Rereformed schreef:
Ik begrijp heel goed dat je dat aan Dikkemick vraagt. Al even begrijpelijk is dat je mij, aan de andere kant, voortdurend geheel links laat liggen, hoewel ik al uitvoerig juist op deze vraag ben ingegaan. Ik ben niet aardig genoeg tegen je. Het zal me echter niet beletten om het nog uitvoeriger te doen.
"Links laat liggen"? Zo onaardig ben ik toch nooit geweest?

Ik doe een snelle poging:
1-Het desbetreffende evangelie beweert helemaal niet door de apostel Johannes geschreven te zijn.
Het geeft wel hints dat Johannes die auteur is. Geen enkel evangelie zegt rechtstreeks wie de schrijver is. Waar het om gaat is of de kerk destijds op redelijke gronden heeft aangenomen dat het Johannes moest zijn: vanwege de nabijheid van taal en thema's met de brieven van Johannes, vanwege de levensgeschiedenis van Johannes waar we spaarzaam iets over lezen bij de kerkvaders.
En opnieuw: het is niet echt van belang. Johannes wil getuigen oproepen, maar dat is iets anders dan "ooggetuigen" oin een moderne zin.
2-Het evangelie verraadt een afhankelijkheid van Markus en Lucas, hetgeen laat zien dat het laat geschreven is en niet door een oogetuige geschreven kan zijn.
Zeker, Johannes kent die andere evangeliën. So what? Hij vult dus aan wat zij nog niet beschreven hadden en spreekt over de persoon van Jezus en Zijn godheid rechtstreekser dan de synoptici. Is het bezwaar nu dat het evangelie naar Johannes niet voldoende lijkt op de andere evangeliën? Uiteraard is het "laat" geschreven. So what? Het is geschreven in een tijd (oudste fragment is gedateerd rond 105, de publicatie kan wel tien jaar eerder zijn geweest) dat Johannes nog geleefd heeft en de leerlingen van de discipelen nog rondliepen.
3-Het evangelie vermeldt het wonder van de opstanding van Lazarus, een wonder dat door geen van de oudere evangeliën ooit onvermeld zou zijn gebleven zou het werkelijk gebeurd zijn. Het verhaal verraadt tevens een afhankelijkheid van een parabel uit Lukas. Het is bijgevolg geen verslag van een ooggetuige, maar een opgemaakte literaire constructie.
Conjecture: "het zou niet onvermeld zijn gebleven als." Is dat een feit? Omgekeerd: het zou door Johannes niet vermeld zijn, als het wél in de andere evangeliën genoemd was. Alleen het wonder van de broodvermenigvuldiging komt ook bij de synopitici voor. Elk getuigeverslag moet worden meegedeeld in een of andere literaire constructie. Als ik een ongeluk heb gezien, dan zal het politierapport dat anders weergeven dan ik in mijn dagboek of de journalist in de krant. Hetzelfde feit kent dan verschillende literaire "constructies". Uiteraard wil dit evangelie ons overtuigen (20:31) en doet dat met de gekozen constructie van de getuigenissen, ontleend aan de rechtspraak. Je zegt zelf dat Johannes Lukas kende. Waarom echter zeggen dat het "afhankelijk" is? Dat is een oordeel dat betekent dat Johannes het alleen maar kende van de tekst van Lukas. Dat is een vermoeden, geen feit. Je relativeert dat zelf met je volgende opmerking die weer het verschil benadrukt en niet de afhankelijkheid:
4-Het evangelie schetst een beeld van Jezus' als leraar die zo totaal anders is dan de Jezus van de synoptische evangeliën dat het onmogelijk verslagen van dezelfde historische persoon kunnen zijn.
Datzelfde kun je zeggen van Markus t.o.v. Matteüs. Verschillende getuigen geven met verschillende intenties hun eigen beeld van een en dezelfde persoon. Hoezo "onmogelijk"? En is het "totaal anders"? De literaire constructie is sterk verschillend omdat Johannes de twistgesprekken tot in detail weergeeft en het onderwijs van Jezus aan de discipelen verbatim weergeeft. Het noemt andere wonderen zoals die van Kana - op twee na: de broodvermenigvuldiging en de genezing van de zoon van de hoveling. Maar "onmogelijk een verslag van dezelfde historische persoon": is een beoordeling, en geen feit.
5-Het evangelie spreekt centrale punten van de synoptische evangeliën tegen. Eén ervan is dat "geen teken gegeven zal worden" (Marcus 8:11,12) dat het messiasschap van Jezus bewijst (Matteus 'corrigeert' het tot 'slechts één teken'). Johannes daarentegen maakt het geven van wondertekenen juist de spil van het evangelie, de voortdurend herhaalde reden voor geloof in Jezus (J. 2:11, 3:2, 4:48-54, 6:2, 14, 7:31, 9:16, 10:41,42, 11:47, 12:18, 12:37). Als klap op de vuurpijl van deze obsessie met 'werkelijk gebeurde wonderen' verzint de auteur het verhaal van de ongelovige Tomas waar de oudere evangelisten helemaal niets van wisten, om maar op 'het bewijs' te kunnen hameren dat het geloof verantwoord is. Deze zaken laten zien dat het evangelie een literaire constructie is (en theologische zienswijze), geen oogggetuigeverslag.
Markus spreekt van "tekenen" in de betekenis waarin de Joden tegen Jezus zeggen dat ze een "teken" willen zien: (2:18) Een dergelijk teken, zoals de apocalyptici dat beschrijven, zal Jezus niet geven. Dat weet ook Johannes. Dat de discipelen het verhaal van Thomas niet kenden is een vermoeden. Dat ze het weglaten kan vele andere redenen hebben, afhankelijk van de intentie van hun geschrift, van hun eigen theologische voorkeuren. En bovendien: Johannes brengt materiaal dat aanvullend is op de evangeliën - bespreekt de zending in Judea waar de synoptici bijna geheel over zwijgen, bespreekt de begintijd in Galilea (Kana) waar zij over zwijgen etc. Een literaire constructie met een theologische strekking is een vorm waarin een getuigenis vervat kan zijn. Een ooggetuigeverslag is OOK een literaire constructie waarin een herinnering vervat is.
6-C.H. Dodd (The Interpretation of the Fourth Gospel) heeft aangetoond dat het evangelie een affiniteit vertoont met hermetische literatuur, een versie van gnosticisme. Dit feit verraadt dat het geen ooggetuigeverslag is.
Hij heeft dat geenszins "aangetoond"! En een affiniteit met een andere literatuur betekent niets. De evangeliën hebben affiniteit met de Romeinse biografie, maar horen toch niet tot dat genre. Religieuze ideeën kunnen aan elkaar verwant zijn, op elkaar lijken. Maar dat is niet heel erg interessant. Astrologie lijkt op astronomie in sommige opzichten, maar is geenszins hetzelfde.
7-Rudolf Bultmann (The Gospel of John: a commentary) heeft uitvoerig gewezen op in het oog springende en consistente parallellen met allerlei openbaringstoespraken die men in gnostische literatuur tegenkomt. Dit feit verraadt dat we hier niet met een ooggetuigeverslag te maken hebben.
Nee, dat feit laat alleen zien dat de literaire constructies verwant zijn. We zouden toch ook niet verwachten dat Johannes in zijn tijd een de vorm van de 19e eeuwse roman hanteert? En het is niet per se een "ooggetuigeverslag", maar het idee van "getuigenis afleggen" loopt als een rode draad door het evangelie heen. Het gaat om mensen die werkelijk iets wéten, niet per se om mensen die erbij waren en weergeven wat ze gezien hebben. Geloofsgetuigenissen zijn geen ooggetuigeverslagen - wat ze "gezien" hebben is nog niet de realiteit die ze "geschouwd" hebben.
8-Raymond Brown heeft gewezen op overeenkomsten met het judaïsme van de DodeZeerollen.
Opnieuw: So what? Dat er een grote hoeveelheid gedeelde overtuigingen zal hebben bestaan omtrent de komst van de messias is alleen maar te verwachten. Johannes de Doper en ook Jezus zelf komen niet in een vacuüm, maar in een werkelijke geschiedenis binnen - delen de taal, de concepten, de beelden van een gemeenschappelijke literatuur, de Bibelse tekst, etc.
9-Vele bijbelgeleerden hebben een flink aantal Marcionitische leringen in het evangelie gevonden (bijvoorbeeld de ontkenning dat iemand vóór de verschijning van Jezus ooit God gezien of gekend heeft), leringen die dateren van ver in de tweede eeuw, en dus niet van een oogetuige afkomstig kunnen zijn.
"Dus"? Marcion is later dus afhankelijk van Johannes volgens jouw eigen redenering: Johannes is later dan Lukas, dus afhankelijk van Lukas. Marcion zal Joh. 1:18 wel gelezen hebben dat overigens teruggaat op Ex. 33:20 en Deut. 4:12.
De marcionitische leringen werden ook in de vroege kerk al gezien. Volgens één oude traditie zou Marcion de amanuensis van Johannes geweest zijn, die het boek aan hem gedicteerd zou hebben, en zou Marcion stiekem allerlei eigen dingen erbij hebben opgeschreven.
Die traditie werd terecht door de kerk verworpen. Paste wel in het straatje van de marcionieten...
10-Het evangelie zet Jezus' tegenstanders neer als 'de joden', en noemt de joodse bijbel 'jullie wet', hetgeen op een zeer late datering wijst.
Neen, hetgeen wijst op het taalgebruik van Galileeërs die ironisch de Judaeers - de leidende elite van Israël in eigen ogen - zo hebben aangeduid. Johannes gebruikt een enkele keer de term "Israëliet" voor de "normatieve jood". Dat is niet kunstmatig, maar verraadt een Galilese herkomst van de schrijver.
11-Interne contradicties, later toegevoegde passages, en discontinuïteit van de verhaallijn op verschillende plaatsen (zie bijv. Thomas Cottam: The Fourth Gospel Rearranged), wijzen erop dat het geschrift zich niet in zijn oorspronkelijke staat bevindt, maar het product is van verschillende auteurs.
Veel te ruime conclusie zonder argument. Welke interne contradicties? De "discontinuïteit van de verhaallijn" is een gegeven waarin een moderne opvatting op dit evangelie wordt teruggeprojecteerd. De discontinuïteit wordt inderdaad wel eens verbroken, het meest opvallend is het doorbreken van de volgorde van gebeurtenissen door het ingeschoven fragment 7:53-8:11 - maar dat hoort inderdaad niet daar. Zelfs als het door verschillende "schrijvers" over een periode is samengesteld, zou dat nog kunnen inhouden dat sommigen daarvan wél vroeg zijn, dat het eindproduct als een werk van één auteur werd beschouwd, dat de eindredactie getrouw is aan intentie en aan de inhoud. Zoiets zegt niets over de waarde van de tekst. En nog steeds: ook als Johannes een andere naam is voor de Commissie Johannes, is het nog steeds dat ene evangelie, gepubliceerd aan het eind van de eerste eeuw, dat door de kerk als gezaghebbend is aangenomen.
12-De vroege kerk was verdeeld over het gezag van het evangelie. Robert Price (The Pre-Nicene New Testament):
"The book as we now have it still reeks rather strongly of gnosticism, and there were those early on who thought to prevent its canonization on the assumption it was the work of Cerinthus. In any case, the Ecclasiastical Redactor found a gospel lacking of any mention of a future final judgment or second coming, a gospel with no sacramentalism of table or baptism. He felt compelled to 'restore' these. As anticipated, the community which produced the gospel followed a path of fragmentation and schism along Christological lines. As they disputed whether Jesus Christ was incarnated in a genuinely physical body or only in the likeness of sinful flesh, each copyist began to 'correct' his heretical predecessor, the result being that our gospel points in various directions, sometimes in the space of a sentence or two."
Boeiend historisch gegeven. Zegt ons niets rechtstreeks over het evangelie, maar alleen over de ruzies die er zijn geweest over dat evangelie. Dat dit alles tot diverse verandering in het Johannes evangelie heeft geleid - wat men probeert te bewijzen met de interne contradicties en discontinuïteiten - is een prachtig geheel van aannames en eigentijdse constructies.
13-Het laatste hoofdstuk behoort niet tot het origineel.
Is dat een feit of een vermoeden?
14-Het boek verwijst naar een ooggetuige in Joh. 19:34 en 35. In de oudere synoptische evangeliën is er echter geen sprake van deze ooggetuige. Dit pleit niet voor authenticiteit.
Johannes is geïnteresseerd in deze getuige, omdat die het Gnostische verhaal tegenspreekt dat Jezus niet lichamelijk in deze wereld was, een zaak waar Johannes zich vanaf de proloog tegen verzet. De synoptici voeren die strijd niet en hoeven dit detail dan ook niet te vermelden. Maar is het ondenkbaar dat het zo gegaan is? Toch zeker niet. En het zwijgen van de synoptici over dit punt zegt ook niks.
15-Verwijzen naar een ooggetuige was een (ook onder christenen) vaak gebezigde oneerlijke stijlvorm. Christelijke evangelieschrijvers schroomden niet om hun verhalen op naam van Petrus, Matthias, Thomas, Jacobus enz te zetten. Het feit dat het evangelie obsessief de waarheid van het christelijk geloof wil bewijzen wijst sterk in de richting dat deze ooggetuige eenvoudig een literair verzinsel is.
"Oneerlijke stijlvorm"? Het was gebruikelijk in de oudheid. De schrijver en de auteur zijn niet hetzelfde. De term "Johannes" staat voor een benadering, een manier van beleven, net als Marcus. Of dit werkelijk de namen zijn van degene die het gemaakt heeft deed er toen niet toe. Was dat "oneerlijk"? Dat is een oordeel vanuit moderne maatstaven. Maar is de schrijver van de Uitvreters dan oneerlijk omdat hij zichzelf aanduidt als Nescio?
Richard Carrier (On the Historicity of Jesus): "The authors of John are thus very keen to create 'proof' and to insist it is this 'evidence' that justifies belief, a concern not thus voices in other gospels. This is why John alone invents an eyewitness 'source' (albeit seemingly unnamed, and never heard of before), and claims he has his information from him (Jn 19:35, 21:24) and obsessively talks about who and what bears witness of Jesus - and I mean obsessive. John talks about providing evidence ('bearing witness') over thirty-one times, half of those littering three extended discourses on the subject. There is nothing like this in any of the previous gospels. The authors of the gospel were clearly maniacal on the subject and eager to beat that dead horse to a pulp, thereby 'improving' on the previous gospels who didn't do this but even badmouthed the whole idea. This also makes John the most ruthlessly propagandistic, and thus the most thoroughly untrustworthy, of all the canonical gospels."
Je beschrijft hiermee hoe dit evangelie is opgebouwd met een negatieve beoordeling erbij. Het zegt echter niets nieuws. Ze geven "bewijzen" of ze "insisteren" op bewijzen. Dat woord insisteren suggereert dan iets oneerlijks. Maar dat woord komt dan ook van de schrijver, niet van Johannes. Hij "bedenkt een ooggetuigeverslag" is zakelijk hetzelfde als: Hij schrijft zijn evangelie als een verslag van gebeurtenissen, waaraan ooggetuigen ten grondslag hebben gelegen - iets wat Johannes niet doet, omdat "getuige" niet altijd ooggetuige hoeft te zijn. Maar dat is simpelweg
insinuatie. "Obsessive"? Spreekt hij wel over dezelfde tekst?
Het visioen van God is een morele daad. Deze optiek is een ethiek. - Levinas