N T Wright: De Opstanding van de Zoon van God
Moderator: Moderators
- Rereformed
- Moderator
- Berichten: 18251
- Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
- Locatie: Finland
- Contacteer:
Re: N T Wright: De Opstanding van de Zoon van God
Johannes
Het vorige evangelie werd al bewierookt, maar het evangelie van Johannes krijgt de allerhoogste eer toebedeeld. Wrights aanvangswoorden zijn: “De twee paashoofdstukken van Johannes staan met Romeinen 8 en de sleutelpassages in de Korintebrief aan de schitterende top wat betreft het onderwerp de opstanding.”
Hij contrasteert de paulinische stijl van logische beargumentering met de manier waarop Johannes de lezer toespreekt. De laatste werkt op de emoties en eindigt met een dramatische oproep. Op de vraag van een leerling hoe het met het lot van een andere leerling zit antwoordt Jezus: “Dat is niet jouw zaak. Maar jij moet mij volgen!” Meer dan de anderen maakt Johannes overduidelijk dat zijn intentie overreding is. Meerdere malen spreekt hij de lezer uitdrukkelijk aan. Hij geeft een mooi verhaal over Thomas de twijfelaar. Die krijgt zijn zin en tastbaar bewijs, maar Johannes laat Jezus meteen erachteraan uitspreken: “Omdat je gezien hebt geloof je, gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven”. Ik herinner me als klein kind in de kerk een preek erover gehoord te hebben. Het maakte veel indruk op me, en als kind was het maar wat gemakkelijk Jezus naar de zin te zijn. Tegenwoordig zie ik het als een onvergeeflijke zonde van de christelijke religie om behoudenis en waar geloof afhankelijk te maken van het vermogen het kritisch denken en skepticisme aan de kant te zetten oftewel de vrucht te laten zijn van armoede van geest.
Johannes schrijft zelfs als laatste woorden nog dat hij alles geschreven heeft opdat de lezer gelooft dat Jezus de messias is (Joh. 20:30). Duidelijker kun je het niet maken om te laten zien dat het evangelie niet geschreven is met als oogmerk een historische betrouwbaar verslag te geven, maar dat het te doen was om religieuze propaganda.
Hoofdstuk 21 wordt door theologen als een later geschreven aanvulling beschouwd, niet behorend tot het origineel. De reden voor het schrijven ervan is de dood van de discipel waarvan het gerucht ging dat Jezus hem beloofd had in leven te blijven totdat hij wederkomt. Dit gerucht moest worden onschadelijk gemaakt. Wright neemt deze gang van zaken aan, maar probeert het probleem dat het laatste hoofdstuk in dat geval pertinent geen ooggetuigenverslag is te omzeilen door zich voor te stellen dat eigenlijk enkel vers 24 (“Het is deze leerling die over dit alles getuigenis aflegt, en het ook heeft opgeschreven. Wij weten dat zijn getuigenis betrouwbaar is".) geschreven zal zijn net na de dood van de ooggetuige, of liever nog terwijl de discipel nog net in leven was maar dichtbij de dood, terwijl vers 25 (“Jezus heeft nog veel meer gedaan: als al zijn daden, een voor een, opgeschreven zouden worden, zou de wereld, denk ik, te klein zijn voor de boeken die dan geschreven moesten worden.”) weer tot de originele woorden van de discipel zou horen (663). Op deze manier kan hij zelfs het laatste hoofdstuk nog tot een ooggetuigenverslag bombarderen. Vreemd genoeg voor een conservatieve bijbelgeleerde laat hij in het midden wie deze ooggetuige was, iets waar een Southern Baptist (lees: aartsconservatieve) reviewer van zijn boek hem voor berispt.
Voor Wright is enkel van belang dat het evangelie een betrouwbaar ooggetuigenverslag is: “De claim is duidelijk: dit is niet enkel een betrouwbare getuige, maar een ooggetuige van dit alles. Zulke beweringen zijn natuurlijk routinematig door de bijbelwetenschap afgewezen. Al het feit dát zo’n claim wordt gemaakt beschouwt men al als verdacht, alsof iemand iets binnen wil smokkelen. Of dit nu wel of niet het geval is, is een onderwerp voor een andere keer”(663). Dus in een boek van bijna 800 bladzijden, kon er voor dit onderwerp geen bladzijde worden uitgetrokken? En hoe komt Wright erbij dat theologen routinematig zo’n uitspraak als verdacht beschouwen? Het auteurschap van Johannes is tot in den treure besproken in de theologie en de redenen om het evangelie als ooggetuigenverslag af te wijzen zijn talrijk.
Dat het evangelie niet door een ooggetuige (oftewel apostel) geschreven is, blijkt in de eerste plaats hieruit dat hij de tegenstanders van Jezus “de joden” noemt! Ook laat het evangelie weten, dat zij die geloofden dat Jezus de Christus was, uit de synagoge gezet werden tijdens het leven van Jezus (zie Joh. 9:22, 12:42, 16:2). Deze zaken verraden niet alleen de late datum van het boek, maar ook dat de schrijver een niet-jood is en buiten Palestina woont. Waarom heeft Wright aangaande dit zwaarwegende argument niets te melden? De schrijver schrijft bovendien vloeiend Grieks en is gekneed in de denkwereld van de Griekse filosofie, zaken die ook moeilijk samengaan met de Galilese visser die ooggetuige was van het optreden van Jezus. Dat het evangelie niet joods is, kan men bovendien opmaken uit de vergoddelijking van Jezus in dit evangelie, iets wat onmogelijk door een jood geschreven kan zijn. Ook staat Johannes in de allergrootste tegenstrijd met de andere bijbelse evangeliën. Het kent bijvoorbeeld geen duiveluitdrijving noch een gehenna waar Jezus mee dreigt.
Het evangelie wordt ook gekenmerkt door ellenlange redevoeringen van Jezus. Zelfs indien iemand een ooggetuige is geweest, is het onmogelijk om 60 jaar later dit soort redevoeringen te reproduceren. Zelfs een half uur na een redevoering kan iemand het merendeel van een redevoering niet herinneren. Men kan de proef op de som nemen door bijvoorbeeld op te schrijven wat men zich herinnert van de indrukwekkende inaugural speech van president Obama (nog maar 10 maanden geleden uitgesproken), of op YouTube de speech te beluisteren en daarna onmiddellijk proberen op papier te stellen wat men zich ervan herinnert. (Overigens kon de hoogintelligente Obama zich bij het afleggen van de eed zelfs een zin die hem voorgezegd werd niet lang genoeg herinneren om die na te zeggen).
Het debat over het auteurschap van Johannes is ingewikkeld. Een interessante beschouwing wordt (alweer) gegeven door Randel Helms, op het eind van dit artikel te lezen.
In Johannes komen we weer zo’n Jezus tegen die niet herkend wordt. Johannes heeft maar weet van één vrouw die het graf bezoekt, Maria Magdalena. Zij is de eerste die een ontmoeting met Jezus heeft, maar herkent hem eerst niet. Ze denkt dat het de tuinier van de hof is. Jezus speelt ook van de domme en vraagt eerst waarom ze huilt en wie ze zoekt. Bijbelgelovers mogen natuurlijk weer geloven dat het weglaten van ‘de andere Maria’ of alle andere vrouwen (die volgens Matteüs en Lucas er ook bij waren) geheel natuurlijk is, en evenzeer mogen ze ‘natuurlijk’ geloven dat Jezus in Johannes een heel ander gesprek heeft met Maria dan in de andere evangeliën.
Nu we al het vierde evangelieverslag lezen stapelen de contradicties zich op en krijgt men sterk het gevoel ‘wat doet het er nog toe’. Johannes laat weten dat Nicodemus op de avond van de begrafenis al voor de balseming zorgde. Dat maakt het verhaal van Marcus dat de vrouwen de morgen ná de sabbatdag naar het graf gingen om het lichaam te balsemen bijzonder vreemd.
Johannes vertelt ook heel precies dat Jezus met de balsem in linnen gewikkeld werd, en dat de linnen doeken in het graf bleven liggen op de morgen dat Jezus opgestaan was. De doek die Jezus’ hoofd omwikkeld had, lag netjes opgerold ergens apart. Wright komt scherp voor de dag door de reden te geven waarom dit vermeld wordt (689): Johannes last ook een verhaal in waar Petrus en ‘de discipel die Jezus liefhad’ bij het graf komen kijken, iets waar de andere evangelisten niets van wisten, en van deze niet bij naam genoemde discipel wordt gezegd dat hij het graf binnengaat en gelooft. Zijn geloof is niet op basis van dat het graf leeg is, maar omdat hij de linnen doeken ziet, die bewijzen dat het lichaam van Jezus niet gestolen is. Volgens Wright liggen de linnen doeken op de grond alsof het lichaam eruit is gekomen zonder de zwachtels zorgvuldig van het lichaam af te winden, alsof het transfysikale lichaam van Jezus (ik zou weer zeggen spooklichaam) er in een nieuwe aflevering van de X-files tussenuit is geglipt. Het doet me afvragen waarom Wright in zijn hele boek zo de klemtoon legt op lichamelijke opstanding, wanneer hij aan de andere kant steeds moet toegeven dat het geen lichaam is in de betekenis die voor ons lichaam betekent. Hij had de opgestane Jezus net zo goed spook kunnen noemen, maar dan zou hij uiteraard een ketter geweest zijn en geen christelijke bestsellerschrijver geworden zijn.
De linnen doeken die achtergebleven zijn, doen je overigens afvragen waar Jezus zijn kleren vandaan haalde voordat hij aan Maria verscheen als tuinier.
Ook in Johannes laat Jezus zien de kunst van het uit het niets verschijnen en in het niets weer verdwijnen machtig te zijn. Maar aan de andere kant is Jezus’ lichaam exact dat wat het was tijdens zijn aardse leven: hij toont de discipelen zijn doorboorde handen en zijde als bewijs dat hij 'de echte' is. Blijkbaar zijn er dus herstellende wonden of littekens zichtbaar op het transfysikale opstandingslichaam, iets waar Wright verder geen aandacht aan schenkt, maar ik over blijf piekeren als iets wat niet klopt. Zoiets hoort tenslotte niet bij het opstandingslichaam waar iedereen van droomt... moet de arme gelovige ook nog de hele eeuwigheid doorbrengen met flaporen en aardbeineuzen, hazenlippen, brandwonden en de littekens van operaties? Krijgt een geamputeerde zijn been of arm weer terug of hoort dat niet bij de deal? Johannes heeft hier uiteraard niet aan gedacht. Hij dacht duidelijk enkel aan bewijsmateriaal om de lichamelijke opstanding van Jezus zo geloofwaardig mogelijk te maken. Thomas die er niet bij was, wil de wonden zien en wordt een week later op zijn wenken bediend.
In hoofdstuk 21 zijn de discipelen nota bene weer gaan vissen in Galilea. Dat zijn nu al drie evangelisten die met Lucas in strijd zijn. Maar daarenboven niet bepaald wat je zou verwachten nadat de discipelen in Matteüs juist de wereldzendingsopdracht hebben ontvangen! Wright legt via cursivering de klemtoon op deze zaak: “Het is van belang voor Johannes dat Pasen echt geschied is.” Het verhaal dat de discipelen allemaal weer gaan vissen in Galilea is natuurlijk een prachtig commentaar op waar hun prioriteiten lagen, maar speurneuzen hebben erop gewezen dat het verhaal bovendien nog een variant is van een oud verhaal dat in de school van Pythagoras al eeuwen de ronde deed en waarin het getal van 153 vissen nog een bijzondere betekenis heeft. Aangezien Wright voor dit soort heidense parallellen geen oog heeft, is het niet verwonderlijk dat we er bij hem niets van horen, maar zo’n parallel wekt sterk de indruk dat het een opgemaakt verhaal is.
Wright legt in een interessante passage zelf uit hoe het originele einde van het Johannesevangelie, hoofdstuk 20, parallel loopt aan, en dus een commentaar is op, het begin, hoofdstuk 1. Dit soort ingenieuze literaire constructies kan echter niet gecombineerd worden met exacte historische verslaggeving. Voor Wright is het keer op keer (zie bijv. het verhaal van de Emmaüsgangers) zowel het één als het ander, maar zoiets lijkt mij onrealistisch.
Het vorige evangelie werd al bewierookt, maar het evangelie van Johannes krijgt de allerhoogste eer toebedeeld. Wrights aanvangswoorden zijn: “De twee paashoofdstukken van Johannes staan met Romeinen 8 en de sleutelpassages in de Korintebrief aan de schitterende top wat betreft het onderwerp de opstanding.”
Hij contrasteert de paulinische stijl van logische beargumentering met de manier waarop Johannes de lezer toespreekt. De laatste werkt op de emoties en eindigt met een dramatische oproep. Op de vraag van een leerling hoe het met het lot van een andere leerling zit antwoordt Jezus: “Dat is niet jouw zaak. Maar jij moet mij volgen!” Meer dan de anderen maakt Johannes overduidelijk dat zijn intentie overreding is. Meerdere malen spreekt hij de lezer uitdrukkelijk aan. Hij geeft een mooi verhaal over Thomas de twijfelaar. Die krijgt zijn zin en tastbaar bewijs, maar Johannes laat Jezus meteen erachteraan uitspreken: “Omdat je gezien hebt geloof je, gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven”. Ik herinner me als klein kind in de kerk een preek erover gehoord te hebben. Het maakte veel indruk op me, en als kind was het maar wat gemakkelijk Jezus naar de zin te zijn. Tegenwoordig zie ik het als een onvergeeflijke zonde van de christelijke religie om behoudenis en waar geloof afhankelijk te maken van het vermogen het kritisch denken en skepticisme aan de kant te zetten oftewel de vrucht te laten zijn van armoede van geest.
Johannes schrijft zelfs als laatste woorden nog dat hij alles geschreven heeft opdat de lezer gelooft dat Jezus de messias is (Joh. 20:30). Duidelijker kun je het niet maken om te laten zien dat het evangelie niet geschreven is met als oogmerk een historische betrouwbaar verslag te geven, maar dat het te doen was om religieuze propaganda.
Hoofdstuk 21 wordt door theologen als een later geschreven aanvulling beschouwd, niet behorend tot het origineel. De reden voor het schrijven ervan is de dood van de discipel waarvan het gerucht ging dat Jezus hem beloofd had in leven te blijven totdat hij wederkomt. Dit gerucht moest worden onschadelijk gemaakt. Wright neemt deze gang van zaken aan, maar probeert het probleem dat het laatste hoofdstuk in dat geval pertinent geen ooggetuigenverslag is te omzeilen door zich voor te stellen dat eigenlijk enkel vers 24 (“Het is deze leerling die over dit alles getuigenis aflegt, en het ook heeft opgeschreven. Wij weten dat zijn getuigenis betrouwbaar is".) geschreven zal zijn net na de dood van de ooggetuige, of liever nog terwijl de discipel nog net in leven was maar dichtbij de dood, terwijl vers 25 (“Jezus heeft nog veel meer gedaan: als al zijn daden, een voor een, opgeschreven zouden worden, zou de wereld, denk ik, te klein zijn voor de boeken die dan geschreven moesten worden.”) weer tot de originele woorden van de discipel zou horen (663). Op deze manier kan hij zelfs het laatste hoofdstuk nog tot een ooggetuigenverslag bombarderen. Vreemd genoeg voor een conservatieve bijbelgeleerde laat hij in het midden wie deze ooggetuige was, iets waar een Southern Baptist (lees: aartsconservatieve) reviewer van zijn boek hem voor berispt.
Voor Wright is enkel van belang dat het evangelie een betrouwbaar ooggetuigenverslag is: “De claim is duidelijk: dit is niet enkel een betrouwbare getuige, maar een ooggetuige van dit alles. Zulke beweringen zijn natuurlijk routinematig door de bijbelwetenschap afgewezen. Al het feit dát zo’n claim wordt gemaakt beschouwt men al als verdacht, alsof iemand iets binnen wil smokkelen. Of dit nu wel of niet het geval is, is een onderwerp voor een andere keer”(663). Dus in een boek van bijna 800 bladzijden, kon er voor dit onderwerp geen bladzijde worden uitgetrokken? En hoe komt Wright erbij dat theologen routinematig zo’n uitspraak als verdacht beschouwen? Het auteurschap van Johannes is tot in den treure besproken in de theologie en de redenen om het evangelie als ooggetuigenverslag af te wijzen zijn talrijk.
Dat het evangelie niet door een ooggetuige (oftewel apostel) geschreven is, blijkt in de eerste plaats hieruit dat hij de tegenstanders van Jezus “de joden” noemt! Ook laat het evangelie weten, dat zij die geloofden dat Jezus de Christus was, uit de synagoge gezet werden tijdens het leven van Jezus (zie Joh. 9:22, 12:42, 16:2). Deze zaken verraden niet alleen de late datum van het boek, maar ook dat de schrijver een niet-jood is en buiten Palestina woont. Waarom heeft Wright aangaande dit zwaarwegende argument niets te melden? De schrijver schrijft bovendien vloeiend Grieks en is gekneed in de denkwereld van de Griekse filosofie, zaken die ook moeilijk samengaan met de Galilese visser die ooggetuige was van het optreden van Jezus. Dat het evangelie niet joods is, kan men bovendien opmaken uit de vergoddelijking van Jezus in dit evangelie, iets wat onmogelijk door een jood geschreven kan zijn. Ook staat Johannes in de allergrootste tegenstrijd met de andere bijbelse evangeliën. Het kent bijvoorbeeld geen duiveluitdrijving noch een gehenna waar Jezus mee dreigt.
Het evangelie wordt ook gekenmerkt door ellenlange redevoeringen van Jezus. Zelfs indien iemand een ooggetuige is geweest, is het onmogelijk om 60 jaar later dit soort redevoeringen te reproduceren. Zelfs een half uur na een redevoering kan iemand het merendeel van een redevoering niet herinneren. Men kan de proef op de som nemen door bijvoorbeeld op te schrijven wat men zich herinnert van de indrukwekkende inaugural speech van president Obama (nog maar 10 maanden geleden uitgesproken), of op YouTube de speech te beluisteren en daarna onmiddellijk proberen op papier te stellen wat men zich ervan herinnert. (Overigens kon de hoogintelligente Obama zich bij het afleggen van de eed zelfs een zin die hem voorgezegd werd niet lang genoeg herinneren om die na te zeggen).
Het debat over het auteurschap van Johannes is ingewikkeld. Een interessante beschouwing wordt (alweer) gegeven door Randel Helms, op het eind van dit artikel te lezen.
In Johannes komen we weer zo’n Jezus tegen die niet herkend wordt. Johannes heeft maar weet van één vrouw die het graf bezoekt, Maria Magdalena. Zij is de eerste die een ontmoeting met Jezus heeft, maar herkent hem eerst niet. Ze denkt dat het de tuinier van de hof is. Jezus speelt ook van de domme en vraagt eerst waarom ze huilt en wie ze zoekt. Bijbelgelovers mogen natuurlijk weer geloven dat het weglaten van ‘de andere Maria’ of alle andere vrouwen (die volgens Matteüs en Lucas er ook bij waren) geheel natuurlijk is, en evenzeer mogen ze ‘natuurlijk’ geloven dat Jezus in Johannes een heel ander gesprek heeft met Maria dan in de andere evangeliën.
Nu we al het vierde evangelieverslag lezen stapelen de contradicties zich op en krijgt men sterk het gevoel ‘wat doet het er nog toe’. Johannes laat weten dat Nicodemus op de avond van de begrafenis al voor de balseming zorgde. Dat maakt het verhaal van Marcus dat de vrouwen de morgen ná de sabbatdag naar het graf gingen om het lichaam te balsemen bijzonder vreemd.
Johannes vertelt ook heel precies dat Jezus met de balsem in linnen gewikkeld werd, en dat de linnen doeken in het graf bleven liggen op de morgen dat Jezus opgestaan was. De doek die Jezus’ hoofd omwikkeld had, lag netjes opgerold ergens apart. Wright komt scherp voor de dag door de reden te geven waarom dit vermeld wordt (689): Johannes last ook een verhaal in waar Petrus en ‘de discipel die Jezus liefhad’ bij het graf komen kijken, iets waar de andere evangelisten niets van wisten, en van deze niet bij naam genoemde discipel wordt gezegd dat hij het graf binnengaat en gelooft. Zijn geloof is niet op basis van dat het graf leeg is, maar omdat hij de linnen doeken ziet, die bewijzen dat het lichaam van Jezus niet gestolen is. Volgens Wright liggen de linnen doeken op de grond alsof het lichaam eruit is gekomen zonder de zwachtels zorgvuldig van het lichaam af te winden, alsof het transfysikale lichaam van Jezus (ik zou weer zeggen spooklichaam) er in een nieuwe aflevering van de X-files tussenuit is geglipt. Het doet me afvragen waarom Wright in zijn hele boek zo de klemtoon legt op lichamelijke opstanding, wanneer hij aan de andere kant steeds moet toegeven dat het geen lichaam is in de betekenis die voor ons lichaam betekent. Hij had de opgestane Jezus net zo goed spook kunnen noemen, maar dan zou hij uiteraard een ketter geweest zijn en geen christelijke bestsellerschrijver geworden zijn.
De linnen doeken die achtergebleven zijn, doen je overigens afvragen waar Jezus zijn kleren vandaan haalde voordat hij aan Maria verscheen als tuinier.
Ook in Johannes laat Jezus zien de kunst van het uit het niets verschijnen en in het niets weer verdwijnen machtig te zijn. Maar aan de andere kant is Jezus’ lichaam exact dat wat het was tijdens zijn aardse leven: hij toont de discipelen zijn doorboorde handen en zijde als bewijs dat hij 'de echte' is. Blijkbaar zijn er dus herstellende wonden of littekens zichtbaar op het transfysikale opstandingslichaam, iets waar Wright verder geen aandacht aan schenkt, maar ik over blijf piekeren als iets wat niet klopt. Zoiets hoort tenslotte niet bij het opstandingslichaam waar iedereen van droomt... moet de arme gelovige ook nog de hele eeuwigheid doorbrengen met flaporen en aardbeineuzen, hazenlippen, brandwonden en de littekens van operaties? Krijgt een geamputeerde zijn been of arm weer terug of hoort dat niet bij de deal? Johannes heeft hier uiteraard niet aan gedacht. Hij dacht duidelijk enkel aan bewijsmateriaal om de lichamelijke opstanding van Jezus zo geloofwaardig mogelijk te maken. Thomas die er niet bij was, wil de wonden zien en wordt een week later op zijn wenken bediend.
In hoofdstuk 21 zijn de discipelen nota bene weer gaan vissen in Galilea. Dat zijn nu al drie evangelisten die met Lucas in strijd zijn. Maar daarenboven niet bepaald wat je zou verwachten nadat de discipelen in Matteüs juist de wereldzendingsopdracht hebben ontvangen! Wright legt via cursivering de klemtoon op deze zaak: “Het is van belang voor Johannes dat Pasen echt geschied is.” Het verhaal dat de discipelen allemaal weer gaan vissen in Galilea is natuurlijk een prachtig commentaar op waar hun prioriteiten lagen, maar speurneuzen hebben erop gewezen dat het verhaal bovendien nog een variant is van een oud verhaal dat in de school van Pythagoras al eeuwen de ronde deed en waarin het getal van 153 vissen nog een bijzondere betekenis heeft. Aangezien Wright voor dit soort heidense parallellen geen oog heeft, is het niet verwonderlijk dat we er bij hem niets van horen, maar zo’n parallel wekt sterk de indruk dat het een opgemaakt verhaal is.
Wright legt in een interessante passage zelf uit hoe het originele einde van het Johannesevangelie, hoofdstuk 20, parallel loopt aan, en dus een commentaar is op, het begin, hoofdstuk 1. Dit soort ingenieuze literaire constructies kan echter niet gecombineerd worden met exacte historische verslaggeving. Voor Wright is het keer op keer (zie bijv. het verhaal van de Emmaüsgangers) zowel het één als het ander, maar zoiets lijkt mij onrealistisch.
Born OK the first time
- Rereformed
- Moderator
- Berichten: 18251
- Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
- Locatie: Finland
- Contacteer:
Re: N T Wright: De Opstanding van de Zoon van God
Het evangelie van Petrus
Apologeten hebben natuurlijk al hun handen vol aan vier evangeliën plus nog het summiere wat Paulus over de opstanding van Jezus te vertellen heeft. Geen enkel evangelie kan met een ander in overeenstemming gebracht worden. Men kan zich dus voorstellen dat de kakofonie ondraaglijk wordt naarmate verloren gegane evangeliën opeens opduiken. In recente tijden zijn er twee naar boven gekomen die mogelijkerwijs uit vroege tijd dateren, het Evangelie van Thomas (dat helemaal geen lijdensgeschiedenis en opstandingsverhaal kent) en (een deel van) het Evangelie van Petrus. Beiden staan nota bene op naam van een apostel, maar beiden zijn door de kerk zelf niet erkend als gezaghebbende geschriften, en dus niet in de bijbel te vinden.
Het evangelie van Petrus is zelfs in de ik-vorm geschreven. Indien de christelijke schrijver dus niet Petrus was, heeft hij wel lef gehad! Het is naar mijn mening opmerkelijk dat in een boek van 738 bladzijden tekst over de opstanding van Jezus, waar maar vijf verslagen van bekend zijn, -vier in de bijbel en het verslag in het Evangelie van Petrus-, Wright enkel vier bladzijden over dit evangelie schrijft! Of beter gezegd: vier bladzijden nodig heeft om het evangelie af te schrijven, want een evangelie dat de bijbel niet heeft gehaald, heeft natuurlijk voor Wright geen enkele andere functie dan dat het zoveel mogelijk aan de kant geschoven moet worden.
Dat valt overigens niet mee. Wright laat horen dat het evangelie misschien al bekend was aan Justinus Martelaar en bisschop Melito van Sardis, hetgeen zou betekenen dat het op z’n laatst in het midden van de tweede eeuw geschreven werd. Hij geeft ook aan dat o.a. Crossan en Koester van mening zijn dat het evangelie een oudere versie gehad moet hebben, Crossan is zelfs van mening te kunnen aangeven wat de latere toevoegingen zijn en wat tot de originele versie behoort, en dateert die originele tekst tot ouder dan Marcus.
Hier is de voor vele lezers minder bekende tekst van de passage uit het evangelie dat betrekking heeft op dit onderwerp. Ik geef hier een zelfgemaakte vertaling uit het Engels:
Maar de schriftgeleerden en Farizeeën en oudsten kwamen bij elkaar, want ze hadden gehoord hoe het volk klaagde en zich op de borst sloeg, zeggende: “Als deze indrukwekkende tekens geschiedden bij zijn sterven moet hij onschuldig geweest zijn!” En de oudsten werden bang en gingen naar Pilatus en vroegen hem: “Geef ons soldaten om zijn graf drie dagen lang te bewaken, zodat zijn discipelen niet zullen komen en zijn lichaam stelen en het volk zal denken dat hij opgestaan is uit de doden, en ons onheil aandoen. En Pilatus gaf ze Petronius de centurion met soldaten om de wacht te houden over het graf. En de oudsten en de schriftgeleerden gingen met ze mee naar het graf. En allen die met de soldaten meekwamen, rolden een grote steen voor de ingang van het graf. Het graf werd verzegeld met zeven zegels. Daarna zetten ze een tent op en hielden de wacht.
Vroeg in de morgen, bij het aanbreken van de sabbat, kwam er een grote menigte uit Jeruzalem en de omgeving om het verzegelde graf te zien. Maar gedurende de nacht voordat de dag des heren aanbrak, terwijl de soldaten op wacht stonden, kwam er een groot geluid uit de hemel en zagen ze de hemelen geopend worden en twee mannen in blinkende verschijning neerdalen en het graf naderbij komen. De steen die voor het graf gezet was, rolde uit zichzelf weg naar opzij, en het graf ging open en beide jongemannen gingen naar binnen.
Toen de soldaten dit zagen, wekten ze de centurion en de oudsten (want die hielden ook de wacht). Terwijl ze deze dingen nog bezig waren te berichten zagen ze drie mannen uit het graf naar buiten komen, twee ervan de derde ondersteunend, en een kruis dat achter hen aan kwam. De hoofden van de twee reikten tot aan de hemel, maar het hoofd van hem die door hen geleid werd reikte tot boven de hemel. En ze hoorden een stem uit de hemelen, zeggende: ‘Heb je gepredikt aan degenen die slapen?’ Het antwoord dat vanaf het kruis gehoord werd was ‘Ja’.
De mannen vergaderden en waren van plan deze dingen te rapporteren aan Pilatus. En terwijl ze nog overlegden werd de hemel opnieuw geopend en daalde een man neer en ging het graf binnen. Toen zij, die met de centurion waren, dit zagen, spoedden ze zich in de nacht naar Pilatus en lieten ze het graf dat ze bewaakten in de steek. Ze vertelden alles wat ze hadden gezien en waren in paniek zeggende: ‘Hij was zeker de Zoon van God!’ Pilatus antwoordde zeggende: ‘Ik heb het bloed van de Zoon van God niet aan mijn handen. Dit was allemaal jullie werk.’ Toen kwamen ze allemaal bijeen en smeekten en verzochten hem de centurion en de soldaten het bevel te geven niets te zeggen van hetgeen zij gezien hadden. ‘Want’, zo zeiden zij, ‘het is beter voor ons om voor God schuldig te zijn aan de grootste zonde dan in de handen van de joden te vallen en gestenigd te worden’. Pilatus gaf daarom de centurion en de soldaten het bevel dat ze niets mochten zeggen.
Vroeg in de ochtend van de sabbat was Maria van Magdala, een discipel van de Heer, bang voor de joden, want ze waren verbolgen van toorn, en ze had daarom bij het graf niet de handelingen uitgevoerd die vrouwen gewoon zijn te doen voor hun naasten die overlijden. Ze nam enkele vriendinnen mee en zij kwamen bij het graf waarin hij neergelegd was. En ze waren bang dat de joden hen zien zouden, en zij zeiden: ‘Hoewel we hem niet konden bewenen op de dag van zijn kruisiging, laten we het nu doen bij zijn graf. Maar wie zal de steen voor ons wegrollen die voor het graf gezet is, zodat we naar binnen kunnen en naast hem kunnen zitten om dat wat gedaan moet worden uit te voeren?’ De steen was inderdaad groot. We zijn bang dat iemand ons zal zien, en indien we de steen niet kunnen wegrollen, laten we deze dingen die we tot zijn nagedachtenis hebben meegenomen voor de ingang neerzetten en wenen en ons op de borst slaan op de terugweg totdat we weer thuis komen.’
En ze gingen en vonden het graf geopend. Ze kwamen nader, keken naar binnen en zagen een jongeman zitten in het midden van het graf. Hij was schoon van gelaat en gekleed in schijnend gewaad. Hij zei tegen hen: ‘Waarom zijn jullie hier? Wie zoeken jullie? Zoeken jullie niet de gekruisigde? Hij is opgestaan en weggegaan. Indien jullie het niet geloven, kijk hier binnen en bekijk de plaats waar hij lag, want hij is hier niet meer. Want hij is opgestaan en weggegaan naar de plaats waar hij vandaan kwam. Daarna vluchtten de vrouwen in angst weg.
Het was nu de laatste dag van het Ongezuurde Brood en velen waren op weg terug te gaan naar huis omdat het feest op zijn eind liep. Maar wij, de twaalf discipelen van de Heer, bleven wenen en weeklagen, en een ieder die nog steeds treurde vanwege wat geschied was ging op weg naar zijn eigen huis. Maar ik, Simon Petrus, en Andreas, mijn broer, namen onze visnetten en gingen naar de zee. Met ons mee ging Levi, de zoon van Alpheüs, die de Heer... [fragment eindigt]
Wright geeft acht redenen waarom hij het evangelie van Petrus laat dateert (594):
1)-Toegegeven dat alle opstandingsverhalen bijzonder vreemde zaken bevatten, niets is zo vreemd als de voorstelling dat de twee engelen zulke buitengewone afmetingen aannemen en Jezus zelf nog boven hen uitsteekt, gevolgd door een sprekend kruis.
Ik heb lang deze passage overdacht waar ‘hoofden tot aan de hemel en tot in de hemel reikten’ en kan me ook niet voorstellen dat iemand in de antieke oudheid zulke vreemde fabels zou verzinnen. Volgens mij leest men de tekst daarom verkeerd door te denken dat de voeten op de grond bleven staan en de wezens zich dus tot gigantische proporties uitrekten, maar wordt hier eenvoudig verhaald van de tenhemelvaring van de wezens, zoals verderop in het verslag ook door een engel gezegd wordt: “hij is weggegaan naar de plaats waar hij vandaan kwam.”
Maar dat Wright moeite heeft met uitgerekte lichamen is vreemd. Hij heeft net een boek lang 'transfysikaliteit' verdedigd. Waarom zou dit er niet toe horen?
Een sprekend kruis blijft een vreemde zaak, maar voor een gelovige zoals Wright die bovendien al getraind is in oudtestamentische sprekende slangen en ezels zou het toch niet vreemder moeten zijn dan een lijk dat opstaat, door dichte deuren en muren naar binnen komt, en ten hemel vaart. Laten we het houden op een kruis met transfysikaliteit.
2)-De canonieke evangeliën zouden wat het opstandingsverhaal betreft minder verwijzen naar het Oude Testament dan het Evangelie van Petrus, dus ‘minder bewerkt’ zijn en daarom eerder.
Het argument ontgaat me aangezien er in bovenstaand fragment aangaande de opstanding geen enkele verwijzing naar het Oude Testament valt te bespeuren, terwijl juist het hele verslag van Matteüs kan worden uitgelegd als gemaakt aan de hand van het OT (zie hierboven).
3)-Het evangelie zou sterk anti-joods zijn en daarom uit later tijd dateren.
Ditzelfde kan echter gezegd worden van het evangelie van Johannes, hetgeen men nog best op het eind van de eerste eeuw kan dateren en hetgeen Wright als geheel betrouwbaar acht.
4)-Het feit dat een hele menigte soldaten en joodse leiders getuige zijn van de opstanding is moeilijk te zien als iets wat werkelijk heeft plaatsgevonden en later volkomen vergeten, terwijl dit gegeven dan heeft plaatsgemaakt voor een versie waar enkel een paar bange vrouwen de eerste getuigen waren van de opstanding.
Maar indien zo, dan moeten we dus concluderen dat de schrijver van het evangelie van Petrus de hele zaak dus maar verzonnen heeft! Maar indien dat mogelijk is in de christelijke gemeenschap, waarom kunnen we dan ook niet hetzelfde denken van bijvoorbeeld Marcus die een verhaal van een graf verzint waar Paulus niets vanaf weet, Matteüs die met het verhaal van de Romeinse wacht komt, of met Lucas die als enige het verhaal van de hemelvaart vertelt, of met Johannes die als enige het verhaal van de ongelovige Thomas verzint? Zo’n belangrijke zaak als de Romeinse wacht, de hemelvaart of Thomas’ uitspraak ‘Mijn Heer en mijn God’ –door slechts één canonieke bron vermeld- kan toch niet door alle andere vergeten zijn of niet de moeite van het vermelden waard zijn beschouwd?
5)-Extra en historisch onmogelijke details zijn toegevoegd aan het verhaal. In het verslag van dit evangelie is het bijvoorbeeld Herodus en niet Pilatus die Jezus ter dood veroordeelt.
Maar in de canonieke evangeliën staan ook historisch onmogelijke zaken, zoals dat Jezus geboren werd tijdens het bewind van Herodes de Grote en op het moment van een volkstelling, die echter plaatsvond een jaar of tien na de dood van Herodes. Of dat Johannes de Doper stierf tijdens het leven van Jezus, terwijl men uit Josephus kan berekenen dat Johannes de Doper pas een jaar of twee, drie ná Jezus stierf.
6)-Het evangelie van Petrus zegt dat de opstanding plaatsvond op ‘de dag des Heren’. Deze uitdrukking komt enkel voor in Openbaring 1:10. “Indien het in een pre-Marcus tekst gestaan zou hebben, zou Marcus deze uitdrukking dan hebben weggelaten?”
Moet dit een argument voorstellen? Het evangelie van Petrus hoeft in eerste instantie helemaal geen prioriteit te krijgen. Het zou een volledig onafhankelijke tekst kunnen zijn uit ongeveer dezelfde tijd als de canonieke verslagen.
7)-Indien alle canonieke evangeliën het Evangelie van Petrus gebruikt zouden hebben, dan laten ze allemaal verscheidene elementen weg: drie mannen die uit het graf tevoorschijn komen, twee die een derde ondersteunen, wijst op een resuscitatie, misschien een redding van een bijna dode Jezus, en niet zozeer op een opstanding uit de dood. En ook een sprekend kruis kent geen parallel.
Maar ieder evangelie heeft zaken die geen parallel kennen met andere evangeliën. En enkel Crossan beweert dat een vroege versie van het Evangelie van Petrus aan de basis voor alle andere evangeliën zou staan. Met ‘laat’ moet bedoeld worden dat het per sé uit de tweede eeuw stamt, of dat het duidelijk later is dan alle canonieke evangeliën, en dat kunnen deze zaken niet betekenen. De stelling blijft overeind staan dat het evangelie nog steeds een volledig onafhankelijke tekst kan zijn stammend uit ongeveer dezelfde tijd als de canonieke verslagen.
8 )-De betekenis van het sprekende kruis is veelzeggend: “Heb je gepredikt aan degenen die slapen?’ Het antwoord dat vanaf het kruis gehoord werd was ‘Ja’.” is volgens Wright een bewijs van ‘theologische interpretatie’ wat niet aangetroffen wordt in de vroege teksten.
Maar dit ‘bewijs’ klopt alleen indien Wright de brief van Petrus als niet-authentiek beschouwt, zoals de bijbelcritici van mening zijn. Uitgerekend in de brief van Petrus wordt gesproken over ‘het preken aan de doden’. 1 Petrus 3:19 laat namelijk weten: “Hij is naar de geesten gegaan die gevangenzaten, om dit alles te verkondigen.”! Hoe zou een bijbelgelover nog een beter bewijs willen wensen voor de stelling dat het Evangelie van Petrus door Petrus geschreven is?
Geen enkel argument van Wright snijdt dus hout. Het evangelie van Petrus is net zo betrouwbaar of –mijn mening- onbetrouwbaar als alle andere evangeliën. Het evangelie van Petrus is trouwens het enige evangelie dat Paulus gelijk geeft: het spreekt over 12 discipelen die aan het wenen en rouwen zijn en dat betekent dat het niets van de verhalen over Judas wist!
Wat betreft het auteurschap van het evangelie kan Wright dus zijn eigen woorden voor de voeten gegooid worden: De claim is duidelijk: dit is niet enkel een betrouwbare getuige, maar een ooggetuige van dit alles. Zo’n bewering wordt natuurlijk routinematig door de bijbelwetenschap afgewezen (Wright wijdt er geen enkel woord aan!). Al het feit dát zo’n claim wordt gemaakt beschouwt hij blijkbaar al als verdacht, alsof iemand iets binnen wil smokkelen.
Wright besluit zijn bespreking met op te merken dat het Evangelie van Petrus geen ketterse (docetische of gnostieke) trekken kent waarom de kerk het zou moeten veroordelen. Het is volgens hem niet in de bijbel gekomen omdat het eenvoudig niet overtuigend overkomt. Maar kan Wright hier echt met zo’n argument aankomen? Het is als zeggen dat in een stripboek met Spiderman, Superman en Batman, de Marsman niet mee mag doen omdat hij niet voldoende geloofwaardig is! En is het eerlijk? Het fragment van Petrus eindigt warempel weer met dat ze gaan vissen! Er is, me dunkt, niets authentieker dan dat gegeven!
Of neem deze waterdichte verdediging van het Evangelie van Petrus van Neil Godfrey (Vridar):
Apologeten hebben natuurlijk al hun handen vol aan vier evangeliën plus nog het summiere wat Paulus over de opstanding van Jezus te vertellen heeft. Geen enkel evangelie kan met een ander in overeenstemming gebracht worden. Men kan zich dus voorstellen dat de kakofonie ondraaglijk wordt naarmate verloren gegane evangeliën opeens opduiken. In recente tijden zijn er twee naar boven gekomen die mogelijkerwijs uit vroege tijd dateren, het Evangelie van Thomas (dat helemaal geen lijdensgeschiedenis en opstandingsverhaal kent) en (een deel van) het Evangelie van Petrus. Beiden staan nota bene op naam van een apostel, maar beiden zijn door de kerk zelf niet erkend als gezaghebbende geschriften, en dus niet in de bijbel te vinden.
Het evangelie van Petrus is zelfs in de ik-vorm geschreven. Indien de christelijke schrijver dus niet Petrus was, heeft hij wel lef gehad! Het is naar mijn mening opmerkelijk dat in een boek van 738 bladzijden tekst over de opstanding van Jezus, waar maar vijf verslagen van bekend zijn, -vier in de bijbel en het verslag in het Evangelie van Petrus-, Wright enkel vier bladzijden over dit evangelie schrijft! Of beter gezegd: vier bladzijden nodig heeft om het evangelie af te schrijven, want een evangelie dat de bijbel niet heeft gehaald, heeft natuurlijk voor Wright geen enkele andere functie dan dat het zoveel mogelijk aan de kant geschoven moet worden.
Dat valt overigens niet mee. Wright laat horen dat het evangelie misschien al bekend was aan Justinus Martelaar en bisschop Melito van Sardis, hetgeen zou betekenen dat het op z’n laatst in het midden van de tweede eeuw geschreven werd. Hij geeft ook aan dat o.a. Crossan en Koester van mening zijn dat het evangelie een oudere versie gehad moet hebben, Crossan is zelfs van mening te kunnen aangeven wat de latere toevoegingen zijn en wat tot de originele versie behoort, en dateert die originele tekst tot ouder dan Marcus.
Hier is de voor vele lezers minder bekende tekst van de passage uit het evangelie dat betrekking heeft op dit onderwerp. Ik geef hier een zelfgemaakte vertaling uit het Engels:
Maar de schriftgeleerden en Farizeeën en oudsten kwamen bij elkaar, want ze hadden gehoord hoe het volk klaagde en zich op de borst sloeg, zeggende: “Als deze indrukwekkende tekens geschiedden bij zijn sterven moet hij onschuldig geweest zijn!” En de oudsten werden bang en gingen naar Pilatus en vroegen hem: “Geef ons soldaten om zijn graf drie dagen lang te bewaken, zodat zijn discipelen niet zullen komen en zijn lichaam stelen en het volk zal denken dat hij opgestaan is uit de doden, en ons onheil aandoen. En Pilatus gaf ze Petronius de centurion met soldaten om de wacht te houden over het graf. En de oudsten en de schriftgeleerden gingen met ze mee naar het graf. En allen die met de soldaten meekwamen, rolden een grote steen voor de ingang van het graf. Het graf werd verzegeld met zeven zegels. Daarna zetten ze een tent op en hielden de wacht.
Vroeg in de morgen, bij het aanbreken van de sabbat, kwam er een grote menigte uit Jeruzalem en de omgeving om het verzegelde graf te zien. Maar gedurende de nacht voordat de dag des heren aanbrak, terwijl de soldaten op wacht stonden, kwam er een groot geluid uit de hemel en zagen ze de hemelen geopend worden en twee mannen in blinkende verschijning neerdalen en het graf naderbij komen. De steen die voor het graf gezet was, rolde uit zichzelf weg naar opzij, en het graf ging open en beide jongemannen gingen naar binnen.
Toen de soldaten dit zagen, wekten ze de centurion en de oudsten (want die hielden ook de wacht). Terwijl ze deze dingen nog bezig waren te berichten zagen ze drie mannen uit het graf naar buiten komen, twee ervan de derde ondersteunend, en een kruis dat achter hen aan kwam. De hoofden van de twee reikten tot aan de hemel, maar het hoofd van hem die door hen geleid werd reikte tot boven de hemel. En ze hoorden een stem uit de hemelen, zeggende: ‘Heb je gepredikt aan degenen die slapen?’ Het antwoord dat vanaf het kruis gehoord werd was ‘Ja’.
De mannen vergaderden en waren van plan deze dingen te rapporteren aan Pilatus. En terwijl ze nog overlegden werd de hemel opnieuw geopend en daalde een man neer en ging het graf binnen. Toen zij, die met de centurion waren, dit zagen, spoedden ze zich in de nacht naar Pilatus en lieten ze het graf dat ze bewaakten in de steek. Ze vertelden alles wat ze hadden gezien en waren in paniek zeggende: ‘Hij was zeker de Zoon van God!’ Pilatus antwoordde zeggende: ‘Ik heb het bloed van de Zoon van God niet aan mijn handen. Dit was allemaal jullie werk.’ Toen kwamen ze allemaal bijeen en smeekten en verzochten hem de centurion en de soldaten het bevel te geven niets te zeggen van hetgeen zij gezien hadden. ‘Want’, zo zeiden zij, ‘het is beter voor ons om voor God schuldig te zijn aan de grootste zonde dan in de handen van de joden te vallen en gestenigd te worden’. Pilatus gaf daarom de centurion en de soldaten het bevel dat ze niets mochten zeggen.
Vroeg in de ochtend van de sabbat was Maria van Magdala, een discipel van de Heer, bang voor de joden, want ze waren verbolgen van toorn, en ze had daarom bij het graf niet de handelingen uitgevoerd die vrouwen gewoon zijn te doen voor hun naasten die overlijden. Ze nam enkele vriendinnen mee en zij kwamen bij het graf waarin hij neergelegd was. En ze waren bang dat de joden hen zien zouden, en zij zeiden: ‘Hoewel we hem niet konden bewenen op de dag van zijn kruisiging, laten we het nu doen bij zijn graf. Maar wie zal de steen voor ons wegrollen die voor het graf gezet is, zodat we naar binnen kunnen en naast hem kunnen zitten om dat wat gedaan moet worden uit te voeren?’ De steen was inderdaad groot. We zijn bang dat iemand ons zal zien, en indien we de steen niet kunnen wegrollen, laten we deze dingen die we tot zijn nagedachtenis hebben meegenomen voor de ingang neerzetten en wenen en ons op de borst slaan op de terugweg totdat we weer thuis komen.’
En ze gingen en vonden het graf geopend. Ze kwamen nader, keken naar binnen en zagen een jongeman zitten in het midden van het graf. Hij was schoon van gelaat en gekleed in schijnend gewaad. Hij zei tegen hen: ‘Waarom zijn jullie hier? Wie zoeken jullie? Zoeken jullie niet de gekruisigde? Hij is opgestaan en weggegaan. Indien jullie het niet geloven, kijk hier binnen en bekijk de plaats waar hij lag, want hij is hier niet meer. Want hij is opgestaan en weggegaan naar de plaats waar hij vandaan kwam. Daarna vluchtten de vrouwen in angst weg.
Het was nu de laatste dag van het Ongezuurde Brood en velen waren op weg terug te gaan naar huis omdat het feest op zijn eind liep. Maar wij, de twaalf discipelen van de Heer, bleven wenen en weeklagen, en een ieder die nog steeds treurde vanwege wat geschied was ging op weg naar zijn eigen huis. Maar ik, Simon Petrus, en Andreas, mijn broer, namen onze visnetten en gingen naar de zee. Met ons mee ging Levi, de zoon van Alpheüs, die de Heer... [fragment eindigt]
Wright geeft acht redenen waarom hij het evangelie van Petrus laat dateert (594):
1)-Toegegeven dat alle opstandingsverhalen bijzonder vreemde zaken bevatten, niets is zo vreemd als de voorstelling dat de twee engelen zulke buitengewone afmetingen aannemen en Jezus zelf nog boven hen uitsteekt, gevolgd door een sprekend kruis.
Ik heb lang deze passage overdacht waar ‘hoofden tot aan de hemel en tot in de hemel reikten’ en kan me ook niet voorstellen dat iemand in de antieke oudheid zulke vreemde fabels zou verzinnen. Volgens mij leest men de tekst daarom verkeerd door te denken dat de voeten op de grond bleven staan en de wezens zich dus tot gigantische proporties uitrekten, maar wordt hier eenvoudig verhaald van de tenhemelvaring van de wezens, zoals verderop in het verslag ook door een engel gezegd wordt: “hij is weggegaan naar de plaats waar hij vandaan kwam.”
Maar dat Wright moeite heeft met uitgerekte lichamen is vreemd. Hij heeft net een boek lang 'transfysikaliteit' verdedigd. Waarom zou dit er niet toe horen?
Een sprekend kruis blijft een vreemde zaak, maar voor een gelovige zoals Wright die bovendien al getraind is in oudtestamentische sprekende slangen en ezels zou het toch niet vreemder moeten zijn dan een lijk dat opstaat, door dichte deuren en muren naar binnen komt, en ten hemel vaart. Laten we het houden op een kruis met transfysikaliteit.
2)-De canonieke evangeliën zouden wat het opstandingsverhaal betreft minder verwijzen naar het Oude Testament dan het Evangelie van Petrus, dus ‘minder bewerkt’ zijn en daarom eerder.
Het argument ontgaat me aangezien er in bovenstaand fragment aangaande de opstanding geen enkele verwijzing naar het Oude Testament valt te bespeuren, terwijl juist het hele verslag van Matteüs kan worden uitgelegd als gemaakt aan de hand van het OT (zie hierboven).
3)-Het evangelie zou sterk anti-joods zijn en daarom uit later tijd dateren.
Ditzelfde kan echter gezegd worden van het evangelie van Johannes, hetgeen men nog best op het eind van de eerste eeuw kan dateren en hetgeen Wright als geheel betrouwbaar acht.
4)-Het feit dat een hele menigte soldaten en joodse leiders getuige zijn van de opstanding is moeilijk te zien als iets wat werkelijk heeft plaatsgevonden en later volkomen vergeten, terwijl dit gegeven dan heeft plaatsgemaakt voor een versie waar enkel een paar bange vrouwen de eerste getuigen waren van de opstanding.
Maar indien zo, dan moeten we dus concluderen dat de schrijver van het evangelie van Petrus de hele zaak dus maar verzonnen heeft! Maar indien dat mogelijk is in de christelijke gemeenschap, waarom kunnen we dan ook niet hetzelfde denken van bijvoorbeeld Marcus die een verhaal van een graf verzint waar Paulus niets vanaf weet, Matteüs die met het verhaal van de Romeinse wacht komt, of met Lucas die als enige het verhaal van de hemelvaart vertelt, of met Johannes die als enige het verhaal van de ongelovige Thomas verzint? Zo’n belangrijke zaak als de Romeinse wacht, de hemelvaart of Thomas’ uitspraak ‘Mijn Heer en mijn God’ –door slechts één canonieke bron vermeld- kan toch niet door alle andere vergeten zijn of niet de moeite van het vermelden waard zijn beschouwd?
5)-Extra en historisch onmogelijke details zijn toegevoegd aan het verhaal. In het verslag van dit evangelie is het bijvoorbeeld Herodus en niet Pilatus die Jezus ter dood veroordeelt.
Maar in de canonieke evangeliën staan ook historisch onmogelijke zaken, zoals dat Jezus geboren werd tijdens het bewind van Herodes de Grote en op het moment van een volkstelling, die echter plaatsvond een jaar of tien na de dood van Herodes. Of dat Johannes de Doper stierf tijdens het leven van Jezus, terwijl men uit Josephus kan berekenen dat Johannes de Doper pas een jaar of twee, drie ná Jezus stierf.
6)-Het evangelie van Petrus zegt dat de opstanding plaatsvond op ‘de dag des Heren’. Deze uitdrukking komt enkel voor in Openbaring 1:10. “Indien het in een pre-Marcus tekst gestaan zou hebben, zou Marcus deze uitdrukking dan hebben weggelaten?”
Moet dit een argument voorstellen? Het evangelie van Petrus hoeft in eerste instantie helemaal geen prioriteit te krijgen. Het zou een volledig onafhankelijke tekst kunnen zijn uit ongeveer dezelfde tijd als de canonieke verslagen.
7)-Indien alle canonieke evangeliën het Evangelie van Petrus gebruikt zouden hebben, dan laten ze allemaal verscheidene elementen weg: drie mannen die uit het graf tevoorschijn komen, twee die een derde ondersteunen, wijst op een resuscitatie, misschien een redding van een bijna dode Jezus, en niet zozeer op een opstanding uit de dood. En ook een sprekend kruis kent geen parallel.
Maar ieder evangelie heeft zaken die geen parallel kennen met andere evangeliën. En enkel Crossan beweert dat een vroege versie van het Evangelie van Petrus aan de basis voor alle andere evangeliën zou staan. Met ‘laat’ moet bedoeld worden dat het per sé uit de tweede eeuw stamt, of dat het duidelijk later is dan alle canonieke evangeliën, en dat kunnen deze zaken niet betekenen. De stelling blijft overeind staan dat het evangelie nog steeds een volledig onafhankelijke tekst kan zijn stammend uit ongeveer dezelfde tijd als de canonieke verslagen.
8 )-De betekenis van het sprekende kruis is veelzeggend: “Heb je gepredikt aan degenen die slapen?’ Het antwoord dat vanaf het kruis gehoord werd was ‘Ja’.” is volgens Wright een bewijs van ‘theologische interpretatie’ wat niet aangetroffen wordt in de vroege teksten.
Maar dit ‘bewijs’ klopt alleen indien Wright de brief van Petrus als niet-authentiek beschouwt, zoals de bijbelcritici van mening zijn. Uitgerekend in de brief van Petrus wordt gesproken over ‘het preken aan de doden’. 1 Petrus 3:19 laat namelijk weten: “Hij is naar de geesten gegaan die gevangenzaten, om dit alles te verkondigen.”! Hoe zou een bijbelgelover nog een beter bewijs willen wensen voor de stelling dat het Evangelie van Petrus door Petrus geschreven is?
Geen enkel argument van Wright snijdt dus hout. Het evangelie van Petrus is net zo betrouwbaar of –mijn mening- onbetrouwbaar als alle andere evangeliën. Het evangelie van Petrus is trouwens het enige evangelie dat Paulus gelijk geeft: het spreekt over 12 discipelen die aan het wenen en rouwen zijn en dat betekent dat het niets van de verhalen over Judas wist!
Wat betreft het auteurschap van het evangelie kan Wright dus zijn eigen woorden voor de voeten gegooid worden: De claim is duidelijk: dit is niet enkel een betrouwbare getuige, maar een ooggetuige van dit alles. Zo’n bewering wordt natuurlijk routinematig door de bijbelwetenschap afgewezen (Wright wijdt er geen enkel woord aan!). Al het feit dát zo’n claim wordt gemaakt beschouwt hij blijkbaar al als verdacht, alsof iemand iets binnen wil smokkelen.
Wright besluit zijn bespreking met op te merken dat het Evangelie van Petrus geen ketterse (docetische of gnostieke) trekken kent waarom de kerk het zou moeten veroordelen. Het is volgens hem niet in de bijbel gekomen omdat het eenvoudig niet overtuigend overkomt. Maar kan Wright hier echt met zo’n argument aankomen? Het is als zeggen dat in een stripboek met Spiderman, Superman en Batman, de Marsman niet mee mag doen omdat hij niet voldoende geloofwaardig is! En is het eerlijk? Het fragment van Petrus eindigt warempel weer met dat ze gaan vissen! Er is, me dunkt, niets authentieker dan dat gegeven!
Wright eindigt zijn beschouwing met een vreemde zin: “Het evangelie van Petrus blijft raadselachtig, maar een raadsel dat niet wezenlijk onze beschouwing van de canonieke evangeliën beïnvloedt”. Het tegendeel is namelijk het geval. Indien Wright het evangelie van Petrus kan afwijzen in zo’n handomdraai, dan kunnen wij mensen dat met alle evangeliën net zo gemakkelijk doen.Neil Godfrey schreef:the Gospel of Peter has a scene of the Roman guard witnessing Jesus coming out of the tomb with two angels, and they run off to tell others.
Criterion of embarrassment persuades me that this would not have been recorded unless it were true, given how damaging it is to the reputation of the disciples who of course should have been the first to see Jesus.
And only a post-enlightenment hermeneutic of suspicion would deny that the Gospel of Peter was exactly what it says it is: a first hand account by Peter himself.
It was not picked up by the canonical authors simply because it was too well known already to be worth the cost of papyrus to mention. It is nonsense to expect every gospel author to repeat exactly what the others have said already.
And the more variant the accounts are the more confidence we can have in their collective eye-witness veracity.
Do you think I could publish?![]()
Laatst gewijzigd door Rereformed op 15 okt 2009 21:21, 2 keer totaal gewijzigd.
Born OK the first time
- lost and not found yet!
- Bevlogen
- Berichten: 4888
- Lid geworden op: 05 dec 2006 18:11
- Locatie: Rhodos, Ede & Rishon LeZion
Re: N T Wright: De Opstanding van de Zoon van God
Rereformed,
Compliment voor je vasthoudendheid! Ik heb het met plezier 3 keer gelezen voordat ik het begreep! Maar misschien zegt dit meer over mij dan over jou! Ik blijf je volgen, succes verder!
Compliment voor je vasthoudendheid! Ik heb het met plezier 3 keer gelezen voordat ik het begreep! Maar misschien zegt dit meer over mij dan over jou! Ik blijf je volgen, succes verder!
We will dance again!
Als je meer produceert dan je klaagt, heb je gelijk! Als je meer klaagt dan produceert, blijf je achter!
Als je meer produceert dan je klaagt, heb je gelijk! Als je meer klaagt dan produceert, blijf je achter!
- Rereformed
- Moderator
- Berichten: 18251
- Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
- Locatie: Finland
- Contacteer:
Re: N T Wright: De Opstanding van de Zoon van God
Vandaag is het precies vijf jaar geleden dat ik me op dit forum aanmeldde. Om het te vieren heb ik vandaag m'n best gedaan om het boek van Wright uit te lezen en mijn artikel af te maken, maar helaas lukt het niet helemaal. Er blijft nog 'deel V' (55 bladzijden) van het boek oftewel één stukje om morgen te bespreken...lost and not found yet! schreef:Rereformed,
Compliment voor je vasthoudendheid!
Vertel me alsjeblieft wat zo moeilijk was om te volgen dan kan ik er wat aan proberen te doen.Ik heb het met plezier 3 keer gelezen voordat ik het begreep! Maar misschien zegt dit meer over mij dan over jou! Ik blijf je volgen, succes verder!
Vanaf zaterdag ben ik overigens een week weg naar Tjechië. Dan kan iedereen op adem komen.
Born OK the first time
Re: N T Wright: De Opstanding van de Zoon van God
Een vreemde manier om het te vierenRereformed schreef:
Vandaag is het precies vijf jaar geleden dat ik me op dit forum aanmeldde. Om het te vieren heb ik vandaag m'n best gedaan om het boek van Wright uit te lezen en mijn artikel af te maken, maar helaas lukt het niet helemaal. Er blijft nog 'deel V' (55 bladzijden) van het boek oftewel één stukje om morgen te bespreken...
Groeten,
Piet.
Religie: Jezelf elke dag voorliegen tot je erin gaat geloven!
- Rereformed
- Moderator
- Berichten: 18251
- Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
- Locatie: Finland
- Contacteer:
Re: N T Wright: De Opstanding van de Zoon van God
De Apologetische Houdgreep
Nu Wright zo ongeveer alles behandeld heeft wat er op aarde aan opstanding van Jezus te koop is, komt hij met de evaluatie, oftewel de apologetische krachttoer het opstandingsgeloof neer te zetten als de meest logische reactie na grondige studie en kennis van zaken. Hij vermeldt eerst dat er natuurlijk mensen zijn zoals de theoloog Lüdemann die eenvoudig stellen “Dode mensen komen niet tot leven, Jezus kwam daarom ook niet tot leven”. Lüdemann beroept zich op de resultaten van de moderne wetenschap, maar Wright lacht dit argument uit het veld door pienter op te merken: “Alsof mensen in de oudheid niet wisten dat doden dood blijven” (685). Maar het punt is nu juist dat mensen in de oudheid dit inderdaad niet zo zeker wisten als wij moderne mensen. Het bewijs ervoor wordt nota bene in het evangelie zelf gegeven:
“Koning Herodes hoorde van Jezus, want zijn naam was overal bekend geworden. Sommigen zeiden: ‘Johannes de Doper is opgewekt uit de dood en daardoor beschikt hij over zulke wonderbaarlijke krachten.’ Maar anderen zeiden: ‘Het is Elia,’ en weer anderen zeiden: ‘Hij is een profeet zoals die er vroeger waren.’ Toen Herodes dit allemaal hoorde, zei hij: ‘Het is Johannes, die ik heb onthoofd, die weer is opgestaan.’ (Marcus 6:14-16).
En elders:
“Herodes, de tetrarch, hoorde wat er allemaal gebeurde en raakte in grote verwarring omdat sommigen zeiden dat Johannes uit de dood was opgestaan, terwijl anderen beweerden dat Elia was verschenen, en weer anderen dat een van de oude profeten was opgestaan. Herodes zei: ‘Johannes heb ik laten onthoofden; wie is dan degene over wie ik dergelijke dingen hoor?’ Hij zocht naar een gelegenheid om hem te ontmoeten.” (Lucas 9:7,8).
Enkel deze teksten al laten zien dat we in de evangeliën met een bijzonder bijgelovige tijd/maatschappij geconfronteerd worden, geenszins vergelijkbaar met onze moderne tijd. Ik schreef eerder dat Wright deze passages blijkbaar over het hoofd zag, maar moet nu op het eind van het boek het tegendeel constateren: hij laat ze nota bene wel op drie plaatsen voorbijgaan, alsof ze aan zijn slechte geweten appelleren. Maar iedere keer schrijft hij ze af als van geen consequentie: “Het vreemde verslag in Marcus 6:14-16 lijkt een uitzondering die de regel bevestigt” (689)! En op bladzijde 413: “We moeten, denk ik, niet Herodes en zijn hof zien als de meest accurate indicators van mainstream joods geloof uit de tijd van de tweede tempel. Zelfs al zou het waar zijn dat de Farizeeën en Herodianen met elkaar samenheulden bij verschillende gelegenheden, mogen we er toch wel van uit gaan dat ze niet met elkaar om de tafel gingen zitten om de fijnere punten van proto-rabbijnse theologie te bespreken.” [d.w.z. of er uitzonderingen zouden kunnen zijn op de regel dat de opstanding van iedereen pas plaatsvindt op de ‘dag des Heren’] In een voetnoot na deze zin laat Wright nog weten dat de suggestie van de theoloog Barclay dat hier bewijs is dat dit geloof wijdverbreid was ongegrond is. Dat Wright hier ongelijk heeft laat de parallelle passage van Lucas zien (die Wright op dit punt weglaat), die juist Herodes geen geloof dat Johannes de Doper is opgestaan aanwrijft, maar deze opvatting neerzet als een geloof dat algemeen in de omgeving onderhouden wordt.
Het is onvergeeflijk dat Wright probeert te insinueren dat de antieke mens even redelijk was als de tegenwoordige mens. Zelfs voor Wright verlangt de wonderbaarlijke voorstelling van het Evangelie van Petrus te veel van ons om te geloven. Maar terwijl we dit uitspreken moeten we niet vergeten dat er hele kerken waren die totaal niets onoverkomelijks zagen in het verhaal om te geloven. Ook de bisschop Serapion (ca. 200) die het voor hem onbekende evangelie eens ter inzage kreeg te lezen vond er niets te wonderlijk in.
G. A. Wells geeft het juiste commentaar op Wright in zijn boek Cutting Jesus down to size (p. 62):
"N.T. Wright, bisschop van Durham, betreurt wat hij noemt "the post-Enlightenment ruthless hermeneutic of suspicion" (p. 19) dat men met betrekking tot de evangeliën aan de dag legt. Maar hebben we een alternatief voor het wantrouwig zijn, wanneer we opmerken dat op vrijwel elke bladzijde van de evangeliën een wonder gebeurt? Jezus is miraculeus geboren, als volwassene bant hij duivels uit, loopt op golven van een uitgestrekt meer, luwt een storm, voedt de massa's, geneest de zieken en wekt de doden op. Al dit soort zaken zijn voor ons bedenkelijk, nog helemaal afgezien van het feit dat er geen andere relevante documenten zijn die ze eventueel zouden kunnen bevestigen."
Wrights argument dat men eerder gedwongen wordt tot geloof dan tot ongeloof laat hij rusten op twee zaken die volgens hem op zichzelf genomen niet voldoende zijn om tot zo’n conclusie te komen, maar bij elkaar opgeteld wél doorslaggevend zijn, genoeg om ons in de houdgreep te leggen:
1) het lege graf en
2) de verschijningen van Jezus (688).
Enkel het eerste zou de tegenwerping opleveren dat het lichaam gestolen is en enkel het tweede dat het om hallucinaties gaat. Maar allebei tezamen zou voldoende conclusief bewijs zijn, iets waar de eerste christenen zich bewust van zouden zijn.
Maar dit is alweer een claim die niet waargemaakt kan worden. Voor Marcus is er enkel een leeg graf en geen verschijningen, en toch schijnt het voor hem genoeg te zijn. Sterker nog, vóór Marcus, oftewel tenminste gedurende 40 jaar na het optreden van Jezus, zijn er geen enkele aanwijzingen dat christenen weet hadden van een leeg graf! Het hele lege graf zou in het uiterste geval zelfs door Marcus verzonnen kunnen zijn (reden waarom hij nog niet gedacht heeft aan de tegenwerping dat het lichaam vast wel gestolen is). En voor Paulus is er helemaal geen historische Jezus en is een visioen al genoeg. Hij heeft geen interesse om de zaak te bevestigen met te hameren op een leeg graf. Ook voor de Emmaüsgangers is er geen leeg graf en is een verschijning van Jezus genoeg. En de brief aan de Korintiërs laat zelfs zien dat er blijkbaar christenen zijn die helemaal niet in de opstanding geloven! (zoals ook het Evangelie van Thomas laat zien). Zoals ik al eerder heb opgemerkt wordt Wright keer op keer door de bijbel zelf in het ongelijk gesteld.
Het is uiteraard sowieso een ongerijmde zaak om de vraag “Wat veroorzaakte het geloof in de opgestane Jezus?” (685) proberen uit te leggen door het te laten stoelen op betrouwbare ooggetuigenverslaggeving. Christenen uit alle eeuwen, vanaf de allereerste christenen tot wie bijvoorbeeld Paulus sprak, zijn nooit tot geloof gekomen vanwege niet te weerleggen geweldig bewijsmateriaal. Paulus bekeerde de Grieken zonder ook maar iets van de historische Jezus af te weten en zonder er ook maar ooit naar te verwijzen! Geloof houdt zich in stand met wat men zich wenst en heeft geen enkele boodschap aan waarheid.
Wrights argumenten om het opstandingsgeloof aan de man te brengen zijn stuk voor stuk ondeugdelijk. Op bladzijde 689 laat hij horen: “Wat zeker is –een punt dat de critici vaak over het hoofd zien- is dat de discipelen de opstanding niet verwachtten”. Maar dan vraag ik Wright hoe groot de karikatuur is die hij van de discipelen wil maken? Want Jezus heeft volgens de evangeliën meerdere malen zijn eigen sterven en opstanding voorspeld (Mk. 9:9). Als het een beetje echte mensen zijn geweest moet dat op z’n minst een sprankje hoop hebben veroorzaakt zelfs op het moment van hun grote teleurstelling.
Nadat Wright zijn ellenlange argumentering weer heeft gemaakt, probeert hij de zaak nog te beklinken vanuit een andere redeneringshoek: bestaan er alternatieve uitleggingen die het ontstaan van het christelijk geloof op een redelijker manier uitleggen, en daarom te prefereren zijn boven de conclusie dat we hier moeten buigen voor het bovennatuurlijke? Uiteraard is zo’n zoektocht te vergelijken met het roeien op een oceaan en proberen ergens aan land te komen, maar Wright pikt er twee alternatieve verklaringen uit die vrij algemeen aangeboden worden, en weet die af te schrijven en op bladzijde 706 als hoogtepunt van zijn retoriek te schrijven: “Het is natuurlijk altijd mogelijk in een discussie aangaande de opstanding dat iemand ooit aankomt met de droom van iedere scepticus: een perfecte uitleg voor het ontstaan van het christendom zonder dat onze oren ervan gaan wapperen. Maar het moet gezegd worden dat ondanks de nogal wanhopige pogingen hiertoe in de afgelopen 200 jaar (om maar niet te zeggen tenminste vanaf Celsus), zo’n perfecte uitleg nooit gegeven is.”
Eén van die alternatieven die hij bespreekt, is de opvatting die gedeeld wordt door het gros van de ‘moderne theologen’ van de afgelopen eeuw, waarvoor hij ditmaal Schillebeeckx uitkiest om te fungeren als schietschijf (die in de 70-er jaren een enorme dikke pil schreef over Jezus, vertaald in vele talen). Op dit punt wordt duidelijk waarom Wright in zijn boek van begin tot eind zo gehamerd heeft op het feit dat Christus letterlijk en lichamelijk is opgestaan. Dat dit beredeneerd moest worden, was voor mij zo saai omdat dit tenslotte meteen duidelijk is voor iedere jan-met-de-pet die de bijbelse evangeliën leest. Wright heeft dit echter moeten doen omdat de christelijke intellectuele wereld de afgelopen eeuw overspoeld is door theologen die wél het christelijk geloof volledig ontmaskerd hebben als gespeend van werkelijke feiten, maar het geloof blijven onderhouden als een soort existentiële keus. Het heeft een bedroevend schouwspel opgeleverd, een soort eindeloos uitgerekte euthanasie van het christelijk geloof. Wright is één van de allerlaatste zeemannen die het zinkende schip wanhopig weer zeewaardig willen maken.
“Het begrip dat Schillebeeckx heeft van de joodse context, is summier en misleidend.” (703)
“Het hele bouwwerk van Schillebeeckx is fout en misleidend, niet zozeer wat betreft het niveau van de theologie (dat is een hele andere kwestie), maar op het niveau van historische reconstructie. Het is veelzeggend dat wanneer Schillebeeckx in een notendop opsomt wat volgens hem echt gebeurd is, wellicht in een onbewaakt ogenblik, zijn positie neerkomt op een variant van die van Albert Schweitzer: Jezus was een nobel mens, maar zijn missie liep uit op een catastrofale mislukking. Maar zijn volgelingen werden op een nieuwe manier uitgedaagd via herinneringen aan de manier waarop hij geleefd had en via wat hij gezegd had. Ze bleven geloven dat God altijd het laatste woord heeft, ondanks het ‘historische fiasco’ van Jezus en ‘dit was wat de eerste christenen probeerden uit te drukken met hun geloofsaffirmatie van de opstanding van Jezus’ – een affirmatie ‘die terecht aan kritiek bloot staat’, waarmee Schillebeeckx lijkt te bedoelen dat het uitloopt op een ‘nogal grof en naïef realisme’, het ongelukkige geloof dat het in het paasverhaal om echte feiten zou gaan. Maar zoals we gezien hebben laat de historische studie van vroeg-christelijke opvattingen en hoop geen andere keus dan te moeten concluderen dat dit ongelukkige geloof alles was wat alle vroege christenen onderhielden. Ze spraken zelfs uit dat het in het centrum van hun leven stond.” (705)
Als door de wol geverfde evangelicale atheïst sympathiseer ik hier met Wright. Het is mij persoonlijk nooit gelukt om hoogte te krijgen van mensen zoals Schweitzer, Bultmann en Schillebeeckx, die het christelijk geloof zo scherp en zo tot op het bot ontmantelen, om het vervolgens te blijven onderhouden als een soort waardevol existentialisme. Waar geen feiten zijn, kan, zo schijnt het mij toe, niet gesproken worden over een ‘kerygma’ (‘de religieuze boodschap’, de slogan van Bultmann om de kern van het geloof aan te geven) waar men met hand en tand aan vast zou moeten houden of voor zou moeten kiezen, zoals dat ‘God altijd het laatste woord moet hebben’. Zelfs twintig jaar later komt Schillebeeckx nog steeds met dit hoogtepunt van naïviteit. Toevallig kwam ik onlangs een interview met hem tegen dat afgedrukt werd in het dagblad Trouw op 3 april 1993 (Trouw Dossier nr 8, De zaak-Jezus). Hij zegt daarin: "God is een God van liefde. Hij wil dat mensen het goed hebben. En Hij verzekert ons via Christus dat het goede het laatste woord heeft, niet het kwade. Dat is naar mijn idee de diepste boodschap van de Bijbel en voor mij de constante in mijn werk. In deze zin is de Schrift een kompas, ge kunt niet zonder, het is van fundamenteel belang voor het christelijk geloof." En dit zegt iemand die volgens Wright de letterlijke opstanding van Jezus 'grof en naïef realisme' vindt! Dus de bijbelgeleerde is verzekerd van de liefde van God en een goede afloop voor alles op dezelfde manier als we dit ook kunnen zijn na het horen van het Roodkapjesprookje waar Oma en Roodkapje op het eind geheel ongedeerd uit de buik van de kwade wolf komt, ge kunt niet zonder.
Ik kies liever voor het radicaal schoon schip maken, de manier waarop Nietzsche het deed, en heb in mijn leven altijd steeds twee opties gezien: of het christelijk geloof onderhouden op de manier dat Wright het doet, of het christelijk geloof van a tot z achter me laten en aan de moeizame taak beginnen alle waarden in het leven opnieuw te beschouwen en zo nodig te herzien. Daarbij werd het me uiteindelijk duidelijk dat bij schoon schip maken ook het begrip God de deur uit gaat. Mensen met zo’n modern, ongrijpbaar en irrationeel (ze noemen het zelf ‘bovenrationeel’) ‘Kierkegaardgeloof’ zie ik als personen die in de regel van kinds af aan volledig ondergedompeld zijn geweest in het christelijk geloof, het hebben ontmaskerd, maar nooit de moed gehad hebben om in het leven als pure atheïst te gaan staan. De gedachte aan een oneindig heelal om ons heen waar uiteindelijk geen veilige en koesterende vaderhanden omheen liggen, is voor sommige mensen ondraaglijk.
Maar Wrights missie om het opstandingsgeloof aannemelijk en redelijk te maken is in onze moderne tijd, gestoeld op wetenschappelijk denken, een hopeloze strijd. Alle spreken over ‘post-verlichting’ is onzin aangezien de knop die het rationele licht aangedaan heeft nooit meer zal worden omgedraaid. Er was een mensheid van vóór de Verlichting en een mensheid van na de Verlichting. Elke laatdunkende uithaal naar ‘rationalisme’ en ‘de Verlichtingscritici’ die hij doet, komt op mij als lachwekkend over, want juist het feit dat hij in zijn boek het christelijk geloof redelijk wil maken laat zien dat Wright zelf een kind van rationalisme en de Verlichting is. Er is namelijk volstrekt niets in het christelijk geloof dat iets met redelijkheid te maken heeft. De ware gelovige heeft geen boodschap aan redelijkheid, rationalisme en logica, maar houdt zich daar juist verre van. Ik heb dan ook geen enkele behoefte om het ontstaan van het christelijk geloof op een redelijke manier uit te leggen, aangezien geloof überhaupt niet op de rede gestoeld is, maar per definitie op de existentiële benauwdheid van de mens. Geloof neemt daarom welke ingrediënten dan ook aan die het toevallig voor de neus geschoven wordt. Het feit dat in deze wereld duizenden goden onderhouden zijn en duizenden geloven uitgevonden zijn, en ook op zijn tijd weer aan de kant gegooid zijn, laat eenvoudig zien dat welke reden dan ook die men aanvoert voor het ontstaan van een religie wel geldig kan zijn. Ik houd het erop dat de ultieme reden voor religie is de geestelijke onvolgroeidheid van de mens.
Ligt Wright ook maar één nacht te peinzen of de moslimopenbaring serieus genomen moet worden? En kan hij zomaar kort door de bocht geloven dat er aan het mormonengeloof dat miljoenen aanhangers heeft enkel een hoax ten grondslag ligt? Wel, dan kan ik het christelijk geloof op dezelfde manier van me afschudden, of, alsof ik een transfysikaal lichaam heb, zonder moeite uit de houdgreep van Wright wegglippen. Kan Wright redelijk verklaren dat mannen in de religie van Attis hun penis eraf sneden als teken van toegewijd zijn aan de godheid? Dat mensen hun kinderen offerden aan goden? Of in de religie van Mohammed vliegtuigen rammen in wolkenkrabbers of zeldzame en unieke beelden die voor andere mensen heilig zijn met dynamiet opblazen? Ik kan al niet eens begrijpen dat een vrouw ingepakt moet worden zodat je er niets meer van kan zien, of een mannelijke voorhuid iets met God te maken zou hebben. Het is interessant, dat wel, om al die menselijke kronkels en ziekten in het denken langs te gaan. Het fascineert me dat ik er nu niet meer midden in zit, maar als een marsman het religieuze gemoed kan bekijken. Maar begrijpen doe ik het niet. Hoewel ik tot mijn 45ste één van hen was, begrijp ik zelfs mezelf niet. Wat ik wel begrijp, is dat wij als mensheid nog een lange weg voor de boeg hebben om volwassen te worden.
Nu Wright zo ongeveer alles behandeld heeft wat er op aarde aan opstanding van Jezus te koop is, komt hij met de evaluatie, oftewel de apologetische krachttoer het opstandingsgeloof neer te zetten als de meest logische reactie na grondige studie en kennis van zaken. Hij vermeldt eerst dat er natuurlijk mensen zijn zoals de theoloog Lüdemann die eenvoudig stellen “Dode mensen komen niet tot leven, Jezus kwam daarom ook niet tot leven”. Lüdemann beroept zich op de resultaten van de moderne wetenschap, maar Wright lacht dit argument uit het veld door pienter op te merken: “Alsof mensen in de oudheid niet wisten dat doden dood blijven” (685). Maar het punt is nu juist dat mensen in de oudheid dit inderdaad niet zo zeker wisten als wij moderne mensen. Het bewijs ervoor wordt nota bene in het evangelie zelf gegeven:
“Koning Herodes hoorde van Jezus, want zijn naam was overal bekend geworden. Sommigen zeiden: ‘Johannes de Doper is opgewekt uit de dood en daardoor beschikt hij over zulke wonderbaarlijke krachten.’ Maar anderen zeiden: ‘Het is Elia,’ en weer anderen zeiden: ‘Hij is een profeet zoals die er vroeger waren.’ Toen Herodes dit allemaal hoorde, zei hij: ‘Het is Johannes, die ik heb onthoofd, die weer is opgestaan.’ (Marcus 6:14-16).
En elders:
“Herodes, de tetrarch, hoorde wat er allemaal gebeurde en raakte in grote verwarring omdat sommigen zeiden dat Johannes uit de dood was opgestaan, terwijl anderen beweerden dat Elia was verschenen, en weer anderen dat een van de oude profeten was opgestaan. Herodes zei: ‘Johannes heb ik laten onthoofden; wie is dan degene over wie ik dergelijke dingen hoor?’ Hij zocht naar een gelegenheid om hem te ontmoeten.” (Lucas 9:7,8).
Enkel deze teksten al laten zien dat we in de evangeliën met een bijzonder bijgelovige tijd/maatschappij geconfronteerd worden, geenszins vergelijkbaar met onze moderne tijd. Ik schreef eerder dat Wright deze passages blijkbaar over het hoofd zag, maar moet nu op het eind van het boek het tegendeel constateren: hij laat ze nota bene wel op drie plaatsen voorbijgaan, alsof ze aan zijn slechte geweten appelleren. Maar iedere keer schrijft hij ze af als van geen consequentie: “Het vreemde verslag in Marcus 6:14-16 lijkt een uitzondering die de regel bevestigt” (689)! En op bladzijde 413: “We moeten, denk ik, niet Herodes en zijn hof zien als de meest accurate indicators van mainstream joods geloof uit de tijd van de tweede tempel. Zelfs al zou het waar zijn dat de Farizeeën en Herodianen met elkaar samenheulden bij verschillende gelegenheden, mogen we er toch wel van uit gaan dat ze niet met elkaar om de tafel gingen zitten om de fijnere punten van proto-rabbijnse theologie te bespreken.” [d.w.z. of er uitzonderingen zouden kunnen zijn op de regel dat de opstanding van iedereen pas plaatsvindt op de ‘dag des Heren’] In een voetnoot na deze zin laat Wright nog weten dat de suggestie van de theoloog Barclay dat hier bewijs is dat dit geloof wijdverbreid was ongegrond is. Dat Wright hier ongelijk heeft laat de parallelle passage van Lucas zien (die Wright op dit punt weglaat), die juist Herodes geen geloof dat Johannes de Doper is opgestaan aanwrijft, maar deze opvatting neerzet als een geloof dat algemeen in de omgeving onderhouden wordt.
Het is onvergeeflijk dat Wright probeert te insinueren dat de antieke mens even redelijk was als de tegenwoordige mens. Zelfs voor Wright verlangt de wonderbaarlijke voorstelling van het Evangelie van Petrus te veel van ons om te geloven. Maar terwijl we dit uitspreken moeten we niet vergeten dat er hele kerken waren die totaal niets onoverkomelijks zagen in het verhaal om te geloven. Ook de bisschop Serapion (ca. 200) die het voor hem onbekende evangelie eens ter inzage kreeg te lezen vond er niets te wonderlijk in.
G. A. Wells geeft het juiste commentaar op Wright in zijn boek Cutting Jesus down to size (p. 62):
"N.T. Wright, bisschop van Durham, betreurt wat hij noemt "the post-Enlightenment ruthless hermeneutic of suspicion" (p. 19) dat men met betrekking tot de evangeliën aan de dag legt. Maar hebben we een alternatief voor het wantrouwig zijn, wanneer we opmerken dat op vrijwel elke bladzijde van de evangeliën een wonder gebeurt? Jezus is miraculeus geboren, als volwassene bant hij duivels uit, loopt op golven van een uitgestrekt meer, luwt een storm, voedt de massa's, geneest de zieken en wekt de doden op. Al dit soort zaken zijn voor ons bedenkelijk, nog helemaal afgezien van het feit dat er geen andere relevante documenten zijn die ze eventueel zouden kunnen bevestigen."
Wrights argument dat men eerder gedwongen wordt tot geloof dan tot ongeloof laat hij rusten op twee zaken die volgens hem op zichzelf genomen niet voldoende zijn om tot zo’n conclusie te komen, maar bij elkaar opgeteld wél doorslaggevend zijn, genoeg om ons in de houdgreep te leggen:
1) het lege graf en
2) de verschijningen van Jezus (688).
Enkel het eerste zou de tegenwerping opleveren dat het lichaam gestolen is en enkel het tweede dat het om hallucinaties gaat. Maar allebei tezamen zou voldoende conclusief bewijs zijn, iets waar de eerste christenen zich bewust van zouden zijn.
Maar dit is alweer een claim die niet waargemaakt kan worden. Voor Marcus is er enkel een leeg graf en geen verschijningen, en toch schijnt het voor hem genoeg te zijn. Sterker nog, vóór Marcus, oftewel tenminste gedurende 40 jaar na het optreden van Jezus, zijn er geen enkele aanwijzingen dat christenen weet hadden van een leeg graf! Het hele lege graf zou in het uiterste geval zelfs door Marcus verzonnen kunnen zijn (reden waarom hij nog niet gedacht heeft aan de tegenwerping dat het lichaam vast wel gestolen is). En voor Paulus is er helemaal geen historische Jezus en is een visioen al genoeg. Hij heeft geen interesse om de zaak te bevestigen met te hameren op een leeg graf. Ook voor de Emmaüsgangers is er geen leeg graf en is een verschijning van Jezus genoeg. En de brief aan de Korintiërs laat zelfs zien dat er blijkbaar christenen zijn die helemaal niet in de opstanding geloven! (zoals ook het Evangelie van Thomas laat zien). Zoals ik al eerder heb opgemerkt wordt Wright keer op keer door de bijbel zelf in het ongelijk gesteld.
Het is uiteraard sowieso een ongerijmde zaak om de vraag “Wat veroorzaakte het geloof in de opgestane Jezus?” (685) proberen uit te leggen door het te laten stoelen op betrouwbare ooggetuigenverslaggeving. Christenen uit alle eeuwen, vanaf de allereerste christenen tot wie bijvoorbeeld Paulus sprak, zijn nooit tot geloof gekomen vanwege niet te weerleggen geweldig bewijsmateriaal. Paulus bekeerde de Grieken zonder ook maar iets van de historische Jezus af te weten en zonder er ook maar ooit naar te verwijzen! Geloof houdt zich in stand met wat men zich wenst en heeft geen enkele boodschap aan waarheid.
Wrights argumenten om het opstandingsgeloof aan de man te brengen zijn stuk voor stuk ondeugdelijk. Op bladzijde 689 laat hij horen: “Wat zeker is –een punt dat de critici vaak over het hoofd zien- is dat de discipelen de opstanding niet verwachtten”. Maar dan vraag ik Wright hoe groot de karikatuur is die hij van de discipelen wil maken? Want Jezus heeft volgens de evangeliën meerdere malen zijn eigen sterven en opstanding voorspeld (Mk. 9:9). Als het een beetje echte mensen zijn geweest moet dat op z’n minst een sprankje hoop hebben veroorzaakt zelfs op het moment van hun grote teleurstelling.
Nadat Wright zijn ellenlange argumentering weer heeft gemaakt, probeert hij de zaak nog te beklinken vanuit een andere redeneringshoek: bestaan er alternatieve uitleggingen die het ontstaan van het christelijk geloof op een redelijker manier uitleggen, en daarom te prefereren zijn boven de conclusie dat we hier moeten buigen voor het bovennatuurlijke? Uiteraard is zo’n zoektocht te vergelijken met het roeien op een oceaan en proberen ergens aan land te komen, maar Wright pikt er twee alternatieve verklaringen uit die vrij algemeen aangeboden worden, en weet die af te schrijven en op bladzijde 706 als hoogtepunt van zijn retoriek te schrijven: “Het is natuurlijk altijd mogelijk in een discussie aangaande de opstanding dat iemand ooit aankomt met de droom van iedere scepticus: een perfecte uitleg voor het ontstaan van het christendom zonder dat onze oren ervan gaan wapperen. Maar het moet gezegd worden dat ondanks de nogal wanhopige pogingen hiertoe in de afgelopen 200 jaar (om maar niet te zeggen tenminste vanaf Celsus), zo’n perfecte uitleg nooit gegeven is.”
Eén van die alternatieven die hij bespreekt, is de opvatting die gedeeld wordt door het gros van de ‘moderne theologen’ van de afgelopen eeuw, waarvoor hij ditmaal Schillebeeckx uitkiest om te fungeren als schietschijf (die in de 70-er jaren een enorme dikke pil schreef over Jezus, vertaald in vele talen). Op dit punt wordt duidelijk waarom Wright in zijn boek van begin tot eind zo gehamerd heeft op het feit dat Christus letterlijk en lichamelijk is opgestaan. Dat dit beredeneerd moest worden, was voor mij zo saai omdat dit tenslotte meteen duidelijk is voor iedere jan-met-de-pet die de bijbelse evangeliën leest. Wright heeft dit echter moeten doen omdat de christelijke intellectuele wereld de afgelopen eeuw overspoeld is door theologen die wél het christelijk geloof volledig ontmaskerd hebben als gespeend van werkelijke feiten, maar het geloof blijven onderhouden als een soort existentiële keus. Het heeft een bedroevend schouwspel opgeleverd, een soort eindeloos uitgerekte euthanasie van het christelijk geloof. Wright is één van de allerlaatste zeemannen die het zinkende schip wanhopig weer zeewaardig willen maken.
“Het begrip dat Schillebeeckx heeft van de joodse context, is summier en misleidend.” (703)
“Het hele bouwwerk van Schillebeeckx is fout en misleidend, niet zozeer wat betreft het niveau van de theologie (dat is een hele andere kwestie), maar op het niveau van historische reconstructie. Het is veelzeggend dat wanneer Schillebeeckx in een notendop opsomt wat volgens hem echt gebeurd is, wellicht in een onbewaakt ogenblik, zijn positie neerkomt op een variant van die van Albert Schweitzer: Jezus was een nobel mens, maar zijn missie liep uit op een catastrofale mislukking. Maar zijn volgelingen werden op een nieuwe manier uitgedaagd via herinneringen aan de manier waarop hij geleefd had en via wat hij gezegd had. Ze bleven geloven dat God altijd het laatste woord heeft, ondanks het ‘historische fiasco’ van Jezus en ‘dit was wat de eerste christenen probeerden uit te drukken met hun geloofsaffirmatie van de opstanding van Jezus’ – een affirmatie ‘die terecht aan kritiek bloot staat’, waarmee Schillebeeckx lijkt te bedoelen dat het uitloopt op een ‘nogal grof en naïef realisme’, het ongelukkige geloof dat het in het paasverhaal om echte feiten zou gaan. Maar zoals we gezien hebben laat de historische studie van vroeg-christelijke opvattingen en hoop geen andere keus dan te moeten concluderen dat dit ongelukkige geloof alles was wat alle vroege christenen onderhielden. Ze spraken zelfs uit dat het in het centrum van hun leven stond.” (705)
Als door de wol geverfde evangelicale atheïst sympathiseer ik hier met Wright. Het is mij persoonlijk nooit gelukt om hoogte te krijgen van mensen zoals Schweitzer, Bultmann en Schillebeeckx, die het christelijk geloof zo scherp en zo tot op het bot ontmantelen, om het vervolgens te blijven onderhouden als een soort waardevol existentialisme. Waar geen feiten zijn, kan, zo schijnt het mij toe, niet gesproken worden over een ‘kerygma’ (‘de religieuze boodschap’, de slogan van Bultmann om de kern van het geloof aan te geven) waar men met hand en tand aan vast zou moeten houden of voor zou moeten kiezen, zoals dat ‘God altijd het laatste woord moet hebben’. Zelfs twintig jaar later komt Schillebeeckx nog steeds met dit hoogtepunt van naïviteit. Toevallig kwam ik onlangs een interview met hem tegen dat afgedrukt werd in het dagblad Trouw op 3 april 1993 (Trouw Dossier nr 8, De zaak-Jezus). Hij zegt daarin: "God is een God van liefde. Hij wil dat mensen het goed hebben. En Hij verzekert ons via Christus dat het goede het laatste woord heeft, niet het kwade. Dat is naar mijn idee de diepste boodschap van de Bijbel en voor mij de constante in mijn werk. In deze zin is de Schrift een kompas, ge kunt niet zonder, het is van fundamenteel belang voor het christelijk geloof." En dit zegt iemand die volgens Wright de letterlijke opstanding van Jezus 'grof en naïef realisme' vindt! Dus de bijbelgeleerde is verzekerd van de liefde van God en een goede afloop voor alles op dezelfde manier als we dit ook kunnen zijn na het horen van het Roodkapjesprookje waar Oma en Roodkapje op het eind geheel ongedeerd uit de buik van de kwade wolf komt, ge kunt niet zonder.
Ik kies liever voor het radicaal schoon schip maken, de manier waarop Nietzsche het deed, en heb in mijn leven altijd steeds twee opties gezien: of het christelijk geloof onderhouden op de manier dat Wright het doet, of het christelijk geloof van a tot z achter me laten en aan de moeizame taak beginnen alle waarden in het leven opnieuw te beschouwen en zo nodig te herzien. Daarbij werd het me uiteindelijk duidelijk dat bij schoon schip maken ook het begrip God de deur uit gaat. Mensen met zo’n modern, ongrijpbaar en irrationeel (ze noemen het zelf ‘bovenrationeel’) ‘Kierkegaardgeloof’ zie ik als personen die in de regel van kinds af aan volledig ondergedompeld zijn geweest in het christelijk geloof, het hebben ontmaskerd, maar nooit de moed gehad hebben om in het leven als pure atheïst te gaan staan. De gedachte aan een oneindig heelal om ons heen waar uiteindelijk geen veilige en koesterende vaderhanden omheen liggen, is voor sommige mensen ondraaglijk.
Maar Wrights missie om het opstandingsgeloof aannemelijk en redelijk te maken is in onze moderne tijd, gestoeld op wetenschappelijk denken, een hopeloze strijd. Alle spreken over ‘post-verlichting’ is onzin aangezien de knop die het rationele licht aangedaan heeft nooit meer zal worden omgedraaid. Er was een mensheid van vóór de Verlichting en een mensheid van na de Verlichting. Elke laatdunkende uithaal naar ‘rationalisme’ en ‘de Verlichtingscritici’ die hij doet, komt op mij als lachwekkend over, want juist het feit dat hij in zijn boek het christelijk geloof redelijk wil maken laat zien dat Wright zelf een kind van rationalisme en de Verlichting is. Er is namelijk volstrekt niets in het christelijk geloof dat iets met redelijkheid te maken heeft. De ware gelovige heeft geen boodschap aan redelijkheid, rationalisme en logica, maar houdt zich daar juist verre van. Ik heb dan ook geen enkele behoefte om het ontstaan van het christelijk geloof op een redelijke manier uit te leggen, aangezien geloof überhaupt niet op de rede gestoeld is, maar per definitie op de existentiële benauwdheid van de mens. Geloof neemt daarom welke ingrediënten dan ook aan die het toevallig voor de neus geschoven wordt. Het feit dat in deze wereld duizenden goden onderhouden zijn en duizenden geloven uitgevonden zijn, en ook op zijn tijd weer aan de kant gegooid zijn, laat eenvoudig zien dat welke reden dan ook die men aanvoert voor het ontstaan van een religie wel geldig kan zijn. Ik houd het erop dat de ultieme reden voor religie is de geestelijke onvolgroeidheid van de mens.
Ligt Wright ook maar één nacht te peinzen of de moslimopenbaring serieus genomen moet worden? En kan hij zomaar kort door de bocht geloven dat er aan het mormonengeloof dat miljoenen aanhangers heeft enkel een hoax ten grondslag ligt? Wel, dan kan ik het christelijk geloof op dezelfde manier van me afschudden, of, alsof ik een transfysikaal lichaam heb, zonder moeite uit de houdgreep van Wright wegglippen. Kan Wright redelijk verklaren dat mannen in de religie van Attis hun penis eraf sneden als teken van toegewijd zijn aan de godheid? Dat mensen hun kinderen offerden aan goden? Of in de religie van Mohammed vliegtuigen rammen in wolkenkrabbers of zeldzame en unieke beelden die voor andere mensen heilig zijn met dynamiet opblazen? Ik kan al niet eens begrijpen dat een vrouw ingepakt moet worden zodat je er niets meer van kan zien, of een mannelijke voorhuid iets met God te maken zou hebben. Het is interessant, dat wel, om al die menselijke kronkels en ziekten in het denken langs te gaan. Het fascineert me dat ik er nu niet meer midden in zit, maar als een marsman het religieuze gemoed kan bekijken. Maar begrijpen doe ik het niet. Hoewel ik tot mijn 45ste één van hen was, begrijp ik zelfs mezelf niet. Wat ik wel begrijp, is dat wij als mensheid nog een lange weg voor de boeg hebben om volwassen te worden.
Laatst gewijzigd door Rereformed op 17 okt 2009 07:58, 7 keer totaal gewijzigd.
Born OK the first time
-
siger
Re: N T Wright: De Opstanding van de Zoon van God
Mooi werk, Rereformed. Bedankt. Om er maar iets uit te lichten:
Soms denk ik dat deze categorie ook nog gezelschap krijgt van wel-opgeleide mensen die helemaal geen excuses hebben, maar aangetrokken worden door dat al te letterlijke "je ne sais-quoi" van hedendaagse academische salons.Mensen met zo’n modern, ongrijpbaar en irrationeel (ze noemen het zelf ‘bovenrationeel’) ‘Kierkegaardgeloof’ zie ik als personen die in de regel van kinds af aan volledig ondergedompeld zijn geweest in het christelijk geloof, het hebben ontmaskerd, maar nooit de moed gehad hebben om in het leven als pure atheïst te gaan staan.
Re: N T Wright: De Opstanding van de Zoon van God
Heel interessant allemaal, Rereformed en wat heb je er veel tijd en werk in gestoken.
Ja, wat hebben we ons als kind een hoop wijs laten maken, mooi dat we ervan genezen zijn!
Nu las ik laatst in een artikel van prof. Swaab, hersenonderzoeker, dat je hersenen heel vroeg geconditioneerd worden om ergens in te geloven, of niet. En ook al val je later van je oorspronkelijke geloof af, dan zoek je toch weer een andere overtuiging. Jij bent nu wel overuigd atheist, maar je bent toch kennelijk nog erg geïnteresseerd in die hele sprookjesachtige wereld van de bijbel.
Hoe kunnen we ooit aan de allervroegste inprentingen ontkomen?
Ach, misschien is dat ook helemaal niet nodig.
Een twee punt wat ik me afvraag: hoe is het daar in Finland? Mijn mijn was een in Ulm en zou een cadeautje voor mijn verjaardag uit Finland meenemen. In de straat waar het hotel stond waren 2 winkels. de ene verkocht urnen en de andere doodkisten! Haha, beter mee verlegen dan om verlegen. Het heeft wel iets van een andere planeet, Finland, als ik zijn verhalen mag geloven.
vr. gr. AM
Ja, wat hebben we ons als kind een hoop wijs laten maken, mooi dat we ervan genezen zijn!
Nu las ik laatst in een artikel van prof. Swaab, hersenonderzoeker, dat je hersenen heel vroeg geconditioneerd worden om ergens in te geloven, of niet. En ook al val je later van je oorspronkelijke geloof af, dan zoek je toch weer een andere overtuiging. Jij bent nu wel overuigd atheist, maar je bent toch kennelijk nog erg geïnteresseerd in die hele sprookjesachtige wereld van de bijbel.
Hoe kunnen we ooit aan de allervroegste inprentingen ontkomen?
Ach, misschien is dat ook helemaal niet nodig.
Een twee punt wat ik me afvraag: hoe is het daar in Finland? Mijn mijn was een in Ulm en zou een cadeautje voor mijn verjaardag uit Finland meenemen. In de straat waar het hotel stond waren 2 winkels. de ene verkocht urnen en de andere doodkisten! Haha, beter mee verlegen dan om verlegen. Het heeft wel iets van een andere planeet, Finland, als ik zijn verhalen mag geloven.
vr. gr. AM
- The Prophet
- Bevlogen
- Berichten: 2869
- Lid geworden op: 09 mei 2007 14:24
- Contacteer:
Re: N T Wright: De Opstanding van de Zoon van God
Ik vind het allemaal om te smullen, hoor. In een glasheldere stijl leg je uit wat er aan Wright niet klopt en neem je en passant ook nog wat kritiek op de evangelieen mee. Top!
Omni Padhni Disney Iceman Acme Leary Marx Illuminatus Christus Clark
- Rereformed
- Moderator
- Berichten: 18251
- Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
- Locatie: Finland
- Contacteer:
Re: N T Wright: De Opstanding van de Zoon van God
Sorry dat ik niet eerder heb gereageerd, maar ik was een week in het buitenland zonder internet.
Wat de allervroegste inprentingen betreft, ze achtervolgen me niet als benauwende zaken. Vaak -zoals in de eerste bijdrage in dit topic- verwonder ik me met de allergrootste verbazing erover hoe het mogelijk is geweest in die denkwereld op te gaan en het allemaal volledig serieus te nemen. Zoals ik me telkens erover verwonder hoe anders de wereld van tegenwoordig is vergeleken met de wereld van de 60er jaren waarin ik opgroeide. Ik kan er niet meer bij dat het allemaal zo anders was en ik ook zo anders dacht, terwijl ik toch dezelfde persoon ben en blijf. Dit is iets waar ik me voordurend over verwonder. Een mens is blijkbaar bijzonder elastisch.
Een buitenlander die Finland overleeft schrikt voor niets meer terug.
PS Ulm is in zuid-Duitsland als ik het goed heb. Zal wel een andere plaats geweest zijn.
En 'mijn' is mij niet bekend. Wat is dat?
'Eén of andere overtuiging' erop nahouden is, lijkt me, een natuurlijke en noodzakelijke zaak voor een denkend persoon. Overtuiging volgt eenvoudig uit het overdenken van zaken. Maar als ik het geloof van wat ik vroeger had vergelijk met overtuigingen die ik tegenwoordig aanhang dan is er toch wel een groot verschil: wat ik vroeger geloofde móest waar zijn, en wat ik tegenwoordig geloof doet er eigenlijk zelfs voor mezelf niet zo veel toe en verandert voortdurend. Oftewel ik vind het nu allemaal dingen die interessant zijn, maar geen zaken van leven of dood.weetniet schreef:Heel interessant allemaal, Rereformed en wat heb je er veel tijd en werk in gestoken.
Ja, wat hebben we ons als kind een hoop wijs laten maken, mooi dat we ervan genezen zijn!
Nu las ik laatst in een artikel van prof. Swaab, hersenonderzoeker, dat je hersenen heel vroeg geconditioneerd worden om ergens in te geloven, of niet. En ook al val je later van je oorspronkelijke geloof af, dan zoek je toch weer een andere overtuiging. Jij bent nu wel overuigd atheist, maar je bent toch kennelijk nog erg geïnteresseerd in die hele sprookjesachtige wereld van de bijbel.
Hoe kunnen we ooit aan de allervroegste inprentingen ontkomen?
Ach, misschien is dat ook helemaal niet nodig.
Wat de allervroegste inprentingen betreft, ze achtervolgen me niet als benauwende zaken. Vaak -zoals in de eerste bijdrage in dit topic- verwonder ik me met de allergrootste verbazing erover hoe het mogelijk is geweest in die denkwereld op te gaan en het allemaal volledig serieus te nemen. Zoals ik me telkens erover verwonder hoe anders de wereld van tegenwoordig is vergeleken met de wereld van de 60er jaren waarin ik opgroeide. Ik kan er niet meer bij dat het allemaal zo anders was en ik ook zo anders dacht, terwijl ik toch dezelfde persoon ben en blijf. Dit is iets waar ik me voordurend over verwonder. Een mens is blijkbaar bijzonder elastisch.
Ik had inderdaad in vroegere jaren soms het gevoel zelf van een andere planeet te zijn en ervoer dan totale eenzaamheid. Wellicht heeft deze ervaring -die het uiterste van mij gevraagd heeft- uiteindelijk als vrucht opgeleverd dat ik me ook volledig heb kunnen loswringen uit het religieuze wereldbeeld waarmee ik verbonden was.Een twee punt wat ik me afvraag: hoe is het daar in Finland? Mijn mijn was een in Ulm en zou een cadeautje voor mijn verjaardag uit Finland meenemen. In de straat waar het hotel stond waren 2 winkels. de ene verkocht urnen en de andere doodkisten! Haha, beter mee verlegen dan om verlegen. Het heeft wel iets van een andere planeet, Finland, als ik zijn verhalen mag geloven.
vr. gr. AM
Een buitenlander die Finland overleeft schrikt voor niets meer terug.
PS Ulm is in zuid-Duitsland als ik het goed heb. Zal wel een andere plaats geweest zijn.
En 'mijn' is mij niet bekend. Wat is dat?
Born OK the first time
- Rereformed
- Moderator
- Berichten: 18251
- Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
- Locatie: Finland
- Contacteer:
Re: N T Wright: De Opstanding van de Zoon van God
Bedankt voor je commentaar! In de week dat ik weg ben geweest heeft het niet storm gelopen op dit topic, maar mooi dat er iemand van kan genieten!The Prophet schreef:Ik vind het allemaal om te smullen, hoor. In een glasheldere stijl leg je uit wat er aan Wright niet klopt en neem je en passant ook nog wat kritiek op de evangelieen mee. Top!
Born OK the first time
Re: N T Wright: De Opstanding van de Zoon van God
Nu ik dit alles heb gebundeld in een artikel op de portal, valt het me extra op met hoeveel aandacht je dit hebt geschreven, en hoe diepgaand je het hebt behandeld. Mijn complimenten (en ook dank aan Kitty, die het heeft geredigeerd).
'Bij een discussie die de redelijkheid zoekt heeft hij die het onderspit delft groter voordeel, voor zover hij er iets van opgestoken heeft.’ Epicurus (341-271vc)
- Rereformed
- Moderator
- Berichten: 18251
- Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
- Locatie: Finland
- Contacteer:
Re: N T Wright: De Opstanding van de Zoon van God
Bedankt voor je hartverwarmende compliment en voor het werk wat jij en Kitty ervoor hebben gedaan om het als artikel op de portal neer te zetten.Devious schreef:Nu ik dit alles heb gebundeld in een artikel op de portal, valt het me extra op met hoeveel aandacht je dit hebt geschreven, en hoe diepgaand je het hebt behandeld. Mijn complimenten (en ook dank aan Kitty, die het heeft geredigeerd).
Born OK the first time
Re: N T Wright: De Opstanding van de Zoon van God
"Weet Niet" het verhaal sloot geenszins aan bij het artikel van Rereformed over Wright. Kon in de verste verte geen aanknopingspunten vinden. Een waarschuwing voor het het off-topic gaan. Rereformed mag het elders lezen en daarna gaat het in de prullenbak. In het vervolg alleen inhoudelijke artikelen die te maken hebben met Wright
Religie: Jezelf elke dag voorliegen tot je erin gaat geloven!
Re: N T Wright: De Opstanding van de Zoon van God
Je hoort vaak zeggen dat het vreemd is dat de discipelen hun leven hebben gegeven (kruisdood van Petrus) voor een religie waarvan ze de helft zelf verzonnen hebben (weghalen van het lichaam van Jezus).
Volgend de christenen moet Jezus daarom echt uit de dood zijn opgestaan.
Ongelovigen kunnen hierop alleen maar zeggen dat de discipelen helemaal bezeten waren van hun Jezus en hun godsdienst dat ze het verschil tussen werkelijkheid en fictie niet meer zagen en in hun eigen bedenksels gingen geloven.
Ik kan me zoiets wel voorstellen, maar om daarvoor je leven op te offeren?
Volgend de christenen moet Jezus daarom echt uit de dood zijn opgestaan.
Ongelovigen kunnen hierop alleen maar zeggen dat de discipelen helemaal bezeten waren van hun Jezus en hun godsdienst dat ze het verschil tussen werkelijkheid en fictie niet meer zagen en in hun eigen bedenksels gingen geloven.
Ik kan me zoiets wel voorstellen, maar om daarvoor je leven op te offeren?
NB: Doe wel en zie niet om.