Hitler was geen atheïst! Deel 1

Wanneer religieuze fundamentalisten worden geconfronteerd met de bloedige geschiedenis van hun geloof, verweren ze zich soms met het argument dat atheïstische wereldbeschouwingen meer leed hebben veroorzaakt. Als voorbeeld wordt dan vaak het fascisme van Adolf Hitler genoemd. Deze aanname is niet gebaseerd op feiten. De feiten wijzen namelijk uit dat Adolf Hitler een diep religieus mens was, met een afkeer van atheïstische ‘joden’ partijen, zoals hij ze noemde: ‘ons tegenwoordige politieke Christendom acht het niet beneden zijn waardigheid om bij de verkiezingen te bedelen om Joodse stemmen, en om later te trachten met atheïstische Jodenpartijen politieke zwendelzaken op touw te zetten.’ (Mein Kampf. Blz. 381.)

 

 

Citaten uit het boek ‘Mein Kampf’ dat Hitler in 1923 tijdens een gevangenisstraf schreef, laten zien dat ‘de almachtige Schepper’ een zeer belangrijke rol speelde in zijn politieke visie: ‘De natuur, die eeuwig is, wreekt onverbiddelijk iedere inbreuk op haar geboden. Daarom is het mijn overtuiging, dat ik werk in de geest van de almachtige Schepper: Want door mij te verweren tegen de Jood strijd ik voor het werk van de Heer.` (Mein Kampf. blz 76)
Het doel, waarvoor wij te strijden hebben, is, te zorgen, dat het leven en de vermenigvuldiging van ons ras en ons volk verzekerd zijn, dat er voedsel zal zijn voor onze kinderen, dat hun bloed zuiver zal blijven, en dat het vaderland vrij en onafhankelijk zal zijn, opdat ons volk rijp mag worden om de zending te vervullen, die ook hem door de Schepper van het heelal is toegewezen. (blz. 261)
‘Wij wenden ons tot diegenen, die geloven dat een andere God dan het goud hun bestaan op aarde in Zijn handen heeft.’ (Mein Kampf. blz 511)
Wie het waagt, om de schennende hand uit te strekken naar het hoogste evenbeeld van de Heer, pleegt daarmee heiligschennis tegen de Schepper van dit wonder, en helpt ons uit het paradijs verdrijven.’ (Mein Kampf. Blz 479)
‘Juist de man, die volks denkt, zou het nu als zijn meest heilige plicht moeten beschouwen, om, binnen zijn eigen kerkgenootschap, ervoor te zorgen, dat men niet altijd praat over Gods wil, maar dat men die wil ook daadwerkelijk vervult en Gods werk niet laat aanranden. Want Gods werk gaf de mensen eens hun gestalte, hun karakter en hun eigenschappen. Wie Zijn werk vernielt, strijdt daardoor tegen de schepping van de Heer, dat wil dus zeggen, tegen de goddelijke wil.’ (Mein Kampf. Blz 709)
‘Het gevolg van iedere rasvermenging is dus, in het kort, altijd het volgende:….. er treedt een lichamelijke en geestelijke achteruitgang op, en daarmee het begin van een langzaam, maar zeker verkwijnen. Indien men zo een ontwikkeling tot stand brengt, doet men niets anders dan inbreuk maken op de wil van de eeuwige Schepper.’ (Mein Kampf. Blz. 354)
‘De godsdienst wordt belachelijk gemaakt, zeden en moraal worden als verouderd voorgesteld, totdat tenslotte de laatste steunpunten voor het volkseigen in de strijd om het bestaan zijn gevallen.’(Mein Kampf. Blz 407)
‘Men zift niet, dat men zondigt tegen de wil van de Schepper, wanneer men honderdduizenden en nogmaals honderdduizenden van zijn meest begaafde schepselen in het proletarische moeras onzer dagen laat ondergaan,(Mein Kampf. Blz. 543)
Dit is slechts een kleine greep uit Hitlers boek. Mein Kampf is geheel doordrenkt met religieuze retoriek.Maar niet alleen in zijn schrijven kwam Hitlers Godsdienstige aard naar boven. Ook tijdens zijn toespraken liet hij er geen twijfel over bestaan, wat hij als de grote drijvende kracht in zijn leven beschouwde: ‘In een toespraak van 12 april 1922 in München zei Hitler: ‘Mijn gevoel als christen wijst me op mijn Heer en Heiland als een vechter. Het wijst me op de man die ooit in eenzaamheid, omringd door maar enkele volgelingen, de ware aard van deze joden doorzag en mensen opriep om tegen hen te strijden en die – Gods waarheid!- niet het grootst was als lijder, maar als vechter. Als christen en als mens heb ik met een grenzeloze liefde de passage gelezen waarin hij ons vertelt hoe de Heer zich tenslotte in al zijn macht verhief en de gesel greep om het addergebroed uit de tempel te verdrijven. Wat een indrukwekkende strijd heeft hij gevoerd tegen het joodse vergif! Nu, na tweeduizend jaar, versta ik met de diepste emotie vollediger dan ooit tevoren dat het hierom was dat hij aan het kruis zijn leven moest laten. Als christen heb ik de plicht me niet te laten bedriegen, maar de plicht om een vechter te zijn voor waarheid en gerechtigheid. En als mens heb ik de plicht om erop toe te zien dat de menselijke samenleving niet op dezelfde rampzalige manier instort als de beschaving van de antieke wereld tweeduizend jaar geleden; een beschaving die door dit zelfde joodse volk naar zijn ondergang is geleid.
Het moge duidelijk zijn dat Hitler zichzelf als een christen beschouwde. Betekent dit dat we de gruwelijke gevolgen van Hitlers daden op het conto van de christenheid kunnen schrijven? Neen, uiteraard niet. De christenen kunnen vele argumenten aandragen om aan te tonen dat Hitler de bijbel volledig uit zijn verband rukte. Maar wat de gelovigen niet kunnen en mogen doen is de leugen verspreiden dat Hitler een atheïst was. Voor wie na dit alles nog steeds in het fabeltje gelooft, nog een persoonlijke bede van Hitler aan zijn Schepper; een bede waarvan hij droomde dat iedere ‘Ariër’ deze zou uitspreken:
Almachtige God, zegen straks onze wapenen; wees even rechtvaardig als Gij altijd waart; oordeel nu opnieuw, of wij onze vrijheid nu waardig zijn, en veroordeel ons niet; Heer, zegen onzen strijd!’ (Mein Kampf. Blz. 802)

 

* De citaten uit dit artikel komen van 'Mein Kampf' op pdf formaat.

DEEL 2
Forumdiscussie

 

Aanverwante artikelen:
Griezelige (antisemitische) citaten van
Maarten Luther.
'De Joden'  Een aanklacht tegen het christelijke antisemitisme. Door Robert G. Ingersoll. 1833-1899. 

 

Aanverwante literatuur:
David I. Kerzer. 'In God's naam'
Rene Süss. Luthers Theologische testament (met in de appendix een nederlandse vertaling van 'von den Juden und ihren Lügen)

 

mail de schrijver