Madeleine schreef:Je kan gewoon niet meer twijfelen, er is geen weg meer terug naar 'geloven'...Ik dacht dat we groeiden naar een bewustzijn dat verder ging dat dit aardse leven, en nu moet ik leren aanvaarden dat alles stopt, ..Ik vraag mij gewoon af waarom we in onze hersenen de mogelijkheid hebben om over onze sterfelijkheid na te denken, waar gaat onze evolutie dan verder naartoe ?
Het zijn misschien niet de meest intellectuele vragen, maar ik zit er wel mee.
Jouw opmerkingen en vraag zijn mijns inziens het tegendeel van onintellectueel. Het is zelfs zo'n essentiële vraag dat die iedere dag eigenlijk aan de orde zou moeten zijn.
De dood van God, zei Nietzsche 125 jaar geleden, is zo'n overweldigende ommezwaai in het bewustzijn van de mensheid dat het eeuwenlang chaos, nihilisme, wanhoop en fanatiek terugwillen naar het oude op zal leveren.
"In het algemeen mag men zeggen dat de gebeurtenis dat 'God dood is' veel te groot, te ver in het verschiet, te ver verwijderd is voor het bevattingsvermogen van de massa's. Zelfs zich in te denken dat het tijdstip van de aankondiging ervan gearriveerd is. Nog minder zou men mogen veronderstellen dat veel mensen op dit moment al zouden beseffen wat de betekenis van deze gebeurtenis werkelijk is, en hoeveel in zal storten, nu geloof is ondermijnd, omdat zoveel op geloof gebouwd was, er door ondersteund werd, ermee vervlecht was; bijvoorbeeld de gehele Europese moraal. Deze lange uitgerekte aaneenschakeling van ontsporingen, vernietiging, ruïnes en katastrofen die nu voor de deur staan -wie zou er vandaag de dag genoeg van raden om op te treden als leraar en verziende verkondiger van deze monsterlijke logica van terreur, als profeet van doem en een zonsverduistering van een omvang die de wereld nog nooit eerder gezien heeft?" (1885)
In een achtergelaten losse aantekening schreef hij op het eind van zijn leven:
"Waar ik het relaas van doe is de geschiedenis van de volgende twee eeuwen. Ik beschrijf wat zal komen, wat niet meer te vermijden valt: de opkomst van het nihilisme. Men kan het nu al beschrijven, want noodwendigheid is aan het woord hier. De toekomst spreekt al in honderden tekenen in het heden, en overal wordt dit noodlot aangekondigd. Voor de muziek van de toekomst zijn de oren nu al gespitst. Sinds enige tijd is Europa als op weg naar een katastrofe, de spanning stijgt met het verstrijken van elk decennium; als een rivier dat de monding wil bereiken gaat de stroom voort: rusteloos, gewelddadig en hals over kop. Gelijk een stroom die naar het einde raast, die zich niet meer bezint, maar bang is om zich te bezinnen." (1888)
Voor Nietzsche stond de uitkomst vast en is er slechts één alternatief: na de dood van God en alle metafysica en het daarmee gepaard gaande nihilisme rest de mens enkel en alleen het scheppen van nieuwe waarden, en het zich richten op het aardse, het liefhebben van de aarde. Met de dood van alle metafysica wordt de mensheid een kans aangeboden om tot een ongekende bloei te komen. Toen Nietzsche dit lang overdacht schreef hij er een boek over -
Aldus sprak Zarathoestra- om, in zijn woorden, "een aanzet te zijn voor een nieuw denken van toekomst." Nietzsche noemde zichzelf "de eerste volkomen nihilist in Europa, die het gehele nihilisme is doorgewandeld en tenslotte heeft achtergelaten, buiten zichzelf."
Ik vind in
Zarathoestra veel zaken die mij inspireren. Hier enkele woorden uit de inleiding:
"
Ik leer jullie de Bovenmens. De mens is iets dat
overwonnen moet worden. Wat hebben jullie gedaan om hem te overwinnen? Alle wezens hebben tot nu toe iets geschapen dat boven henzelf uitging. Wat is de aap voor de mens? Een voorwerp van spot of van pijnlijke schaamte. Jullie hebben de weg van worm tot mens afgelegd, en veel in jullie is nog worm. Eens waren jullie apen, en ook thans nog is de mens méér aap dan welke aap ook. Ook wie de wijste is, is enkel tweespalt en tweeslachtigheid van plant en van spook. Maar ik leer jullie plant en spook af te leggen. Ik leer jullie de Bovenmens. De Bovenmens is de zin der aarde. Moge jullie wil zeggen: de Bovenmens
zal de zin der aarde zijn. Ik bezweer jullie:
blijft de aarde trouw en schenkt geen geloof aan hen die jullie spreken van bovenaardse hoop. Gifmengers zijn het, of ze het nu beseffen of niet! Verachters van het leven zijn het, afstervend, zelf vergiftigd. Zij die de aarde moe zijn, mogen zij heengaan. Eens was godslastering het grootste vergrijp, maar God stierf, en daarmee stierven ook alle godslasteraars. Nu is het vreselijkste het aardse leven te lasteren, en de ingewanden van het onnaspeurlijke hoger te achten dan de zin der aarde.
Tot nu toe is de mens een vuile stroom. Men moet wel zee zijn om een vuile stroom op te nemen zonder zelf onrein te worden. Daarom leer ik jullie de Bovenmens, in hem kan jullie grote verachting voor het huidige menszijn ondergaan.
De mens is een koord, geknoopt tussen dier en Bovenmens, -een koord boven een afgrond. Een gevaarlijk naar-de--overkant, een gevaarlijk onderweg, een gevaarlijk achteromkijken, een gevaarlijk stilstaan en huiveren. Groot aan de mens is dat hij een brug is en geen doel: te beminnen aan de mens is dat hij een
overgang is en een
ondergang.
Hen heb ik lief
die niet weten te leven,
tenzij als onder-gaanden,
want dit zijn de over-gaanden.
De grote verachters heb ik lief,
want zij zijn de grote vereerders
en pijlen van verlangen naar de andere oever.
Hen heb ik lief
die niet eerst achter de sterren een grond zoeken om onder te gaan en offer te zijn:
maar die zich aan de aarde offeren, opdat de aarde eens toebehoort aan de Bovenmens.
Hem heb ik lief
die leeft om tot inzicht te komen
en die tot inzicht komt opdat eens de Bovenmens zal leven.
En zo wil hij zijn ondergang.
Hem heb ik lief
die werkt en uitvindt opdat hij de Bovenmens het huis bouwt
en hem aarde, dier en plant toebereidt:
want zo wil hij zijn ondergang.
Hem heb ik lief
die zijn deugt liefheeft:
want deugd is de wil tot ondergang en een pijl van verlangen.
Hem heb ik lief
die niet een druppel geest voor zichzelf achterhoudt,
maar heel de geest van zijn deugd wil zijn:
zo schreidt hij als geest over de brug.
Hem heb ik lief
die van zijn deugd zijn neiging en noodlot maakt:
zo wil hij terwille van zijn deugd nog leven en niet meer leven.
Hem heb ik lief die niet teveel deugden wil hebben.
Eén deugd is meer deugd dan twee,
omdat zij een vastere knoop is waaraan het noodlot zich hecht.
Hem heb ik lief
wiens ziel zich verkwist,
die geen dank wenst en haar ook niet geeft:
want hij schenkt altijd en zoekt nooit zijn eigen behoud.
Hem heb ik lief
die zich schaamt wanneer de dobbelsteen gunstig voor hem valt,
en zich dan vraagt: ben ik soms een valsspeler?
Want hij wil ten gronde gaan.
Hem heb ik lief die altijd gulden woorden aan zijn daden vooruit werpt,
en altijd nog meer nakomt dan hij belooft:
want hij wil zijn ondergang.
Hem heb ik lief
die de toekomstigen rechtvaardigt en de verledenen verlost:
want hij wil aan de tegenwoordigen te gronde gaan.
Hem heb ik lief
die zijn God kastijdt omdat hij zijn God liefheeft:
want hij moet aan de toorn van zijn God te gronde gaan.
Hem heb ik lief
wiens ziel diep is, ook in de verwonding,
en die aan een klein gebeuren te gronde kan gaan:
zo gaat hij beslist over de brug.
Hem heb ik lief
wiens ziel overvol is,
zodat hij zichzelf vergeet en alle dingen in hem zijn:
zo worden alle dingen zijn ondergang.
Hem heb ik lief
die vrij van geest en vrij van hart is:
zo is zijn hoofd enkel het ingewand van zijn hart,
en zijn hart drijft hem tot de ondergang.
Allen heb ik lief
die als zware druppels zijn,
één voor één vallend uit de donkere wolk die boven de mensen hangt:
zij verkondigen dat de bliksem komt, en gaan als verkondigers te gronde."
Nietzsche is trouwens niet iemand die vraagt om volgelingen: hij raadt zijn lezers aan hem te vergeten en
verder te gaan, eeuwig nieuw scheppen, zijn leer als het even kan nog te verbeteren. Nietzsche is iemand die tegen enthousiastelingen die in hem zeggen te geloven antwoordt:
"Wat doen gelovigen ertoe! Jullie hadden jezelf nog niet gezocht: toen vonden jullie mij. Zo doen alle gelovigen; daarom heeft geloof zo weinig om het lijf."