voorkomend begrip in de eerste eeuw waar talloze joodse groeperingen over spraken. Het had te maken met de verwachting van de eindtijd, het ingrijpen van God en het einde van de vijandelijke overheersing. Maar de Thomas-gemeenschap heeft geen enkele apocalyptische verwachting. De term 'Zoon des mensen' komt in Thomas slechts één maal voor (vers 86), en eenvoudig in de betekenis van 'een mens'. Het evangelie van Thomas predikt een nieuwe manier van zichzelf bezien en een innerlijke beleving van religie, verlossing komt via mystieke kennis.
Q1 zit vol met uitspraken die zich richten op de armen en machtelozen en kijken uit naar een nieuwe wereldorde waarin de rollen worden omgedraaid. Om lid te worden van deze gemeenschap moet men al het andere opgeven, geloven dat God in het onderhoud zal voorzien, oftewel de wereld verzaken. Maar opmerkelijk is dat er volstrekt niets te vinden is van teksten die men zou verwachten onder joden: dat God spoedig zal ingrijpen, de romeinse overheerser verslagen zal worden, dat God zijn volk zal verhogen, Jeruzalem het pelgrimsoord van de hele wereld zal worden. Met andere woorden alles wat specifiek joods is ontbreekt. In plaats daarvan vinden we een ethische leer die net zo goed in China gepredikt zou kunnen worden:
"Zalig zijn de armen, want van hunner het koninkrijk van God."
"Als u slechts liefhebt wie u liefhebben, wat is daar nu voor bijzonders aan?"
Gedenk de raven: ze zaaien niet, ze oogsten niet, ze hebben geen opslagplaatsen, en toch voedt God hen...Uw Vader weet dat u dit alles nodig hebt."
"Verkoop alles wat je hebt en geef het weg. Verzamel uw schatten in de hemel waar geen dief het kan wegpikken...want waar uw schat is, daar is uw haret ook".
"Draag geen beurs of zak met goederen, en reis blootsvoets."
"Wanneer op reis, groet geen mensen".
"Kan een blinde een andere blinde geleiden? Zullen ze niet allebei in de sloot vallen?"
Indien er een historische Jezus was, zou hij zich niet in joodse bewoordingen hebben uitgesproken en zich met typisch joodse ideeën hebben beziggehouden? Zou hij nooit met de typisch oudtestamentische zaken zoals oordeel en rechtvaardigheid bezig zijn? Zou hij nooit oproepen tot bekering, nooit bezig zijn met de kwestie van romeinse overheersing?
Waarom komt de apocalyptiek pas voor het eerst in Q2?
Oftewel zou Q1 een niet-joodse, meer cosmopolitische bron kunnen zijn die is overgenomen door een bepaalde joodse groepering?
Indien Q1 op geen enkele manier als 'joods' overkomt, hoe kan men het dan wel karakteriseren? Geleerden die hierop gestudeerd hebben zien een parallel met wat men in de hellenistische wereld de stroming van de Cynici noemde. Cynici waren in het gehele romeinse rijk rondtrekkende filosofen in die tijd, en overal oproepend tot skepticisme wat betreft de huidige maatschappij. Hun leer ging oorspronkelijk terug op de leer en levensstijl van Diogenes. Ze verzetten zich tegen de authoritaire maatschappij, tegen ongelijkheid, en vooral tegen alle huichelarij. Ze gingen uit van een bepaald innerlijk goddelijk licht vanwaaruit een mens zou moeten leven en waardoor de gehele maatschappij opnieuw geformeerd zou moeten worden. Ze spraken over God als een algoede bron. Epictetus, een zowel stoïcijn als cynicus sprak uit: "Alle mensen hebben overal een vader die voor hen zorgt." Dio van Prusa sprak uit: "Denk eens aan de wilde dieren, en de vogels, hoeveel vrijer leven zij dan wij mensen..." De cynici hadden ook hun zaligsprekingen. Epictetus: "Zalig is hij die de juiste relatie heeft met de godheid". Seneca maakt melding van deze lering van de cynici: "Laat iedereen die je wil beledigen of iets tegen je wil ondernemen zijn gang gaan; indien enkel deugd in je leeft zul je niets te lijden hebben. Indien je gelukkig wil zijn, laat anderen je maar rustig minachten." Van Epictetus is zelfs deze uitspraak bekend: "Indien men u met zweepslagen behandeld als een ezel, heb de mensen lief die u slaan". Deze uitspraken zijn meer dan vage parallellen met de Bergrede, ze zijn uit hetzelfde hout gesneden. De cynici hadden zelfs een bepaald concept 'koninkrijk van God' waaronder zij verstonden een toekomstig ideaal waarin geen wereldse koning heerste, maar mensen beheersd werden door een goddelijk ideaal.
Opmerkelijk is dat ook Q1 'regels voor op reis' bevat. Hieronder valt ook het opzeggen van familie, het je kruis opnemen (al het zware bereid zijn te doorstaan) en de Meester volgen.
Zelfs de manier van onderwijzen is exact hetzelfde. Cynici staan bekend vanwege de methode genaamd chreia, dwz een hele kleine anecdote van een regel of twee uit het leven van de leermeester, bestaande uit een voorval, voorgelegde kwestie en een respons daarop. Vergelijk:
"Diogenes werd gevraagd waarom hij bedelde van een standbeeld. Hij antwoordde: 'Zodat ik eraan gewend raak niets te krijgen'."
met een voorbeeld uit Q:
"Een man die Jezus wilde volgen zei: 'Laat me mijn vader eerst begraven'. Maar Jezus zei: 'Laat de doden hun doden begraven'."
Zonder de naam Jezus zou deze tekst uit Q zo voor een uitspraak van de cynici genomen worden.
Een belangrijke vraag aangaande Q1 is: indien de uitspraken teruggaan op één bijzonder persoon, een historische Jezus van Nazareth, waar is die persoon? Waarom is er volstrekt niets bewaard dat deze persoon in een bepaalde contekst zet waaraan je hem kunt herkennen, geen enkel detail over zijn persoonlijke leven, niets over zijn achtergrond? Waarom is er enkel een leer en totaal niets over een persoon? Geen enkele fixatie op Jezus. Dit dilemma wijst erop dat er geen bepaald persoon is. Het wijst erop dat het gaat om een bepaalde manier van leven, een algemeen rondgaande wijsheidsleer die niet is uitgegaan van één bepaald persoon. De uitspraken hebben geen verbinding met een bepaald persoon en bepaalde gebeurtenissen in zijn leven. Dit kan men ook opmaken uit het feit dat dezelfde uitspraak van de wijze door Mattheus en Lukas willekeurig in een andere context worden geplaatst.
Mattheus geeft bijvoorbeeld een verhaal dat de discipelen geen duivel uit kunnen drijven, vlak na de scène van de verheerlijking van Jezus op een berg. Jezus laat hij in respons hierop zeggen: 'Als jullie maar een geloof als een mosterdzaadje hadden, zou je tegen deze berg zeggen: 'hef u op en zet u ergens anders neer, en het zal gebeuren'. Lukas zet de uitspraak echter neer als reactie op een vraag van de discipelen 'Geef ons meer geloof', op een geheel ander tijdstip, tijdens de lange reis naar Jeruzalem en zonder de contekst van het voorval met de epileptische jongen.
Ook het OnzeVader gebed wordt door Mattheus en Lukas in geheel verschillende context gebracht. Q bevatte dus in het geheel geen context, maar was enkel een verzameling van geïsoleerde uitspraken.
Men kan nog dieper doorgraven in Q en Thomas. Er is één passage waar een aantal uitspraken van Q in zowel Mattheus en Lukas geheel gelijk zijn in volgorde, zodat men kan aannemen dat ze exact in de originele volgorde van Q gekopieerd zijn. Het is een groep van drie chreia (opmerkingen van een voorbijganger gevolgd door de respons van de meester). Lukas 9:57-62:
Doherty concludeert dat in de onderste laag van Q en Thomas geen persoon Jezus voorkomt. De teksten zijn niet-joods van karakter, maar hellenistisch, de telkens herhaalde frase 'en Jezus zei' in Thomas is een latere toevoeging aan een vroegere algemeen Grieks-filosofische tekst.
En dit is nu precies wat hij kan doen. Wanneer men de wijsheidslaag van Q (oftewel Q1) en van Thomas vergelijkt met elkaar, merkt men op dat die van Thomas ouder is. In Thomas zijn de uitspraken zo kort en zonder verband, zonder enige verhaaltrant als maar mogelijk is. Bovendien is de link met Jezus zo dun als maar mogelijk is. De uitspraken van het Thomasevangelie zouden met het allergrootste gemak een kopie kunnen zijn van een oudere bron van wijsheidsuitspraken, waar de schrijver van Thomas bij iedere uitspraak eenvoudig "En Jezus zei:..." ervoor schreef.
Daar komt nog bij dat de uitspraken in Thomas geen van allen innovatieve ethische leringen zijn, hetgeen reden zou zijn om een bepaalde nieuwe groepering op te richten.
Men kan aannemen dat de Q-gemeenschap zich in Galilea bevond, omdat steden zoals Kapernaüm, Bethsaida en Chorazin worden genoemd. Maar aangezien die plaatsen enkel in Q2 voorkomen, en niet in Thomas, moeten we concluderen dat de Thomas-gemeente ergens anders was, misschien nog iets noordelijker.
Allebei de bronnen spreken over 'het Koninkrijk van God', maar dit was een zeer algemeen voorkomend begrip in de eerste eeuw waar talloze joodse groeperingen over spraken. Het had te maken met de verwachting van de eindtijd, het ingrijpen van God en het einde van de vijandelijke overheersing. Maar de Thomas-gemeenschap heeft geen enkele apocalyptische verwachting. De term 'Zoon des mensen' komt in Thomas slechts één maal voor (vers 86), en eenvoudig in de betekenis van 'een mens'. Het evangelie van Thomas predikt een nieuwe manier van zichzelf bezien en een innerlijke beleving van religie, verlossing komt via mystieke kennis.
Q1 zit vol met uitspraken die zich richten op de armen en machtelozen en kijken uit naar een nieuwe wereldorde waarin de rollen worden omgedraaid. Om lid te worden van deze gemeenschap moet men al het andere opgeven, geloven dat God in het onderhoud zal voorzien, oftewel de wereld verzaken. Maar opmerkelijk is dat er volstrekt niets te vinden is van teksten die men zou verwachten onder joden: dat God spoedig zal ingrijpen, de romeinse overheerser verslagen zal worden, dat God zijn volk zal verhogen, Jeruzalem het pelgrimsoord van de hele wereld zal worden. Met andere woorden alles wat specifiek joods is ontbreekt. In plaats daarvan vinden we een ethische leer die net zo goed in China gepredikt zou kunnen worden:
"Zalig zijn de armen, want van hunner het koninkrijk van God."
"Als u slechts liefhebt wie u liefhebben, wat is daar nu voor bijzonders aan?"
Gedenk de raven: ze zaaien niet, ze oogsten niet, ze hebben geen opslagplaatsen, en toch voedt God hen...Uw Vader weet dat u dit alles nodig hebt."
"Verkoop alles wat je hebt en geef het weg. Verzamel uw schatten in de hemel waar geen dief het kan wegpikken...want waar uw schat is, daar is uw haret ook".
"Draag geen beurs of zak met goederen, en reis blootsvoets."
"Wanneer op reis, groet geen mensen".
"Kan een blinde een andere blinde geleiden? Zullen ze niet allebei in de sloot vallen?"
Indien er een historische Jezus was, zou hij zich niet in joodse bewoordingen hebben uitgesproken en zich met typisch joodse ideeën hebben beziggehouden? Zou hij nooit met de typisch oudtestamentische zaken zoals oordeel en rechtvaardigheid bezig zijn? Zou hij nooit oproepen tot bekering, nooit bezig zijn met de kwestie van romeinse overheersing?
Waarom komt de apocalyptiek pas voor het eerst in Q2?
Oftewel zou Q1 een niet-joodse, meer cosmopolitische bron kunnen zijn die is overgenomen door een bepaalde joodse groepering?
Indien Q1 op geen enkele manier als 'joods' overkomt, hoe kan men het dan wel karakteriseren? Geleerden die hierop gestudeerd hebben zien een parallel met wat men in de hellenistische wereld de stroming van de Cynici noemde. Cynici waren in het gehele romeinse rijk rondtrekkende filosofen in die tijd, en overal oproepend tot skepticisme wat betreft de huidige maatschappij. Hun leer ging oorspronkelijk terug op de leer en levensstijl van Diogenes. Ze verzetten zich tegen de authoritaire maatschappij, tegen ongelijkheid, en vooral tegen alle huichelarij. Ze gingen uit van een bepaald innerlijk goddelijk licht vanwaaruit een mens zou moeten leven en waardoor de gehele maatschappij opnieuw geformeerd zou moeten worden. Ze spraken over God als een algoede bron. Epictetus, een zowel stoïcijn als cynicus sprak uit: "Alle mensen hebben overal een vader die voor hen zorgt." Dio van Prusa sprak uit: "Denk eens aan de wilde dieren, en de vogels, hoeveel vrijer leven zij dan wij mensen..." De cynici hadden ook hun zaligsprekingen. Epictetus: "Zalig is hij die de juiste relatie heeft met de godheid". Seneca maakt melding van deze lering van de cynici: "Laat iedereen die je wil beledigen of iets tegen je wil ondernemen zijn gang gaan; indien enkel deugd in je leeft zul je niets te lijden hebben. Indien je gelukkig wil zijn, laat anderen je maar rustig minachten." Van Epictetus is zelfs deze uitspraak bekend: "Indien men u met zweepslagen behandeld als een ezel, heb de mensen lief die u slaan". Deze uitspraken zijn meer dan vage parallellen met de Bergrede, ze zijn uit hetzelfde hout gesneden. De cynici hadden zelfs een bepaald concept 'koninkrijk van God' waaronder zij verstonden een toekomstig ideaal waarin geen wereldse koning heerste, maar mensen beheersd werden door een goddelijk ideaal.
Opmerkelijk is dat ook Q1 'regels voor op reis' bevat. Hieronder valt ook het opzeggen van familie, het je kruis opnemen (al het zware bereid zijn te doorstaan) en de Meester volgen.
Zelfs de manier van onderwijzen is exact hetzelfde. Cynici staan bekend vanwege de methode genaamd chreia, dwz een hele kleine anecdote van een regel of twee uit het leven van de leermeester, bestaande uit een voorval, voorgelegde kwestie en een respons daarop. Vergelijk:
"Diogenes werd gevraagd waarom hij bedelde van een standbeeld. Hij antwoordde: 'Zodat ik eraan gewend raak niets te krijgen'."
met een voorbeeld uit Q:
"Een man die Jezus wilde volgen zei: 'Laat me mijn vader eerst begraven'. Maar Jezus zei: 'Laat de doden hun doden begraven'."
Zonder de naam Jezus zou deze tekst uit Q zo voor een uitspraak van de cynici genomen worden.
Een belangrijke vraag aangaande Q1 is: indien de uitspraken teruggaan op één bijzonder persoon, een historische Jezus van Nazareth, waar is die persoon? Waarom is er volstrekt niets bewaard dat deze persoon in een bepaalde contekst zet waaraan je hem kunt herkennen, geen enkel detail over zijn persoonlijke leven, niets over zijn achtergrond? Waarom is er enkel een leer en totaal niets over een persoon? Geen enkele fixatie op Jezus. Dit dilemma wijst erop dat er geen bepaald persoon is. Het wijst erop dat het gaat om een bepaalde manier van leven, een algemeen rondgaande wijsheidsleer die niet is uitgegaan van één bepaald persoon. De uitspraken hebben geen verbinding met een bepaald persoon en bepaalde gebeurtenissen in zijn leven. Dit kan men ook opmaken uit het feit dat dezelfde uitspraak van de wijze door Mattheus en Lukas willekeurig in een andere context worden geplaatst.
Mattheus geeft bijvoorbeeld een verhaal dat de discipelen geen duivel uit kunnen drijven, vlak na de scène van de verheerlijking van Jezus op een berg. Jezus laat hij in respons hierop zeggen: 'Als jullie maar een geloof als een mosterdzaadje hadden, zou je tegen deze berg zeggen: 'hef u op en zet u ergens anders neer, en het zal gebeuren'. Lukas zet de uitspraak echter neer als reactie op een vraag van de discipelen 'Geef ons meer geloof', op een geheel ander tijdstip, tijdens de lange reis naar Jeruzalem en zonder de contekst van het voorval met de epileptische jongen.
Ook het OnzeVader gebed wordt door Mattheus en Lukas in geheel verschillende context gebracht. Q bevatte dus in het geheel geen context, maar was enkel een verzameling van geïsoleerde uitspraken.
Men kan nog dieper doorgraven in Q en Thomas. Er is één passage waar een aantal uitspraken van Q in zowel Mattheus en Lukas geheel gelijk zijn in volgorde, zodat men kan aannemen dat ze exact in de originele volgorde van Q gekopieerd zijn. Het is een groep van drie chreia (opmerkingen van een voorbijganger gevolgd door de respons van de meester). Lukas 9:57-62:
Het bijzondere is nu dat het evangelie van Thomas uit dit hele gedeelte maar één zin heeft, vers 86, "De vossen hebben hun holen en de vogels hebben hun nesten, maar de Mensenzoon kan zijn hoofd nergens te ruste leggen". Het is niet eens een chreia, want het bevat geen introduktie tot de respons. Hieruit kan men opmaken dat de Thomas-versie de meest originele versie is, en dat Q een gekunstelde, later gemaakte versie is.57 Terwijl ze hun weg vervolgden, zei iemand tegen hem: ‘Ik zal u volgen waarheen u ook gaat.’ 58 Jezus zei tegen hem: ‘De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon kan zijn hoofd nergens te ruste leggen.’ 59 Tegen een ander zei hij: ‘Volg mij!’ Maar deze zei: ‘Heer, sta me toe eerst terug te gaan om mijn vader te begraven.’ 60 Jezus zei tegen hem: ‘Laat de doden hun doden begraven, maar ga jij op weg om het koninkrijk van God te verkondigen.’ 61 Weer een ander zei: ‘Ik zal u volgen, Heer, maar sta me toe dat ik eerst afscheid neem van mijn huisgenoten.’ 62 Jezus zei tegen hem: ‘Wie de hand aan de ploeg slaat en achterom blijft kijken, is niet geschikt voor het koninkrijk van God.’
Doherty concludeert dat in de onderste laag van Q en Thomas geen persoon Jezus voorkomt. De teksten zijn niet-joods van karakter, maar hellenistisch, de telkens herhaalde frase 'en Jezus zei' in Thomas is een latere toevoeging aan een vroegere algemeen Grieks-filosofische tekst.
Laatst gewijzigd door Rereformed op 17 jul 2008 12:23, 3 keer totaal gewijzigd.
Born OK the first time
- Rereformed
- Moderator
- Berichten: 18251
- Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
- Locatie: Finland
- Contacteer:
Vervolgens duikt Doherty in Q2. Zoals gezegd is de verandering in atmosfeer dramatisch.
"Dit is een boos geslacht. Het eist een teken, maar het enige teken dat gegeven zal worden is het teken van Jona."
"Wee, jullie Farizeeërs. Jullie zijn als graven waarover men loopt zonder het te weten...jullie bouwen graftomben voor profeten die jullie voorvaderen vermoord hebben."
"Denken jullie dat ik gekomen ben om vrede te brengen? Nee, ik ben gekomen om verdeeldheid te brengen."
"En daar zal geween zijn en tandengeknars, wanneer je Abraham, Izaak en Jacob en alle profeten in het koninkrijk van God zal zien, maar jezelf erbuiten gegooid".
"Wees dan bereid, want de Zoon des Mensen komt op een tijd dat je hem het minst verwacht".
Doherty verwerpt de suggestie (van Kloppenborg) dat Q2 gezien kan worden als een latere toevoeging aan Q1. Het is onmogelijk om een gemoed van harmonie, liefde, vertrouwen en vrede dat Q1 hooghoudt opeens te zien veranderen in het tegenovergestelde, in vijandigheid, veroordeling, kwaad worden, felheid, wraakneming.
Q1 en Q2 moeten oorspronkelijk twee aparte bronnen zijn geweest. Doherty stelt voor dat het omgekeerd toeging: de gemeenschap van Q2 heeft op een gegeven moment Q1 opgenomen.
Met Q2 komt men tot dezelfde conclusie als met Q1: een context van een historische Jezus ontbreekt. Lukas en Mattheus zetten de uitspraken van Q2 in geheel verschillende conteksten. Bijvoorbeeld Jezus' belofte aan de discipelen dat ze op 12 tronen zullen zitten en rechters zullen zijn over de 12 stammen van Israel wordt door Lukas tijdens het avondmaal gegeven, maar door Mattheus op reis naar Judea. Dit verraadt dat allebei de contexten later verzonnen zijn en dat de oorspronkelijke uitspraken van Q2 dus geen enkele context hebben, geen context in het leven van een historische Jezus.
De vraag rijst: waarom zijn al die uitspraken opgeschreven, maar is de originele schrijver ervan niet geïnteresseerd geweest in een verhaallijn en een identificatie met een bepaald persoon, genaamd Jezus? Het enige redelijke antwoord kan zijn dat de verzameling gezegden oorspronkelijk eenvoudig de gebundelde wijsheid van een gemeenschap bevatte en niet terugging op één bepaald persoon. Enkel later werden de uitspraken in de mond van een kunstmatig gefabriceerd persoon gelegd, de zogenaamde stichter van de groep.
Er is een nog sterkere aanwijzing dat de uitspraken niet uit de mond van Jezus kunnen komen. Een tekst hiervoor is Matth. 11:12-15:
Neem de apocalyptische uitspraken van Q2. Al die uitspraken spreken over 'de Zoon des Mensen', dus als de anonieme persoon uit Daniël op wiens verschijning men wacht. Nergens worden de uitspraken gemaakt in de naam van Jezus die ze uitspreekt. Ze lezen voor ons, nu, in de contekst van de evangeliën, alsof Jezus telkens over zichzelf spreekt door zichzelf een titel te geven en over zichzelf te praten in de derde persoon (bijvoorbeeld: "Want zoals Jona voor de Nineveërs een teken was, zo zal de Zoon des Mensen dit zijn voor deze generatie"), maar in Q bestaat er geen contekst waaruit men kan opmaken dat "Zoon des Mensen=Jezus". Dat hebben Lukas en Mattheus later gedaan.
Toen de originele verzameling Q2 uitspraken geschreven werd bevatte deze -net als Q1-geen enkele verwijzing naar Jezus.
"Dit is een boos geslacht. Het eist een teken, maar het enige teken dat gegeven zal worden is het teken van Jona."
"Wee, jullie Farizeeërs. Jullie zijn als graven waarover men loopt zonder het te weten...jullie bouwen graftomben voor profeten die jullie voorvaderen vermoord hebben."
"Denken jullie dat ik gekomen ben om vrede te brengen? Nee, ik ben gekomen om verdeeldheid te brengen."
"En daar zal geween zijn en tandengeknars, wanneer je Abraham, Izaak en Jacob en alle profeten in het koninkrijk van God zal zien, maar jezelf erbuiten gegooid".
"Wees dan bereid, want de Zoon des Mensen komt op een tijd dat je hem het minst verwacht".
Doherty verwerpt de suggestie (van Kloppenborg) dat Q2 gezien kan worden als een latere toevoeging aan Q1. Het is onmogelijk om een gemoed van harmonie, liefde, vertrouwen en vrede dat Q1 hooghoudt opeens te zien veranderen in het tegenovergestelde, in vijandigheid, veroordeling, kwaad worden, felheid, wraakneming.
Q1 en Q2 moeten oorspronkelijk twee aparte bronnen zijn geweest. Doherty stelt voor dat het omgekeerd toeging: de gemeenschap van Q2 heeft op een gegeven moment Q1 opgenomen.
Met Q2 komt men tot dezelfde conclusie als met Q1: een context van een historische Jezus ontbreekt. Lukas en Mattheus zetten de uitspraken van Q2 in geheel verschillende conteksten. Bijvoorbeeld Jezus' belofte aan de discipelen dat ze op 12 tronen zullen zitten en rechters zullen zijn over de 12 stammen van Israel wordt door Lukas tijdens het avondmaal gegeven, maar door Mattheus op reis naar Judea. Dit verraadt dat allebei de contexten later verzonnen zijn en dat de oorspronkelijke uitspraken van Q2 dus geen enkele context hebben, geen context in het leven van een historische Jezus.
De vraag rijst: waarom zijn al die uitspraken opgeschreven, maar is de originele schrijver ervan niet geïnteresseerd geweest in een verhaallijn en een identificatie met een bepaald persoon, genaamd Jezus? Het enige redelijke antwoord kan zijn dat de verzameling gezegden oorspronkelijk eenvoudig de gebundelde wijsheid van een gemeenschap bevatte en niet terugging op één bepaald persoon. Enkel later werden de uitspraken in de mond van een kunstmatig gefabriceerd persoon gelegd, de zogenaamde stichter van de groep.
Er is een nog sterkere aanwijzing dat de uitspraken niet uit de mond van Jezus kunnen komen. Een tekst hiervoor is Matth. 11:12-15:
Uit deze uitspraak kan men opmaken dat de Q-gemeenschap achterom kijkt op een langere tijd. De tijd van Johannes de Doper was nog niet of nauwelijks voorbij tijdens Jezus' eigen optreden; Jezus zou de uitspraak dus sowieso onmogelijk hebben gezegd kunnen hebben. Johannes de Doper had een nieuwe beweging tot gevolg gehad, de beweging die 'het Koninkrijk van God' predikte. Maar waarom wordt Johannes de Doper als centrale figuur gezien, waarom niet Jezus zelf? De christelijke gemeenschap zou ongetwijfeld Jezus de eer willen geven van de overgang van oud naar nieuw. Wanneer Q2 dus terugkijkt op het verleden kent zij geen Jezus op het punt waar die het meest verwacht wordt, namelijk het begin, maar enkel een illustere persoon die wél bestaan heeft: Johannes de Doper.12 Van de dagen van Johannes de Doper tot nu toe wordt het koninkrijk van de hemel door geweld bedreigd en proberen sommigen er zelfs met geweld beslag op te leggen. 13 Want de profetieën van alle profeten en van de wet reiken tot de dagen van Johannes. 14 En voor wie het wil aannemen: hij is Elia die komen zou. 15 Laat wie oren heeft goed luisteren!
Neem de apocalyptische uitspraken van Q2. Al die uitspraken spreken over 'de Zoon des Mensen', dus als de anonieme persoon uit Daniël op wiens verschijning men wacht. Nergens worden de uitspraken gemaakt in de naam van Jezus die ze uitspreekt. Ze lezen voor ons, nu, in de contekst van de evangeliën, alsof Jezus telkens over zichzelf spreekt door zichzelf een titel te geven en over zichzelf te praten in de derde persoon (bijvoorbeeld: "Want zoals Jona voor de Nineveërs een teken was, zo zal de Zoon des Mensen dit zijn voor deze generatie"), maar in Q bestaat er geen contekst waaruit men kan opmaken dat "Zoon des Mensen=Jezus". Dat hebben Lukas en Mattheus later gedaan.
Toen de originele verzameling Q2 uitspraken geschreven werd bevatte deze -net als Q1-geen enkele verwijzing naar Jezus.
Born OK the first time