Met hoofdstuk 8 is het boek De aarde bracht voort wat mij betreft uit. De vraag of de evolutieleer met het bijbelgeloof kan worden geharmoniseerd is behandeld.
Hoofdstuk 9 gaat in op wat zijpaden: pogingen die atheïsten tegenwoordig doen om op basis van de theorie van natuurlijke selectie het fenomeen religie en de moraal te verklaren. Op dit forum worden met regelmaat van de klok deze zaken besproken. Er zitten bijzonder veel aspecten aan. De waaier van verschillende verklaringen is interessant om te overdenken. Ik laat al die theorieën onbesproken omdat het onvermijdelijk uitloopt op een oeverloze discussie.
Van den Brink concentreert op deze twee zaken aangezien ze bij gelovigen zeer gevoelig liggen:
van den Brink schreef:Wie de reeks theorieën als gelovige voor het eerst langs ziet komen en op zich laat inwerken, kan een bepaald gevoel van verbazing vermoedelijk moeilijk onderdrukken. Is het echt allemaal zo plat? Is heel het geloof, en zelfs alle religie, uiteindelijk niet meer dan een handig trucje van de evolutie om ons beter te doen samenwerken? De zogeheten 'nieuwe atheïsten' maken inderdaad gebruik van deze theorieën om anderen ervan te overtuigen dat religie (net als moraal) een illusie is: nu we natuurlijke verklaringen voor religie hebben gevonden, is het duidelijk dat geloof in bovennatuurlijke wezens en andere uitingen van religiositeit niet serieus genomen kunnen worden.
Merk allereerst weer de basisinstelling op van de gelovige, één die ik goed ken vanuit mijn vroeger denken. Eén van de zaken die bij gelovigen zeer diep zitten is de opvatting dat alles wat te maken heeft met feiten aangaande de werkelijkheid 'plat' is, 'oppervlakkig', 'van weinig waarde'. Of zoals van den Brink het eerder in zijn boek aangaf: het zijn slechts 'feitjes'. Alles wat daarentegen met de religieuze fantasieën te maken heeft, dus de zaken die hoop geven, het boven de feiten uit fantaseren, het uitgewerkte denksysteem van hoe men behoort te leven, dát zijn de diepzinnige dingen. Deze manier van denken komt niet exclusief bij de gelovige voor, zij is een algemene houding van iedereen die kunst hoger schat dan de alledaagse feiten. Het is dus iets zeer menselijks, een overlevingsmechanisme. Het leven moet meer waarde gegeven worden aangezien de feiten van het leven voor de mens zowel ontluisterend zijn als veelal depressief makend.
Het was Nietzsche die als eerste de psychologie van het christelijk geloof besefte: het is het wapen waarmee de zwakken - rechtenlozen, machtelozen, hopelozen, moedelozen - , de sterken - machtigen, levenskrachtigen - en zelfs de feiten van het leven de baas kunnen zijn.
Van den Brink komt vervolgens met dit argument:
van den Brink schreef:Maar laten we eens nagaan of deze conclusie inderdaad volgt. De theorieën stellen in de eerste plaats niet het geloof in Gods bestaan ter discussie, maar het geloof in Gods openbaring. Zelfs wanneer religieus geloof zich restloos zou laten begrijpen vanuit onze genetisch bepaalde neigingen, is het immers nog steeds mogelijk dat God (of een god, of goden) bestaat. In dat geval zou er alleen geen causaal verband zijn tussen onze religieuze opvattingen en deze God. Onze geloofsvoorstellingen zouden niet voortkomen uit Gods zelfopenbaring aan ons, aangezien ze getriggerd zijn door de menselijke evolutie. Daarom is mijns inziens de openbaringsleer hier in het geding en niet zozeer het geloof in Gods bestaan.
Dit is een argument dat dubbel zwak staat. Ten eerste is een theoretische mogelijkheid of er een God, god of goden bestaan van geen enkel belang voor de mens indien we voor de postulatie daarvan geen enkele aanwijzing hebben. Het is als met iemand die voet bij stuk houdt dat een groene reuzendraak het heelal ooit heeft uitgespugd. Welaan, laat het zo zijn. So?
En de tweede zaak moge waar zijn, maar het meest opmerkelijke van zijn boek is juist dat hij Gods specifieke openbaring aan de mens, dwz de bijbelteksten, voor het grootste gedeelte links heeft laten liggen!
Wat van den Brink
op dit punt bedoelt met 'openbaringsleer' is de christelijke leer dat men God enigszins kan leren kennen uit 'het boek der natuur': "God heeft bijvoorbeeld zijn eeuwige kracht en heerlijkheid laten zien in zijn scheppingswerken (Rom. 1:19)". Als ik een gelovige was zou dit schriftwoord me na het lezen van van den Brinks boek voor een enorm groot dilemma zetten. Ik zou uit het feit dat ik nu volgens van den Brink moet geloven dat de levende natuur bewust door God geschapen is als een strijd om het bestaan, dat zich miljoenen jaren voortsleept, moeten concluderen dat God meedogenloos is, onverschillig, of wellicht ervan houdt om pijn, lijden, doodslaan, ziekte, half mislukte wezens, opkomen en verdwijnen van soorten gade te slaan. Misschien heeft hij dit alles nodig ter verpozing, om voor zichzelf de marteling van eeuwig te moeten bestaan wat draaglijker te maken. Net zoals wij mensen graag op de bank zitten en naar een film kijken, met dit verschil dat God duidelijk het meeste houdt van hersenloze aktie, terwijl een mens juist vijf sterren geeft aan een programma dat veel van ons denkvermogen vereist. Die God waar ik een glimp van opvang moge groots zijn, machtig, krachtig... maar op geen enkele manier te kenschetsen als een God van liefde of persoonlijke interaktie.
En vervolgens komt van den Brink met de opvatting in de christelijke traditie van een universeel Godsbesef (
sensus divinitatis) dat in de menselijke geest zou zijn ingeschapen. Onze hang naar religie zou uiteindelijk teruggaan op Gods openbaring aan de mens. Ook deze opvatting heeft weinig om het lijf, zoals
Maarten Boudry ooit in een recensie liet zien.
Wat de moraal betreft moet van den Brink ook alweer zijn toevlucht nemen tot Plantinga. Deze gelovige verzet zoals gewoonlijk de doelpalen en schiet zijn God eenvoudig wat verder de ruimte in:
van den Brink schreef:Wat Alvin Plantinga in dit verband over religieus geloof schrijft, geldt evenzeer voor moreel besef: "To show that there are natural processes that produce religious belief does nothing to discredit it; perhaps God designed us in such a way that it is by virtue of those processes that we come to have knowledge of him."
Ik vind deze redeneringen zo belabberd dat ik ze geen commentaar nodig acht.