De monadologie van Leibniz [
PDF] is, wanneer het juist begrepen wordt, een verbazingwekkende anticipatie op modern wetenschappelijk denken, met een aantal zeer belangrijke verschillen. Hij definieerde de essentie van lichamen als kracht, waarmee hij doelde op “de neiging van het lichaam om te bewegen of zijn beweging voort te zetten.” Het gehele universum bestaat dus uit eenheden van kracht, en niets anders. Hij noemde deze “monaden” (naar het Oudgriekse woord voor eenheid) en beargumenteerde dat de fundamentele wezens van het bestaan dus eenheden moeten zijn: “Wat niet werkelijk ÉÉN wezen is, is niet werkelijk een WEZEN.”
Monaden kunnen net zo goed kracht-atomen worden genoemd. (Feitelijk zijn het strikt genomen niet de monaden zelf die het bewegen doen maar hun energiegolf inhoud, maar niettemin zijn het de monaden die de bron van al deze energie en kracht zijn.)
Elke monade is eeuwig. Een monade kan geschapen noch vernietigd worden, enkel getransformeerd. Een monade is zodoende de meest fundamentele uitdrukking van de eerste wet van de thermodynamica, die op zijn beurt de meest fundamentele wet van het bestaan is. Het bestaan bestaat uit een oneindig aantal kracht-atomen.
Alle lichamen in het universum komen voort uit kracht-atomen. Het universum is altijd in beweging. Het kan nooit stoppen.
Men kan in het systeem van Leibniz iets zien dat heel erg doet denken aan het immer veranderende “vuur” van Heraclitus. (Vervang “vuur” simpelweg door “energie”.)
Het meest buitengewone aspect van monaden is uiteraard dat ze, in tegenstelling tot de deeltjes in het wetenschappelijk materialisme, onuitgebreid [ondeelbaar] zijn en zodoende typisch mentale entiteiten. Ze zijn levend, zij het aanvankelijk op het meest elementaire niveau, en ze hebben een geest, opnieuw aanvankelijk op het meest elementaire niveau. Maar ze zijn in staat om complex leven voort te brengen, en ze zijn in staat om bewustzijn te ontwikkelen, de hoogste uitdrukking van geest.
Leibniz zei over de monaden dat ze verschillende gradaties van “helderheid” hebben. Alle monaden beginnen als “onhelder”, maar naarmate ze zich ontwikkelen, bereiken sommigen een hogere snelheid van evolutie dan anderen en zo ontstaan verschillende niveaus van helderheid, d.w.z. sommige monaden blijken meer verdienstelijk dan anderen, beter in leren … of hebben gewoon geluk en doen hun voordeel met de productieve omgeving waarin ze zich toevallig bevinden.
Zodoende ontwikkelen de monaden zich in verschillende gradaties. De meest basale, kale monaden worden geassocieerd met stenen en anorganisch materiaal; er is geen zinvol bewijs van leven of geest. Hogere monaden worden geassocieerd met het leven van planten. Nog hogere monaden worden geassocieerd met dieren, en de beste aardse monaden zijn degenen die de mensheid definiëren. God is de hoogste monade, de perfecte monade, volledig verwezenlijkt en kristalhelder. We kunnen allemaal deze zelfde goddelijke helderheid bereiken en God worden. Met andere woorden: ALLE monaden die als onhelder en als zuiver potentieel begonnen kunnen volkomen helder worden en volkomen verwezenlijkt.
De monaden vormen wat bekendstaat als de “ladder van het bestaan”. Onderaan bevinden zich de “achterlijke” monaden, de meest troebele en vage, en bovenaan bevinden zich de “goddelijke” monaden, de helderste en meest onderscheidbare (waarvan er extreem weinig zijn). Door middel van evolutie beklimmen steeds meer monaden de ladder van het bestaan, en uiteindelijk wordt het gehele universum goddelijk.
...
Hoewel entiteiten functioneel niet van elkaar te onderscheiden zijn, kunnen twee dingen nooit volledig identiek zijn. Tot op zekere hoogte kunnen ze beslist een identieke reeks eigenschappen delen, en daarom niet van elkaar te onderscheiden lijken, maar uiteindelijk hebben ze kenmerken waardoor ze kunnen worden onderscheiden, hoewel deze kenmerken technisch gezien misschien nooit waarneembaar zijn. Alle monaden hebben dezelfde algemene kenmerken, maar ze zijn allemaal uniek. Alle mensen zijn in zekere zin identiek. We zouden een enorme lijst kunnen maken van de kenmerken die twee mensen gemeen hebben, maar toch zijn we allemaal verschillend. Hoewel de uitdrukking ‘gelijk maar verschillend’ klinkt als een 
contradictio in terminis, kan het in werkelijkheid een relatief nauwkeurige uitspraak zijn. Denk eens aan hoe wij mieren waarnemen. We beschouwen ze nooit als individuen, maar dat zijn ze natuurlijk wel. Een superwezen zou op de mensheid kunnen neerkijken en ons als min of meer identiek kunnen beschouwen, maar als hij goed zou kijken, zou hij beseffen dat we allemaal uniek zijn.
William James zei: ‘Er is heel weinig verschil tussen de ene mens en de andere; maar het weinige dat er is, is heel belangrijk.”
Zo is het ook met alle ogenschijnlijk identieke dingen.