theoloog schreef
Maar ik ben wel benieuwd naar jullie weerlegging van zijn stelling dat DNA-mutaties bijna nooit goed uitpakken (in die gevallen waarin ze wat uitmaken).
Bijna nooit is niet altijd en met voldoende tijd en situaties is er veel mogelijk
Door mutaties kan de variatie binnen een soort vergroot worden. Mutaties zijn ploselinge veranderingen in de erfelijke eigenschappen. Deze komen zeer zelden voor maar vooral als ze in de voortplantingsorganen optreden, kunnen ze grote gevolgen hebben. In dit geval kunnen allerlei afwijkingen optreden en soms kan het embryo zich niet meer ontwikkelen. Als er zich ondanks de mutatie wel een volwaardig individu ontwikkelt, is er meer variatie binnen de soort gekomen.
Hierbij enkele voorbeelden van mutaties: een stukje van een chromosoom kan loslaten en zich omgekeerd weer vasthechten.
En: een stukje van het ene chromosoom kan van plaats verwisselen met een (langer) stukje van het andere.
De meestvoorkomende mutatie is de puntmutatie waarbij het chromosoom op slechts één punt verandert.

Dit is een albinovorm van een axolotl, een salamanderachtig dier dat in Mexico leeft.De axolotl is in feite een salamander die zich als larve al kan voortplanten. Ooit heeft zich waarschijnlijk een mutatie voorgedaan waardoor de larve deze eigenschap kreeg. Het gevolg is dat het dier nooit het volwassen stadium van een salamander bereikt. In laboratoria kan dit nog wel bewerkstelligd worden. Door deze mutatie is in één keer een nieuwe soort ontstaan. (bron fossiele planten.nl)
Mutatie
Mutatie is een verandering in een erfelijke eigenschap. Mutaties zorgen voor variatie in erfelijke eigenschappen, zonder mutaties is geen evolutie mogelijk. We onderscheiden twee typen mutaties.
Puntmutaties
Puntmutaties zijn wijzigingen in de moleculaire samenstelling van een gen. Het kan gaan om een toevoeging, verwijdering of vervanging van een base. Het gevolg is gewoonlijk dat de vertaling van de code van basenvolgorde in het DNA in aminozuren, en daarmee in eiwitten, een afwijkend resultaat geeft. Zoiets hoeft niet erg te zijn. Als het gaat om een vervanging (substitutie), kan het effect zelfs nihil zijn. Wordt bijvoorbeeld het triplet TAG veranderd in TAT, dan maakt het voor het te vormen eiwit geen verschil, want beide volgorden coderen voor het aminozuur isoleucine. Puntmutaties komen veel voor. Een bekend voorbeeld is menselijk hemoglobine, de stof in ons bloed die voor het zuurstoftransport zorgt. Een hemoglobinemolecuul bestaat uit twee paar eiwitketens. Er zijn al zeker 200 mutaties bekend in de betreffende genen en daarmee in de eiwitten, zonder dat dit effect schijnt te hebben op de levensvatbaarheid van de individuen.
Chromosoommutaties
Vergeleken met puntmutaties gaat het er bij chromossoommutaties grover aan toe. Grote delen van het DNA, delen van een chromosoom of zelfs hele chromosomen kunnen erbij betrokken zijn. De meest voorkomende mutaties betreffen stukjes van een chromosoom die op hun plaats blijven maar omkeren binnen het chromosoom (inversie), of die worden uitgewisseld met andere chromosomen (translocatie). Ook komt het voor dat delen van chromosomen wegvallen, hele chromosomen versmelten of dat er bij celdeling een ongelijke verdeling is van de chromosomen over de dochtercellen. De laatste twee mutaties, evenals inversie en translocatie, zijn meestal weinig schadelijk, maar het ontbreken of teveel hebben van chromosomen kan ernstige afwijkingen of de dood tot gevolg hebben. Een bekend voorbeeld is het Down's syndroom. Hier is één bepaald chromosoom (van paar nr. 21) teveel. Een 'mongooltje' heeft dus 47 chromosomen in plaats van de gebruikelijke 46.
Veelvoudige chromosoomsets
Soms delen de chromosomen zich wel, maar de cel niet. De cel krijgt dan tweemaal het normale aantal chromosomen. Als dit gebeurt bij de vorming van een orgaan dat tenslotte ook de geslachtscellen produceert, dan hebben deze ook een dubbele set chromosomen. Ze zijn dus diploïd in plaats van haploïd. Dit kan meer dan eens doorgaan. Het verschijnsel heet polyploïdie. Het komt in het plantenrijk veelvuldig voor, bijna de helft van de bekende planten is polyploïd. Bij planten kan het tot directe soortvorming leiden doordat kruisingen tussen een polyploïde nazaat en diploïde verwanten niet meer levensvatbaar zijn. In het dierenrijk is het veel zeldzamer. Bij dagvlinders van de familie Lycaenidae (blauwtjes, vuurvlinders), waar 24 het basisaantal chromosomen is (in haploïde toestand), komen zeer uiteenlopende aantallen voor, van 22 tot 225. Ook hier moet polyploïdie een rol gespeeld hebben.
Hoe ontstaat mutatie?
Puntmutaties zijn waarschijnlijk vooral het gevolg van de invloed van de zogenaamde achtergrondstraling waaraan alle organismen, inclusief de mens, bloot staan. Chromosoommutaties zijn onzorgvuldigheden die optreden tijdens de deling van de chromosomen. Mutaties kunnen ook opgewekt worden, bijvoorbeeld door röntgenstraling, ultraviolet licht en verschillende chemicaliën, zoals mosterdgas. Het gevaar van teveel zonnestraling (ultraviolet licht) op de huid is welbekend: de chromosomen van de huidcellen kunnen ontregeld raken, wat zelfs kan leiden tot kwaadaardige groei. Een deel van het ultraviolet licht dat de zon uitzendt, wordt door de ozonlaag rond de aarde gefilterd. Waar deze laag plaatselijk verzwakt is (de zogenaamde gaten in de ozonlaag), bestaat een verhoogde kans op huidkanker.
(bron museumkennis.nl)