Job, gelieve in te gaan op de voorbeelden die Fish noemde, de dierenoffers en de genocide die beschreven staat in de bijbel. Je link gaat niet in op wat daar van te leren valt.Job schreef:Je mag het hier nalezen:Fish schreef:En leerverhalen, leren wat? Dat dierenoffers vet cool zijn? Dat je andere volken uit kan moorden als ze je in de weg zitten, of kleine kinderen gewoon kunt uitmoorden als de ouders iets fout doen?
http://theol.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root ... ijbel3.pdf" onclick="window.open(this.href);return false;
Job
Ik vind in het artikel wel een verwijzing naar het naïeve verhaal waar God de zon laat stilstaan om Jozua de mogelijkheid te geven de vijand tot de laatste man uit te roeien. Het commentaar van Labuschagne is: "Het motief van het inzetten door God van de zon en de maan tijdens de strijd functioneert in het verhaal ter kwalificering van die onvergelijkelijke dag van overwinning." Iedere moderne lezer begrijpt dat de priesters de overwinning op deze manier een religieuze lading geven, waardoor de religie aan macht wint. Maar hieruit leren we enkel dat de priesters die het opschreven dus bijzonder slinks waren en vanalles bedachten om hen meer macht te geven.
Maar dit is in het geheel geen antwoord op de vraag van Fish: wat kan jij als gelovige nu hieruit leren?
Labuschagne haalt ook nog het wonder aan waar de zon een stukje terugdraait om een koning een teken te geven. Ditmaal is het commentaar van Labuschagne: "In dit verhaal functioneert het wonder literair als een wonderteken." Hij schrijft erachteraan: "Ook in dit geval zijn pogingen van uitleggers om het wonder te historiseren volstrekt misplaatst en vruchteloos." Oftewel hij stemt ermee in dat de wonderen nooit plaats hebben gevonden, maar ze door de bijbelschrijvers verzonnen zijn. Een literaire creatie met als doel de religie meer gezag te laten inboezemen bij de eenvoudige godgelovers. Labuschagne maakt het dus opnieuw heel duidelijk wat wij ongelovigen eruit kunnen leren: de verhalen waren bestemd voor een tijd waarin mensen het gros van de mensen heel eenvoudig en goedgelovig waren. Maar kun jij nu uitleggen wat een moderne godgelover, die er dus weet van heeft dat de verhalen slechts fantasieën zijn, er uit leert?
Dezelfde warhoofdige redenering wordt aangewend wanneer Labuschagne de diverse verhalen van 'wonderbaarlijke spijzigingen van Mozes, Elia en Jezus, legitimatieverhalen noemt. Maar indien, zoals hij aangeeft, deze verhalern slechts verzinsels zijn, hoe kunnen ze dan dienen als legitimatie van deze personen? Je kunt personen niet legitimiseren met gefantaseerde wonderen. Verzonnen verhalen kunnen niet dienen als "tekenen die heenwijzen naar de heerschappij van God". Een logischer gevolgtrekking voor de moderne mens zou zijn dat zowel deze personages als de God waar men over spreekt wellicht dan ook verzinsels zijn en er dus helemaal niets te legitimiseren valt.
Weer even later laat Labuschagne weten dat het verhaal over het offeren van Isaak geenszins letterlijke geschiedenis is, maar een literaire creatie, een leerverhaal dat gehoorzaamheid aan God leert als van ultiem belang. Maar indien het verhaal slechts gefantaseerd is, wat anders kan een modern mens daaruit concluderen dan dat het verhaal alweer diende als een slinks middel waarmee de priesters gehoorzaamheid aan de religie (dus hun eigen macht) bewerkstelligden? Op geen enkele manier kan zo'n opgemaakt verhaal een geloof in een werkelijk bestaande God opleveren.
Labuschagne laat op het eind nog het opstandingsgeloof voorbij gaan. Ditmaal geeft hij toe dat de NT-schrijvers een geloof in een letterlijke opstanding hadden, maar dat dit fantasieën zijn, overgewaaid uit heidense godsdiensten: "De verschijningen van Jezus aan zijn volgelingen, na zijn dood, kunnen we alleen verstaan tegen de achtergrond van het toen gangbare geloof in de opstanding der doden. Blijkens joodse geschriften uit de laatste twee eeuwen vóór onze jaartelling was in het jodendom van die tijd het geloof in de opstanding der doden haast algemeen aanvaard. De wortels van dit geloof liggen in de wijdverbreide en in alle godsdiensten van die tijd voorkomende voorstelling van een 'leven' na de dood. Het oude Israël heeft zich verre gehouden van fantasieën daarover..."
Hij schrijft hier geheel klare wijn, indien de lezer zichzelf als ongelovige ziet. Het geloof is een verzameling verzinsels. Maar hoe iemand - jij dus, Job - deze opvattingen kan delen, en tevens 'bijbelgelover' blijven is voor mij enkel te begrijpen wanneer ik concludeer dat je de implicaties van wat Labuschagne zegt nooit hebt overdacht.
Al met al ben ik het zelden zo eens geweest met Aton!
