Hiëronymus (helemaal onderaan topic-pagina 3): ...een aantal van de brieven van Seneca aan Lucilius staan voor mij op hetzelfde niveau als Lukas. Een verschil tussen Seneca en Jezus is dat de eerste niet of nauwelijks meer vertegenwoordigd is in de Nederlandse maatschappij en dat zeg ik niet lichtvaardig, ik heb voor ik begon met mijn studie Theologie eerst een half jaar Wijsbegeerte gestudeerd. Daar ben ik mee gestopt, na uitgebreide gesprekken met docenten en medestudenten die me vaak gelijk gaven, omdat ik van mening was dat het niet om de alledaagse filosofie ging die ik bij Seneca waardeerde en universitaire filosofen niet wijs worden van wat ze leren. Ik ben er van overtuigd dat een christelijke wijsbegeerte voor alledag, of pastorale zorg, meer kans van slagen heeft dan een stoïcijnse. En dat is wat ik, waarschijnlijk, met mijn leven wil doen, liefst in een vrijzinnige omgeving waar ik ook de brieven van Seneca mag bespreken.
Hallo, het is een interessant topic geworden - dat ik pas onlangs las - waarin je over het algemeen toch niet-religieuze vrijdenkers de vraag voorlegt "Hoeveel zinnigs moet er in de Bijbel staan, wil je nog geloven?", waarmee je wilt onderzoeken waar de grens ligt van vrijzinnig christen-zijn. Of mag ik zeggen: de grens tussen onvrijdenkende Christenen en vrijdenkende Christenen die naast Jesus' wijsheid ook vrij zijn om te denken over niet-bijbelse wijsheid in bijvoorbeeld Seneca's brieven? De topic-vraag zou zo kunnen worden geherformuleerd: hoeveel wijsheid moet er in de Bijbel staan, wil ik nog primair Jezus' of bijbelse wijsheid (blijven) begeren als christelijk gelovige naast de niet-christelijke wijsheid?
Kort over de universitaire filosofie. Ik heb filosofie gestudeerd en kan me enigszins verplaatsen in je bovenstaande kritiek dat men niet wijs wordt van wat wordt geleerd op de universitaire studie wijsbegeerte. Vandaar dat ik me al vroeg eigenwijs heb verzet tegen de vorm van leren die van filosofiestudenten kleine herkauwers maakt van de grote filosofen en mijn eigen leerweg heb gebaand waar ik vrij was om mijn eigen interesse-neus te volgen, waarheen die ook leidde. Dit voerde me tot de impopulaire afstudeerrichting van de godsdienst- of religiefilosofie. Niet omdat ikzelf religieus ben – mijn katholieke achtergrond is vooral door mijn ouders dermate los van de kerk gebleven dat ik die later geruisloos heb kunnen laten varen -, maar omdat het culturele fenomeen religie inclusief de kritiek daarop me is blijven interesseren en dit de studieobjecten zijn van die filosofische tak.
De vraag aan de vrijdenkers, atheïsten en agnosten ea, is dan onder meer eerst ook of vrijdenkers überhaupt wel enige wijsheid zien in Jezus' woorden en daden en in andere bijbelpassages, afzien van het te verwachten gegeven dat ze hoogstwaarschijnlijk minder bereid zijn om zich te verplaatsen in je te onderzoeken standpunt als vrijdenkende christenwijsgeer en des te meer om jou te doen bewegen naar het atheïstische standpunt. Het agnostische standpunt - dat ik inneem en verdedig -, is wat minder populair op Freethinker dan dat andere vrijdenkers-standpunt, dat in het topic tot dusverre het enige is dat in ogenschouw is genomen (oa 'christelijk atheïsme').
Ten slotte een generalisering waarmee een agnostische knuppel in het atheïstische hoenderhok wordt gegooid. Om aan deze generalisering te ontsnappen zou ten gunste van jou, Hiëronymus, in dit topic door de deelnemende vrijdenkers de huiswerkopgave kunnen worden gemaakt om individueel de vraag te beantwoorden naar de (naast de kwalijke passages) door hen (evenzeer) erkende wijsheidspassages in de Bijbel.
Het verschil tussen agnostische en atheïstische vrijdenkers hier, zo generaliseer ik polemisch, is het best waarneembaar in hun verschillende vormen van religiekritiek: de atheïstische vorm is over het algemeen veel feller dan de agnostische vorm en die laatste kritiekvorm krijgt dan het veelgehoorde verwijt van atheïsten, dat door te weinig felle kritiek het geweten niet voldoende wakkerschrikt voor kwalijke zaken in de bekritiseerde religievorm, zodat het 'realisme' van de atheïsten hieromtrent komt te staan tegenover de 'naïviteit' van agnosten;
de agnostische religiekritiek is minder fel omdat het ten alle tijde 'wakker' wil blijven voor het verstand en 'goede' geweten in de menselijke natuur dat vrijdenkende en religieus-denkende individuen gemeen-schappelijk hebben bij het dmv kritiek wakker schudden van het geweten voor kwalijke zaken in religie (en vrijdenken) om zodoende niet de 'naïeve' fout te maken van de atheïstische religiekritiek om dit algemeen menselijke gemakkelijk te negeren bij het leveren van kritiek op kwalijke zaken in een bepaalde religievorm en om dit te verbloemen achter iets als “ik kritiseer de religie, niet de mensen”; want dit kunstmatige onderscheid religie-mensen vergeet dat de te kritiseren religievorm überhaupt leeft bij gratie van het natuurlijke verstand en geweten van individuele mensen die deze religievorm belevendigen en negeert gewoonlijk gemakzuchtig dat er naast het kwalijke ook iets goed kan leven in het religieuze verstand en geweten, zoals bijvoorbeeld de wijsheid van de gulden regel der moraal die ook het vrijdenkende verstand en geweten pleegt te erkennen; zo komt het ‘realisme’ van agnosten tov wijsheid, waar men die ook aantreft - of dat nou religieuze teksten of filosofische of wetenschappelijke of andere teksten zijn –, te staan tegenover de ‘naïviteit’ van atheïsten die uitsluitend wetenschappelijke kennis en niet-religieuze wijsheid accepteren en resoluut weigeren het bestaan te erkennen van enige wijsheid (van mijn part ‘wijsheidsmemen’) in elke religievorm waarvan ze, net als agnosten, de kwalijke zaken terecht kritiseren.
Genereraliseringen (ook) van atheïstische vrijdenkers kloppen zelden, omdat het een divers gezelschap individuen betreft (net als agnosten) die oa geen collectieve organisatiestructuur hebben equivalent met de kerk zodat het individualisme er hoogtij viert. Wetenschappelijke leerstellingen als de evolutietheorie behoren tot het gemeenschappelijke gedachtengoed van atheïstische individuen, maar ook de morele basisleer van de Gulden Regel. Darwin zei in de conclusie van het hoofdstuk van «The Descent of Man» over de "moral sense" onder mensen en dieren, dat het primaire principe van de menselijke morele conditie mbv de actieve intellectuele vermogens en mbv herhaalde gewoonten van nature leidt tot de Gulden Regel die ten grondslag ligt aan moraliteit. Uitgaande van Darwin's leer van de natuurlijke oorsprong van de 'seculiere' of 'profane' morele wijsheid van de gouden leefregel, is het voor atheïstische vrijdenkers binnen de westerse cultuur dan moeilijk te erkennen dat de bekende Christelijke formulering van de Gulden Regel een 'heilige' of religieuze uitdrukking van dezelfde wijsheid is (die weliswaar volgens christenen geen natuurlijke maar een goddelijke oorsprong heeft)? En hoeveel meer van zulke door atheïsten natuurlijk verklaarde of individueel waarbevonden religieuze wijsheidspassages moeten er in de Bijbel of in andere religieuze of filosofische geschriften staan, wil je nog geloven in de seculiere morele wijsheid aangetroffen in die passages?
Getuigt het christelijke verhaal van de barmhartige samaritaan soms van seculiseerbare morele wijsheid?
"...Morele gevoelens komen eerst, en pas daarna komen de morele principes. Ondanks de mening van Immanuel Kant dat vriendelijkheid uit verplichting een grotere morele waarde heeft dan vriendelijkheid uit temperament, zullen, als puntje bij paaltje komt, de gevoelens winnen. Daar gaat nu de parabel van de barmhartige Samaritaan over. Eerst wordt een halfdode man aan de kant van de weg door een priester genegeerd, dan door een leviet - terwijl beiden religieus en ethisch bewust zijn - maar ten slotte ontfermt een derde voorbijganger, een Samaritaan, zich over hem. De bijbelse boodschap is duidelijk: je moet meer op je hoede zijn voor ethiek volgens de voorschriften dan uit het hart. Alleen de Samaritaan, een paria, voelde mededogen. In een van mijn favoriete experimenten werd een dergelijke situatie door John Darley en Daniel Batson weer tot leven gebracht met Amerikaanse seminaristen. De studenten werden naar een ander gebouw gestuurd voor een gesprek over... de barmhartige Samaritaan. Op weg daarheen kwamen ze langs een man die op het pad in elkaar gezakt was. Het kreunende 'slachtoffer' zat met zijn ogen dicht en met gebogen hoofd. Slechts veertig procent van de aankomende theologen vroeg wat er aan de hand was en bood hulp aan. Van de studenten tegen wie was gezegd dat ze haast moesten maken, was het aantal hulpvaardigen lager dan van de studenten die het rustig aan mochten doen. Sommigen die zich haastten naar de bespreking van een van onze meest wezenlijke verhalen over hulpverlening stapten letterlijk over de in nood verkerende vreemdeling heen, waarmee ze onbedoeld de essentie van dit verhaal bevestigden." (F.De Waal, Van Nature Goed, 2005 (1996), hfdst 2 "Medeleven", p. 105)
MVG