Hier een paar kanttekeningen bij je betoog.
Veel van wat je opmerkt is zonder meer waar, maar je maakt m.i. te gemakkelijk een tegenstelling tussen joods geloof (of 'jodendom' zoals je het noemt) en christelijk geloof. Dat het christelijk geloof veel uit het heidendom heeft overgenomen is duidelijk, maar dat heeft 'het jodendom' evenzeer. Ideeën van een satan en demonen, opstanding, geloof in hemel en hel, bijvoorbeeld, waren zaken die algemeen vanuit andere religies in het joodse geloof waren geslopen, en duidelijk geen goede papieren hebben wanneer je die opvattingen vanuit het oude testament wil beargumenteren. Je hebt het ook over de "mainstream", maar die was er blijkbaar helemaal niet in de eerste eeuw. Wat je ermee bedoelt zijn de opvattingen van het latere jodendom, en die zijn weer sterk gekleurd vanwege een bewust zich afzetten tegen het christelijk geloof. Je vergeet daarbij dat de christelijke uitleg ook voortkwam uit het jodendom. Steeds meer wordt duidelijk dat het idee van een lijdende messias aan het joodse denken van de eerste eeuw niet geheel vreemd was, of als een onmogelijke gedachte beschouwd kan worden.
Wanneer je
deze link bestudeert zie je dat er enorme speculatie was over het onderwerp messias. Er kon bijvoorbeeld sprake zijn van meerdere messiassen. Bijvoorbeeld één die koning was en een ander die hogepriester was.
Daniel 9:26 laat uitdrukkelijk weten dat een messias gedood zal worden, "terwijl er niets tegen hem is", waarna Jeruzalem en de tempel verwoest zal worden door een vreemd volk. Van hieruit is het niet moeilijk om omstreeks het jaar 70 de mythe van de christelijke Jezus te construeren.
Het vers Zacharia 12:10 werd ook uitgelegd als betrekking hebbende op een messias die gedood zou zijn.
In het testament van de 12 patriarchen werd blijkbaar oorspronkelijk gesproken over een "Lam zoon van Jozef", dat later door christenen veranderd is in Lam van God uit de stam Juda. Je kunt daar ook lezen:
"For Joseph also besought our father that he would pray for his brethren, that the Lord would not impute to them as sin whatever evil they had done unto him. And thus Jacob cried out: My good child, thou hast prevailed over the bowels of thy father Jacob. And he embraced him, and kissed him for two hours, saying: In thee shall be fulfilled the prophecy of heaven [concerning the Lamb of God, and Saviour of the world],
and that a blameless one shall be delivered up for lawless men, and a sinless one shall die for ungodly men [in the blood of the covenant for the salvation of the Gentiles and of Israel, and shall destroy Beliar and his servants].
De frases tussen haakjes zouden latere christelijke toevoegingen zijn.
Justinus Martelaar laat in zijn "gesprekken met de jood Trypho" weten dat (in ieder geval sommige) joden geloven in een lijdende messias die zich opoffert voor de zonden van de mens. Zijn joodse opponent zegt: "It may also be admitted that this is exactly as you say, and that the Prophets predicted that Christ was to suffer, that He was to be called a Stone, that His first advent in which He was proclaimed to appear in suffering would be followed by another in glory, and that He would thenceforth be the Judge of all men, and the Eternal King and Priest. But prove to us that Jesus Christ is the one about whom these prophecies were spoken."
Tel daarbij op Jes. 53 en Psalm 22, speculaties over de hemelse figuur die in Daniel gewoon zoon des mensen (=mens) wordt genoemd, maar in later tijden een messiaanse titel werd; Melchizedek, waar ook al druk over gespeculeerd wordt (bijv. Hebreënbrief, maar ook in een tekst uit Qumran), en Elia en je ziet dat het denkbeeld van een lijdende messias in plaats van geheel vreemd in het jodendom van de eerste eeuw, juist goed past als 'nieuwe vondst' waarmee men bepaalde theologieën kon onderbouwen. Dat het ook past op wat in heidense religies rondgaat maakt het enkel maar meer voor de hand liggend dat zulke ideeën ook in het joodse geloof opspringen.
Het denkbeeld van plaatsvervangend lijden is ook niet zo vreemd als je wil doen geloven. (Dat is het enkel vanuit atheïstisch standpunt: dat men zonden kan afhandelen op dezelfde manier als financiële schuld - een ander kan de schulden betalen - is volslagen absurd!) Deuteronomium en Ezechiël zijn late teksten. Ezechiel 20: 25-26 laat zien dat die nieuwe inzichten problematisch waren. Wanneer je namelijk teruggaat in de tijd zie je in alle oude religies dat het mensenoffer juist tot de alleroudste
basisingrediënten van religieus denken behoort. Verzen als Lev. 27:28-29 laten zien dat ook Israel hieraan deed. Exodus 22: 28-29 laat zelfs uitdrukkelijk weten hoe men te werk moet gaan:
"Sta de eerste opbrengst van de druivenoogst zonder uitstel aan mij af, en geef mij ook je eerstgeboren zoon. Hetzelfde geldt voor de eerste jongen van je runderen en van je schapen en geiten; zeven dagen mogen ze bij hun moeder blijven, op de achste dag moet je ze aan Mij afstaan."
Deze tekst staat daar zonder de bepaling dat je die eerste zoon moet 'afkopen' oftewel kunt vervangen door een dierenoffer.
Het verhaal van Jefta laat eveneens zien hoe men aan mensenoffers deed. In het algemeen gold: hoe meer een leven waarde had, des te krachtiger het offer was. In 2 Kon. 3:27 kun je bijvoorbeeld lezen dat de koning van Edom wanneer hij op verliezen staat zijn eerstgeboren zoon ten brandoffer offerde. Het helpt meteen: de Israelieten druipen verschrikt af. Uit het OT kan men gemakkelijk opmaken dat het volk Israel aan dezelfde praktijken deed. Dat God niet eenduidig mensenoffers afwijst bewijst het verhaal van David die de zonen van Saul offert om God tot bedaren te laten komen (2 Sam. 21:1-14). Daar vind je ook de link met het tijdstip van kruisiging: de dag na het pesachmaal. Een soortgelijk verhaal vind je in Numeri 25:4, waar bepaalde mensen "voor de Here" moeten worden opgehangen om de woede van God tot bedaren te brengen.
Al die mensenoffers gaan juist uit van het denkbeeld van plaatsvervangend lijden. Het feit dat andere teksten eenduidig mensoffers niet toestaan levert eenvoudig de conclusie op dat het OT tegenstrijdig is, op dezelfde manier als dat je een goddelijk gebod "Gij zult niet doden" tegenkomt, en op een andere bladzijde van de tekst de goddelijke opdracht tot uitroeien van hele volken, of dat God op de ene bladzijde wel gezien kan worden, maar op een andere plaats uitdrukkelijk gezegd wordt dat dat niet kan. De teksten zijn ontstaan en geredigeerd gedurende vele honderden jaren van ontwikkeling in het menselijk denken.
Het denkbeeld van "plaatsvervangende opoffering" ("hij sterft opdat zij mogen leven") was wijdverbreid. Je komt het tegen in zowel heidens als joods denken. Om te beginnen al in de beroemde passage Jesaja 53. In de joodse literatuur vind je dat denkbeeld ook terug in 4 Makk. 17:20-22:
Hoofdstuk 17:
The tyrant himself and all his council marveled at their [zeven martelaren] endurance, [18] because of which they now stand before the divine throne and live through blessed eternity.
[19] For Moses says, "All who are consecrated are under your hands."
[20] These, then, who have been consecrated for the sake of God, are honored, not only with this honor, but also by the fact that because of them our enemies did not rule over our nation,
[21] the tyrant was punished, and the homeland purified --
they having become, as it were, a ransom [=losprijs] for the sin of our nation.
[22] And through the blood of those devout ones and
their death as an expiation [=zoenoffer], divine Providence preserved Israel that previously had been afflicted.
(Overigens is het woordje 'losprijs' hier niet hetzelfde woord als wat men in Mc. 10:45 kan lezen)
In feite is het verzonnen verhaal van Abraham en Izak de plaats waar plaatsvervangend offer als leer ontworpen wordt. In het christelijke denken wordt dit plaatsvervangend offer eenvoudig weer omgedraaid tot waar het oorspronkelijk om te doen was. In het verhaal van Izak hoeft de eerstgeboren zoon niet te worden geofferd en komt daar een plaatsvervangend ritueel van eeuwige dierenoffers voor in de plaats. In het christelijk geloof zet het offer van de eerstgeborene Gods een streep door het eeuwige ritueel van dierenoffers, maar krijgt God eindelijk de genoegdoening waar hij blijkbaar altijd behoefte aan heeft gehad. Anders gezegd, voor een sekte die af wil komen van de tempeldienst, omdat die als politiek en godsdienstig corrupt beschouwd wordt, is dit juist de logische gedachtengang: men kan het afschaffen van de tempeldienst bewerkstelligen door zich het grootst denkbare offer voor te stellen: het offer van de zoon van God. Over dit wezen is al veel gespeculeerd door Philo van Alexandrië, die bijvoorbeeld Zacharia 6:11-12 interpreteerde als een tekst die spreekt over een toekomstige hemelse figuur (die daar, kijk eens aan, Jezus wordt genoemd), die zowel gekroond zal worden als heerser als ook hogepriester zal zijn. Diezelfde Jezus komt ook in Zacharia 3 voor, waar hij een einde maakt aan alle zonde. Philo verbond aan deze persoon ook alle termen die christenen gebruikten: de Logos, eerstgeborene Gods, instrument van schepping, de hemelse Adam. Overigens is die tekst Zach. 6:9-15 bijzonder moeilijk om uit wijs te worden. Er wordt over een hogepriester gesproken, maar even later over "heilzaam overleg zal er tussen hen beiden zijn". Blijkbaar is de Spruit die genoemd wordt de persoon Zerrubbabel die dan de koninklijke messias zou zijn, maar die naam zou later uit de tekst gehaald zijn en de tekst geheel op de hogepriester toegespitst zijn, toen Zerubbabel de profetie niet vervulde.
Wees ook voorzichtig met de bewering: "De REDEN van de dood en opstanding (vergeving van de zonden) is pas van veel later datum". De feiten zijn juist exact tegengesteld:
eerst is er een uitgewerkte theologie van Paulus die helemaal geen historische Jezus kent, noch een wederkomst, en pas veel
later komt er een verhaal over een historische Jezus die nog eens een keer terug zal komen. Je opmerking "Probleem voor Paulus was dat Jezus een gewoon mens was" gaat helemaal niet op. Jezus was voor Paulus een hemels wezen.
Het verhaal over een historische Jezus kan volkomen opgemaakt zijn, tot op zijn naam en die van zijn vader toe. Het verhaal van de kruisiging in de evangeliën bijvoorbeeld ziet er niet uit als een verslag van een historische gebeurtenis, maar als een literaire creatie: het is geheel opgemaakt aan de hand van Jesaja 53, Psalm 22 en Zacharia.
Ook antwoord je een christen met het argument "God die zichzelf blijkbaar niet snapt". Maar dan redeneer je vanuit een later christelijk dogma. In het oorspronkelijke evangelie, dat van Marcus, is de messias overduidelijk geen God en is het dus niet vreemd dat hij niet alles weet.