Op mijn 18e ging ik studeren in de grote stad in "Holland", ik zocht de lokale parochie op en zong in het jongerenkoor liederen van Huub Oosterhuis. Eén van mijn huisgenoten in mijn studentenflat was protestants en daar heb ik menig uurtje mee doorgeboomd: hij bleek meer over aflaten te weten dan ik! In mijn parochie was een bijbelcursus en daar gaf ik me voor op, om ook een beter weerwoord te hebben. De bijbelstudie werd gedaan aan de hand van de cursus "Gods Mensenboek" van de KRO, Het eerste verhaal ging over Abraham, en ik kon meteen triomfantelijk mijn parate katechistische kennis spuien dat "Izaak een voorafbeelding was van Christus, omdat hij ook het hout droeg". "Dat moest ik toch anders zien", zei pastoor, "God wou juist geen mensenoffers". Van de pastoor moest ik ook de Canisiusbijbel, die ik van thuis had meegenomen, maar waar nooit in werd gelezen (het stond op de boekenlijst voor godsdienst), vervangen door de nieuwe Willibrordvertaling. Die heb ik toen van kaft tot kaft gelezen inclusief inleidingen en Notenapparaat. Toen ik de bijbel uit had, ging in verder met De wordingsgeschiedenis van het Nieuwe Testament van AFJ Klijn, de apostolische vaders(vertaling Klijn) en het Handboek van de kerkgeschiedenis van kardinaal de Jong. Inmiddels had ik wat kennissen gekregen in de protestantse studentenvereniging en verdiepte me ook in de reformatorische wijsbegeerte. Ik heb Rome, Lourdes en Taize bezocht, en meende daar God te ervaren. Mijn honger naar kennis was nog niet gestild en ik sloot me aan bij een orthodoxe Roomskatholieke studiekring die pauselijke encyklieken bestudeerde. Als vrijzinnig katholiek viel ik een beetje uit de boot. Ik ging wel met een groep van hen naar Israel, waar ik devoot de kruisweg liep en zelfs psalmzingend (die van Oosterhuis

En inderdaad, het was weg. Toen mijn vader later dat jaar overleed was er leegte. Ik droomde van hem, maar mijn moeder zei: "Het was maar een droom." Op een paasvoettocht in Den Haag mocht je iets op een steen zetten dat je kwijt wilde en dat gedurende de tocht met je meedragen. Op de laatste dag wierp ik de steen met een boog in zee. Wat op de steen geschreven stond?
"God"