Dat een intelligent ontwikkeld mens niet intellectueel eerlijk zou zijn, als hij in een bovennatuurlijke macht gelooft.
Anderzijds, dat men wetenschap en religie gescheiden moet zien.
Steeds meer in het nieuws komen echter wetenschappelijke onderzoeken, waarvan de uitkomsten zo uitgelegd worden, dat ze een religieus doel dienen.
Waarom is het dan toch belangrijk om te bewijzen dat religieus denken en geloven volkomen normaal is, ook bij wetenschappers die gewend zijn aan het denken in termen van bewijzen en de wetenschappelijke methode?
Zowel voor gelovigen en niet gelovigen is het een belangrijk onderwerp geworden in hun strijd om argumenten.
Wat zich dan ook laat zien in het gebruik van citaten van zg. theïstische of juist atheïstische wetenschappers en andere achtenswaardige denkers.
Met name van Einstein gaan er citaten rond, die voor gelovigen aanleiding zijn om te denken dat hij een God gelovige was.
Andere citaten, die het absolute tegendeel bewijzen worden dan verdonkeremaand.
Er blijkt bewijs nodig te zijn voor wat hij werkelijk dacht en niet alleen vage algemeenheden over de menselijke psyche, waarvan ieder kan denken wat hij wil.
In dit licht moet men dan ook mi. deze belangstelling voor de bewijzen daarvan zien.
'Godsbrief' van Einstein brengt 2,6 miljoen euro op
De zogeheten 'godsbrief' werd geschreven in 1954, een jaar voor Einsteins dood. De toen 74-jarige natuurkundige schreef de brief naar de Duitse filosoof Eric Gutkind. Het schrijven van anderhalve pagina wordt gezien als een belangrijk document in het debat over wetenschap en religie.
'Eerbiedwaardig, maar primitief'
In het Duits, zijn moedertaal, zet Einstein uiteen hoe hij God ziet. Zo schrijft hij over de Bijbel: "Het woord 'God' is voor mij niets meer dan een weergave en gevolg van menselijke zwakheden. De Bijbel is een collectie van eerbiedwaardige maar primitieve verhalen."
De wetenschapper haalt ook zijn joodse achtergrond aan. Het jodendom is volgens hem "als alle andere religies, een vleeswording van primitief bijgeloof".