Peter van Velzen schreef: ↑09 dec 2024 09:16 Toen ik toevallig dit onderwerp van anderhalf jaar geleden tegenkwam en het nog eens doorlas, ontdekte ik dat mijn poging om Amerauder uit te leggen wellicht niet tot hem zijn doorgedrongen.
met name vraag ik mij af of hij de volgende zaken nu beseft.
Hallo Peter,
Je was me anderhalf jaar geleden een beetje kwijt op het moment dat je mijn platte Aarde opmerking – waarmee ik aantoon dat niemand met empirie alleen genoegen neemt – (eigenlijk zeg ik nu tegen Vseslav iets vergelijkbaars, maar over een totaal andere boeg) – uitlegde als een vlakke Aarde, alsof ‘plat’ betekent: ‘zonder heuvels’. Duidelijk is dat niet wat er bedoeld wordt door degenen die in een platte Aarde geloven.
Enfin, je was me dus kwijt op het moment dat ik dat benoemde, en je mij verweet een stropop te maken, om vervolgens vrolijk in deze verwarring te volharden! Alsof je op een open grasveld eerder zou denken dat de Aarde plat was dan tussen de bergtoppen. Een totaal andere kwestie.
De reden dat ik dit nog even benoem is omdat het punt blijft staan. Of de Aarde als een bal is die zweeft in de ruimte, is niet empirisch vast te stellen. Toch zijn we daar heilig van overtuigd. Ergo, empirie alleen is niet voldoende. Voor jou niet, voor mij niet, en voor zeer velen van ons, hoe zwaar we de empirie ook laten meewegen in ons oordeel. (Want dat laatste, daar zijn we het in ieder geval over eens.)
Goed, laten we de draad weer oppakken. Het ging dus over empirie in relatie tot afstand. De empirisch vast te stellen afstand is per definitie klein, want de empirie beperkt zich per definitie tot de leefwereld. We hebben het over afstanden die mensen kunnen overbruggen. Anders is het ook geen empirie! Logisch toch?
Dat is mijn standpunt. Maar je schijnt dit te betwijfelen, en probeert mij te verduidelijken waarom het niet zo is.
Eens tot zover? Laten we eens kijken.
Peter van Velzen schreef: ↑09 dec 2024 09:16
- Dat men wel degelijk empirische gelijk waarnemingen kan verrichten met behulp van afstanden die veel groter zijn dan de omtrek van de aarde. Wie de vaste sterren bekijkt. kijkt over afstanden van minstens 41/4lichtjaar(= een miljard maal zo ver als de omtrek van de aarde).
Iets overigens dat de oude Grieken niet wisten.
Daar gaan we al meteen. Dat de Oude Grieken het “nog niet wisten” – deze woordkeuze spreekt boekdelen, en wijst op de grove, zeer grove overschatting van eigen de kenvermogens waar veel modernen zich schuldig aan maken.
Wat de afstand tot de sterren is, dat is helemaal niet iets dat we kunnen “weten”, laat staan empirisch vast zouden kunnen stellen. Het is een van de vele dingen waar we enkel agnostisch over kunnen zijn. De Oude Grieken wisten het niet, wij weten niet, en men zal het ook nooit weten, want er valt hier niets te weten. “Weten” is strikt genomen (let wel: alleen zeer strikt genomen) niet eens van toepassing.
Onze afstand tot de sterren, dat is iets waar we theorieën over kunnen vormen, en wat we middels die theorieën bij benadering kunnen berekenen. Voor die berekeningen zijn oncontroleerbare aannames vereist. Daar is niet mis mee, laat dat duidelijk zijn, maar het is in volstrekte tegenspraak met waar wij over spreken als we het over empirische waarnemingen hebben. Dat is waar het hier om gaat. Het woord empirie wordt nu juist gebruikt om aan te geven dat je dat soort speculatie even tijdelijk tussen haakjes probeert te plaatsen.
En je moet denk ik nog een stapje verder gaan om ook maar een beetje te kunnen begrijpen hoe ik dit bedoel. Het gehele begrip “afstand” en dus ook “ruimte”, deze begrippen zijn enkel en alleen van toepassing hier op Aarde. Afstand is iets dat wij gebruiken in praktische zin, als in, hoe lang duurt het om bij de bakker te geraken, of hoe ver is het vliegen naar China. Je mag best fantaseren dat onze “afstand tot de sterren” daar iets mee te maken heeft, ga vooral je gang, mensen verzinnen wel gekkere dingen (veel gekker) maar empirisch is dat niet. Het is juist het tegenovergestelde.
Zo boven, zo beneden, zo spreekt een beroemd gezegde. Maar het is niet altijd zo dat wat in het klein gebeurt ook in het groot van toepassing is. Dat is een veel voorkomende denkfout.
Empirisch gezien – ik benadruk: empirisch gezien – zijn sterren gewoon stipjes aan de hemel, en hebben we geen enkel idee “hoe ver” of dat die stipjes zijn. Hoe ver? is empirisch gezien niet eens een vraag die van toepassing is.
Alles voorbij “stipjes aan de hemel” heeft empirisch gezien (!) (nogmaals, dit dient benadrukt te worden) dezelfde waarde als de beweringen die in de Bijbel staan te lezen.
Peter van Velzen schreef: ↑09 dec 2024 09:16
- Dat voor het meten van de breedtegraad (= de hoek tussen de richting waarin zich het punt aan de hemel bevindt waar alle vaste sterren in een cirkel omheen draaien) geen theorie nodig is die zelf niet in empirie gegrond is. Zover ik weet die je alleen maar te veronderstellen dat het licht zich vrijwel in een rechte lijn beweegt, hetgeen empirisch is vast te stellen. Iets wat Euclides oa wel wist.
Je zegt het zelf al – al spreek je het daarna direct weer tegen (welke is het nou?) – je moet aannemen dat licht zich in een rechte lijn voortbeweegt. Voorts moet je aannemen dat licht iets is dat zich voortbeweegt.
Empirisme is veel radicaler dan je lijkt te veronderstellen, het is niet “weinig” aannames, maar een stuk minder nog – Vseslav verwees je al naar Hume, die beroemd is om zijn stelling dat we niet empirisch vast kunnen stellen of de Zon morgen op zal komen of niet. Een prachtig gedachte-experiment dat er voor mij zoals gezegd op wijst dat wij geen genoegen nemen met de empirie alleen.
Al zou licht zich in 1000% van de metingen enkel in een rechte lijn “bewegen”, dan nog is dat op zichzelf nog geen reden om aan te nemen dat het in de overige gevallen ook zo zal gebeuren.
Afgezien daarvan, we hebben met het meten van de breedtegraad en de veronderstellingen die daarbij komen kijken enkel aangetoond dat de Aarde bolvormig is. Niet dat er onder onze voeten ook sterren moeten zijn. Een halve tennisbal dus, maar geen hele. Niet dat de Aarde als een halve tennisbal is met een bolvormige oppervlakte, maar dat de Aarde als een bal is die zweeft in de ruimte. Dat is wat empirisch niet vast te stellen is, maar we desondanks toch wel moeten geloven, hoeveel vertrouwen we ook in de empirie wensen te stellen.
Punt 6. was te controversieel voor publicatie!