George Smith schreef:
...Wat zou de theïst anders kunnen bedoelen met "doel"? 1 alternatief blijft over. Hij zou "doel" synoniem kunnen maken met "plan". Wanneer hij claimt dat natuurlijke objecten de aanpassing van middelen tot doelen [letterlijk: adaptation of means to ends] vertonen, zou hij kunnen bedoelen dat verscheidene onderdelen van de natuur tot een bepaald plan samenwerken. Maar dit is een flagrante cirkelredenering. Het is juist het bestaan van een plan in de natuur dat de theïst moet demonstreren, dus hij kan niet een beroep doen op het "plan" in de natuur als een van zijn premissen.
Dit brengt ons bij een fundamentele tegenwerping. Het inferentie-proces van het ontwerp-argument is namelijk het omgekeerde van de realiteit. We concluderen dat een horloge ontworpen is, niet omdat we zien "dat haar verschillende onderdelen zo in elkaar gezet zijn voor een doel," maar omdat we vanuit directe ervaring weten dat horloges gemaakt worden door mensen. We zeggen niet, zoals Paley claimt, dat een horloge door mensen gemaakt is omdat we er ontwerp in herkennen; maar we zeggen dat een horloge ontworpen is omdat we weten dat het door mensen is gemaakt. Zoals professor Wallace Matson het stelt:
Matson schreef:"Voorstanders van het ontwerp-argument nemen gemakshalve aan dat de eigenschappen op basis waarvan we bepalen of een object een artefact is, doelmatigheid en nauwkeurig aangepast op elkaar zijn zijn. Maar dit is helemaal niet hoe we bepalen of iets een artefact is of niet. Dit wordt duidelijk uit het feit dat we kunnen vaststellen of iets een artefact is zonder dat we weten wat het doel ervan is, of dat haar onderdelen goed op elkaar aangepast zijn."
Volgens Matson zouden mensen die een andere planeet bezoeken en de oppervlakte afzoeken naar objecten die het bestaan van intelligent leven moeten aanwijzen, niet naar doelmatigheid an sich zoeken, maar naar "bewijzen van machinaties, materialen die niet voorkomen in de natuur, regelmatige markeringen en dergelijke." Gelijk daaraan, wanneer een archeoloog vast wil stellen of een bepaald object een primitieve aks is of slechts een steen, doet hij dat niet door vast te stellen of het object een doel kan dienen; maar in plaats daarvan let hij op de typische markeringen die worden achtergelaten door gereedschap en niet door erosie. Met andere woorden, om te concluderen dat een object ontworpen is, moeten we eerst vaststellen dat het gemaakt is. Dus, om te concluderen dat het natuurlijke universum ontworpen is, moeten we eerst vaststellen dat het gemaakt is door een intelligent wezen.
Het is hier dat de voorstander van het ontwerp-argument zijn grootste probleem ondervindt. Hoe kan hij demonstreren dat het natuurlijke universum op een bepaalde manier gemaakt is door een intelligent wezen? Dat kan hij op slechts 1 manier doen: hij moet eerst het bestaan van een intelligente ontwerper demonstreren, en daarna - en alleen maar daarna - kan hij beweren dat het universum het gevolg van een ontwerp is. Met andere woorden, men moet eerst weten dat een god bestaat voordat men kan zeggen dat de natuur ontwerp uitstraalt. En dit maakt het ontwerp-argument nutteloos om het bestaan van een god te bewijzen.
De theïst zal het ongetwijfeld niet eens zijn met deze laatste bewering, want, zou hij kunnen zeggen, er zijn veel gevallen waarin we kennis kunnen hebben van ontwerp zonder van tevoren kennis te hebben van een ontwerper. Stel bijvoorbeeld dat we oude ruïnes op een andere planeet zouden vinden; dit zou ons overtuigen dat er ooit intelligent leven heeft bestaan op deze planeet. Hier beginnen we met ontworpen artefacten, de oude ruïnes, en trekken het gevolg dat er intelligente ontwerpers hebben bestaan. Het zou dan absurd zijn dat we niet het bestaan van ontwerp in de natuur kunnen vaststellen zonder kennis te hebben van gods bestaan.
Deze tegenwerping negeert een belangrijk verschil tussen bewijs van ontwerp op een andere planeet en bewijs van ontwerp in het universum als geheel. We zouden ruïnes op een andere planeet in zoverre herkennen dat de ruïnes, op een bepaalde manier, op de producten van de mens zouden lijken. En onze mogelijkheid om objecten die door de mens zijn gemaakt te herkennen hangt af van onze mogelijkheid om objecten te identificeren die niet in de natuur te vinden zijn. Als bijvoorbeeld een mens een object ontwerpt dat op elke manier gelijk is aan een gewone steen, dan, terwijl dit object het product van een ontwerp zou zijn, zou een ander persoon dit niet kunnen vaststellen door alleen de steen te bekijken. Voor zover hij weet is deze steen het product van de natuur. Hoe groter de gelijkenis tussen een ontworpen artefact en een natuurlijk object, hoe moeilijker het is om vast te stellen dat de artefact het product is van ontwerp.
We zien dus, dat de eigenschappen van een ontworpen object in tegenstelling staan tot de eigenschappen van natuurlijke objecten. Dus wanneer objecten op een andere planeet getekend zijn op een manier die je normaal gesproken niet in de natuur vindt, zouden we kunnen concluderen dat deze objecten ontworpen zijn door een intelligent wezen.
Neem nu het idee dat de natuur zelf het product is van ontwerp. Hoe zou dit gedemonstreerd kunnen worden? De natuur, zoals we hebben gezien, is de basis van vergelijking waarmee we een onderscheid kunnen brengen tussen ontworpen objecten en natuurlijke objecten. We kunnen de aanwezigheid van ontwerp alleen infereren in de mate dat eigenschappen van een object verschillen van natuurlijke eigenschappen. Dus, zeggen dat de natuur in zijn geheel ontworpen is, is de basis vernietigen waarmee we een onderscheid aanbrengen tussen artefacten en natuurlijke objecten. Bewijzen van ontwerp zijn die eigenschappen die niet in de natuur gevonden worden, dus het is onmogelijk om bewijs van ontwerp te geven binnen de context van de natuur zelf. Alleen als we eerst buiten de natuur stappen, en het bestaan van een bovennatuurlijke ontwerper vaststellen, kunnen we concluderen dat de natuur het resultaat is van een bewust ontwerp.
Om te herhalen: tenzij de theist eerst het bestaan van een god bewijst, is er in principe geen enkele manier waarop hij kan demonstreren dat het universum ontwerp uitstraalt. Kennis van een god moet voorafgaan aan kennis van natuurlijk ontwerp, dus het ontwerp-argument heeft geen mogelijkheid van succes. Een beroep op complexe en ingewikkelde structuren, zoals het oog, is van geen nut; het oog heeft geen eigenschappen waar geen natuurlijke verklaring voor gegeven kan worden, en de gelijkheid tussen het oog en door mensen gemaakte artefacten is irrelevant. Natuurlijke en artificiele objecten hebben ook allebei de eigenschap kleur, maar dat is geen reden om aan te nemen dat er een intelligente schilderaar aan de basis daarvan staat. Paley's ontwerp-argument moet teruggewezen worden als een complete mislukking.