Van den Brink kiest zelf voor een alternatieve hermeneutische benadering die hij
perspectivisme noemt, en definieert als
de visie dat men bij bijbelinterpretatie de theologische inhoud onderscheidt van het wereldbeeld waarin deze inhoud ingebed is. Voor hem als gelovige is de theologische inhoud normatief, maar het wereldbeeld een bijkomstigheid. De grondstelling is daarbij dat de bijbel een door en door theologisch boek is: het gaat om de relatie tussen God en mens.
van den Brink schreef:Nu wordt de mens in de bijbel weliswaar niet gezien als los individu, maar als geheel en al ingebed in sociale en historische verbanden en ook in het geheel van de geschapen werkelijkheid. De fysische aard van die geschapen werkelijkheid als zodanig is echter geen voorwerp van openbaring. In hun verwijzingen naar de natuurlijke werkelijkheid zoals de hedendaagse wetenschap die bestudeert, volgden de bijbelschrijvers veelal gewoon de ideeën die in hun dagen gemeengoed waren - slechts daar waar die op gespannen voet staan met het geloof van Israel corrigeren ze deze nadrukkelijk. Het wekt geen verbazing dat die destijds gangbare ideeën in veel gevallen niet langer aannemelijk zijn. Dit vormt echter ook geen probleem, omdat het op geen enkele manier afbreuk doet aan de manier waarop de bijbel ons tot God brengt en ons confronteert met Gods boodschap. Het lezen van de bijbel moet op het verstaan van deze boodschap gericht zijn. We moeten deze boodschap niet verwarren met wetenschappelijke categorieën, aangezien die een heel andere manier van kijken, een ander perspectief veronderstellen. Richt het wetenschappelijke perspectief zich op de feitjes, het theologische heeft betrekking op de zin van het bestaan. Daarbij gaat het ook om feiten, maar van een totaal andere orde: over wie God is in relatie tot ons en wie wij zijn in relatie tot God.
Mijn haren rijzen te berge bij het lezen van deze halfslachtigheid, hetgeen dicht in de buurt van wartaal ligt. Om zijn geloof in God en zijn relatie met de mens, oftewel de gedachten die christenen aan de hand van een paar antieke teksten voor zichzelf verzonnen hebben, die als een wolkenflard om de gelovige heen hangt en waarvan hij de lucht in- en uitademt, scheidt van den Brink dus wat hij als de hopeloos verouderde verpakking ziet van de voor hem waardevolle inhoud. Het eerste geeft hij toe als ronduit incorrecte informatie, en het tweede roept hij uit tot feiten! En let op hoe hij wetenschappelijke kennis aanduidt als "feitjes", een veelzeggend woord waaruit de typisch religieuze minachting spreekt dat dit soort kennis weinig waarde heeft in het leven.
van den Brink schreef: Het perspectivisme is een aantrekkelijke positie. Men is op deze manier elke gekunstelde poging tot harmonisatie voorbij. In plaats van zoveel mogelijk 'redden wat er te redden valt', maakt men een duidelijke en onomwonden keus voor de prevalerende gezichtspunten in het natuurwetenschappelijke discours, terwijl men in alle eerlijkheid erkent dat deze vaak onverenigbaar zijn met uitspraken over de fysische werkelijkheid die we in de bijbel tegenkomen. Vanuit hermeneutisch dogmatisch gezichtspunt is dat echter geen probleem, aangezien zulke feitelijke uitspraken simpelweg niet tot de bijbelse boodschap behoren.
Ik begrijp niet hoe een professor deze laatste zin kan uitspreken en in zijn bespreking van het onderwerp enkel gefixeerd blijven op de eerste drie hoofdstukken van de bijbel. Verspreidt dit perspectivisme zich niet meteen als een olievlek tot het geheel van de bijbel? Wat moeten we met alle wonderen? Behoren ze "simpelweg" niet tot de bijbelse boodschap omdat wij natuurwetenschappelijk geschoolde moderne mensen geleerd hebben dat er geen wonderen zijn? Behoren de engelen- en demonenwereld (en alles wat daaraan vast zit) niet tot de bijbelse boodschap? Wij natuurwetenschappelijk geschoolde moderne mensen hebben tenslotte allang geleerd dat er helemaal geen engelen en demonen zijn.
En zo komen we meteen op het denkbeeld van God zelf. Op welke grond blijft een God die een relatie met ons wil nu staan als een feit wanneer men moet toegeven dat de bijbelschrijvers eenvoudig kinderen van hun tijd waren, en op de details van hun eigen geloof na eenvoudig het ideeëngoed (lees: het bijgeloof) dat in hun dagen gemeengoed was navolgden?
En wat voor argument is dat woordje "simpelweg"? Wanneer ik een paar bijbelboeken verder lees dat de sabbat iedere week gevierd moet worden, "Want in zes dagen heeft de HERE de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag", mag ik dan opmerken dat deze bijbelschrijver de verpakking van zeven dagen voor het scheppingswerk heel duidelijk tot onderdeel van de boodschap liet zijn?
Overigens is wat van den Brink hier voorstelt geenszins een nieuwe kijk op het oude boek. De hele vorige eeuw is al tsjokvol van theologen die perspectivisme voorstelden, zij het met andere benamingen.
Rudolf Bultmann noemde het het demythologiseren van de bijbel, van waaruit de gelovige "de existentiële boodschap" (het Kerygma) zou moeten destilleren. Dennis Nineham stelde voor, geconfronteerd met
cultureel relativisme, dat onze cultuur inmiddels geheel boven de cultuur van de bijbel is uitgegroeid waaruit volgde: "Our task is to reproduce their state of mind rather than their beliefs about historical events or ethical opinions".
Gaat hij zover als genoemde theologen? Zo niet, waarom niet? Jammergenoeg komen deze twee schrijvers niet voor in het boek van van den Brink.
Perspectivisme heeft ook veel weg van de manier waarop wij sprookjes of Griekse mythologie of Tolkiens The Lord of the Rings lezen. Niets is er van waar, behalve een 'geestelijke' (zo men wil 'existentiële') boodschap. Maar gaat van den Brink zo ver? Het zou me zeer verbazen en ik verwacht dus dat hij in het vervolg van het boek zoveel mogelijk krijtlijnen neerzet waarbuiten hij niet wil lopen.