XcsM schreef:Rereformed schreef:Volgens mij is Ouweneel iemand die het geloof eigenlijk allang ontmaskerd heeft als vals, maar voelt dat het opgeven ervan zo'n ingrijpende schok in zijn leven zou zijn dat hij daar tot nu toe niet in staat is.
Interessant nu je dit opmerkt. Ik herinner mij dat toen ik nog regelmatige omgang had met evangelischen (ik heb het nu over ongeveer 3 a 4 jaar geleden) dat er felle kritiek was op Ouweneel over "iets". Verder heb ik me er niet in willen verdiepen maar er gaat me nu wel een belletje rinkelen vanuit jouw perspectief. Ik had wel wat oude boeken liggen van hem waaronder: "Het domein van de slang" en een deel van boekjes uit een soort kleine serie die je
hier kunt vinden. Echter, de laatst genoemde boekjes heb ik nog niet zo lang geleden vrijwel ongelezen weggegooid. De laatste jaren kon ik het lezen van evangelische "schuld, angst, eindtijd en
"zorg dat je erbij bent" boekjes" niet meer verdragen.
Ouweneel is blijkbaar al jaren zeer het onderwerp van gesprek bij de evangelischen. Sommigen vinden dat hij teveel de kant van de pinkstermensen is opgegaan en hebben een hele hetze tegen de beste man opgezet:
http://www.dossiers.tk/vanderven-sluier.htm
Maar iets ervan begrijp ik best. Op die link staan deze woorden te lezen:
"Van der Ven, een voormalige natuurarts en New Age volgeling, heeft de indruk dat Ouweneel
een gespleten persoonlijkheid is (geworden). Hij schreef dat ruim een jaar geleden al in een persoonlijke brief aan de driemaal gepromoveerde geleerde van evangelische huize, waarop hij nooit antwoord kreeg en die nu in het boek is afgedrukt. Volgens Van der Ven zijn veel gelovigen in verwarring geraakt door de vele veranderingen bij Ouweneel. Hij zegt twee verschillende Ouwenelen te horen spreken: de gelovige en de theoloog. De auteur citeert in dat verband een uitspraak die Ouweneel deed na een lezing: "Als ik op de kansel sta, ben ik eenvoudig gelovige en breng ik geloofskennis. Op het moment waarop ik onder aan de kansel sta ben ik wetenschapper en weet ik de dingen, die ik op de preekstoel heb verkondigd, niet zo zeker meer."
Ik had bij het lezen van De God die is steeds het gevoel dat Ouweneel zich tegen de wetenschap afzette, het eigenlijk het liefst allemaal in de vuilnisbak gooit en er niets om geeft, en eigenlijk in het diepst van zijn hart een musicus wil zijn. Zijn betoog komt er bijna op neer dat geloof iets is wat je met de diepste gevoelens die muziek oproept kan vergelijken.
Aangezien ikzelf musicus ben kan ik dit zeer goed begrijpen; maar ik heb het wel gebruikt als een argument tegen het theïsme, namelijk met het argument dat de mooiste muziek veel dieper gaat dan religieuze gevoelens en veel volmaakter is.