De psychische behoeften komen altijd heel sterk naar voren
1) wanneer je bekeringsverhalen leest (lees er 20 na elkaar en je ziet dan altijd sterk de rode draad: het leven was crap, alles was verloren, men zat aan de alcohol of andere vormen van verdoving, men zag zichzelf als mislukt en slecht)
2) wanneer je discussieert met gelovigen over de geldigheid van hun geloof. Je zult ze dan vrijwel altijd zien antwoorden met het argument 'maar indien je niet gelooft is het leven zinloos/troosteloos'. Zelfs 'niet eerlijk' werd er door een gelovige onlangs hier geopperd! Men beseft dan nooit dat dat in het geheel geen argument is voor de geldigheid van hun geloof, maar enkel blootlegt dat hun geloof in de eerste plaats gebaseerd is op psychische behoeften die ze zelf hebben.
Wat betreft gevoelens van 'bevrijd zijn van religie' dat je soms van ex-gelovigen hoort, komt denk ik bij kijken dat de boekreligie die die personen aanhingen millennia oud is. Een new-age-achtige gelovige zal je niet zo gauw horen over dat zijn geloof beklemmend is, uiteraard omdat het van onze tijd is, oftewel geboetseerd naar de psychische behoeften van een modern mens.
Boekreligies zijn vreselijk taai om te veranderen, omdat de oeroude teksten altijd meegesleept moeten worden als door God geïnspireerd. De negatieve zaken strekken zich voor een modern mens niet enkel uit tot zaken als 'God geeft opdracht tot genocide in het OT', maar over zo ongeveer alles wat met ethiek te maken heeft. De hel is uiteraard uitgevonden om menselijke wraakgevoelens te bevredigen, en de hemel om het onrechtvaardige leven recht te trekken. De duivel is uitgevonden om God een excuus te geven voor alles wat fout is in de schepping. Het zondoffer van Jezus is eenvoudig een laatste restant van dat de primitieve mens dacht goden tevreden te kunnen stellen indien ze mensenoffers aangeboden kregen. Het patriarchale van de bijbel reflecteert uiteraard een maatschappij waar de vrouw weinig inbreng in had, de wonderen een tijd dat de mens maar weinig van de natuur begreep, enz. enz.
In onze tijd zitten oude religies dus vol met zaken die als beklemmend, ongerijmd en zelfs pertinent foutief of immoreel overkomen. Iemand die ooit het geloof heeft aangenomen als iets dat diep beleefd moet worden en uiterst serieus genomen moet worden, dus centraal moet staan, voelt bij het geestelijk opgroeien (=steeds onafhankelijker gaan denken, steeds minder een autoriteit nodig hebben) steeds meer geestelijk in de knel te zitten. Aan de ene kant ziet men geloofsafval als verraad, hetgeen altijd negatieve bijgevoelens heeft. Aan de andere kant komt op dat moment ook de angst om de hoek kijken, aangezien de boekgodsdiensten gelovigen, indien het minder op rolletjes loopt, ook in hun greep houden via de grootst mogelijke dreiging.
Meestal probeert de gelovige de innerlijke beklemming in eerste instantie op te heffen door zijn geloof te moderniseren (steeds vrijzinniger worden), maar na een tijdje komt hij dan veelal in de knel met intellectuele eerlijkheid, want oeroude teksten gaan interpreteren op een moderne manier is ongerijmd en ongeloofwaardig.
Beklemming komt ook voort uit het feit een steeds kleinere minderheid te zijn. Iemand die zienswijzen heeft die de overgrote meerderheid om je heen ook heeft, hoeft zijn zienswijzen nooit onder de loep te nemen. Maar behoor je tot een kleine minderheid dan moet je je steeds verantwoorden, hetgeen vermoeiend en alweer beklemmend is. Je staat dan steeds voor de keus: afvallen is gemakkelijk, en je geloof behouden vereist dus steeds sterker dat je je er volkomen aan overgeeft, oftewel dat je steeds maar het gelijk van je geloof moet ervaren en beargumenteren. Aangezien zoiets uitputtend is en eigenlijk niet lukt in de moderne maatschappij kiezen gelovigen liever de weg van het volledig stil zijn erover (hetgeen alweer beklemmend is, aangezien het geloof juist het omgekeerde eist), of zijn gelovigen in de regel alleen bereid over hun geloof te praten wanneer de ongelovige respect betoont, oftewel het geloof niet al te zeer bekritiseert, maar voor het merendeel slechts een luisteraar is.
Enkele bekeringsverhalen heb ik ooit becommentarieerd in
Existentiële nood en
Meer existentiële benauwdheid en de beklemming van veel gelovigen heb ik tien jaar geleden geprobeerd te kenschetsen in
Het verscheurde innerlijk van de gelovige