Laat deze heer Smedes maar mooi op dit forum komen om gefileerd te worden. Ik las wat van zijn pennenvruchten en concludeer dat het een aanhanger van het Ezelsfeest is, ook wel de Euthanasie van God, oftewel de hansworstreligie die Nietzsche voorspelde voor de toekomst.
Hoofdstuk 4
Spreken over God: wat bedoelen we dan?
--------------------------------------------------------------------------------
In hoofdstuk 4 (64-79) ga ik in op de vraag wat gelovigen bedoelen als ze over 'God' spreken. Want als we over Gods handelen willen spreken moeten we ook helder voor ogen hebben wat met God bedoeld wordt.
Let op: het gaat om helderheid! We zijn zeer benieuwd.
In de theologie hoort dit onderwerp thuis in de zogenaamde 'godsleer'. In dit hoofdstuk bespreek ik dus een aantal elementen van de christelijke godsleer.
Het wordt nog mooier, meneer schijnt een christen te zijn. Ik ben nóg benieuwder.
Wanneer gelovigen en theologen over 'God' spreken, dan gebruiken ze dat woord (1) als een soortnaam, of (2) als eigennaam waarmee God persoonlijk wordt aangesproken of aangeroepen, of (3) als een eertoekennend predikaat waarmee de aanbiddenswaardigheid wordt aangegeven van het wezen dat met 'God' wordt aangeduid. In al dit spreken over God staat de uniciteit van God centraal.
Hoezo? Indien God oa als soortnaam gebruikt kan worden, dan valt het met de uniciteit wel mee.
De uniciteit van God komt ook tot uiting in het spreken over Gods transcendentie, een moeilijk begrip wat veel misverstanden kan oproepen. Door het woordje 'transcendentie' te gebruiken, drukken gelovigen uit dat God altijd 'anders' is dan de wereld en ons voorstellingsvermogen, en ook altijd 'meer' is.
De truc van de moderne theoloog waarmee je alles kan ontkennen, en God tot in eeuwigheid in leven kan houden. Wat je ook over God zegt, Hij is altijd anders. Zou je op honderd en één manier kunnen laten zien dat Hij niet bestaat, dan bestaat Hij tóch.
Aangezien God ook onze taal overstijgt (taal is immers een onderdeel van de geschapen wereld), is onze taal fundamenteel beperkt als we over God willen spreken. Eigenlijk kunnen we niet eens over God spreken!
Hier komt de theoloog tot een prachtige en heldere conclusie. Maar wat nu? Dan zou de theoloog dus werkloos zijn en in plaats van in een luie stoel te zitten en onzin aaneen te breien en op het internet neer te plempen een echte baan moeten zoeken! Nee, daar moet wat op gevonden worden met theologenacrobatiek:
- hoewel we ook niet over God kunnen zwijgen.
Haha. We mogen niet eens over God spreken, hoewel we ook niet over God kunnen zwijgen. Wat een geweldige paradox, wat een diepgang, wat een geweldige wijsheid!
Juist vanwege Gods transcendentie moeten we ons taalgebruik altijd relativeren om niet in een soort van linguïstische of conceptuele afgoderij te vervallen.
Geen afgoderij betekent dus dat je wel tot in het oneindige mag leuteren en onzin uitkramen over God, maar na afloop altijd moet zeggen dat je het eigenlijk niet over God had of hem in zicht kreeg, want God past helemaal niet in onze taal en onze voorstellingen! Hoe krijgt hij het voor elkaar zeg om maar te kunnen volhouden dat zijn theologiestudie niet voor noppes was!
Maar als we onze taal moeten relativeren, dan dus ook ons spreken over Gods 'transcendentie'.
Jaja, het wordt tijd om Gods immanentie er nu maar weer eens op los te laten.
Vandaar dat we in de christelijke theologie ook over Gods immanentie moeten spreken: Gods presentie in de wereld, die ook tot uitdrukking wordt gebracht in het spreken over Gods alomtegenwoordigheid.
God aanwezig in onze wereld? Ja, da's gemakkelijk voor elkaar te krijgen: je definieert alles wat is en alles wat gebeurt gewoon als God tegenwoordigheid, en voila!, God is overal aanwezig
in de wereld. Geweldig weer die wijsheid en diepgang. Er is gewoon niet van God af te komen.
Ik geef verder aan hoe we met het spreken over Gods transcendentie en immanentie flink de mist in kunnen gaan, wanneer we de relativiteit van onze taal niet goed in het oog houden.
Da's altijd een goede oplossing: zo bescherm je je theologie goed. Welke onzin je ook uitkraamt, je kunt altijd onze taal de schuld geven wanneer het niet klopt. En het is maar goed dat er tenminste één meneer Smedes is die geen last heeft van mistbanken.
De relativiteit van taal komt ook naar voren in het gebruik van metaforen. Mijn visie op metaforisch taalgebruik is dat door middel van een metafoor de wereld op een bepaalde manier belicht wordt. Door middel van metaforen wordt een bepaalde werkelijkheid opgeroepen.
Aaah, metaforen! Zo kun je mooi de bijbel tot in het oneindige met je meeslepen. Hoe bizar en absurd alle verhalen ook zijn, je verheft ze eenvoudig tot metaforen, en dan kun je weer net zo hoog vliegen als je maar wil. Je theologische woordkunst is the limit of your sky.
Talige uitingen als metaforen kunnen herkennen, vergt echter oefening en moet geleerd worden.
Ja, daar moet je jarenlang op oefenen op de theologenschool.
Dat betekent ook dat metaforen ook risico's met zich meebrengen, met name omdat ze gemakkelijk worden misverstaan.
Ja, maar gelukkig hebben we Smedes die beschikt over helderheid van geest.
Die risico's zijn ook inherent aan religieus taalgebruik. Kortom: spreken over God is een hachelijke aangelegenheid...
Nou zeg, hachelijk.
Ik heb bijvoorbeeld in het hele artikel geen enkel antwoord gekregen op wat we nu bedoelen met God. Noch heb ik enig straaltje christelijk geloof ontwaard.
Maar het zal wel aan mij liggen. Ik moet er wellicht nog maar eens op oefenen.