Bartholomeus schreef:Ik zeg dat alle spreken over god mensenmaaksel is.
Maar is god niet juist bekend geworden door het spreken over god door mensen? Indien alle mensen hadden gezwegen over god, hoe had god dan vorm kunnen krijgen? Dus je hebt god leren kennen door er over te lezen wat mensen over god geschreven hebben. Je noemt dat mensenmaaksels over god. Die wijs je in principe af als niet komende van god, maar hoe had je god dan kunnen ontdekken zonder de verhalen van mensen te lezen? Ik weet niet of je snapt wat ik bedoel. Maar zonder de verhalen over god, was god toch totaal niet in beeld? En indien god dus wel bestaat, maar mensen hier dus een verkeerd beeld over hebben, hoe is het dan mogelijk dat ze daar een verkeerd beeld over hebben? En wat is dan het juiste beeld, indien je alle beelden van god door de eeuwen heen afwijst?
Waar ik in geloof is essentieel iets anders dan of ik geloof dat god een mensenmaaksel is.
God bestaat en mensen hebben in de loop der eeuwen geprobeerd om god te beschrijven maar hebben daar allen in gefaald? God is dus onbeschrijfbaar en onbenoembaar, dan toch ook onkenbaar. Hoe kun je het dan hebben over god? Er blijft dan erg weinig over om in te geloven.
Van de god waar ik het over heb alles. Zie onder. Je bedoelt wrsch. de god waar jij het over hebt.
Ik weet helemaal niet waar ik het over heb als ik het over god heb, dat probeer ik nu juist te ontdekken, of god iets is waar je het over kunt hebben.
Roeping, verntwoordelijkheid, liefde, zingeving, god als grond van mijn bestaan, “oorsprong en doel en zin”, god als wat tussen mensen gebeurt, god als werkwoord, god als ...enz. enz.
“God spreekt mij aan.”
Is het dan van belang of God mij aanspreekt, zoals een boek mij aanspreekt, of zoals iemand mij aanspreekt, als in tot mij spreekt?
Voor mij dus niet!!
Hieruit maak ik op dat je god wel een prettig idee vindt. De grond van het bestaan. De eerste beweger? God spreekt je aan. Het godsidee spreekt je aan. Nou ja, dat kan natuurlijk. Maar dan heb je het wel over iets zeer subjectiefs waar je eigenlijk geen zinnig woord over naar andere toe over uit kan leggen en geen enkele waarheid aan kan verbinden. Het lijkt dan toch wel dat het idee god je een prettig gevoel geeft. Een gedachte van waaruit je je leven kan leiden. God heeft dan de functie van een soort basis, een uitgangspunt, een door jou gewenst begin, vervolg en eind.
Maar ook dat is een bedacht godsbeeld, net als al die andere bedachte godsbeelden.
God is kennelijk zo slecht te duiden dat hij/het/zij niet zonder godsbeelden (verbeeldingen van god) kan. Nog steeds kan ik in dit godsbeeld, net zo min als in alle godsbeelden, een ware bestaande god ontdekken. Hoe je het ook draait, het blijven mensen die zich god verbeelden. En wel letterlijk.
Voor mij is God – of Jezus – ook degene die mij scherp houdt, die mij steeds vraagt waar ik ben, wat ik doe. Die god mag je artificieel en illusoir noemen, the product of a creative imagination, voor mij werkt'ie. God is niet mijn geweten, God appelleert aan mijn geweten.
Jou idee van god of jezus is wat je scherp houdt. Dat idee is dus jouw referentiekader en als referentiekader werkt het voor jou. Dat kan ik begrijpen. Maar moet je dan uitgaan van het echte bestaan? Je kan natuurlijk een bepaald idee of voorstelling aansprekend vinden, maar hoe maak je het in hemelsnaam echt waar? Dat is nu wat ik niet kan vatten.
Al die menselijke eigenschappen die je opnoemt: liefde, verantwoordelijkheidsgevoel naar de ander en noem maar nog meer goede menselijke normen en waarden, kunnen niet bestaan als er geen god was? Is dat wat je denkt? Dus de mens is zonder god een gewetenloos monster? Dus moet er wel een god zijn?
Misschien is dit niet jouw redenering, dan zit ik er dus naast. Indien dit wel je redenering is, vind ik je eigenlijk behoorlijk naïef want je zou toch wel beter moeten weten?
Alle gebondenheid kan vrijheid heten, zolang de mens de banden niet voelt knellen. (naar Erasmus)
Il n’y a que les imbéciles qui ne changent jamais d’avis ... (Jacques Brel)
En de mens schiep God en dacht dat dat goed was.