DeLeek schreef:CXT schreef:Sinds wanneer weet men
zeker dat Johannes rond het jaar 90 is geschreven? De auteur van het artikel waar je op doelt is Marshall J. Gauvin, en deze leefde
van 1881 tot 1978. Ik heb zelfs eens een boek gelezen waarin werd vermeld dat de eerste evangeliën best wel eens pas in de tweede eeuw ontstaan zouden kunnen zijn (Alvar Ellegard,
Jezus - Honderd jaar voor Christus).
Aangezien je op mij lijkt te reageren, reageer ik hier maar op. Ik stel helemaal niet dat het vaststaat dat het evangelie naar Johannes in het jaar 90 is geschreven. Ik zeg alleen dat het de concensus is onder Nieuw-Testamentici. Je kunt bijvoorbeeld een introductie op het NT lezen van Bart Ehrman van Oxford University Press in plaats van een boekje van
Triton Uitgevers. Daar zou je in kunnen lezen:
No one knows for certain when Jesus died, but scholars agree that is was sometime around 30 CE. In addition, most historians think that Mark was the first of our Gospels to be written, sometime between the mid 60's to early 70's. Matthew and Luke were probably produced around 80 or 85. John was written perhaps ten year after that, in 90 or 95. There are necessarily rough estimates, but almost all scholars agree within a few years
De Leek, je houdt dit topic altijd goed in de gaten! En jouw reakties zetten mij altijd weer aan het werk!
Ik stel dat het volkomen ongerechtvaardigd is te spreken over een
consensus wat betreft de datering van de evangeliën. Iedereen die er uitgebreid op studeert moet tot de conclusie komen dat men in deze zaak eenvoudig geen enkel conclusief antwoord kan geven. Alle dateringen zijn mogelijk, en de suggesties die men doet zijn een soort spelletje van theologen. De dateringen worden dan weer vervroegd, dan weer verlaat, al naar gelang een nieuwe generatie scholars weer eens wat te doen wil hebben.
Waar men nog wel over een consensus kan spreken is dat men algemeen het Marcusevangelie als het oudste beschouwt, waarvan Matteus en Lucas gebruik gemaakt hebben, en het evangelie naar Johannes het laatstgeschreven. Maar ik durf te wedden dat zelfs dat laatste tegenwoordig aangevochten wordt.
De evangeliën worden voor het eerst bij naam genoemd door Irenaeus, 180. En zelfs dit is niet een definitieve laatste datum die gegeven kan worden, want sommige geleerden beschouwen Irenaeus' boek
Tegen de Ketterijen als een pseudepigrafisch werk, zoals er ook pseudo Paulus, pseudo Justinus Martelaar en pseudo-Tertullianus werken zijn.
Ook de vroegste datum, 70, voor Marcus is maar een slag in de lucht. Zoals je weet is het enkel gebaseerd op Marcus 13, de toespraak op de Olijfberg, waar de verwoesting van Jeruzalem en de tempel wordt voorzegd. Maar voor iedere christen die gelooft dat Jezus of een slimme evangelist kon voorspellen is dit uiteraard geen geldig argument. Ook voor hen die dit wel als een argument zien geeft het nog geen sterke aanleiding om Marcus omstreeks 70 te dateren. Veel geleerden zijn van mening dat hoofdstuk 13 een al bestaande tekst was, een soort pamflet dat rondging, dat Marcus op het moment van schrijven van zijn evangelie ingelijfd heeft in zijn evangelie. In het
Journal of Higher Criticism in 2000, heeft Herman Detering geargumenteerd dat de tekst van hoofdstuk 13 veel beter past in de contekst van de joodse oorlog van 136 (onder Bar Kochba), dan in 70.
Er zijn ook andere aanwijzingen die voor een datering in de tweede eeuw spreken. Men heeft bijvoorbeeld opgemerkt dat Marcus 9, 'de verheerlijking op de berg', veel lijkt op een poging van Marcus om een substituut te geven voor het oorspronkelijke geloof in de wederkomst van Jezus. De noodzaak voor deze 'damage control' zou een late datering impliceren. Voorts heeft men gewezen op bepaalde anachronismen: Marcus laat overal in Galilea synagoges staan, maar die zouden pas na 70 gebouwd zijn, toen de Farizeeën uit Judea moesten vluchten. Ook zou de titel 'rabbi' pas vanaf de tweede eeuw algemeen gebruikt zijn.
Men heeft ook elementen gevonden die men marcionitisch noemt, bijvoorbeeld de grote nadruk op de totale onbekwaamheid van de discipelen. Men speculeert zelfs dat Marcus wel eens een verbastering zou kunnen zijn van Marcion.
Dennis Nineham heeft ooit eens uitgebreid beargumenteerd dat de uitspraak van Papias als zou het evangelie van Marcus de neerslag zijn van de orale prediking van Petrus in Rome, onmogelijk kan slaan op het ons bekende evangelie van Marcus.
Men heeft ook ontdekt dat er een 'geheim evangelie van Marcus' was, waarvan een passage in 1958 ontdekt werd en ons bekend is uit de geschriften van Clement van Alexandrië. Misschien is ons evangelie wel een gedeeltelijk gecensureerd residu van een oorspronkelijk uitgebreider werk. Dit oorspronkelijke werk werd door een gnostieke sekte Carpocratiërs gebruikt. Ook de theologie van het zog. adoptionisme in Marcus wijst op een link naar de gnostiek. Sommigen hebben voorgesteld dat het evangelie zeer goed door Basilides zou kunnen zijn geschreven. Ook het feit dat Marcus zowel in Rome als in Alexandrië wordt geplaatst zou erop kunnen wijzen dat onze Marcus een door de kerk van Rome bewerkte versie is van een ouder Alexandrijns gnostiek geschrift.
Dat Bart Ehrman wat betreft deze uitspraak niet verder kijkt dan zijn eigen ex-evangelische neus is duidelijk uit een commentaar van iemand die op Amazon een review van zijn boek geeft:
J.C.Bailey schreef:This book is well written and closely argued, but as an introduction to the subject matter it fails on at least one important level: Unlike, say, John Drane's "Introduction to the New Testament" or Raymond Brown's more detailed overview from the Catholic perspective, Ehrman does not introduce us to a representative sample of scholarly thought. Instead it mainly argues the case for Ehrman's own position, and in the process it takes for granted certain assumptions that are more widely contested than he seems willing to admit. In other words, there is a tendency to cite opinions that other equally reputable scholars would contest as though they were established fact.
Wat Matteüs betreft is de stelling dat die ongeveer tien jaar later geschreven zou zijn dan Marcus, niet erg sterk. Wellicht is een langere tussentijd, twintig tot vijftig jaar, geloofwaardiger om voor Marcus algemeen in gebruik en omloop te komen en in handen te komen van een joods-christelijk persoon die dan de behoefte heeft om hem aan te vullen en te verbeteren, en een antwoord te geven op ontstane probleemstellingen.
Ook in Matteüs heeft men een anachronisme gevonden dat de eerste eeuw uitsluit: de 'zetel van Mozes' (Mt. 23:2) was een speciale stoel voor de voorgaande oudste, maar zou pas vanaf de tweede eeuw in gebruik zijn geweest.
Lucas werd al in de 19e eeuw door de zog. Tübinger school (Baur, Overbeck, Zeller) in de tweede eeuw geplaatst, en een hele rij tegenwoordige theologen zijn nog steeds deze mening toegedaan: Schmithals, Koester, O'Neill.
Wat Johannes betreft wijst men vaak op een snippertje papyrus dat gedateerd wordt op ca. 125-150. (zie:
http://www.abu.nb.ca/Courses/NTIntro/Li ... ndsPap.htm ). Maar Wikipedia laat weten:
Wiki schreef:Although Rylands 52 is generally accepted as the earliest extant record of a canonical New Testament text, the dating of the papyrus is by no means the subject of consensus among critical scholars. The style of the script is strongly Hadrianic, which would suggest a most probable date somewhere between 117 CE and 138 CE. But the difficulty of fixing the date of a fragment based solely on paleographic evidence allows a much wider range, potentially extending from before 100 CE past 150 CE.
Dat zou kunnen betekenen dat het evangelie van Johannes zelfs ouder is dan de synoptische evangeliën.
Maar hoe ouder het Johannesebvangelie gedateerd wordt, des te sterker komt een geheel mythische Jezus uit de bus! C.H Dodd wees op parallellen met de zog. Hermetische literatuur, een soort heidense gnostiek. Ook Rudolf Bultmann heeft Johannes onder gnostieke literatuur geplaatst, vooral parallellen met Mandese literatuur (zie:
http://en.wikipedia.org/wiki/Mandaeism ). Anderen hebben gewezen op linken met de Dode Zeerollen en joodse gnostiek. Weer anderen op marcionitische tendenzen.
Weer anderen zien aanwijzingen dat de schrijver van Johannes de synoptische evangelies kende.
Al met al is het theologische dateringsspel nog lang niet uitgespeeld.

We moeten gewoon alle opties openhouden.