Nu komt er een beetje duidelijkheid hierin. De mensen die je hier aanhaalt zijn allemaal bezig met hoe de bijbelse boodschap verstaan kan worden voor de mens van vandaag. Het zijn in de meeste gevallen dominees (geweest). Het gaat hun om de verkondiging van de boodschap, om de boodschap achter de verhalen, waardoor iemand geraakt wordt, eruit te persen. Cees den Heyer schreef zelfs een boekje met die titel (Hoe krijgt de bijbel betekenis? Semiotiek toegepast op bijbelse teksten). Buber en Rosenzweig waren filosofen van het existentialisme, geïnteresseerd in de joodse mystiek als antoord op wetenschappelijk rationalisme. Miskotte zelf betitelt deze joodse denkers als een vorm van humanisme.Job schreef:Kuitert; Hendrikse; Cees den Heyer...enz...
Verschillende exegeten van de Amsterdamse School, zoals bijv. Karel Deurlo...
Vanuit katholieke zijde; André Lascaris; Pius Drijvers...En diverse protestante en katholieke theologen/exegeten enz.
Joodse exegeten...Buber, Rosenzweig...
Ik heb thuis een kast vol van staan.
Het zijn dus geen mensen die als wetenschappers zo objectief mogelijk bezig zijn met de academische studie van descriptieve bijbelwetenschap. Integendeel, de Amsterdamse School ontstond juist als een tegenreactie op de historisch-kritische (=wetenschappelijke) benadering van de bijbel (=de reconstructie om de meest oorspronkelijke historische versie en Sitz-im-Leben van de afzonderlijke boeken vast te stellen). Zij ziet dit laatste als ten hoogste nuttig om een paar droge feitjes op een rijtje te krijgen, waarvoor het zich niet interesseert, omdat het voor hen gaat om bezig te zijn met zaken die voor de mens van vandaag als gelovige belangrijk kunnen zijn, dus het aangegrepen te worden door een boodschap die beslag op je legt, een boodschap die je als dominee van de kansel kan preken. Hun eigen aanpak wordt gevoed uit een afkeer voor rationalisme, nihilisme en atheïsme; ze willen mensen daarvoor behoeden.
Maar deze personen, voor zover ik er bekend mee ben, beweren helemaal niet dat de oorspronkelijke schrijvers alles als een metafoor bedoelden, zoals Job telkens weer opnieuw beweert. Het zijn geen figuren die behoefte hebben aan zich afzetten tegen wat de wetenschappelijke studie van de bijbel oplevert, op de manier zoals fundamentalistische creationisten zich tegen de evolutietheorie verzetten. Uiteraard hebben deze geleerde mensen wel door dat mensen van twee- drieduizend jaar geleden letterlijk in God als een Wezen geloofden, in letterlijke engelen en letterlijk gebeurde wonderen en demonen en letterlijk leven na de dood enzovoort. Ze stellen enkel dat de moderne mens nog met de oude verhalen verder kan door ze als metaforen te lezen. En dus werpen ze zich zoveel mogelijk op de narratieve aspecten van de bijbelverhalen.