Hieronder ga ik in op de apologeten van de tweede eeuw. Volgens Doherty ontbreekt er teveel informatie over de historische Jezus. Apologeten verdedigen hun christelijke visie tegen andere ideeen. Het is logisch dat je dan aansluiting zoekt bij de denkwereld van je 'tegenstander'. Als ze dus tegen Griekse filosofen spreken, dan mag je zeker verwachten dat ze filosofisch spreken over hun geloof. En dat is dus ook wat we zien.
Al deze apologeten dateren we nadat er al mensen zijn geweest die blijk hebben gegeven van kennis van de evangelien. Ignatius van Antiochie, Polycarpus, Aristides, I & II Clemens, Barnabas, etc. (voor een mooi overzicht, kijk
hier). Doherty focust zich op de apologeten en noemt er 6. Die worden bekritiseerd. Er zijn echter meer apologeten geweest. Ook daarvan is een mooi overzicht gemaakt die je
hier kunt vinden. Wederom zien we dat een meerderheid wel statements heeft die het geloof in een historische Jezus bevestigen. Bij de andere apologeten ontbreken die statements. Vraag bij hen is dan of ze daar wel of niet in geloofden.
-Justinus Martelaar.
De bekendste vroege apologeet is Justinus Martelaar, die zijn Apologie schreef ca. 150. Dit geschrift laat zien dat Justinus wél in een historische Jezus geloofde. Hij schrijft daarin bijvoorbeeld: "de Logos nam een gestalte aan, werd mens, en werd Jezus Christus genoemd."
Maar interessant is dat Justinus ook een geschrift heeft achtergelaten waarin hij over zijn bekering vertelt, hetgeen 15 tot 20 jaar eerder plaatsvond, Dialoog met de jood Trypho, hetgeen een goede inkijk geeft tot wat voor soort geloof hij oorspronkelijk zich bekeerde. In dat geschrift verhaalt hij van zijn ontmoeting in de buurt van Efeze met een oude man, een christelijke filosoof. Na een discussie over de deugden en voordelen van filosofie spreekt de oude filosoof uit dat er oude joodse profeten geweest zijn die door de Goddelijke Geest gesproken hebben. Deze profeten, zo zegt hij, hebben de glorie verkondigd van de Vader en zijn Zoon, Christus. We zien hier dus exact de platonische interpretatie van de hebreeuwse bijbel. De oude man vervolgt met te zeggen dat wijsheid enkel kan komen tot mensen aan wie het door God en zijn Christus geschonken wordt. "Op dit punt gekomen", zegt Justinus, "ontstak er een vlammetje in mijn ziel; en een liefde voor de profeten en voor hen die vrienden van Christus zijn". Let op dat Justinus niet eens spreekt over 'liefde voor Christus'. Dat kon niet omdat het christendom waartoe hij zich bekeerde een filosofisch concept was. Christus maakte deel uit van een hemelse godheid. "Christus is een redder vanwege de wijsheid die hij schenkt".
De historische Jezus van Nazaret, de incarnatie van de Zoon ontbreekt volkomen in dit bekeringsverhaal. Het is duidelijk dat het christelijk geloof van Justinus later andere vormen aannam. En hij geeft later in zijn Apologie toe dat "sober denkende mensen van mening zijn dat christenen gek zijn om een gekruisigd mens op de hoogste plaats na God te zetten".
Zoals gezegd is Justinus helemaal bekend met een historische Jezus. Dit is in zijn Apologie zo, en ook in zijn dialoog met Trypho. Volgens Doherty bekeert Justinus zich niet, omdat hij geloofde in een historische Jezus, maar in een hemelse godheid. We hebben volgens hem geluk dat Justinus dit zo heeft opgeschreven, en het niet heeft gewijzigd door de nieuwe inzichten waarbij Christus ineens een persoon op aarde is geweest. Op het moment dat Justinus zijn bekeringsverhaal opschrijft, gelooft hij in een Christus die hier op aarde heeft rondgelopen. Daar lijkt me geen discussie over mogelijk. Hoe plausibel is het dat een apologeet gaat vertellen over z'n bekering als dit een bekering tot iets heel anders is, dan waar hij nu in gelooft? Hij lijkt me juist bezig om een verbinding te leggen tussen Jezus Christus en de Logos, waar men veel over sprak. We zien dit ook in de natuurlijke voortgang van het verhaal. Een aantal regels verder wordt namelijk gesproken over de 'hopes on a man that was crucified (Ch. 10)'. Er is dus geen tegenstelling tussen de Jezus waartoe Justinus zich bekeerde en de man uit Nazareth die Justinus leerde kennen in het Mattheus-evangelie. Daarvan heeft hij kennis als we zien wat voor zaken hij noemt van de historische Jezus: Dat hij is gekruisigd onder Pontius Pilatus. Dat hij gedoopt is door Johannes de Doper, en verder allerlei citaten.
De dialoog is mijns inziens juist een sterk argument tegen de these van Doherty. De dialoog laat zien dat het spreken over Jezus heel divers was. Soms zie je tijdens de filosofische gesprekken de historische Jezus helemaal niet meer. Toch zien we even later weer dat die wel degelijk de basis vormt voor Justinus.
-Tatianus
Tatianus was een leerling van Justinus Martelaar. Hij legt uit christen geworden te zijn na het lezen van het Oude Testament. Later reist hij naar Syrië en wordt een aanhanger van een sekte die voor ketters werd verklaard (Encratieten) en maakt hij de beroemde Diatessaron, de eerste harmonisatie van de vier bijbelse evangeliën.
Maar in ongeveer 160 is hij te Rome en schrijft hij zijn Apologie aan de Grieken , waarin heidenen worden opgeroepen christen te worden. Hij heeft geen enkele weet van de evangeliën. Tatianus schrijft nergens de naam Jezus, noch de term Christus. Wél heeft hij weer veel te vertellen over de Logos, 'de scheppende kracht van het universum', 'de eniggeborene van de Vader', 'waardoor de schepping gemaakt is'. Alweer geen woord over een incarnatie van de Logos.
Alweer geloof in opstanding, maar geen enkele verwijzing naar opstanding van Jezus. Eeuwig leven is het resultaat van 'kennis van God'; geen woord over een zoenoffer. Alweer een paar uitspraken die we ook in de evangeliën tegenkomen, maar geen enkele verwijzing dat ze uit de mond van Jezus kwamen. Hij legt zijn christen zijn uit als 'door God onderwezen'.
Doherty schrijft dat een belangrijke clue om de puzzel op te lossen te vinden is in deze opmerking van Tatianus (hoofdstuk 21):
"Wij zijn geen dwazen, mannen van Griekenland, wanneer we verklaren dat God geboren is in de vorm van een mens...Vergelijk jullie eigen verhalen met die van ons." Vervolgens beschrijft hij wat de grieken zeggen over hoe de goden op aarde kwamen, hoe ze ook lijden ondergingen ten dienste van de mensheid, en dan maakt hij de opmerking: "Kijk dus naar jullie eigen opgetekende verhalen en accepteer ons als mensen die ook verhalen vertellen." Het lijkt dus wel alsof Tatianus weet heeft van evangelieverhalen die het geloof in beeldvorm neerzetten, maar deze zaken niet als letterlijke geschiedenis opvat. Voor hem zijn die verhalen te vergelijken met de verhalen van de griekse mythen. Hij negeert de verhalen eenvoudig, omdat hij als ontwikkeld filosoof wel beter weet.
Tatianus is dus een leerling van Justinus de Martelaar geweest. Justinus geloofde in een historische Jezus en was uitgebreid bekend met evangelien. Tatianus was ook de eerste die een harmonisatie van de 4 evangelien schreef. De 'Diatessaron'. Als Tatianus dus niet schrijft over de mens Jezus die hier op aarde rondliep, dan is dat niet omdat hij die niet kende, maar om een andere reden. Dan schrijft Tatianus dus een Apologie aan de Grieken, waarin weinig van de historische Jezus naar voren komt. In tegenstelling tot wat Doherty schrijft, wijst dit juist weer op de zwakheid van Doherty's argument. Er is geen tegenstelling tussen de historische Jezus en de Logos waar zo veel over wordt geschreven. Tatianus kan dit werk blijkbaar schrijven, terwijl hij helemaal doordrongen is van kennis van de historische Jezus.
Als Paulus weinig over de historische Jezus vertelt, dan wordt meteen gezegd dat hij daar ook niks van weet. Bij Tatianus zien we nu juist heel goed dat christenen soms heel weinig over de historische Jezus opschrijven, terwijl ze er wel degelijk kennis van hebben. We zullen dat verderop ook nog zien bij Tertullianus. De echte reden hiervoor zal ergens anders gezocht moeten worden. Voor wie is het werk bedoeld? Wie probeert hij te overtuigen?
Theophilus van Antiochië:
bisschop van Antiochië in Syrië sinds 168. Van hem is een tractaat bekend Aan Autolycus, waarin hij zijn geloof uiteenzet. Hij legt uit dat hij christen werd na het lezen van het oude testament van de joden. Hij legt de benaming 'christen' uit met de woorden dat het betekent '"gezalfd te zijn met de olie van God". Geen enkele verwijzing naar Christus zelf! Ook geen enkele keer noemt hij de naam Jezus. In plaats daarvan legt hij uit dat christenen hun leringen krijgen van God en de Heilige Geest. Hij noemt die leringen 'evangelies', maar zij zijn enkel door God geïnspireerde zaken, en niet de levensbeschrijving van een historische Jezus. Theophilus gelooft wél in "de Zoon van God". Daarmee bedoelt hij "de Logos (het Woord van God) die de wereld geschapen heeft en tesamen met de Sofia (Wijsheid) uit God geboren is. Hij legt uit dat Autolycus 'Zoon' niet moet opvatten alsof God letterlijk een zoon heeft verwekt, maar dat het betekent 'voortgebracht', dwz uit het hart van God komt.
Theophilus spreekt over eeuwig leven waar christenen in geloven, maar spreekt geen woord over een dood van de zoon als zoenoffer, geen woord over de dood en opstanding van de zoon. Uit de tekst kan men opmaken dat de wat betreft eeuwig leven sceptische Autolycus de vraag had gesteld "Laat me één persoon zien die ooit uit de dood is opgestaan!" En stel je nu voor: Theophilus heeft geen woord te zeggen over een historische Jezus die uit de dood is opgestaan! Wel spreekt Theophilus minachting uit voor de mensen die in de opstanding van Hercules en Asclepius geloven!
Rara, hoe kan dat?
Het werk 'aan Autolycus' bevat inderdaad weinig historische Jezus. We weten van Tatianus al dat dit blijkbaar mogelijk is, terwijl je wel kennis hebt van Jezus. Dit is een filosofisch werk, wat me aan de belijdenissen van Augustinus deed denken. Augustinus leefde nog weer enkele eeuwen later, maar schrijft in zijn Belijdenissen ook weinig over een historische Jezus. Ook hij schrijft over zijn bekering tot het christendom, zonder de Jezus van Nazareth uitgebreid te noemen. In zijn tijd is het absurd om te zeggen dat hij niets van een historische Jezus zou weten. Zeker weet hij daarvan. Wederom een voorbeeld dat er blijkbaar geschriften mogelijk zijn van christenen, waarin de historische Jezus nauwelijks aan bod komt. We komen echter in het boek 2 hoofdstuk 22 van Theophilus het volgende tegen:
And hence the holy writings teach us, and all the spirit-bearing [inspired] men, one of whom, John, says, “In the beginning was the Word, and the Word was with God,” showing that at first God was alone, and the Word in Him.
We zien dus dat hij wel degelijk bekend is met de historische Jezus. Hij kent immers het evangelie van Johannes. Het lijkt me hier ook interessant dat hij het evangelie van Johannes ook echt aan Johannes toekent en spreekt over 'spirit-bearing' men. Het lijkt me dat het evangelie van Johannes hier al een heel tijdje in roulatie moet zijn.
-Athenagoras van Athene:
Werkte in Alexandrië omtreeks 170. Een filosoof die christen werd. Weet niets over kerk, sacramenten en rituelen. Hij schreef een "Voorspraak voor de christenen", gericht aan de keizer. Schrijft daarin een geloofsbelijdenis van christenen: "Wij geloven in één God...die de wereld geschapen heeft en onderhoudt door de Logos...want wij geloven ook in een Zoon van God...Wanneer u vraagt wie is deze zoon dan antwoord ik dat hij allereerst het product van de Vader is, die de Logos in zich bergde. Hij werd voortgebracht om de vorm en tot stand komende kracht te zijn van alle materiële zaken.
Athenagoras schrijft 37 hoofdstukken en heeft geen woord te zeggen over een historische Jezus. Hij vergeet dus volkomen te vermelden dat deze Logos in geïncarneerde vorm op aarde heeft rondgelopen. Hij weet alles te vertellen over het platonisme van zijn tijd, de stoïcijnen, over engelen, demonen, over griekse mythen, maar geen enkel woord over het leven van Jezus. De leer van christenen definieert hij als "niet van mensen uitgegaan, maar uitgesproken en onderwezen door God". Hij spreekt zinnen uit zoals "Hebt uw vijanden lief, zegen hen die u vervolgen", maar merkt niet op dat ze de leer van Jezus van Nazaret zijn. Hij gebruikt zelfs het woord 'evangelie' niet. Wel weet hij allerlei profeten te noemen als 'getuigen', maar noch de naam Jezus, noch Christus komt voor in zijn geschrift, noch zoenoffer, noch dood van de Zoon. Eeuwig leven is eenvoudig het gevolg van "dat wij God en zijn Logos kennen". Als conclusie schrijft hij (voor ons nogal humoristisch): "als ik zeer gedetailleerd schrijf over waar we in geloven, laat het u niet verbazen." Wink
Rara, hoe is dit mogelijk?
Tja, je bent filosoof of niet. Als we het argument 'from silence' van Doherty hier gaan toepassen, dan zitten we meteen met een probleem. Paulus schreef zijn brieven ruim 100 jaar hiervoor. Daarin komt 'Christus' tientallen keren voor. Hier ontbreekt dat woord volledig. Hoe kan dat? Kende hij die brieven niet? Dat zou volgens het 'silence'-argument uiterst onwaarschijnlijk zijn.
-De brief aan Diognetus
Anoniem geschrift, gericht aan keizer Hadrianus of Aurelius. De meeste tekstcritici dateren de brief op ca. 130. We horen dat "de hoogste God zijn Zoon naar de aarde gestuurd heeft". Geen tijd, geen identiteit, geen plaats, geen naam Jezus. De Zoon openbaart God, maar wordt niet geportretteerd als menselijke leraar. Wel een verwijzing naar de zoendood: "God nam onze zonden op zich en gaf zijn eigen zoon als een losprijs voor ons", maar geen enkele verwijzing naar een historisch gebeuren, geen enkel detail dat dit iets te maken zou hebben met een Jezus die ergens in Bethlehem geboren werd, in Jeruzalem werd berecht enz.
Hoe is dit mogelijk?
==> Wat wel zien zijn verwijzingen naar uitspraken van Paulus. Bijvoorbeeld in
hoofdstuk 12 en
5 Als hij die de brieven van Paulus aan de Korinthiers kende, dan zal de schrijver toch zeker wel spreken over Christus spreken? En over de gekruisigde? Het woord Christus komt 55 en 45 keer voor in 1 en 2 Korinthiers, respectievelijk. Maar nee, de anonieme schrijver noemt Christus niet. Ook hier zien we dus weer dat het 'stilte-argument' faalt. De schrijver noemt heel veel dingen niet, maar hier zien we wederom gedemonstreerd dat dat geen bewijs is dat hij geen weet heeft van andere zaken.
- Minucius Felix
Schreef een tractaat Octavius, in Latijn. In de vorm van een debat tussen een heiden en Octavius de christen, terwijl Minucius Felix de voorzitter, verteller en schrijver is (een beetje als Gesprekken over natuurlijke religie van David Hume). Waarschijnlijk geschreven tussen 150 en 160.
- De namen Jezus en Christus worden nergens gebruikt
- Wél veelvuldig de benaming 'christen'.
- geen verwijzingen naar Logos of de Zoon.
- Het christendom van Minutius draait geheel om "de Enigheid en Voorzienigheid van God", de verwerping van alle heidense goden, geloof in eeuwig leven, geloof in beloning en straf.
Geen enkele verwijzing naar Jezus' opstanding als bewijs voor de algemene opstanding.
==> Het werk is allereerst helemaal niet waarschijnlijk tussen 150 a 160 geschreven. Hier is men het helemaal
niet over eens. Men heeft ingezien dat er een literaire verwantschap is met de Apologie van Tertullianus uit het jaar 197. Of Minucius gebruik heeft gemaakt van Tertullianus, of andersom is geen uitgemaakte zaak. Stellen dat het waarschijnlijk tussen 150 en 160 is geschreven, past natuurlijk mooi in het verhaal wat Doherty ons wil laten geloven, maar het jaar 250 is net zo goed een optie.
Verder is die relatie met de apologie van Tertullianus veelzeggend. In de Apologie komt de naam Jezus ook niet voor. Christus wel enkele keren. Ook hier zien we weinig informatie over de historische Jezus. Kende Tertullianus wel een historische Jezus zoals we die in de evangelien lezen? Jazeker wel. Lees bijvoorbeeld zijn boek
On the Flesh of Christ. We zien hier weer een voorbeeld van een christen die kennis heeft van de historische Jezus, maar daar weinig van laat zien in een bepaald werk. Van Minucius Felix hebben we geen andere werken, dan deze. Ook hier is het 'argument from silence' ontmaskerd. We zullen meer oog moeten hebben voor de aard van de werken. Een ander werk van Tertullianus is 'Ad nationes'. Hierin ontbreken de naam Jezus en Christus compleet. Wederom een bevestiging dat de afwezigheid van een historische Jezus in een geschrift geen bewijs is van de afwezigheid van geloof in de historische Jezus van de schrijver.
Dan volgt een passage die Doherty eruit licht als "a smoking gun". De christelijke schrijver laat de heiden de allerverschrikkelijkste beschuldigingen aan het adres van de christenen uitspreken. Vraag je af of een christen die heilig geloofde in een historische Jezus die letterlijk gekruisigd was en opgestaan uit de dood zoiets als dit zou kunnen schrijven (hoofdstuk 9):
"Deze weerzinwekkende gemeenschap zou moeten worden uitgeroeid....een religie van lust en sexuele uitspattingen. Zij vereren het hoofd van de ezel...zelfs de genitaliën van hun priesters...En sommigen beweren dat tot de objecten van verering een man behoort die als crimineel gedood werd, en het vieze hout van zijn kruis. Dit zijn toepasselijke altaren voor zulke verdorven mensen, ze aanbidden wat ze verdienen...Ook doden ze of verminken ze kleine kinderen tijdens hun riten, en drinken ze hun bloed...en bij hun begravenisrituelen geven ze zich over aan schandeloze sexuele gemeenschap."
Wanneer hierna de christen Octavius aan het woord komt worden al deze aantijgingen natuurlijk ontkracht. Maar let op hoe. Hij begint een redevoering die zich richt op het belachelijk maken van de griekse mythen. Wanneer hij bijvoorbeeld commentaar geeft op Isis die de uiteengerukte Osiris beweent zegt hij: ""Is het niet absurd wat er beweend wordt, wat er via jullie bewening vereerd wordt?" Oftewel hij klaagt de Grieken aan voor het bewenen en vereren van een gedode god. Later, in hoofdstuk 23, zegt hij: "Mensen die gestorven zijn kunnen geen goden worden, omdat goden helemaal niet kunnen doodgaan, noch kunnen mensen die geboren worden god worden." Vervolgens maakt hij het idee belachelijk dat een god zich kan voortplanten en een kind krijgen. In hoofdstuk 20 spot de christen met mensen die zo dom zijn te geloven in wonderen die één of andere god gedaan zou hebben.
Rara, hoe is dit alles mogelijk wanneer we moeten aannemen dat dezelfde zaken die de christen hier bespot in zijn eigen geloof voor heilig werd gehouden?
Hier is nog de manier waarop de christen de aantijging van het aanbidden van een gekruisigde crimineel behandelt:
"Met deze en soortgelijke schandelijkheden willen wij niets te maken hebben. Het is verschrikkelijk dat wij ons zelfs moeten verdedigen tegen zulke aanklachten. Mensen die een deugdelijk en kuis leven leiden worden door jou valselijk beschuldigd van zaken die wij niet voor mogelijk kunnen houden, behalve dat wij ze zien gebeuren door mensen zoals jijzelf. Bovendien, wanneer je aan onze religie de verering van een crimineel en zijn kruis toeschrijft, dwaal je wel heel ver af van de waarheid te denken dat een misdadiger het zou verdienen, of het mogelijk zou zijn voor een sterfelijk mens als in een God geloofd te worden. Te beklagen is inderdaad een mens wiens hoop is gevestigd op een sterveling, want die hoop vergaat wanneer de sterveling sterft..."
Wat betreft de verering van het kruis zegt Octavius: "Wij vereren ze niet, noch hebben we behoefte daaraan." Vervolgens beschuldigt deze christen de heiden ervan kruisen te gebruiken in hun eigen erediensten en in het dagelijks leven. Nergens kunnen we uit opmaken dat voor Minucius het kruis enige religieuze betekenis had. Ook laat Minucius nergens weten dat in werkelijkheid de christenen een agapè-feest houden, iets dat te maken heeft met het bloed en vlees van Christus!
==> Zoals ook blijkt uit de apologie van Tertullianus werden de christenen van van alles en nog wat beschuldigd. Tertullianus neemt net zo goed deze 'schokkende' woorden in de mond. Christenen worden beschuldigd van incest, moord van kinderen en het eten daarvan. Ook hij heeft het over de beschuldiging dat christenen het hoofd van een ezel aanbidden:
For, like some others, you are under the delusion that our god is an ass's head.
en
But lately a new edition of our god has been given to the world in that great city: it originated with a certain vile man who was wont to hire himself out to cheat the wild beasts, and who exhibited a picture with this inscription: The God of the Christians, born of an ass. He had the ears of an ass, was hoofed in one foot, carried a book, and wore a toga. Both the name and the figure gave us amusement. But our opponents ought straightway to have done homage to this biformed divinity, for they have acknowledged gods dog-headed and lion-headed, with horn of buck and ram, with goat-like loins, with serpent legs, with wings sprouting from back or foot.
Gaat Tertullianus hier de historische Jezus aanhalen? Welnee. Ook hij wijst er op dat zijn tegenstanders net zo goed goden aanbidden die uit delen van dieren bestaan.
Het is onduidelijk wat Doherty hieruit wil concluderen. Hij insinueert wel van alles. Dat het woord Christus niet voorkomt in het geschrift, wat zegt dat volgens Doherty? Kende Minucius die naam niet? Was Christus niet de grondlegger van zijn religie? Dat zou mijns inziens absurd zijn. Hij schrijft minimaal 100 jaar na Paulus en misschien wel 200 jaar. De brieven van Paulus doen uitgebreid de rond, evenals de evangelien. Ik zou zeggen dat hij die gekend heeft. Hij heeft de boodschap van oa Paulus goed begrepen. Hij wordt voor de Grieken een Griek, voor de Joden een Jood. Hij kruipt in de wereld van de ongelovige en daarvanuit probeert hij die persoon te bekeren.
Toen ik het grootste gedeelte van bovenstaande al geschreven had, kwam ik op
deze site terecht. Deze gaat veel uitgebreider in op deze materie en ontkracht Doherty op alle mogelijke fronten.
Hij noemt onder andere
goede redenen waarom de historische Jezus ontbreekt in geschriften.
1. De christenen wilden vooral dat de vervolgingen zouden stoppen, en niet zozeer dat keizers zich zouden bekeren.
2. De namen 'Christus' en 'christenen' werden gehaat in die tijd.
3. Het christendom werd in die tijd beschouwd als een barbaarse nieuwe religie.
4. De schrijvers gebruikten verschillende benaderingen voor verschillende soorten publiek.
Een volgend zwak punt is dat Doherty niet alle apologeten noemt uit de tweede eeuw. Maar dit schreef ik hierboven ook al. De schrijver van het artikel laat gaat in op het onderscheid tussen mensen die in hun geschiften uitgaan van een historische Jezus (HJ) en mensen uit wiens geschriften geen historische Jezus blijkt (MJ). Hij laat zien dat zowel HJ- als MJ-ers over
dezelfde onderwerpen schrijven. Ze maken zich blijkbaar om dezelfde dingen druk. Toch zien we nergens dat ze elkaar bestrijden. Aan het einde van de tweede eeuw zijn christenen druk bezig om de ware leer te bepalen en ketters worden met allerlei geschriften bestreden. Toch zien we niet dat ze schrijven over hen die wel, en hen die niet in een historische Jezus geloofden. Hoe kan dat? Ook hier slaat het 'argument from silence' weer als een boemerang terug op degene die het argument gebruikt.