Het punt wat Doherty nu wil maken is dit: indien de verzameling uitspraken en leringen waaruit de wortels van Q en Thomas bestaan niet ging over een man die vervolgens naar Jeruzalem ging en zichzelf terecht liet stellen en aanleiding was voor het onstaan van een religie gebaseerd op een hemelse Zoon en Goddelijke Verlosser, wat was het dan wél? Indien hij hierop een bevredigend antwoord kan vinden dan verliest ook de tweede kant van de christelijke traditie, de aardse kant, de verbinding met een historische Jezus.
En dit is nu precies wat hij kan doen. Wanneer men de wijsheidslaag van Q (oftewel Q1) en van Thomas vergelijkt met elkaar, merkt men op dat die van Thomas ouder is. In Thomas zijn de uitspraken zo kort en zonder verband, zonder enige verhaaltrant als maar mogelijk is. Bovendien is de link met Jezus zo dun als maar mogelijk is. De uitspraken van het Thomasevangelie zouden met het allergrootste gemak een kopie kunnen zijn van een oudere bron van wijsheidsuitspraken, waar de schrijver van Thomas bij iedere uitspraak eenvoudig "En Jezus zei:..." ervoor schreef.
Daar komt nog bij dat de uitspraken in Thomas geen van allen innovatieve ethische leringen zijn, hetgeen reden zou zijn om een bepaalde nieuwe groepering op te richten.
Men kan aannemen dat de Q-gemeenschap zich in Galilea bevond, omdat steden zoals Kapernaüm, Bethsaida en Chorazin worden genoemd. Maar aangezien die plaatsen enkel in Q2 voorkomen, en niet in Thomas, moeten we concluderen dat de Thomas-gemeente ergens anders was, misschien nog iets noordelijker.
Allebei de bronnen spreken over 'het Koninkrijk van God', maar dit was een zeer algemeen voorkomend begrip in de eerste eeuw waar talloze joodse groeperingen over spraken. Het had te maken met de verwachting van de eindtijd, het ingrijpen van God en het einde van de vijandelijke overheersing. Maar de Thomas-gemeenschap heeft geen enkele apocalyptische verwachting. De term 'Zoon des mensen' komt in Thomas slechts één maal voor (vers 86), en eenvoudig in de betekenis van 'een mens'. Het evangelie van Thomas predikt een nieuwe manier van zichzelf bezien en een innerlijke beleving van religie, verlossing komt via mystieke kennis.
Q1 zit vol met uitspraken die zich richten op de armen en machtelozen en kijken uit naar een nieuwe wereldorde waarin de rollen worden omgedraaid. Om lid te worden van deze gemeenschap moet men al het andere opgeven, geloven dat God in het onderhoud zal voorzien, oftewel de wereld verzaken. Maar opmerkelijk is dat er volstrekt niets te vinden is van teksten die men zou verwachten onder joden: dat God spoedig zal ingrijpen, de romeinse overheerser verslagen zal worden, dat God zijn volk zal verhogen, Jeruzalem het pelgrimsoord van de hele wereld zal worden. Met andere woorden alles wat specifiek joods is ontbreekt. In plaats daarvan vinden we een ethische leer die net zo goed in China gepredikt zou kunnen worden:
"Zalig zijn de armen, want van hunner het koninkrijk van God."
"Als u slechts liefhebt wie u liefhebben, wat is daar nu voor bijzonders aan?"
Gedenk de raven: ze zaaien niet, ze oogsten niet, ze hebben geen opslagplaatsen, en toch voedt God hen...Uw Vader weet dat u dit alles nodig hebt."
"Verkoop alles wat je hebt en geef het weg. Verzamel uw schatten in de hemel waar geen dief het kan wegpikken...want waar uw schat is, daar is uw haret ook".
"Draag geen beurs of zak met goederen, en reis blootsvoets."
"Wanneer op reis, groet geen mensen".
"Kan een blinde een andere blinde geleiden? Zullen ze niet allebei in de sloot vallen?"
Indien er een historische Jezus was, zou hij zich niet in joodse bewoordingen hebben uitgesproken en zich met typisch joodse ideeën hebben beziggehouden? Zou hij nooit met de typisch oudtestamentische zaken zoals oordeel en rechtvaardigheid bezig zijn? Zou hij nooit oproepen tot bekering, nooit bezig zijn met de kwestie van romeinse overheersing?
Waarom komt de apocalyptiek pas voor het eerst in Q2?
Oftewel zou Q1 een niet-joodse, meer cosmopolitische bron kunnen zijn die is overgenomen door een bepaalde joodse groepering?
Indien Q1 op geen enkele manier als 'joods' overkomt, hoe kan men het dan wel karakteriseren? Geleerden die hierop gestudeerd hebben zien een parallel met wat men in de hellenistische wereld de stroming van de Cynici noemde. Cynici waren in het gehele romeinse rijk rondtrekkende filosofen in die tijd, en overal oproepend tot skepticisme wat betreft de huidige maatschappij. Hun leer ging oorspronkelijk terug op de leer en levensstijl van Diogenes. Ze verzetten zich tegen de authoritaire maatschappij, tegen ongelijkheid, en vooral tegen alle huichelarij. Ze gingen uit van een bepaald innerlijk goddelijk licht vanwaaruit een mens zou moeten leven en waardoor de gehele maatschappij opnieuw geformeerd zou moeten worden. Ze spraken over God als een algoede bron. Epictetus, een zowel stoïcijn als cynicus sprak uit: "Alle mensen hebben overal een vader die voor hen zorgt." Dio van Prusa sprak uit: "Denk eens aan de wilde dieren, en de vogels, hoeveel vrijer leven zij dan wij mensen..." De cynici hadden ook hun zaligsprekingen. Epictetus: "Zalig is hij die de juiste relatie heeft met de godheid". Seneca maakt melding van deze lering van de cynici: "Laat iedereen die je wil beledigen of iets tegen je wil ondernemen zijn gang gaan; indien enkel deugd in je leeft zul je niets te lijden hebben. Indien je gelukkig wil zijn, laat anderen je maar rustig minachten." Van Epictetus is zelfs deze uitspraak bekend: "Indien men u met zweepslagen behandeld als een ezel, heb de mensen lief die u slaan". Deze uitspraken zijn meer dan vage parallellen met de Bergrede, ze zijn uit hetzelfde hout gesneden. De cynici hadden zelfs een bepaald concept 'koninkrijk van God' waaronder zij verstonden een toekomstig ideaal waarin geen wereldse koning heerste, maar mensen beheersd werden door een goddelijk ideaal.
Opmerkelijk is dat ook Q1 'regels voor op reis' bevat. Hieronder valt ook het opzeggen van familie, het je kruis opnemen (al het zware bereid zijn te doorstaan) en de Meester volgen.
Zelfs de manier van onderwijzen is exact hetzelfde. Cynici staan bekend vanwege de methode genaamd
chreia, dwz een hele kleine anecdote van een regel of twee uit het leven van de leermeester, bestaande uit een voorval, voorgelegde kwestie en een respons daarop. Vergelijk:
"Diogenes werd gevraagd waarom hij bedelde van een standbeeld. Hij antwoordde: 'Zodat ik eraan gewend raak niets te krijgen'."
met een voorbeeld uit Q:
"Een man die Jezus wilde volgen zei: 'Laat me mijn vader eerst begraven'. Maar Jezus zei: 'Laat de doden hun doden begraven'."
Zonder de naam Jezus zou deze tekst uit Q zo voor een uitspraak van de cynici genomen worden.
Een belangrijke vraag aangaande Q1 is: indien de uitspraken teruggaan op één bijzonder persoon, een historische Jezus van Nazareth, waar is die persoon? Waarom is er volstrekt niets bewaard dat deze persoon in een bepaalde contekst zet waaraan je hem kunt herkennen, geen enkel detail over zijn persoonlijke leven, niets over zijn achtergrond? Waarom is er enkel een leer en totaal niets over een persoon? Geen enkele fixatie op Jezus. Dit dilemma wijst erop dat er geen bepaald persoon
is. Het wijst erop dat het gaat om een bepaalde manier van leven, een algemeen rondgaande wijsheidsleer die niet is uitgegaan van één bepaald persoon. De uitspraken hebben geen verbinding met een bepaald persoon en bepaalde gebeurtenissen in zijn leven. Dit kan men ook opmaken uit het feit dat dezelfde uitspraak van de wijze door Mattheus en Lukas willekeurig in een andere context worden geplaatst.
Mattheus geeft bijvoorbeeld een verhaal dat de discipelen geen duivel uit kunnen drijven, vlak na de scène van de verheerlijking van Jezus op een berg. Jezus laat hij in respons hierop zeggen: 'Als jullie maar een geloof als een mosterdzaadje hadden, zou je tegen deze berg zeggen: 'hef u op en zet u ergens anders neer, en het zal gebeuren'. Lukas zet de uitspraak echter neer als reactie op een vraag van de discipelen 'Geef ons meer geloof', op een geheel ander tijdstip, tijdens de lange reis naar Jeruzalem en zonder de contekst van het voorval met de epileptische jongen.
Ook het OnzeVader gebed wordt door Mattheus en Lukas in geheel verschillende context gebracht. Q bevatte dus in het geheel geen context, maar was enkel een verzameling van geïsoleerde uitspraken.
Men kan nog dieper doorgraven in Q en Thomas. Er is één passage waar een aantal uitspraken van Q in zowel Mattheus en Lukas geheel gelijk zijn in volgorde, zodat men kan aannemen dat ze exact in de originele volgorde van Q gekopieerd zijn. Het is een groep van drie
chreia (opmerkingen van een voorbijganger gevolgd door de respons van de meester). Lukas 9:57-62:
57 Terwijl ze hun weg vervolgden, zei iemand tegen hem: ‘Ik zal u volgen waarheen u ook gaat.’ 58 Jezus zei tegen hem: ‘De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon kan zijn hoofd nergens te ruste leggen.’ 59 Tegen een ander zei hij: ‘Volg mij!’ Maar deze zei: ‘Heer, sta me toe eerst terug te gaan om mijn vader te begraven.’ 60 Jezus zei tegen hem: ‘Laat de doden hun doden begraven, maar ga jij op weg om het koninkrijk van God te verkondigen.’ 61 Weer een ander zei: ‘Ik zal u volgen, Heer, maar sta me toe dat ik eerst afscheid neem van mijn huisgenoten.’ 62 Jezus zei tegen hem: ‘Wie de hand aan de ploeg slaat en achterom blijft kijken, is niet geschikt voor het koninkrijk van God.’
Het bijzondere is nu dat het evangelie van Thomas uit dit hele gedeelte maar één zin heeft, vers 86, "De vossen hebben hun holen en de vogels hebben hun nesten, maar de Mensenzoon kan zijn hoofd nergens te ruste leggen". Het is niet eens een
chreia, want het bevat geen introduktie tot de respons. Hieruit kan men opmaken dat de Thomas-versie de meest originele versie is, en dat Q een gekunstelde, later gemaakte versie is.
Doherty concludeert dat in de onderste laag van Q en Thomas geen persoon Jezus voorkomt. De teksten zijn niet-joods van karakter, maar hellenistisch, de telkens herhaalde frase 'en Jezus zei' in Thomas is een latere toevoeging aan een vroegere algemeen Grieks-filosofische tekst.