B.S. schreef: ↑14 mei 2023 17:37
Of mythen wel of niet misschien een historische kern hebben: bij het willen geven van 'rationele' verklaringen voor iets als (episodes uit) de bijbelse Exodus sluipt er vaak een gekunsteldheid in. 'Men' gaat er a priori vanuit dat zoiets überhaupt heeft plaatsgevonden terwijl het verhaal zelf al al bovennatuurlijke elementen bevat. Voor wat er dan verder aan bovennatuurlijks gebeurd wordt dan een 'verklaring' gegeven. Dan is de uittocht uit Egypte en de achtervolging door het leger blijkbaar een feit, 'net op tijd' helpt een 'natuurverschijnsel' de vluchtelingen verder en de latere overlevering maakt er dan goddelijk ingrijpen van. Terwijl goddelijk ingrijpen juist de crux is van het verhaal, van heel het boek Exodus is. Je kan daar niet zomaar 'rationaliseringen' in aanbrengen en dan denken dat je het 'echte' verhaal reconstrueert.
Het verhaal laat bovendien zien dat het nogal kinderlijk geschreven is: Blijkbaar stelt niemand van de geleerde personen die de wonderen rationeel willen verklaren de vraag hoe het mogelijk was dat kuddes vee die op het veld graasden met een hagelbui gedood werden (Ex. 9:21), aangezien even tevoren in Exodus 9:6 ‘al het vee van de Egyptenaren stierf’ (paarden, ezels, kamelen, runderen en kleinvee), vanwege de straf van de veepest. En wanneer de laatste plaag komt worden de eerstgeborene dieren voor de zekerheid nóg een keer gedood terwijl ze allemaal al dood waren! En na al deze plagen heeft de Farao nog het lef om met een leger van zeshonderd paarden en wagens voor de dag te komen! Blijkbaar waren de tovenaars van farao gespecialiseerd in het opwekken van paarden. Iemand die vervolgens het 'wonder van de rietzee' serieus gaat nemen is blijkbaar nooit opgegroeid.
Noch ooit bijbelwetenschap beoefend.
Exodus 14 is opgemaakt uit drie vertellingen, de J-bron, de E-bron (de oudste teksten uit het zuidelijke Juda en noordelijke Israël) en een P-bron, later geschreven, wellicht op het moment dat de J- en E-bron samengevoegd werden. Men kan gemakkelijk tellen dat hier wel vier wonderen worden vermeld, waar twee in strijd zijn met de andere twee.
De J-bron laat horen: En de wolk was duisternis [voor de Egyptenaren], maar tegelijk verlichtte zij de nacht [voor de Israëlieten], zodat de één de ander niet kon naderen, de gehele nacht. En Jahweh deed de zee de gehele nacht door een sterke oostenwind wegvloeien, maakte haar droog. En in de morgenwake schouwde Jahweh in vuurkolom en wolk naar het leger der Egyptenaren en bracht het leger der Egyptenaren in verwarring. En Egypte zei: Laten wij vluchten voor de Israëlieten, want Jahweh strijdt voor hen tegen Egypte. En tegen het aanbreken van de dag vloeide de zee terug in haar bedding, terwijl de Egyptenaren haar tegemoet vluchtten. En Jahweh wierp de Egyptenaren in de zee. En Jahweh verloste Israël van Egypte op die dag. En Israël zag de Egyptenaren dood op de oever der zee liggen. En Israël zag de machtige hand die Jahweh had gebruikt tegen Egypte en het volk vreesde Jahweh, en zij geloofden in Jahweh en in Mozes, zijn knecht.
De E-bron geeft deze versie: En de Engel Gods, die vóór het leger van Israel uit ging bewoog en ging achter hen staan. Zo kwam het tussen het leger van de Egyptenaren en het leger van de Israëlieten en het deed de wielen van hun wagens wegglijden en met moeite voortrijden.
De P-bron geeft dit verhaal: En Mozes strekte zijn hand uit over de zee en de wateren werden gespleten. En de Israëlieten gingen in de zee op het droge. En de wateren waren rechts en links voor hen een muur. En de Egyptenaren achtervolgden hen en kwam achter hen aan - alle paarden van farao, zijn wagens en zijn ruiters, door de zee. En Jahweh zei tot Mozes: Strek je hand uit over de zee, en de wateren zullen terugvloeien over de Egyptenaren, over hun wagens en ruiters. En Mozes strekte zijn hand uit over de zee. En de wateren vloeiden terug en bedekten de wagens en de ruiters van de gehele legermacht van farao die hen in de zee achternagetrokken waren. Er bleef van hen niet één over. En de kinderen van Israël gingen op het droge door de zee en de wateren waren rechts en links van hen als een muur.