Onderstaande relaas is van de beroemde massamoordenaar Timoer Lenk, ook wel bekend als Tamerlan, die als we de bevolkingsdichtheid uit die tijd in ogenschouw nemen, in de geschiedenis een plaats in mag nemen naast Hitler, Stalin en Mao. Tamerlan's bodycount wordt geschat op zo'n 17 miljoen mensen. Onderstaande verslag is van Tamerlan zelf.
HINDOE HOLOCAUST.

Timoer Lenk.
De jihadcampagnes van Timoer (Tamerlan) in India. (1397-1399)
‘Op een dag steeg in mijn hart het verlangen om een expeditie te starten tegen de ongelovigen, en om een strijder voor het geloof te worden (Ghazi); want ik had gehoord dat de doder van ongelovigen een Ghazi is, en dat hij een martelaar is wanneer hij gedood wordt. Het was om deze reden dat ik mijn besluit nam, maar ik wist nog niet of ik mijn expeditie zou richten tegen de ongelovigen in China, of tegen de ongelovigen en afgodendienaren in India. Daarom zocht ik een teken in de Koran, en het vers dat zich aan mij openbaarde was deze: ‘. O profeet, strijd tegen de ongelovigen en de huichelaars en wees streng tegen hen. Hun woning is de hel en dit is een kwade bestemming!I’ (Sura 66:9)
Mijn nobele officieren vertelden me dat de bewoners van Hindustan ongelovigen en afgodendienaren waren. Uit eerbied voor het gebod van de almachtige Allah, gaf ik het bevel voor de expeditie tegen de ongelovigen…
Toen zei de prins Mohammed Sultan: ‘In het ganse India liggen goud en edelstenen voor het oprapen, en er zijn zeventien goud en zilvermijnen, en mijnen waar diamanten, robijnen en smaragden, en tin, ijzer en koper en kwikzilver worden gedolven…….. en het hele land is aangenaam en verrukkelijk. Nu, aangezien de inlanders voornamelijk polytheïsten en ongelovigen, en afgodendienaren en zonaanbidders zijn, is het volgens de geboden van Allah en Zijn profeet, gerechtvaardigd om hun land in te nemen .’
(Amir Timur, sprekende tot zijn legeraanvoerders) ‘Mijn reden om India aan te vallen is om een expeditie tegen de ongelovigen te ondernemen, en om de bewoners van dat land volgens de wet van Mohammed (moge de vrede en zegen van Allah met hem en zijn familie zijn) te bekeren tot het ware geloof, en het land te reinigen van het vuil van ongeloof en afgoderij; en opdat we hun tempels en afgoden omver mogen werpen en ghazi’s en mujahid’s zullen worden voor Allah.’
(Timur’s eerste aanval) ‘Ik bereikte de voet van de berg waarop de ongelovigen stellingen hadden genomen in bergpassen en andere versterkte posities. Ik gaf onmiddellijk orders aan mijn dappere en ervaren troepen om aan te vallen. Terwijl ze hun oorlogskreten slaakten en de takbir uitriepen vielen ze aan…… en brachten velen ter dood… Ik stuurde Ak Sultan met de boodschap dat als ze zich onvoorwaardelijk zouden overgeven, en allemaal moslim zouden worden, ik hen gratie zou verlenen, maar dat als ze dit niet zouden doen, ik hen tot de laatste man zou vernietigen..’
(Verovering van Bathnir) ‘Vanuit alle richtingen en met de razernij van leeuwen, vielen de dappere strijders van de Islam de ongelovigen aan….. binnen zeer korte tijd waren alle mensen in het fort aan het zwaard geregen, en in nog geen uur tijd waren de hoofden van tienduizend ongelovigen afgesneden. Het zwaard van de Islam was gereinigd in het bloed van de ongelovigen,en alle goederen en inkomsten, de schatten en het graan die gedurende meer dan een jaar waren opgeslagen in het fort, waren buit voor mijn soldaten….’
(aanval op de stad Sarsuti.) Al deze ongelovige hindoes werden afgemaakt, hun vrouwen en kinderen werden gevangen genomen, en hun eigendommen werden buitgemaakt door de overwinnaars. De krijgers keerden toen terug en brachten duizenden hindoevrouwen en kinderen mee, die allen mohammedanen werden en de geloofsbelijdenis deden…’
‘Op de 9de dag van de eerste maand…… marcheerde ik in de jungle en de wildernis en slachtte ik 2000 duivelse Jats (Indiaas volk). Ik nam hun vrouwen en kinderen gevangen en plunderde hun vee en hun eigendommen..’
‘Op de 29e dag rukte ik op en bereikte de rivier Jumna. Aan de andere kant van de rivier zag ik een fort…… Ik besloot om dat fort onmiddelijk in te nemen…. De volgende dat gaf ik orders dat de bekeerlingen zouden worden gescheiden van de rest en gespaard zouden worden, maar dat de ongelovigen allen met het bekerende zwaard verbannen zouden worden naar de hel, en dat de huizen van de gelovigen zouden worden gespaard, en dat de andere huizen zouden worden geplunderd en dat het fort zou worden vernietigd. Het was volbracht zoals ik het verordineerd had en een enorme hoeveelheid buit was binnengehaald.’
‘Vrijdag de 3e van de maand verliet ik het fort en rukte op naar een positie tegenover Jahan Numa waar ik de tenten opsloeg…… en ik hield een rechtzitting… we hadden meer dan 100.000 afgodendienaren en hindoes gevangen genomen, en zij waren allemaal in mijn kampement. De volgende dag ondernam de vijand een aanval op ons en de gevangenen vertoonden tekenen van blijdschap en murmureerden vol ongenoegen over ons en stonden klaar om samen te scholen en hun ketenen te breken om onze tenten te plunderen en zich daarna bij onze vijanden te voegen. Ik vroeg hun advies (de emir’s en bevelhebbers van Amir Timur) omtrent de gevangenen, en zij zeiden dat de 100.000 gevangenen op deze grote dag van strijd niet bij de voorraden mochten worden gelaten, en dat het volledig in strijd was met het islamitische oorlogsrecht om deze beeldenaanbidders en vijanden van de Islam vrij te laten. Het kwam er op neer dat er geen andere mogelijkheid was dan hen te onderwerpen aan de scherpte des zwaards….. Toen de strijders van de Islam dit bevel hoorden, trokken ze onmiddellijk hun zwaarden en brachten hun gevangenen ter dood. 100.000 ongelovigen, goddeloze afgodendienaren werden op die dag geslacht. Maulana Nasiru-d-din’Umar, een raadsman en een geleerd man, die in zijn hele leven nog nooit een mus had gedood, slachtte op mijn commando, met zijn zwaard, 15 goddeloze hindoes die zijn gevangenen waren.’
Op de 16e van de maand deden zich een aantal incidenten voor die leidden tot de plundering van de stad Delhi, en tot het afmaken van een groot deel van de ongelovige inwoners… De Hindoes verbrandden hun huizen, met hun vrouwen en kinderen, stormden naar het slagveld en werden allen gedood… Op die dag, Donderdag en Vrijdag waren bijna 15.000 turken bezig met slachten, plunderen en vernietigen…. De volgende dag, Zaterdag de 17e, verliep op dezelfde wijze, en de buit was zo overvloedig dat iedere man voor zichzelf 50 tot 100 gevangenen kon reserveren – mannen, vrouwen en kinderen. Er was niemand die minder dan 20 nam. De rest van de buit was immens, en bestond uit robijnen, diamanten, parels en andere edelstenen; juwelen van goud en zilver……… Afgezien van het stadsdeel waar de Saiyid’s, de Ulama’s en andere moslims woonden, werd de hele stad geplunderd…..’
‘Ik bracht 15 dagen in Delhi door; een tijd waarin ik me goed vermaakte, koninklijke rechtszittingen hield en grote feesten gaf. Ik dacht erover na dat ik naar Hindustan was gekomen om oorlog te voeren tegen de ongelovigen, en mijn onderneming bleek zo gezegend te zijn dat ik overal waar ik ging, de overwinning behaalde. Ik had getriomfeerd over mijn vijanden. ik had minstens 100.000 ongelovigen en afgodendienaren ter dood gebracht, en ik had mijn bekerende zwaard gereinigd met het bloed van de vijanden van het geloof…….. ik vond dat ik nu niet gemakzuchtig achterover kon leunen, maar mezelf beter kon inspannen om de ongelovigen van Hindustan te vernietigen….’
‘Op de eerste Jumada-i-awwal plaatste ik de linkervleugel van het leger onder het bevel van Amir Jahan Shah, met het bevel op te rukken in de richting van de Jumna, om ieder fort, en iedere stad en dorp te veroveren, en om alle ongelovigen in het land aan het zwaard te rijgen…. Mijn moedige kameraden achtervolgden en doodden er velen, en namen hun vrouwen en kinderen gevangen, plunderden hun eigendommen en goederen, en namen voor zichzelf een enorm aantal koeien en buffels buit. Toen ik met de goedkeuring van Allah deze overwinning had behaald, stapte ik van mijn paard en wierp ik mij ter aarde om mijn dankbaarheid te betonen.
Met grote haast spoedde ik door de jungle en het struikgewas, en stond recht tegenover de ongelovigen (in Kutila). Na weinig weerstand vluchtte de vijand, maar velen werden door de zwaarden van mijn soldaten geveld. Alle vrouwen en kinderen van de ongelovigen werden buitgemaakt………, etc… Tevreden als ik was met deze verplettering van de vijand, volbracht ik in de aanwezigheid van allen mijn ochtendgebed, en dankte ik Allah…
Mijn dappere mannen toonden grote moed en eer; zij maakten van hun zwaarden banieren, en spanden zich in om de vijanden af te slachten (tijdens een reinigingsfestival aan de oever van de Ganges). Zij slachtten veel van de ongelovigen af en achtervolgden de overlevenden tot in de bergen. We vermoordden er zoveel dat hun bloed vanaf de bergen de vlakten instroomde, en aldus werden bijna allen naar het hellevuur gezonden. De weinigen die ontsnapten, gewond, uitgeput, en half dood, zochten hun toevluchtsoord in de ravijnen tussen de heuvels. Hun eigendommen en goederen, die iedere verbeelding tartten, en hun ontelbare koeien en buffels, vielen in handen van mijn zegevierende soldaten…..
Toen ik tevreden was met de vernietiging waar ik de ongelovigen aan had onderworpen, en dat het land was gereinigd van de smerigheid van hun bestaan, keerde ik triomferend terug als een overwinnaar, overladen met buit. Dezelfde dag passeerde ik de Ganges volbracht ik mijn middaggebed tussen mijn broeders, op de oever van de rivier. Ik wierp mij nederig in het stof om Allah te bedanken……
Ik besefte nu dat ik als een overwinnaar was opgetrokken van de rivier Sind tot Delhi, de hoofdstad van de koningen van India. Ik had de ongelovigen onderworpen aan de scherpte van mijn zwaard…….. ik had heel veel van de afschuwelijke ongelovigen naar de hel gezonden, en het land gereinigd van hun smerige bestaan. Ik bedankte de almachtige Allah dat ik mijn onderneming met succes had volbracht,….. waarna ik besloot koers te zetten naar Samarkand, mijn hoofdstad en paradijs….
Amir Sulaiman Shah… en andere amirs… zeiden: ‘Zo lang als wij jouw dienaren zijn, en in staat zijn om onze handen en voeten te bewegen, zullen we je bevelen gehoorzamen…. En u zou ons nu moeten bevelen om op te rukken tegen de ongelovigen van Siwalik, en om hen te verpletteren en uit te roeien.’
Ik gaf als antwoord: ‘Mijn voornaamste reden om Hindustan te veroveren en al deze ontberingen te moeten ondergaan, is vanwege twee redenen. De eerste is om de ongelovigen uit te roeien, de vijanden van het mohammedaanse geloof; en door middel van deze oorlog beloningen te vergaren in het hiernamaals. De ander had een werelds doel; namelijk dat het leger van de Islam winst zou maken door het plunderen van de rijkdommen en welvaart van de ongelovigen: plunderen in oorlogstijd is zo legaal als het melk van de moeders van de moslims die strijden voor hun geloof, en het consumeren van iets wat legaal is, is een deugd.’
‘Op de 10e Jumada-i-awwal besteeg ik mijn paard en trok mijn zwaard, vastbesloten om de ongelovigen van Siwalik te bestrijden… De ongelovige ‘Gabr’s’ waren wanhopig en vluchtten. De heilige strijders achtervolgden hen en maakten grote heuvels van de doden. Enkele hindoes, in een beklagenswaardige toestand, verwond en half dood, ontsnapten en verborgen zich in groten en holen. Een immense hoeveelheid buit die een ieders verbeelding tartte, geld, goederen, koeien, buffels, ……. Hindoevrouwen en kinderen…… vielen in de handen van mijn soldaten….’
‘Ik stak de rivier Jumna over… en ontdekte dat in dit gedeelte van Siwalik een grote en machtige raja heerste, genaamd Ratan Sen…. Vooraan zijn valei had Ratan Sen zijn troepen verzameld. Bij de eerste confrontatie werd het moreel van de hindoes gebroken en zij vluchtten, en mijn zegevierende strijders volgden hen, en hakten genadeloos op de vluchtelingen in waarbij zij de meeste doodden……. De buit… was onschatbaar…’
‘Toen ik de valei binnenreed.. werd mij verteld over de stad Nagarkot, dat een grote en belangrijke stad van Hindustan was, en dat zich in de nabije bergen bevond… Ik gaf onmiddellijk bevel… tot het aanvallen van de vijand. De amir volgde mijn bevelen op en viel de vijand aan. Bij de eerste confrontatie waren de ongelovigen al verslagen en op de vlucht gejaagd. De heilige strijders, hakten met hun zwaarden in hun handen op de vluchtelingen in, en maakten grote bergen van opgestapelde lijken. Grote aantallen werden geslacht, en een enorme hoeveelheid buit, goederen, kostbaarheden, slaven en vee in ontelbare aantallen vielen in handen van de overwinnaars, die triomfantelijk naar huis terugkeerden, overladen met kostbaarheden.’
'(voor mensen van buiten dit forum