
Uittreden tussen de oren
Onderzoek naar autoscopische fenomenen (auteur Renske Bijl Skepsis herfst 2006)
Bij een uittredingservaring zweeft men boven het eigen lichaam, dat men gewoon ziet liggen. Is dit iets voor theologen of neurologen?
Is er een scheiding van lichaam en geest? Velen denken van wel, speciaal degenen die een uittredingservaring hebben gehad. Die hebben zo’n scheiding in de uiterste vorm meegemaakt. Sommige uittreders zeggen bijvoorbeeld dat ze voor hun gevoel buiten hun lichaam waren, maar tegelijkertijd wisten of zagen wat zich in de buurt van hun lichaam afspeelde. Ze konden dan vaak hun eigen bewusteloze lichaam zien liggen. Door zulke verhalen wordt uittreden iets geheimzinnigs en tegelijkertijd duidelijke een bewijs dat lichaam en geest gescheiden kunnen zijn. Dit is echter een voorbarige conclusie. Er is nog maar weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar zogenaamde autoscopische verschijnselen. Deze term betekend letterlijk ‘zelfkijk’ en we gebruiken die als het eigen lichaam wordt waargenomen vanuit een ander standpunt. De Zwitserse neuroloog Olaf Blanke heeft zich er sinds 2002 veel mee beziggehouden. Hij zoekt de verklaring vooral in neuropsychologische hoek, met andere woorden in de hersenen. Daar gebeurt het een en ander dat specifieke gevoelens opwekt, die de ervaarder dan opvat als ‘uit het lichaam treden’. Volgens Blanke is er dus niets dat echt het lichaam verlaat.
Die geest die velen als gescheiden van het lichaam aanvoelen, is een soort innerlijk onveranderlijk ‘zelf’. Dat ‘zelf’ is degene die vrije keuzes maakt en vervolgens handelingen uitvoert, en dat de baas over ons lichaam en onze daden is. Door de jaren heen hebben filosofie, psychologie en theologie dit idee verder uitgewerkt, en ook allerlei esoterici en parapsychologen huldigen zulke gedachten; ze trachten zelfs de ziel te wegen (zie skepter zomer 2006)
De ontwikkelde leek weet het nodige van stralengang, beeldvorming, de staafjes en de kegeltjes op het netvlies en besef dus dat er bij ‘zien’niet echt blikken worden geworpen of een soort stralen worden uitgezonden zoals de ongevormde intuïtie meent. Wat betreft het ‘zelf’ is het nog niet zo ver. Verreweg de meeste mensen hebben daar nog theologische gedachten over. De laatste tijd hebben cognitieve(psychologische) neurowetenschappen en de psychiatrie flinke correcties op dit beeld van het ‘zelf’aangebracht.
Een of twee lichamen?
Allereerst waren verstoorde zelfconcepten bij schizofrenen en andere neurologische patiënten aanleiding voor nadere studie. Zoals al vermeld zijn er meerdere aspecten aan het ‘zelf’, zoals het idee dat we de baas zijn over ons zelf, het zelf als bezit, het perspectief vanuit het zelf, het onderscheid tussen zelf en anderen en de locatie van het zelf in het lichaam. Al die aspecten kunnen onafhankelijk van elkaar bestudeerd worden. Waar het hier om gaat is dat gebleken is dat de ervaring van een apart ‘zelf’, los van het lichaam, een gevolg is van neurologische processen.
Blanke denkt dat die processen ook autoscopische fenomenen verklaren. Als men zichzelf op enige afstand ziet, is er iets mis met de waarneming van het zelf, zowel wat betreft ruimte als tijd. Bij ruimtelijke waarnemingen voelt men zich abnormaal licht of juist heel zwaar, of men ervaart dat men dezelfde ruimte vanuit verschillende hoeken kan bekijken. Tijdsgebonden illusies kenmerken zich door een gebrekkig tijdsbesef: de tijd lijkt soms stil te staan, of men neemt meerdere eigen lichamen waar die er veel jonger of juist ouder uit zien dan men ‘zelf’ is. Blanke maakt onderscheid tussen drie soorten autoscopische fenomenen. De buitenlichamelijke ervaring (out of body experience of OBE) komt het vaakst voor. Men heeft dan een plotseling gevoel dat het ‘zelf’ loskomt van het lichaam. Men heeft de illusie het eigen lichaam (dit kan ook de vorm van een wolk of lichtbol hebben, of een enkel lichaamsdeel zijn) vanuit een ander, meestal hoger, perspectief te zien. De ervaring stopt meestal op het ogenblik dat de ervaarder goed kijkt naar het lichaam en dan beseft dat hij of zij uitgetreden is. Vaak gaat een OBE gepaard met een gevoel van tijdloosheid. Tien procent van de gezonde bevolking, in de meerderheid van alle culturen , heeft een- of tweemaaleen OBE in zijn of haar leven. Bij de OBE hoort men vaak geluiden die er niet zijn, lijkt het evenwichtszintuig volslagen foute informatie te geven en is de waarneming van lichaamspositie en lichaamsdelen gestoord.
Een tweede autoscopisch fenomeen is de autoscopische hallucinatie (AH). Men beseft dat men iets ziet wat niet kan, namelijk een tweede lichaam vanuit het eigen gezichtspunt, een zogenaamd extracorporaal perspectief. Men ziet als het ware een kopie van zichzelf. Die kopie is duidelijk jonger of ouder, in tegenstelling tot de tijdloosheid bij een OBE.
Ten derde hebben we nog de zogeheten heautoscopie (HAS). Dit is eigenlijk een tussenvorm van de AH en de OBE. Het evenwichtsgevoel is verstoord, en ook de waarneming van de eigen lichaamspositie. Men is ‘uitgetreden’ maar ziet twee personen, vaak van ongelijke leeftijd, maar men weet niet wie van de twee men in werkelijkheid is. Dit kan erg verwarrend zijn en het wordt doorgaans onaangenaam gevonden. De tijdloosheid van de gewone OBE komt zelden voor.
Een opvallend verschil tussen de drie vormen is dat zowel de AH als de HAS kunnen voorkomen als de persoon zit of staat of beweegt. De OBE komt vooral voor bij mensen die liggen.
Falende hersendelen
Bij Blankes onderzoek van 2002 werden bepaalde hersendelen achterin de rechter hemisfeer gestimuleerd. Het gevolg was dat de proefpersoon dan het gevoel kreeg door het bed te vallen, en dat dus het evenwichtszintuig ‘hallucineerde’. Als de proefpersoon tegelijk gevraagd werd naar het eigen lichaam te kijken, dan klopte daar van alles niet. De benen waren ineens verdwenen of korter, of men zag bewegingen die er niet waren. Als er iets meer gestimuleerd werd in hetzelfde gebied kwam er uiteindelijk een OBE. Blanke concludeerde hieruit dat de OBE te maken heeft met activiteit van hersengebieden die ook betrokken zijn bij verwerking van de indrukken van het evenwichtszintuig, het vestibulum bij het binnenoor. Een OBE zou wellicht een gevolg zijn van een neurologische verstoring van vestibulaire verwerking. Een hersengebied dat tevens verantwoordelijk is voor de waarneming van het lichaam en delen ervan, ligt precies op de verbinding van de rechter temporale en pariëtale kwab. Dit gebied verwerkt de multisensorische informatie van het lichaam en meer speciaal de tijdsaspecten. Deze temporaal-pariëtale junctie (TPJ) speelt volgens Blanke en zijn collega’s een grote rol in autoscopische fenomenen. Als de TPJ niet goed werkt, worden de waarnemingen van lichaamspositie, tastzin en de ogen niet goed met elkaar gecombineerd met een OBE als gevolg. Dit leidt tot een desintegratie van de persoonlijke ruimte (vestibulair) en extra-persoonlijke ruimte (visueel) . Er zijn meer redenen om te denken dat de TPJ een belangrijke rol speelt bij OBE’s . Men vroeg proefpersonen zich in te beelden dat ze een OBE hadden, waarna hun TPJ actief werd.
Met behulp van zogeheten transcraniale magnetische stimulatie kan men nauwkeurig een deel van de hersenen tijdelijk uitschakelen. Al men zo de TPJ in zijn werking belemmert, kunnen proefpersonen zich niet meer inbeelden dat hun lichaam draaide of anderszins transformeerde. Ze konden dan nog wel in gedachten andere objecten manipuleren. Dit duidt erop dat de TPJ te maken heeft met het bijeenbrengen van alle informatie over positie en bewegingen van het eigen lichaam.
Het lijkt erop dat sommigen aanleg hebben om een OBE te krijgen. Blanke vond dat OBE’ers in het algemeen meer hallucinatoir en perceptueel verstoord waren. Dit kwam naar voren bij fysieke en mentale ontspanningsoefeningen. Blanke denkt ook dat bepaalde ziekten een OBE bevorderen. Hij noemt migraine, epilepsie, slecht functionerende bloedvaten en posttraumatische hersenschade. Een OBE komt altijd voor tijdens een gedeeltelijke of minimale staat van bewustzijn. Volgens de neurocognitieve opvatting gaat er dus geen ‘zelf’ uit het lichaam tijdens een OBE, maar zijn er twee stukjes hersenen die dienst weigeren. Het ene stukje de TPJ zorgt er normaal voor dat men een goed model heeft van het eigen lichaam, waarin de informatie van de verschillende zintuigen met elkaar klopt. Het andere stukje verwerkt de informatie van het evenwichtszintuig, waardoor men als het ware niet meer weet welk deel van de ruimte men zelf inneemt.
Heel harde bewijzen over welke hersengebieden er precies betrokken zijn bij autoscopische fenomenen zijn er nog niet, maar we zijn aardig op weg. Het is bekend dat personen met een geamputeerd lichaamsdeel er toch gevoel in kunnen hebben. Ook dat vond men vroeger mysterieus, maar door neurologisch onderzoek snapt men nu wel hoe dat kan. We mogen optimistisch zijn over de toekomstige opheldering van autoscopie. Als het zover is, zullen we alweer meer weten over hoe de hersenen ons lichamelijk bewustzijn en ons zelfbewustzijn teweegbrengen. (Renske Bijl studeert binnenkort af als neuropsycholoog)