In dit topic zal ik enkele reacties plaatsen van elders. Het lukt mij helaas niet om de auteur in kwestie om toestemming te vragen. Maar het zou uiterst jammer zijn als morgen het blog verdwijnt en de informatie dus ook. Veel dingen zijn al regelmatig naar voren gebracht. Rereformed is hier al uitvoerig op ingegaan. Maar de reacties van anderen (lees een historicus) hierover zijn altijd welkom. Het is een gezond tegenwicht tegen de apologetisch dwang om de persoon met semantische woordspelletjes een bepaalde status aan te meten. Vaak gaat het dan om de overbekende kreet: “Alle geleerden zijn het hier over eens”. De stukken laat ik intact. Ga geen dingen verbeteren. Alle credits voor de auteur JHN. Voor mij is het simpel knip- en plakwerk.
http://www.godvoordommen.nl/2011/01/15/ ... ment-41419
De gelovige: “Het bestaan van een historische Jezus is meer dan voldoende bewezen in buiten Bijbelse bronnen.
Het antwoord JHN hierop in het “blog god voor de dommen”.
De claim dat de historiciteit van JC meer dan voldoende bewezen zou zijn door buitenbijbelse bronnen is klassiek maar niet meer dan een retorische claim die strijdig is met de feiten. Ik zal me niet beperken tot het noemen van een enkele buitenbijbelse bron, ik ga ze allemaal noemen en behandelen. Verschillende mensen hebben al aangegeven daarin niet geïntereseerd te zijn. Voor hen: sla de volgende paragrafen gerust over. Ik ga lekker knippen en plakken en dan inkorten dus bij voorbaat excuses als het gevoel voor perspectief misschien een beetje verloren gaat.
Je claimt dat er voldoende buitenbijbelse bronnen zouden bestaan die de historiciteit van JC zouden bewijzen. Wel, in principe zijn er geen buitenbijbelse bronnen die het bestaan van een historische JC bevestigen uit de tijd van zijn veronderstelde verblijf op aarde. Geen enkele geletterde persoon uit zijn eigen tijd maakt melding van hem in enig bewaard gebleven of bekend geschrift. De vooraanstaande joodse historicus Philo, ongeveer 20 tot 50 na Chr., dus tijdens de veronderstelde tijd van JC, maakt geen melding van hem. Een stuk of veertig andere historici die werkten gedurende de eerste twee eeuwen van de christelijke jaartelling doen dat ook niet. Er is genoeg van het werk van deze historici bewaard gebleven om een hele bibliotheek te vullen maar in deze hele massa van joodse en heidense literatuur is geen woord over ene JC terug te vinden met uitzondering van een tweetal vervalste passages in het werk van een joodse auteur en drie omstreden passages in het werk van Romeinse auteurs. Als we eerlijk willen zijn valt er niet aan te ontkomen dat hun zwijgen een oorverdovende getuigenis vormt van het niet bestaan van de historische JC zoals de canonieke evangeliën, om het even welk, die beschrijven. Wat apologeten voor ‘buitenbijbelse bronnen’ laten doorgaan zijn er voldoende weinig in getal om ze hier even de revue te laten passeren:
In het volledige werk van de joodse historicus Flavius Josephus, die leefde en werkte gedurende tweede helft van de eerste eeuw, voor een groot gedeelte in Palestina, en die naast een tweetal andere werken, een uitgebreide geschiedenis van het joodse volk schreef alsmede een geschiedenis van de vrijheidsoorlog van de joden tegen de Romeinen die uitliep in de verwoesting van de tempel in Jeruzalem in 70 na. Chr., en die zoals je dan wel zult weten vele boekdelen omvatten, bevinden zich niet meer dan twee passages die verondersteld worden naar JC te verwijzen. Hoewel er veel ophef gemaakt is over die passages in apologetische literatuur, ben ik één van een aantal deskundigen die heeft aangetoond dat het interpolaties en vervalsingen betreft, zoals tegenwoordig dan ook geaccepteerd is geraakt door het merendeel van de specialisten in het veld, inclusief vele christelijke apologeten. Al zullen we altijd opgescheept blijven zitten met de onvermijdelijke religieuze fanatici natuurlijk die altijd tot het bittere einde de werkelijkheid zullen blijven ontkennen. Hetzelfde geldt voor de verwijzingen in Josephus naar Johannes de Doper en Jacobus de ‘broer’ van JC. Die passages zijn wel aangemerkt als ‘grove vervalsingen en nog hele stomme op de koop toe’ (bisschop Warburton). De eerste vermelding van het zogenaamde ‘Testimonium Flavianum’, zoals het bekend staat, is pas van Eusebius in de vierde eeuw en ik ben het eens met de specialisten die deze bisschop aanwijzen als de uiteindelijke vervalser ervan. Van de tweede verwijzing kan eveneens gemakkelijk worden aangetoond dat het een christelijke interpolatie is.
Wat betreft de zogenaamde Brief aan Trajanus, de tweede van de bedroevend weinige ‘buitenbijbelse bronnen’ waarmee apologetische ‘geleerden’ graag wapperen als bewijs voor het bestaan van Jezus en die wordt verondersteld geschreven te zijn door Plinius de Jongere: Die bevat maar één woord dat relevantie heeft, het woord ‘christen’. Hij zegt geen woord over JC. Hij bewijst dus hoogstens het bestaan van christenen, niet van JC. Maar zelfs dat nog niet eens want ook hiervan is aangetoond dat het een christelijke interpolatie en dus vervalsing is in een brief waarvoor overigens met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geldt dat het zelf al in zijn geheel een vervalsing is.
Wat betreft het werk van de bekende historicus Tacitus, de derde ‘buitenbijbelse bron’, die was geen tijdgenoot van JC maar werd pas zo’n twintig jaar na diens veronderstelde dood geboren. Dat is gewoon te laat omdat wat hij zegt daardoor niet onafhankelijk meer hoeft te zijn van de evangelietraditie. Zeker niet als wordt uitgegaan van de in religieuze kringen gebruikelijke dateringen daarvan. Bovendien worden ook hier de paar regeltjes die zijn ‘Analen’ bevat eveneens tamelijk algemeen beschouwd als een christelijke interpolatie.
En hoewel we nog maar nauwelijks op gang zijn zijn we al weer toe aan de laatste van de ‘buitenbijbelse bronnen’. Suetonius verwijst naar een zekere ‘Chrestus’ of ‘Chresto’ wiens volgelingen moeilijkheden zouden hebben gemaakt in Rome. Er is veel gedoe geweest over de spelling en de implicaties ervan voor de betekenis van het woord maar uiteindelijk zijn er twee mogelijkheden. Ofwel was deze ‘Chrestus’ één of andere onruststoker in Rome die niets met JC te maken heeft, want het is een heel gewone naam die vaak werd gedragen door bevrijde slaven, ofwel hebben we ook hier weer van doen met een christelijke vervalsing. De eerste mogelijkheid is in dit geval wat mij betreft het waarschijnlijkst.