Qualia schreef:op welke wetenschap geeft Nietzsche af?
Laat mij eea duidelijk proberen te maken...we schrijven 2007...een ongelovig mens, ten diepste worstelend met het leven ontvangt een mailtje dat ze Nietzsche eens zou moeten lezen....en schaft zich om die reden "De Antichrist" aan....een dun boekwerkje, dat op het moment van lezen weinig indruk op haar maakt en waarna ze terugmailt "Nou was dát het??"Misschien is jouw antwoord hierop een goed startpunt voor een wat algemener gesprek hierover?
Ik zelf weet niet precies waar je heen wilt met deze vraag.
@Qualia, Nietzsche schreef dit boek in 1887. Waar hij het over heeft betrof bijv. Kant, Schoppenhauer, Socrates, Wagner
We schrijven 1887, meer dan ruim honderd jaar geleden en Nietzsche ageert tegen zaken die indertijd als wetenschappelijk werden beschouwd...tegen religie, filosofen en musici/componisten ( in het bijzonder Wagner) . Hij verteld ons (telkens weer) dat we ons op het aardse moeten richten en dat moeten liefhebben/aanvaarden....niet zoals de huidige maatschappij ons leert dmv kortstondige goedkope gemakszucht/genotszucht en ressentiment/slavenmoraal, maar door respect voor onszelf en de wereld waarin wij leven dmv intellecuele eerlijkheid....hij verfoeit de intellectuele oneerlijkheid en/of wat hij noemt de dichters, die teveel liegen, dat we op moeten groeien én onzelf op moeten voeden...dat we streng moeten zijn voor anderen en het strengste voor onszelf, dat metafysica eindelijk eens door ieder ontmaskerd en afgezworen zou moeten worden!5
_Wat betekenen ascetische idealen dus? In het geval van een kunstenaar, dat begrijpen we nu langzamerhand wel: helemaal niets!...Of zoveel verschillende dingen, dat het op helemaal niets neerkomt!...Laten we eerst de kunstenaars wegstrepen: die staan lang niet zo onafhankelijk in de wereld en tegenover de wereld, dat hun waardeoordelen en hun levenswandel op zichzelf al onze belangstelling zouden verdienen! Zij waren altijd lakeien van een moraal of filosofie of religie; nog helemaal hiervan afgezien, dat zij, helaas, vaak genoeg al te plooibare hovelingen van hun aanhangers en beschermheren en vleiers met een fijne neus voor oude of pas opkomende machten zijn geweest.Op zijn minst hebben ze altijd een verschansing, een ruggesteun, een reeds gevestigde autoriteit nodig: De kunstenaars staan nooit op eigen benen, het alleen staan druist in tegen hun diepste instincten. Zo koos Richard Wagner toen ‘de tijd gekomen was’ de filosoof Schoppenhauer tot zijn voorman, tot zijn verschansing:- wie zou het ook maar denkbaar kunnen achten dat hij de moed tot een ascetisch ideaal had gehad zonder de ruggesteun die Schoppenhauers filosofie hem bood zonder de in het Europa van de jaren zeventig de overhand nemende Schoppenhauer? (Nog buiten beschouwing gelaten of een kunstenaar in het nieuwe Duitsland zonder de melk van een vrome, rijksvrome denkwijze zelfs maar mogelijk zou zijn geweest.)- En daarmee zijn we aan een serieuzer probleem toegekomen.: wat betekent het, wanneer een echte filosoof het ascetisch ideaal huldigt, een werkelijk onafhankelijke geest als Schoppenhauer, een man, een ridder met stalen blik, die zichzelf aandurft, die alleen kan staan en niet eerst voormannen en hogere vingerwijzingen afwacht? – Laten we hier dadelijk ingaan op Schoppenhauers opmerkelijke, voor allerlei soorten mensen zelfs fascinerende verhouding tot de kunst: want die is voor Richard Wagner duidelijk de eerste aanleiding geweest om naar Schoppenhauer over te stappen (daartoe overgehaald door een dichter, zoals men weet: Herwegh) en dit zo drastisch, dat er een perfecte theoretische tegenstrijdigheid tussen zijn vroeger en later esthetisch credo ontstond, - het eerste zoals bijvoorbeeld in Oper und Drama wordt uitgedrukt, het laatste in de geschriften die hij sinds 1870 heeft gepubliceerd. In het bijzonder wijzigde Wagner van toen af, en dat bevreemdt ons misschien nog het meest, zijn oordeel pver de waarde en de positie van de muziek zelf, en dat op een meedogenloze wijze: wat kon het hem schelen dat hij tot dan toe een middel, een medium, een ‘vrouw’ van haar had gemaakt, die eenvoudig een doel, een man, nodig had om te gedijen – namelijk het drama! Hij begreep plotseling dat er met de Schoppenhaueriaanse theorie en vernieuwing meer te doen viel in majorem musicae gloriam, - namelijk met de soevereiniteit van de muziek zoals Schoppenhauer die zag: de muziek afgescheiden van alle andere kunsten, de onafhankelijke kunst bij uitstek, die niet zoals de andere kunsten kopieën, van de wereld der verschijnselen te bieden heeft, maar veeleer de taal van de wil zelf spreekt, rechtstreeks vanuit de ‘afgrond’, als de meest eigene, oorspronkelijke, onmiddelijke openbaring daar-van. Met deze buitengewone opwaardering van mziek, zoals die uit de Schoppenhaueriaanse filosofie scheen voort te vloeien, steeg plotseling ook de musicus zelf ongehoord in prijs: hij werd nu een orakel, een priester, een soort spreekbuis van God, - hij gaf metafysica ten beste: is het een wonder dat hij tenslotte op een goede dag ascetische idealen ten gehore bracht?...
Ik weet niet of duidelijk genoeg ben geweest in mijn schrijven Ik denk dat Rereformed het veel duidelijker had kunnen uitleggen, maar het staat jullie natuurlijk vrij je vragen te stellen....ik heb mijn woorden zo zorgvuldig mogelijk gekozen...maar wellicht waren ze nog niet zorgvuldig genoeg...of ben ik zelfs zoveel jaar later nog steeds bang tekort te schieten en de woorden van Nietzsche die ik zo goed en ten diepste begreep te bezoedelen...ook ik ben maar een ten diepste-mens...met al mijn fouten en gebreken! En nee, Nietzsche is geen godheid voor mij, geen idool, wel een inspiratiebron...ik sluit af met de woorden van Nietzsche die de diepste indruk op mij maakten
"Wat hoor ik!" sprak de oude paus met gespitste oren. "O, Zarathoestra, je bent vromer dan je denkt, met zulk een ongeloof! Eén of andere god in jou heeft je tot jouw goddeloosheid bekeerd. Is het niet je vroomheid zelf die jou niet meer aan een god doet geloven? En je overgrote oprechtheid
zal je ooit nog eens voeren naar gene zijde van goed en kwaad! Kijk toch, wat er uiteindelijk voor je overbleef! Je hebt ogen en hand en mond, die tot zegenen zijn voorbeschikt sinds eeuwigheid. In jouw nabijheid ruik ik, ook al wil je de meest goddeloze zijn, een heimelijke wierookgeur van lange zegeningen;
ik krijg er een brok van in mijn keel. Laat me jouw gast zijn, Zarathoestra, voor één enkele nacht! Nergens op aarde voel ik me zo gelukkig als bij jou."
Zarathoestra antwoordt hierop: "In mijn domein mag niemand iets overkomen. Mijn grot is een veilige haven. En het liefst zou ik eenieder die treurt weer op de vaste wal en op vaste benen zetten."
