isologia schreef:Yopi schreef: Ruimte vormt daarmee een verbindingsschakel tussen het ideale denken en zijn categorieën en de ervaarbare empirische werkelijkheid. Tenminste op die manier kan objectieve kennis verkregen worden (kennis die boven de subjectieve ervaring en standplaats uitgaat).
Ik stuit op het probleem dat mensen die de materialistische methode hanteren, pretenderen een verklaring van alles te kunnen geven. Deze pretentie is gebaseerd op verwijzing naar het succes van haar kennis. Ik heb betoogd dat dit argument niet alleen niet geldig is maar ook gekleurd door selectief waarnemen. Hetgeen meteen een probleem van het empirisme naar voren brengt.
Er bestaat dus zoiets als ideaal denken dat door ruimte verbonden wordt aan empirische data. Het lijkt me relevant voor de discussie, maar ik ben zoekende. Volgens mij is het onderscheid tussen objectief denken (denken over het kunnen zijn van iets) en het subjectieve denken (het denken als concreet denken, dus de fysieke werkelijkheid?) van belang. Deze twee vormen zijn op elkaar betrokken maar lijken elkaar ook uit te sluiten. Net als het materialisme en het idealisme.
Objectief denken (apriori?): het denken gaat vooraf aan het zijn
Subjectief denken (aposteriori?): het zijn gaat vooraf aan het denken
Wat ik bedoel (toevoegend aan mijn vorige posts) is dat subjectief denken nooit iets aan zichzelf toe kan voegen dat al niet in zijn eigen begrippen vervat is. Als het toegepast wordt op zintuigelijke data (gewaarwordingen) d.m.v. a-priori begrippen oorzaak/gevolg/werking (objectieve materialiteit of mogelijkheid tot waargenomen worden) en wiskunde (ruimte en tijd) ontstaan synthetische oordelen die objectieve kennis mogelijk maken.
Zijn (gewaarwordingen/ik-besef) en Denken (begrippen en de toepassingen daarvan) vormen dan in het hier en nu voorstellingen die objectieve kennis bevatten en pas eigenlijk verwijzen naar een complex van ervaringen die je de empirische realiteit kan noemen.
Dus object en subject samen. Materialisme en Idealisme samen.
Als je abstraheert van het subject (en zijn denken) krijg je materialisme.
Als je abstraheer van het object krijg je idealisme.
Als je aanneemt dat er een objectieve realiteit bestaat (los van ons of subjecten. Materialisme naturalisme)
ontstaat hier juist een verdubbeling van de wereld door. Namelijk ten eerste los van ons (een aanname) en dan ook nog es een keer in ons hoofd.
Hersenen en denken. Dat is dubbel.
Hersenen en hersenprocessen als voorstelling van iets in een de wereld dat zowel door ons als door onze zintuigen gevormd wordt levert die eenheid wel op.
Voorbeeld van hoe Schopenhauer een transcendentale analyse geeft van ruimte en tijd (in mijn versie):
Als de tijd de enigste vorm zou zijn van deze voorstellingen, dan zou er geen tegelijkertijd zijn, en daarom niets volhardends en geen duur. Want de tijd wordt slechts waargenomen in zoverre ze vervuld is, en haar voortgang slechts door de wisseling van het haar vervullende.
Het volharden van een object wordt van daaruit slechts erkent door de tegenstelling van de wisseling van andere objecten die met hem tegelijkertijd zijn.
Tegelijk zijn heeft dus aanvulling nodig en wordt bepaald door de voorstelling van ruimte; omdat in de tijd alles na elkaar, in de ruimte alles naast elkaar is: dus tegelijk zijn ontstaat door de vereniging van tijd en ruimte.
Als andersom ruimte de enige vorm van de voorstellingen van deze klasse zou zijn; dan zou er geen wisseling zijn. Want wisseling is opeenvolging van toestanden en die is slechts in de tijd mogelijk. Dus kan met tijd ook definiëren als de mogelijkheid van tegengestelde bepalingen van hetzelfde ding.
We zien dus dat beide vormen, hoewel ze duidelijk oneindige deelbaarheid en uitgestrektheid gemeen hebben, voor wat voor de één wezenlijk is voor de ander geen betekenis heeft.
De vereniging wordt door het verstand bewerkstelligd. Zo ontstaat de empirische realiteit als totaalvoorstelling bijeengehouden door de wet van de grond. Het ‘er zijn’ van deze realiteit, in tegenstelling tot de vergankelijkheid van de tijd en de starheid van de ruimte.
De tegenstelling van ruimte en tijd wordt door de causaliteit opgeheven.