Rereformed schreef:
Mijn kleine zoontje vroeg me daar hoe het nu precies zit als een mens doodgaat... "Dan ga je dus naar de hemel?" ...
"Maar moet je daar dan altijd zijn? Houdt het helemaal nooit op?... komt er echt helemaal nooit een eind aan?" Dat hemelverhaal wat bedoeld is om met het feit van de dood te kunnen leven, iets wat helemaal nog niet speelt in de gedachten van een vijfjarig mens die nog nooit met dood is geconfronteerd, was voor hem een angstaanjagende zaak. En ik overdrijf dit niet, want hij was wekenlang met deze zaak bezig. Telkens kwam hij er weer op terug met vragen die lieten zien dat hij er heel psychisch benauwd over was. Voor mij was dat een aha-ervaring.
Als kind ben ik opgegroeid in een omgeving waar het christelijke geloof een belangrijke rol speelde. Ik kreeg als jong kind vlagen mee van gesprekken. Eschatologie en het paranormale kwamen voor in die conversaties.
Wat ben ik vaak bang geweest; alleen in mijn bed, wachtend tot de slaap kwam. Ik was bang voor Satan, die door een kier van mijn gordijnen naar binnen keek. Bevreesd voor geesten en demonen (Denk aan "Mein Herz Brennt" van "Rammstein"

) en bang om te slapen. De dromen die ik had, waren vaak eng. Bidden tot Jezus en God hielp in het geheel niet om minder angst te hebben voor het Duistere. Mijn ouders waren zoveel met zichzelf bezig dat ze nooit in de gaten hebben gehad hoe bang ik was. Daarbij moet ik vermelden dat ik zelf ook niet uitblonk in communicatie en mijn angsten voor mij hield. Wel wisten ze dat ik veel nachtmerries had, waar ik nauwelijks uit te halen was. Om te voorkomen dat ik ging dromen, probeerde ik wakker te blijven. Uren bleef ik wakker. Ik moet veel slaap tekort zijn gekomen in mijn jeugd.
Tja..., als je geloofd in een (machtige) onzichtbare god en een onzichtbare wereld (hemel/ geestelijke strijd) dan zijn andere dingen evenzo mogelijk om in te geloven, misschien zijn die dingen (demonen/geesten) iets minder machtig dan God, echter wel machtig genoeg in mijn fantasie om er bang voor te zijn. God liet het afweten, ik heb niets gemerkt van enige bescherming. Nu kunt u eenvoudig zeggen: "Nochtans typ je hier? Blijkbaar heb jij je kindertijd overleefd, een bewijs van God die over je heeft gewaakt!"
Wat is het makkelijk om zoiets te beweren. Eerlijk moet ik toegeven dat ik nooit een demon of geest heb gezien, doch in mijn gedachten waren ze er wel.
Daarbij was ik benauwd voor de eindtijd. Die was immers aanstaande. Zoveel tekenen waren al zichtbaar in deze wereld. Gedachten hierover hebben ongetwijfeld niet bijgedragen aan mijn nachtrust. Binnenkort zou ik jarig zijn. Ik zou een nieuwe fiets krijgen voor mijn verjaardag. "Kan ik nog rijden op mijn nieuwe fiets, voordat Jezus terugkomt?" Daar kon ik echt over piekeren. Dat er nog allerlei rampen aan te pas kwamen, was allicht heel verontrustend, niettemin was die fiets mijn hoofdgedachte.
Voor mij is het duidelijk dat geloof schadelijk is geweest voor mij in mijn kindertijd. Angst voor bovennatuurlijke zaken heeft daarna, in mijn tienertijd en jong volwassenheid, nog zeker een rol gespeeld. Bijbellezen (elke avond heel hoofdstuk) en bidden nam daarbij die angsten niet weg.
Op een gegeven moment wilde ik wat meer bewijzen hebben voor hetgeen ik geloofde. Ik draaide de zaken om. Ik dacht: "Als ik iets bovennatuurlijks meemaak, is dit mede een bewijs dat God tot de mogelijkheden behoort." Dit is niet een geheel logische gedachtegang, maar ja, met zaken zoals geloof ben je al vlug niet zo logisch bezig. Het paranormale heeft zich in al die tijd niet aan mij laten zien. Dat zal natuurlijk wel aan mij liggen, evenwel liep dit spoor voor mij dood.
Eindelijk begon ik daadwerkelijk logisch na te denken: "Klopt het allemaal wel?" Aangezien ik toen openstond voor logische argumenten, die stuk voor stuk hout sneden, is mijn geloof vervolgens heel snel verdwenen.
Mijn kinderen heb ik, als ongelovige ouder, niet met het geloof kennis laten maken. Het is mij opgevallen dat ze altijd zeer goed hebben geslapen en dat nog steeds doen. Geen nachtmerries, geen angst. Een eventuele spin moest ik wel verwijderen voordat ze gingen slapen.
Bij andere kinderen in mijn nogal gelovige familie heb ik gelijke angsten gezien voor het onzichtbare. Eens logeerde ik daar en gebruikte een sonische elektrische tandenborstel. Een tiener sliep naast de badkamer. Het kind was zo bang van het geluid, dat het in doodsangst de moeder riep. Het stelde zich meer bij het geluid voor dan nodig was, bleek uiteindelijk. Toch kwam die angst mij bekend voor.
Ik heb er uiteindelijk wel iets aan overgehouden, aan mijn "mooie" kindertijd. Voor het slapengaan sluit ik de gordijnen goed, zodat er geen kieren zijn. Maar dan slaap ik heerlijk...
Law of Honesty: Don’t pretend that you can do something that you can’t. (NJ Wildberger)