doctorwho schreef:
Herhaling of opvolging van toestanden als tijd meetlat dus maar als er nu van toestand tot toestand een zeer lange periode nodig is (for the sake of argument) langer dan 13.7 miljard jaar is hoe bepaal je dan de tijd

Eerlijk gezegd heb ik geen idee. Het is in elk geval geen meting van tijd, maar een berekening gebaseer om een schatting van de afstand.
De eerste schattingen hingen samen met de verhouding tussen de roodverschuiving en de afstand. Deze verhouding leek min of meer linerair. Die leidde tot de veronderstelling dat op een bepaalde afstand de roodverschuiving oneindig groot zou worden, hetgeen overeen zou komen met sterren die zich met de snelheid van het licht van ons af bewegen. De tijd die het licht nodig zou moeten hebben om die afstand af te leggen, werd in eerste instantie als het moment van de Big-Bang beschouwd.
Inmddels echter heeft men meer metingen die tot de conclusie leiden dat op afstanden groter san 6 miljard lichtjaar, en dus meer dan 6 miljard jaar geleden, de expansie minder was. Ik vermoed dan men domweg veronderstelt dat de sterrenstelsels waarin de voor de metingen gebruikte supernova’s meer dan 6 miljard jaar geleden oplichtten, zich inmiddels wel van ons af bewegen met een snelheid die conform is aan de op kleinere afstand gemeten “hubble-constante. Maar dat is uiteraard niet bewezen, dat weten we pas over 6 miljard jaar.
Verder is er dan nog de theorie dat de Big-Bang begon met een zogenaamde inflatoire periode.. Ik heb geen idee hoe men de tijdsduur daarvan heeft bedacht. Uiteraard, weet ik ook niet hoe ver men denkt dat de onderdelen van het zichtbare heelal zich na die inflatie van elkaar af bevonden, noch waar men een dergelijke veronderstelling op zou baseren.
Ondanks het feit dat ik nergens ook maar een aanwijzing kan ontdekken hoe men deze uitgangswaarden heeft bepaald, beweren de (dames en) heren kosmologen dat ze inmiddels de leeftijd van het heel in drie of vier decimalen nauwkeurig kennen. Maar het enige dat men echt heeft gemeten is de roodverschuiving en lichtsterkte van supernova’s die- op grond van de waargenomen lichtsterkte - 6 tot 12 miljard jaar geleden zouden hebben plaatsgevonden.
Ondertussen lees ik her en der dat in een uitdijend heelal het licht door de uitdijing “meegedragen” zou worden en daarom een grotere afstand in lichtjaren zou kunnen overbruggen dan het aantal jaren dat nodig is. Ik geloof daar utieraard geen moer van. Waarschijnlijk bedoelt men dat de betreffende lichtbronnen zich nu – naar men aanneemt - meer lichtjaren van ons af bevinden dan het aantal jaren dat het licht nodig heeft gehad om ons te bereiken. Maar het licht heeft die afstand uiteraard nooit afgelegd. Het is nu eenmaal zeer verwarrend om te spreken over de afstand tussen twee dingen die miljarden jaren in de tijd van elkaar gescheiden zijn, en zich al die tijd van elkaar af hebben bewogen.
Als men immers licht van 13,7 miljard jaar geleden waarneemt dan was de afstand tussen ons en het object niet groter dan de straal van het waarneembare heelal toen. (zonder inflatie minder dan 0,1 lichtjaar). Maar we zien het object op13,7 miljard lichtjaar afstand, terwijl het zich om dit moment op ongeveer 27,4 miljard lichtjaar afstand bevindt. Begint het je al te duizellen? Als je die afatanden door elkaar heen gebruikt dan kun je de raarste uitspraken doen! Zo kan je beweren dat het licht zich in de praktijk bewoog met tweemaal de lichtsnelheid of juist met 1/137 van de lichtsnelheid. Ik houd het uiteraard gewoon op éénmaal de lichtstnelheid (3,0E8). En uitgaande van welke afstand je gebruikt klopt het alle drie
Als het heelal echt 13,7 miljard jaar oud is en de verste zichtbare delen zich vrijwel met de lichtsnelheid van ons af bewogen, dan zou – volgens de theorie - de doorsnee van datzelfde heelal NU 54,8 miljard lichtjaar zou moeten zijn plus de afmeting diehet had direct na de hyper-inflatie plus de extra afstand die het gevolg zou zijn van de veronderstelde toename van de expansie. Dit leidt weer tot allerlei beweringen die heel verwarrend zijn, want het zichbare heelal heeft uiteraard slechts een doorsnee van 27,4 miljard lichtjaar. De doorsnee van 54,8 miljard lichtjaar kan niet eerder waargenomen worde ndan over 13,7 miljard jaar. Alleen kunnen we wel reeds vele objecte n zien die zich inmiddels 22 miljard lichtjaar bij ons vandaan (en 44 miljard lichtjaar van elkaar af) bevinden, maar het betreffende licht heeft uiteraard maar 11 miljard lichtjaar afgelegd.
Lastige materie. Daarom beweerde ik eerder in deze draad dat ik tijd wel snap, maar ruimte niet, terwijl anderen beweren dat ze ruimte begrijpen maar tijd niet. Wellicht dat we daarmee eigenlijk hetzelfde willen zeggen.