Dag Enigma,
Als ik mijn bronnen mag geloven is buiten de vier evangeliën geen enkele tekst te vinden die betrouwbaar melding maakt van ene Jezus van Nazareth, die aan het begin van onze jaartelling in Palestina geleefd zou hebben. Maar… er zijn bronnen, die wellicht iets kunnen betekenen.
In de Talmud staan passages die verwijzen naar een Jeshu (of Yeshu) ben Pandera, die leefde rond 100 v.C. (Talmud is de schriftelijke vastlegging van discussies die gedurende enige eeuwen zijn gevoerd door joodse geleerden over de praktische toepassing in het dagelijks leven van de Thora-voorschriften en van de mondelinge leer.)
Jeshu wordt beschreven als een leerling van Joshua ben Perachiah, die zeker een historische figuur is, bekend als een van de meest vooraanstaande Farizeese rabbi's van zijn tijd. De Sadduceeën en priesterklasse waren het met Joshua's ideeën niet helemaal eens (lees: volstrekt niet eens).
Koning Alexander Jannaeus (rond 94. v.C.) leefde in grote onmin met de Farizeeën en dat liep uit op een heuse vervolging. Gesteund door de Sadduceeën wist hij de Farizeeën te overwinnen rond 88 v.C. na een strijd van zes jaar. Hij had - volgens de verhalen - 800 van hen 'aan het hout gehangen' (gekruisigd?) en voor hun ogen werd de keel van hun vrouwen en kinderen doorgesneden. Ongeveer 8000 wisten te vluchten naar Judea.
Joshua ben Parachiah had bij het begin van de achtervolging de wijk genomen naar Alexandrië in Egypte en Jeshu was met hem meegegaan. Jeshu zou magie hebben gestudeerd. Jeshu wordt beschreven als een geleerd man, die het met zijn leermeesters niet altijd eens was en daarom wegens zijn 'ketterse' denkbeelden uit de school werd verwijderd.
Toen de situatie in zijn landsteek was verbeterd keerde Jeshu daar terug en werd een religieus leraar, had volgelingen en preekte vooral voor het gewone volk in verhalen en gelijkenissen. Hij hield zich ook veelvuldig op met zieken en ziekte was in die tijd vaak een straf van God wegens zondigheid.
Zijn leer was gekenmerkt door het volgende:
1. De Wet diende letterlijk te worden gelezen, maar mocht – als de omstandigheden dit vroegen – 'symbolisch' worden uitgelegd.
2. De sabbat was zonder meer de Dag des Heren. JHWH diende het onderwerp van gesprek te zijn en iedere arbeid, helemaal als die geld opbracht, was absoluut uit den boze. Was een kalf in een put terechtgekomen, dan mocht je dat eruit halen. 'Symbolische' uitleg van de Wet dus…

3. Iedereen was voor iedereen verantwoordelijk. Zo was het ongehoord dat er armen of behoeftigen waren. Was dat toch het geval, dan behoorden de beter gesitueerden geld te brengen bij 'de oudsten', die het dan konden besteden aan weduwen, wezen en andere mensen die (te) veel te kort kwamen.
4. Het vervaardigen van wapens en het in bezit hebben van wapens was niet geoorloofd.
De volgelingen of aanhangers van Jeshu noemden zich 'Nazoraioi' ('Nazareners') of 'Essenen' (de woorden betekenen: 'afgezonderden' en niet: 'van Nazareth'!), 'Heiligen', 'Volk van God' en 'Volgelingen van de weg'. Jeshu zelf werd 'Leraar der Gerechtigheid' genoemd.
Er waren verschillende graden van 'strengheid' onder Essenen. De allerstrengsten waren de woestijn ingetrokken, naar Qumran. Ze woonden daar in een commune met één eetzaal, er was een slaapzaal voor de mannen en een voor de vrouwen. Het huwelijk was afgeschaft en er hoefden ook geen nieuwe kinderen meer te komen want het einde der tijden stond voor de deur.
Er was een bibliotheek en een schrijfzaal en buiten de muren van de nederzetting lag een kerkhof, waar de resten van mannen, vrouwen en kinderen zijn gevonden.
De Romeinen hebben in 68 n.C. de hele zaak verwoest. De talrijke boeken en rollen waren tevoren in veiligheid gebracht in grotten in de buurt.
Er waren ook gematigder en veel gematigder Essenen. En wanneer gaat het niet zo?

Sommige van die gematigde vormen werden later door Philo (25 v.C – 45 n.C.) de 'Therapeutae' genoemd.
De Essenen hadden nog een bijzonderheid: ze nummerden de sabbatten van 1 t/m/ 52 en dan begon na één 'loze' dag het nieuwe jaar met een zondag. Het gevolg was dat de Esseense sabbat lang niet altijd samenviel met die van de andere Joden en ook dit was de priesters een grote doorn in het oog en dus wonden zij zich verschrikkelijk op. Er is weinig nieuws onder de zon.
De onenigheid met de priesterklasse liep zo hoog op, dat Jeshu op een Esseense sabbat uit zijn huis werd gehaald. Hij werd beschuldigd van ordinaire toverij, bedrog van Israël en dat hij het volk van God vervreemdde. Hij werd voor het gerecht gebracht, beschuldigd en ter dood gestenigd. Zijn dode lichaam werd opgehangen 'aan het hout' als een afschrikwekkende waarschuwing voor allen. Koning Jannaeus was toen reeds overleden en opgevolgd door zijn echtgenote, die een sympathisant van Yeshu was.
Gal 3:13 Christus heeft ons verlost van den vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die aan het hout hangt.
Hand 5:30 God onzer vaderen heeft Jezus opgewekt, Welken gij omgebracht hebt en aan het hout gehangen.
Hand 6:14 Want wij hebben hem horen zeggen, dat deze Jezus, de Nazarener, deze plaats zal verbreken, en [dat] Hij de zeden veranderen zal, die ons Mozes overgeleverd heeft.
Hand 9: Saulus wendde zich tot de hogepriester en vroeg hem brieven voor de synagogen in Damascus, zodat hij de 'aanhangers van de weg' die hij daar zou vinden, mannen zowel als vrouwen, gevangen kon nemen en naar Jeruzalem brengen.
Hand 10: 39 En wij zijn getuigen van al hetgeen Hij gedaan heeft, beide in het Joodse land en te Jeruzalem; Welken zij gedood hebben, Hem hangende aan het hout.
Zeventien maal wordt Jezus in het NT de 'Nazarener' genoemd.
De beweging van de meer gematigde Essenen had zich al bij het begin van onze jaartelling verspreid, over het gehele Romeinse rijk, van Alexandrië in Egypte, via Jeruzalem, Damascus (waar de bakermat lijkt gelegen te hebben), Antiochië, Athene (en allerhande plaatsen ertussen!) tot in Rome toe. Joden en diaspora, die horen bij elkaar!
In de Middeleeuwen zijn de passages uit de Talmud die handelen over Jeshu samen met ander materiaal terechtgekomen in een boek 'Toldoth Jeshu' (Leven van Jezus). Terwijl de Talmud zelf een vrij sober werk is, is Toldoth Jeshu vol van sterke en ongeloofwaardige verhalen die blijkbaar niet als historie moeten worden gelezen. De mededelingen over Jezus zijn soms tamelijk verward, en sommigen lijken wel geschreven om na het verschijnen van de evangeliën het christelijk geloof belachelijk te maken. Zo wordt Maria beschreven als een overspelige en Jezus als een onecht kind en hebben de apostelen Zijn lichaam uit het graf gestolen en voor de Joden verborgen.
De heidense filosoof Celsus, die bekend is om zijn bestrijding van het christendom, verwijst naar de Joodse traditionele verhalen in zijn tijd: dat Jezus naar Egypte ging, daar magie studeerde, terugkeerde naar zijn woonplaats en verklaarde dat hij god was. Zijn moeder, Maria, was in de tussentijd gescheiden van haar echtgenoot, een timmerman, omdat was bewezen dat zij overspel had gepleegd. Zij was dan ook toen zij zwanger was bevonden van schaamte ondergedoken en had Jezus in stilte te wereld gebracht. De echte vader was een Romeinse soldaat genaamd Panthera.
Kerkvader Origines (3de eeuw) vond het de moeite waard om een verweerschrift tegen dit verhaal van Celsus te schrijven.
Op de eind van de 2de eeuw laat de vurige kerkvader Tertullianus, in een verwoede uithaal naar de Joden, weten dat hij op de hoogte is van bepaalde elementen van de Jezus-verhalen uit de Talmud maar ook van bepaalde elementen, die niet in de Talmud staan maar wel in de Toldoth Jeshu.
In de 4de eeuw geeft de heilige Epiphanius een stamboom van Jezus, waarin Panthera de grootvader van Jezus wordt genoemd. Hij zegt ook dat Jezus leefde in de tijd van koning Jannaeus maar zegt dat Jezus is geboren 200 v.C., 70 jaar na Jannaeus' dood. (Die kende dus zijn geschiedenis niet goed want hij zit een eeuw te vroeg.) Epiphanius probeert de Joodse verhalen om zeep te helpen door elementen ervan in zijn eigen interpretatie op te nemen.
Wat is nu werkelijke historie? Die 'andere' verhalen of het verhaal van de evangelisten, die volgens 'moderne exegeten' geen van allen Jezus persoonlijk hebben gekend? Zijn de evangeliën soms, desnoods fraaie of fantasierijke, maar wel 'propagandaverhalen'?
Groeten.
Fons.