ChaimNimsky schreef:Hoi Karssenberg,
Ik vermoed dat er een redelijkere verklaring te geven is voor Matthëus’ kindermoord in Bethlehem: het betreft midrasj & heeft in werkelijkheid nooit plaatsgevonden. Als reeds eens eerder vermeld, gebruikte Matthëus veel midrasj terwijl hij zegt dat het profetie betreft (zie
klik 
). Is het bovendien niet frappant dat
geen van de andere Evangelisten schrijft over de kindermoord en er evenmin historische bronnen bestaan die deze gruweldaad vermelden? We hebben alleen Matthëus.
In Israel zijn er twee steden met de naam Bejt-Lechem (Bethlehem): één in Jehoedah, zo’n tien kilometer ten zuiden van Jeruzalem (dat is de stad waarin het Christeljike Testament Jezus’ geboorte laat plaatsvinden), en één in haGaliel (slechts 7 kilometer verwijdert van Nazaret!). Dat deze tweede stad inderdaad al in Bijbelse tijden bestond kan eenvoudig worden aangetoond, aangezien deze in de Bijbel staat vermeld (Jozua 19:15). Grappig overigens dat de Nieuwe Bijbel Vertaling beide steden een verschillende naam geeft (Betlehem & Bet-Lechem), terwijl ze in het Hebreeuws exact dezelfde naam hebben (בית לחם).
Hoe is het gesteld met Betlehem in Jehoedah waarin volgens het Christelijk Testament Jezus werd geboren? Deze stad was onbewoond ten tijde van Jezus’ geboorte (van 37
voor Jezus’ geboorte tot 70
na Jezus’ geboorte) -- dat is de huidige archeologische status. Het staat gewoon op de website van de Israeli Antiquities Authority (
klik). Het artikel is helaas in het Ivriet, maar ik vond een klein extract op de website van het
Archaeological Institute of America (
klik 
).
Kijk nu eens naar Matthëus’ citaat: "
Zo zegt J-H-W-H: er is een stem gehoord in Rama, een weeklacht, een zeer bitter geween; Rachel weent over haar kinderen; zij weigert zich te laten troosten over haar kinderen, omdat zij niet zijn".
Als je in de T'NaCH het citaat in z'n verband leest, dan zie je dat het vers verwijst naar de moeder van Jozef & Benjamin die treurt vanwege haar kinderen die zijn verbannen naar Egypte – niet naar een slachting van kinderen uit de tijd van Herodes. Rachel's kinderen zijn bovendien niet dood, maar bevinden zich onder de bannelingen. Het betreft hier geen daadwerkelijke profetie over Jezus maar typologie. Het heeft nooit plaatsgevonden.
Karssenberg schreef:Wat zich heeft afgespeeld voordat de bijbel begint is ons niet bekendgemaakt. Een machtige en uiterst geraffineerde engel, die onmiddellijk heeft geprobeerd om Gods schepping te verwoesten door de mens, de kroon van de schepping om zo te zeggen te verleiden.
Een machtige engel? Het betrof hier een sprekende slang. Nergens in de T'NaCH staat dat het een de duivel was.
De Christelijke duivel lijkt weinig op de Satan uit de T'NaCH. Het Judaisme kent geen dualisme aan de top van de hierarchie. Een machtige Kwade Duivel die de strijd aanbindt tegen de Almachtige Al-goede God is een onbekend concept binnen het Judaisme dat nergens in de T'NaCH terug valt te vinden. In de T’NaCH fungeert "de Satan" (ha-satan) als een malach (boodschapper) om onze tegenstander te zijn, om hindernissen op de weg te plaatsen. Deze hindernissen moeten worden overwonnen.
In de T'NaCH staan God & Satan aan de
zelfde kant. Satan is een normaal Hebreeuws woord dat "tegenstander" betekent. Zie bijvoorbeeld Numeri 22:22:
Maar God ontstak in toorn omdat hij ging, en de engel van den Heer plaatste zich op den weg als zijn tegenstander, terwijl hij op zijn ezelin reed, met zijn twee slaven bij zich.
Het Hebreeuwse woord dat in de Christelijke Bijbel in het bovenstaande citaat voor "tegenstander" wordt gehanteerd is:
satan. De vrouwelijke variant van het mannelijke satan is sitnah (beschuldiging, aanklacht, twist); zie bijvoorbeeld Genesis 26:21:
Hierop groeven zij een anderen put, en ook daarover ontstond twist; waarom hij dien Sitna noemde.
Kijk eens naar het Boek Job.
Beiden – God en Satan – staan aan dezelfde kant. Job zegt "
De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen." (Job 1:21) Ondanks dat Satan degene was die handelde, zei Job niet "
Satan heeft genomen".
Vervolgens zegt Job tegen zijn vrouw: "
hebben wij het goede van God ontvangen, en zouden wij het kwade ook niet aannemen?" (Job 2:10). Weer weten we dat Satan degene was die handelde, maar God wordt als de gever geidentificeerd. In Job 19:21 wordt dit duidelijk door Job verwoord: "
want Gods hand heeft mij aangetast."
Daarna komen Job's vrienden hem troosten vanwege "
al het kwaad, dat de Heer over hem had laten komen" (Job 42:11). Nogmaals wordt God als bron geidentificeerd achter de acties van Satan.
De parallel-Boeken Kronieken en de Boeken van Samuel beschrijven dezelfde gebeurtenissen, waar II Samuel 24:1 weergeeft: "
En de toorn des Heren ontstak wederom tegen Israël, en hij spoorde David aan tegen hen, zeggende: Ga heen, tel Israël en Juda." Dit om David een volkstelling te laten houden. Het parallel-Boek in I kronieken 21:1 vertelt dat "
Satan opstond tegen Israël, en David aanspoorde om Israël te tellen." Het betreft dezelfde volkstelling als uit II Samuel 24:1, met één verschil: in de ene passage provoceert Gód David om een volkstelling te houden; in de andere passage doet Sátan het. Weer staan God en Satan achter
dezélfde actie.
I Koningen 11:14 vertelt "
En de Heer verwekte Salomo een tegenpartijder (שטן, satan),
Hadad, den Edomiet, die van koninklijk zaad was in Edom". I Koningen 11:23,25 vertelt "
Ook verwekte God hem een tegenpartijder (שטן, satan), Rezon, … hij was Israëls tegenpartijder (שטן, satan)". Weer is God de bron, en deze keer zijn de Satans die hij verwekte slechts gewone mensen.
Zelfs een mens met integere intenties kan een "satan" zijn, omdat "satan" slechts tegenstander betekent – het refereert niet rechtstreeks aan zonde. Zelfs in Mattheus 16:23 zie je daarvan een mooi voorbeeld. Jezus zei tegen Petrus: "
Ga van mij weg, satan! gij zijt mij een aanstoot; want gij meent niet wat goddelijk, maar wat menselijk is".
De Christelijke duivel heeft weinig gemeen met de Satan uit de T'NaCH