windsurfer schreef:Het meeste wat bij het lezen van bovenstaande posts bij me opkwam is door anderen al gezegd. Toch wil ik graag één stukje eruit pikken.
job schreef:Ik voel me allesbehalve superieur. Integendeel. Dit kan ik juist niet van iedere atheïst zeggen, die bijv. het bestaan van de zonde ontkent en meent dat hij/zij wel eventjes het goede gaat doen (daar heb je toch geen God voor voor nodig); dit vind ik pas arrogant.
Hoewel Job hier zegt zich niet superieur te voelen, hetgeen ik best wil aannemen, bevat de rest van dit stukje tekst juist díe arrogantie die anderen zo aanstootgevend vinden van het christenlijk denken. Namelijk dat een atheist arrogant zou zijn als hij het bestaan van 'de zonde' onkent en om het goede te doen geen god nodig meent te hebben. De premisse die Job maakt is dat de zonde een feit is en dat god zorgt voor het goed handelen.
Misschien heb ik het niet duidelijk genoeg verwoord. Maar ik maak die premisse niet.
De mens is (en dat is een centraal begrip in de Schrift) geschapen naar BEELD van GOD.
Dit is een dynamische uitspraak: dw.z. dat hij BEELD van God moet WORDEN (menswording).
Daartoe wordt de mens "geroepen". Alles heeft God goed (tov) geschapen, ieder dier naar zijn aard.
De schepping is intrinsiek GOED. Maar de mens is nog niet 'af'.
Het begrip
zonde is niet een losstaand feit, maar het heeft, vanuit bijbels optiek, te maken met een DAAD. Volgens de bijbel heeft God de mens ook
tov ("goed" of "gaaf") geschapen. Maar dat wil niet zeggen dat hij voorbestemd was om ten eeuwige dage als een slaafse ziel alleen maar het goede te doen. Op het einde van de Tora lezen we een beginselverklaring over de vrije wil en vrije keuze van de mens
(Lees: Deut. 30:19). Opvallend aan deze tekst is dat deze vrije keuze individueel gemaakr wordt. maar door het individu gemaakt wordt in de gemeenschap.
De mens is uitgerust met twee neigingen of mogelijkheden: de neiging tot het goede
(jeetsèr ha-tov) en de neiging tot het kwade
(jeetsèr ha-ra). De mens wordt geroepen om het goede te doen. Maar het is essentieel voor de Tora dat de mens een vrije keuze welke van beide neigingen of mogelijkheden hij wil volgen. Het gaat er niet om om de kwade neiging te onderdrukken of deze uit te roeien. Dat kan niet, want de mens is ermee geschapen. Waar het op aan komt is met de kwade neiging mee te leren leven, haar in jezelf te leren herkennen, haar te leren beheersen en zelfs haar ten goede te leren aanwenden.
Dat kan alleen d.m.v. een
leerproces, waarin de Tora, de goddelijke Leer, voor het
menselijke gedrag een centrale rol speelt. Zonder Tora is zo'n leerproces niet mogelijk. Immers, wanneer onze levenshouding, uitsluitend gebaseerd zou zijn op onze eigen opvattingen over goed en kwaad, dan zullen wij al snel menen dat al onze handelingen, ook de minder fraaie, in orde zijn en gerechtvaardigd kunnen worden.Vandaar het kenmerkende van het jodendom dat het een leer-en studie godsdienst is: pemanent leren (Tora-studie) speelt in de joodse traditie een centrale rol.
De Tora verwerpt echter de mentaliteit van de jungle en poogt het recht van de sterkste te keren:
"Je mag een vreemdeling niet bedriegen en niet onderdrukken, want je was zelf een vreemdeling in Egypte. Een weduwe of wees mag je niet verdrukken"(Exodus 22:20-21).
(Bron "Het mensbeeld van de Tora" P.van 't Riet)
Wat hierboven wordt geschetst is dus iets geheel anders dan de opvatting van de Heidelbergse Kathechismes: "dat wij ganselijk onbekwaam zijn tot enige goed en geneigd tot alle kwaad"
In de orthodoxe-christelijke visie is de zonde een overheersende kenmerk van de menselijke existentie.
De erfzonde is de bijbel vreemd en is eigenlijk een produkt van de nabijbelse theologische christelijke traditie van de vroege christelijke apologeten en de latere Griekse en Latijnse kerkvaders die sterk beïnvloed waren door het Grieks-Hellenistisch denken.
windsurfer schreef: Jij gelooft blijkbaar in een zonde,
Nee, in de neiging van de mens tot het kwade, in kwadelijke daden die schadelijk zijn voor zijn/haar omgeving en uiteindelijk voor de mens zelf. Dit valt moeilijk te ontkennen.
Job