Van den Brink: En de aarde bracht voort - recensie Rereformed

Geef hier je mening over boeken die je hebt gelezen.

Moderator: Moderators

Gesloten
Gebruikersavatar
Rereformed
Moderator
Berichten: 16972
Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
Locatie: Finland
Contacteer:

Van den Brink: En de aarde bracht voort - recensie Rereformed

Bericht door Rereformed » 12 nov 2017 13:21

Voor discussie aangaande dit topic, zie: viewtopic.php?f=28&t=17027



De verwarring is groot

Naar aanleiding van het boek: Gijsbert van den Brink: En de aarde bracht voort (2017)
Deze boekbespreking is geschreven door Albert Vollbehr



Hoofdstuk 1 en 2 Inleidende woorden

Hoera, de tijd van de nietszeggers, christenen die zich oorsprongsagnosten noemen, is voorbij. Ik heb het boek van Gijsbert van den Brink ontvangen en zit het begin ervan door te lezen. Hij laat om te beginnen de waaier van christelijke reakties op de evolutieleer voorbijgaan, en noemt als laatste ontwikkeling dit oorsprongsagnosticisme, gegroeid uit de erkenning van sommige jongeaardecreationisten dat de zog. zondvloedgeologie vanuit wetenschappelijk oogpunt bakzeil haalt. Hij noemt als voorbeeld Jan van Bemmel met een boek daterend uit 2015, maar vreemd genoeg noemt hij Willem Ouweneel, die volgens mij als eerste het woordje "oorsprongsagnost" gebruikte (Nederlands Dagblad 15 april 2006) in dit verband niet.
Ik noem ze nietszeggers, maar Van den Brink hakt met een scherper bijltje:
Gijsbert van den Brink schreef:Ze [gelovigen die zich oorsprongsagnosten noemen] zien de empirische en theoretische tekortkomingen van het jongeaardecreationisme. Toch willen ze niet toegeven aan de druk om de geologische tijdschaal en/of het idee van voortgaande schepping te accepteren, evenmin als de theorie van gemeenschappelijke afstamming. In plaats daarvan blijven ze liever aan de zijlijn, zonder te kiezen voor één van de alternatieven. Maar dat is eveneens onbevredigend. Dat betekent namelijk dat men de kracht van de empirische gegevens inziet, maar simpelweg niet bereid is om de daaruit volgende conclusies te accepteren.
Hij vervolgt met dat dat gelijk staat aan iemand die erkent dat alle historische gegevens doen veronderstellen dat de Tweede Wereldoorlog ten einde kwam in 1945, maar men vanwege theologische redenen deze claim niet voor zijn rekening wil nemen.
Of dat gelijk staat aan lafheid of intellectuele oneerlijkheid is een conclusie die Van den Brink overlaat aan de lezer. Wat mij betreft een uitstekend begin!

Van den Brink omschrijft christenen als mensen voor wie "het geloof niet maar een bijkomstigheid is, maar de bron waaruit ze putten, de grond waarop ze staan en de lucht die ze inademen".
Gijbert van den Brink schreef:Voor hen is het daarom belangrijk om te weten of de evolutietheorie al dan niet verenigbaar is met een op de bijbel georiënteerd geloof. Als dat niet het geval is, zal ze immers alleen maar afgewezen kunnen worden. Hoe sterk haar papieren in dat geval ook mogen lijken, ze haalt het niet bij de waarheid van het geloof. Geloven is nu eenmaal een hartstochtelijke zaak.
Ik vraag me af of Van den Brink deze uitspraak van totaal bevooroordeelde bias ten gunste van geloof overdacht heeft. Hoe kan een hoogleraar zoiets onderschrijven, zonder dat hij hiermee bevestigt dat theologie niet op de universiteit thuishoort aangezien het de wetenschappelijke methode met voeten treedt?
Wat hij hier zegt is natuurlijk waar het altijd om draait bij vroom gelovigen, hetzelfde dilemma waar een verliefd persoon in verstrikt is: doof zijn voor de feiten. Wanneer feiten die tegen je passie ingaan voor je voeten worden neergelegd moet je je er uit wurmen door te stellen dat ze enkel feiten "mogen lijken", maar het niet zijn, aangezien hartstocht boven feiten staat.


De inleiding laat ook weten dat de schrijver een tweede groep wil aanspreken, een groep waartoe ook aspirant-gelovigen kunnen behoren. Mensen die zich aangesproken voelen door de christelijke levensstijl, maar tezelfdertijd niet bereid zijn om intellectuele zelfmoord te doen. Men is niet bereid om flagrante onwaarheid te omarmen ten behoeve van het geloof.
Dat is de eerste groep ook niet, zou je zeggen, maar de laatste groep is blijkbaar (in tegenstelling tot de eerste) wetenschappelijk geschoold. Daarom kunnen ze de wetenschappelijke feiten niet zo nonchalant naast zich neerleggen als de eerste groep dat doet.
Van den Brink laat hier achterwege te vermelden dat om christen te worden je sowieso de fabel van de letterlijke opstanding en ten hemel varing van Jezus moet geloven, waar zelfs geen ooggetuigeverslagen van zijn. Sommige 'wetenschappelijk geschoolden' zijn blijkbaar wel bereid om goedgelovigheid met bepaald gemak te omarmen.

Van den Brink schetst ook zijn eigen ontwikkeling, waartoe onder andere een jaar (1981) studeren op de Evangelische Hogeschool behoort. Deze school werd in 1977 opgericht door oa. Willem Ouweneel en J.A. (Koos) van Delden, destijds allebei jongeaardecreationisten die flink aan de evangelische weg timmerden. De laatste schijnt zijn standpunten nog steeds niet bijgesteld te hebben, en runt een Mediagroep in Genesis, het Nederlandse equivalent van Answers in Genesis.

Het tweetal is mij vooral bekend via het tweemaandelijks tijdschrift Bijbel & Wetenschap dat ik vanaf het eerste nummer jarenlang toegezonden kreeg, of ik nu in Engeland of Finland woonde.

Later (2004/2005) brak Van den Brink met jongeaardecreationisme, vooral na gesprekken met Cees Dekker, destijds aanhanger van de neo-creationistische Intelligent Design Movement. In een voetnoot verwijst Van den Brink oa. ook naar Ronald Meester, die ik ooit aangeklaagd heb als iemand die al evenzeer hartstocht boven feiten stelt.

Tegenwoordig denkt Van den Brink dat evolutionisme "gewoon heel sterke papieren heeft, in elk geval vele malen sterker dan die van welk alternatief dan ook". Maar hij wil zich bescheiden opstellen en houdt het voor waarschijnlijk dat de huidige evolutietheorie op termijn ingehaald zal worden door een betere, preciezere en meer gedifferentieerde verklaring, terwijl hij tegelijkertijd opmerkt dat het hem uitgesloten lijkt dat de klok daarbij teruggedraaid zal worden "omdat bij zogeheten paradigmawisselingen de verworvenheden van het oude paradigma - de redenen waarom men het ooit aanvaardde - doorgaans meegenomen worden in het nieuwe". Deze laatste kanttekening is m.i. niet erg helder, want verklaringen die enkel preciezer zijn, of wat meer gedifferentieerd, zijn geen paradigmawisseling, maar eenvoudig verbeteringen van het heersende paradigma.
Maar de strekking van wat hij wil zeggen is duidelijk: evolutionisme zal ook in de toekomst niet omver geworpen worden om terug te kunnen gaan naar traditionele creationistische opvattingen.

Vanwege deze opinie werd zijn belangstelling opgewekt om te kijken welk prijskaartje aan het evolutionisme hangt voor christelijke leerstellingen. Wat mij betreft een hoogst interessante zoektocht! Ik lees het boek van Van den Brink met voortdurend de gedachte in mijn hoofd dat hij is opgegroeid in de Gereformeerde Bondsgemeente, dwz. behoorde tot de meest orthodox-reformatorische groepering binnen de toenmalige Hervormde kerk. De positie die hij nu inneemt is in die kringen ongehoord en dus een geweldige omslag in het denken, waar hij tientallen jaren voor nodig had. Ik neem mijn pet daarvoor af.
Born OK the first time

Gebruikersavatar
Rereformed
Moderator
Berichten: 16972
Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
Locatie: Finland
Contacteer:

Re: Van den Brink: En de aarde bracht voort - recensie Rereformed

Bericht door Rereformed » 12 nov 2017 13:27

Hoofdstuk 3 Stemmen uit het verleden

In hoofdstuk 3 laat Van den Brink horen wat bepaalde invloedrijke reformatorische theologen in het verleden over evolutie hebben gezegd. Artikel 2 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis laat goed zien hoe christenen van oudsher altijd hebben gedacht:

"Wij kennen Hem ten eerste door de schepping, onderhouding en regering van de hele wereld. Want deze is voor onze ogen als een prachtig boek, waarin alle schepselen, groot en klein, de letters zijn, die ons te aanschouwen geven wat van God niet gezien kan worden, namelijk Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid."

Studie van de natuur was in het christelijke denken altijd een onderdeel van theologie. De bijbel was het tweede boek van Gods openbaring. Pas toen de natuur miljoenen jaren oud bleek te zijn en (later) de evolutietheorie ontstond, begonnen de twee boeken in verschillende richtingen te wijzen. Bijgevolg ontstond het dilemma aan welk van de twee boeken men prioriteit moest verlenen.

Van den Brink schreef:De meest iconische en vermoedelijk ook de meest langdurige van deze botsingen betreft de confrontatie tussen de exegese van de bijbelse scheppingsverhalen aan de ene kant en de moderne neodarwiniaanse evolutietheorie aan de andere.
Dit is de reden waarom ik het boek aanschafte, aangezien ik eerder als gelovige altijd overtuigd was van het feit dat er eenvoudig geen redelijke harmonisatie mogelijk is.
Tijdens mijn studie theologie in Londen schreef ik in 1980 een essay "D.E. Nineham and Cultural Relativism", waarin ik het toendertijd recentelijk geschreven boek van Nineham The Use and Abuse of the Bible, 1976, besprak. Dat stond toen in het centrum van de belangstelling van religieuzen.
Het zijn steeds variaties op een liedje dat ongelooflijk vaak gezongen is. Maar iedere nieuwe gelovige generatie moet weer datzelfde pad langs: de eindeloze weg naar de geleidelijke ontkerstening.
Overigens had ik toen grote moeite met wat Nineham verkondigde. Ik eindigde mijn essay met:

"On the positive side we may say that Nineham is much more consistent than a lot of other theologians who reject the bible on so many points but still hold on to regarding it as authoritative. Negatively we must conclude that Nineham is extreme and could hardly be regarded as a christian, as he substitutes man's autonomy for Christ's Lordship."

Ik kreeg een B voor het zeer lange opstel, waar ik erg mijn best op had gedaan, maar met dit scherpe commentaar van de docent (Derek Tidball):

"A good discussion.
But to reject Nineham's position as extreme is not to answer his basic point
(which he may have overstated)".

Nu ik "man's autonomy" in mijn leven inmiddels ook bereikt heb zou ik dat boek ooit nog eens moeten lezen, met een luisterend oor in plaats van een grote mond.

Terug naar Van den Brink: het lijstje theologen die hij voorbij laat gaan laat vooral zien dat de reformatorische traditie dit dilemma van harmonisatie op verschillende - veelal onderling onverenigbare - manieren probeerden op te lossen.
De eerste die besproken wordt is Charles Hodge, rector van Princeton Theological Seminary en tevens de belangrijkste vertegenwoordiger van het orthodoxe calvinisme in de VS. In een boek uit 1874 What is Darwinism? (recentelijk opnieuw uitgegeven) beantwoordt hij de titel in de slotzin met dat het gelijk staat aan atheïsme. Van den Brink noemt deze slotzin, in navolging van Gundlach, het beroemdste anti-evolutionistische statement aller tijden. Imho staat deze uitspraak nog steeds fier overeind. Evolutionisme is naar mijn mening de doodsteek voor boekgeloof. Je kunt als je religieus wil blijven misschien nog verder met een vorm van pantheïsme, maar dat reken ik persoonlijk niet tot godgeloof, aangezien ik God definieer als een persoonlijk Opperwezen dat het universum geschapen zou hebben en dus onafhankelijk van het universum zou bestaan.

Interessant is dat Hodge tot deze conclusie kwam geheel via andere redenen dan je zou vermoeden. Hij had geen problemen met een heel oude aarde. Hij dacht dat te kunnen oplossen door de dagen van Genesis 1 op te vatten als geologische tijdperken (iets wat de bijbelwetenschap tegenwoordig allang afwijst als een onhoudbare interpretatie van de antieke tekst).
En evolutie accepteerde hij mits men maar bleef geloven in de oorspronkelijke scheppingsdaden van God. Van daaruit konden nieuwe levensvormen geleidelijk zijn ontstaan.
Van den Brink schreef:Hodges voornaamste drijfveer in zijn afkeer van darwinisme was van andere aard: zijn sterke commitment jegens de klassieke voorzienigheidsleer. In zijn What is Darwinism deed Hodge veel moeite om te laten zien dat Darwin met opzet de notie van goddelijk ontwerp uitsloot van het proces van natuurlijke selectie op basis van willekeurige mutaties. Volgens Hodge was deze ontkenning van ontwerp 'veruit het meest belangrijke en het enig onderscheidende element van zijn [Darwins] theorie'. Darwin te vragen zijn ontkenning van ontwerp op te geven was volgens hem zoiets als rooms-katholieken vragen de paus op te geven.
In Darwins opvatting waren dus blinde natuurkrachten aan het werk, en geen sturende goddelijke kracht. Hoewel Darwin God niet volledig buitensloot, getuige de laatste zinnen van de Origin of Species, was Hodge van mening dat God bij Darwin hoogstens nog gezien kan worden als het eerste zetje gevend, maar de rest overliet aan toeval, hetgeen gelijk staat aan praktisch atheïsme. "Natuurlijk" in de uitdrukking 'natural selection' staat dus antithetisch ten opzichte van "bovennatuurlijk".

Er waren in Hodges tijd al christenen die, net als in onze tijd, toch meenden goddelijke sturing en de principes van natuurlijke werking aan elkaar te kunnen lijmen (zoals Asa Gray en James McCosh), maar volgens mij blinkt de redenering van Hodge nog steeds uit in helderheid.

Vervolgens komt Abraham Kuyper voorbij. De beste theoloog komt uit de bus als iemand die hoofdzakelijk afwijzend stond tegenover de evolutieleer, behoudens één passage die een klein deurtje probeert open te houden:
Van den Brink schreef:Op het eerste gezicht lijkt zijn houding tegenover evolutionisme net zo ondubbelzinnig en zelfverzekerd te zijn als zijn kijk op de meeste andere zaken. Het lijkt er namelijk op dat Kuyper het evolutionisme tout court van de hand wees. Bij nader inzien blijken de zaken wat ingewikkelder te liggen.
Kuyper noemt als hoofdbezwaar, net als Hodge, het ontbreken van teleologie (doelgerichtheid, oftewel sturing van het proces door God). "Wie meent dat er op welk punt ook van doel, of van een drijvend en beheersend idee sprake kan zijn, zit ernaast en kent eenvoudig het Evolutie-dogma niet". Tot zover getuigt Kuyper van een beduidend beter inzicht in de evolutieleer dan menig modern gelovige die nog steeds denkt te kunnen schipperen met een evolutie-sturende God. Van den Brink schrijft erachteraan dat hij terecht beweerde dat de juistheid van deze zienswijze niet was aangetoond. Dat woordje 'terecht' belooft niet veel goeds.

Jammergenoeg boog Kuyper zich over het evolutievraagstuk tezelfdertijd als hij de Antichrist van Nietzsche onder ogen kreeg, waarin hij las dat "de sterkere de zwakkere moet vertreden". Kuyper verbindt de twee en noemt Nietzsches uitspraak "Nietzsches Evolutiewet". Vandaaruit kan een christen uiteraard niet anders dan dit evolutionisme afwijzen.
(In deze zaak maakt Kuyper overigens zowel een verkeerde interpretatie van de wetenschappelijke evolutietheorie, als ook een ongenuanceerde interpretatie van Nietzsche, die helemaal niets met 'evolutietheorie' ophad. Zie ook hier voor meer over hoe Kuyper Nietzsche afschilderde als de belichaming van het allergrootste kwaad.)

Kuyper heeft één passage waarin hij het principe van evolutie niet tegenspreekt:

"De vraag of de Religie als zodanig een spontane ontplooiing van de soorten in het organische leven uit de cytode of uit de celkern toelaat, moet zonder voorbehoud in bevestigende zin beantwoord worden. Niet onze stijl zullen we aan de Opperste Bouwmeester van het Heelal opdringen. Mits Hij, niet in schijn, doch in wezen de Bouwmeester blijve, is Hij ook in de keuze van de bouwstijl de Vrijmachtige. Had het dus God beliefd niet zelf de soorten te scheppen, maar soort uit soort te doen opkomen, de Schepping zou er even wonderbaar om zijn. Alleen dit zou nooit de Evolutie van het Darwinisme geweest zijn, want het vooruitgestelde doel ware dan niet uitgebannen, maar allesbeheersend geweest, en niet de wereld had zichzelf mechanisch, maar God haar door Hemzelf daarvoor bereide elementen opgebouwd." (Rede "Evolutie" uit 1899)

Deze passage heeft discussie opgeleverd of hij nu wel of niet evolutie afwees. "Kuyper zelf hield zich in debatten opvallend genoeg op de achtergrond", schrijft Van den Brink. Voorts laat Van den Brink weten "In zijn collegeaantekeningen vinden we vele sporen van een letterlijke lezing van Genesis 1, die de mogelijkheid van voortgaande schepping en gemeenschappelijke afstamming uitsluiten". Deze laatste opmerking is m.i. genoeg om deze vraag te beantwoorden. Ikzelf zie zijn aarzeling dus niet. In bovenstaande passage lees ik een theoretische mogelijkheid van evolutie, één die ingaat tegen de meest centrale gedachte in de wetenschappelijke evolutieleer, dat er achter de evolutie geen sturing zit om op een bepaald doel uit te komen.

Al met al kan Kuypers houding volgens Van den Brink worden opgesomd met het woordje "aarzeling". "Kuypers aarzeling kwam mogelijk voort uit zijn contact met zijn Amerikaanse collega Benjamin Warfield. Warfield had een positievere kijk op evolutie als wetenschappelijke theorie".

De derde theoloog die behandeld wordt is genoemde Benjamin Warfield (1851-1921). Van den Brink typeert zijn positie als "acceptatie", hoewel hij erbij zegt dat er nog steeds een discussie gaande is.
De typering "acceptatie" gaat m.i. iets te ver. Op Wikipedia kan men over deze discussie nalezen: https://en.wikipedia.org/wiki/B._B._Warfield#Evolution
Daarbij wordt gezegd dat de bewering van "acceptatie" gedaan wordt door twee (evangelische) scholars, David Livingstone en Mark Noll, maar de theoloog Fred Zaspel ertegenin brengt: "That Warfield actually committed himself to a doctrine of evolution seems impossible to affirm simply because although there are some indications that he entertained the idea, he never admits to accepting it". Iets wat Van den Brink wel vermeldt, maar volgens hem toch niet de conclusie in de weg staat dat "zijn visie gezien kan worden als een van (principiële) acceptatie".

Van den Brink laat horen dat Warfield veel afwist van veeteelt en daarom natuurlijke selectie voor hem geen probleem was. Warfield schreef ook dat hij zijn pet afneemt voor Darwin en hem zeer bewondert en respecteert. Van den Brink schrijft: "Zelfs het ontstaan van de mens uit de dierenwereld was theologisch geen onoverkomelijk probleem voor Warfield". Hoe precies Warfield tegelijkertijd toch te boek kan staan als inerrantist (iemand die in de onfeilbaarheid van de bijbel gelooft), legt Van den Brink niet uit, hoewel hij erbij zegt dat de combinatie onfeilbare schrift én open staan voor evolutionisme moderne hoorders zo vreemd in de oren klinkt. Van den Brink vervolgt met dat Warfield toch op één probleem stuitte, hetgeen de lezer des te meer om uitleg doet vragen:
Warfield schreef:Ik voel me vrij om te zeggen, voor wat mij betreft, dat ik niet denk dat er een algemene uitspraak in de Bijbel is of een deel van het scheppingsverslag in Gen. 1 en 2 of een latere toespeling daarop, die op gespannen voet staat met evolutie. De enige passage die de weg lijkt af te sluiten is het zeer gedetailleerde verslag van de [afzonderlijke] schepping van Eva.
(Evolution or Development, 1888)

Wat moet iemand nu met dat woordje "lijkt"? Wordt de weg nu afgesloten of niet?
Naar mijn mening zonder meer, indien je voorrang geeft aan 'het gezag van de bijbel'. Maar zo niet, dan neem je met dat laatste een loopje.

Ik word op dit beslissende punt niet wijzer van deze theoloog en had graag gezien dat Van den Brink wat meer duidelijkheid had verschaft. Maar wellicht was dat laatste onmogelijk en bleef Warfield, net als Kuyper een beetje onduidelijk.

De vierde theoloog die besproken wordt is nóg verwarrender. Van den Brink somt hem op met het weinigzeggende woordje "openheid". Het gaat hier om een opvolger van Kuyper, de hoogleraar Gerrit Berkouwer (1903-1996).
Van den Brink schreef:Door heel zijn omvangrijke oeuvre heen waagde Berkouwer zich niet aan het rechtstreeks aansnijden van vragen over evolutie en de oorsprong van de mens, vermoedelijk omdat hij wilde voorkomen dat nieuwe kerkelijke afsplitsingen de kop op zouden steken.
In 1926 was er in Nederland al een kerksplitsing gekomen over de vraag of de slang in het paradijs nu echt gesproken had of niet. Berkouwer had begrijpelijkerwijs geen zin in een tweede ronde.

Van Berkouwer krijgen we wel lange uitweidingen over dat de schrift niet naief gelezen mag worden. Waarom niet, indien we het er allemaal over eens zijn dat de oorspronkelijke schrijvers wat betreft vele zaken nogal naieve opvattingen hadden? Ook moet men volgens Berkouwer aanvaarden dat de bijbelschrijvers kind van hun tijd waren. Precies, maar juist daarom zou men de schrift dus net als zij zeer naief moeten lezen om op te vangen wat ze bedoelden!
Wat Berkouwer echter bedoelt te zeggen is dat de resultaten van de moderne wetenschap niet terug geprojecteerd mogen worden op de Schrift, alsof ze daar al die tijd verborgen had gelegen. Dat is inderdaad een opmerking die menig gelovige meerdere malen zou moeten lezen! Zo spreekt Berkouwer zich uit tegen de interpretatie als zouden de dagen van Genesis 1 lange tijdperken zijn. Het feit dat er bij gezegd wordt dat het dagen met een morgen en avond waren laat zien dat de bijbelschrijver letterlijke dagen bedoelde, iets waar ik - zonder dat het baatte - ooit eerder op wees in het gesprek met de gelovige Kasper:
viewtopic.php?p=520517#p520517
viewtopic.php?p=530231#p530231

Maar hieruit volgt dat er een onoverbrugbare kloof ontstaat tussen de wetenschappelijke evolutietheorie en de gezonde interpretatie van de bijbelse scheppingsverhalen. Berkouwer laat ons niettegenstaande zijn 'omvangrijk oeuvre' dat zelfs in zijn geheel in het Engels is vertaald, eenvoudig in de kou staan wat evolutie betreft. We moeten het zelf maar uitzoeken.

Hier kan men (in het Engels) meer lezen over wat Van den Brink over Berkouwer schrijft. Wellicht volstaat het lezen van de conclusie:
Van den Brink schreef:Conclusion
It belongs to the standard perception of Berkouwer that he dodged the most pressing issues raised by modern science in relation to scripture and theology either because he was an irenic man or because he did not know how to deal with them.

Als laatste theoloog van gewicht die wat te zeggen had wordt Hendrik Berkhof (1914-1995) tevoorschijn gehaald. Het kernwoord is nu "integratie", oftewel een vervlechting van bijbelgeloof en evolutionisme, of 'incorporatie' van evolutionisme in de theologie. We zijn nu aangekomen op wat ik moderne geloofswarhoofdigheid noem, iets wat we in onze tijd overal om ons heen en vaak op dit forum tegenkomen. Ik krijg de volgende tekst te lezen:
Van den Brink schreef:De Heidelbergse catechismus stelt de vraag 'Wat gelooft u als u zegt: Ik geloof in God de Vader, de almachtige Schepper van hemel en aarde?' en geeft als antwoord niets over de manier van scheppen, maar: 'Dat de eeuwige Vader van onze Here Jezus Christus, die hemel en aarde, met al wat daarin is, uit niets geschapen heeft (...) omwille van zijn zoon Christus mijn God en Vader is'. Dat de God van Israel alles geschapen heeft, laat hier dus vooral zien dat we hem kunnen vertrouwen, aangezien niets buiten het bereik van zijn heerschappij valt. De gedachte dat de bijbelse scheppingsverhalen allereerst gelezen moeten worden als getuigenissen van de opperste betrouwbaarheid van God, is vervolgens versterkt door de moderne bijbelwetenschap. Die heeft vastgesteld dat deze verhalen ouder materiaal uit het Nabije Oosten hebben verwerkt en wel op een manier die kritisch was over de dualistische strekking daarvan. In Genesis 1 bijvoorbeeld belijdt Israel 'boven eigen angst uit' dat er geen andere goden zijn voor het aangezicht van Jahweh, die vanuit zijn goedheid de wereld goed geschapen heeft.
Hoe iemand hier iets waardevols uit kan destilleren is mij een raadsel. We kunnen vertrouwen op God omdat een belijdenisgeschrift dat zegt. En omdat het bijbelverhaal een variatie is op oudere verhalen is er sprake van opperste betrouwbaarheid van God. :roll:

Het is Berkhof er om te doen om aan te geven dat de bijbelverhalen geloofsgetuigenissen zijn, enkel persoonlijke en existentiële relevantie hebben, maar geen wetenschappelijke informatie geven. De gehele verpakking van het verhaal kan men dus naast zich neerleggen als irrelevant. Slechts de diepste boodschap is waarheid, de kern van het geloofsgetuigenis is dat "de zonde is zo oud als de mensheid; en toch is ze niet met de schepping gegeven". En ja hoor, dit past geheel op de evolutieleer: de mens heeft geen periode van idyllische vrede en rechtschapenheid gekend die vervolgens radikaal verbroken werd door de zondeval, maar geweld en dierlijke agressie hebben de menselijke conditie vanaf het allereerste begin gekenmerkt. Al evengoed in het evolutionistische plaatje past (volgens Berkhof) dat er in Genesis al vanaf de eerste hoofdstukken "een zwaar accent ligt op de lotsverbondenheid van mens en dier, bij volle erkenning van het diepgaande verschil". Ik begin me bij deze zin af te vragen of ik met een meestergoochelaar van doen heb.

Op dezelfde manier als de bijbelschrijvers uitdrukking gaven aan hun geloof in God als Schepper door gebruik te maken van allerlei toenmalige ideeën over de oorsprong en aard van de wereld kunnen wij moderne mensen datzelfde doen in onze tijd. Berkhof: "Voor onze eeuw betekent dat de opdracht om het scheppingsgeloof uit te drukken in het evolutionaire wereldbeeld" (Het christelijk geloof, 1985).

Het probleem voor mij is dat met het ontmaskeren van de bijbel als de fantasieën van de antieke mens gebouwd op fantasieën van de nog vroegere mensheid, ik helemaal niet kan ontwaren waarom ik überhaupt geloof in een Schepper er op na zou moeten houden, laat staan een opdracht zou hebben een wetenschappelijke theorie met religieuze fantasieën te larderen. Ontmaskering brengt onherroepelijk met zich mee dat men zich in geen enkele bocht meer kan wringen om het eindproduct van die fantasieën te beschouwen als van grote existentiële waarde.
Born OK the first time

Gebruikersavatar
Rereformed
Moderator
Berichten: 16972
Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
Locatie: Finland
Contacteer:

Re: Van den Brink: En de aarde bracht voort - recensie Rereformed

Bericht door Rereformed » 12 nov 2017 13:32

Hoofdstuk 4 Evolutie en uitleg van de bijbel

Ik kom nu op hoofdstuk 4, waar Van den Brink in zal gaan op bijbelinterpretatie. Ik kom meteen de tekst tegen die boekrecensent Jart Voortman "geraffineerd" noemt:
Jart Voortman schreef:Op een geraffineerde manier neemt Van den Brink Voetius op in zijn betoog. Voetius was in de 17e eeuw een fel tegenstander van het heliocentrisme van Copernicus. Voor Voetius stond hier het christelijk geloof op het spel. Van den Brink zegt: tegenwoordig zijn er geen gelovigen meer die geloven dat de zon om de aarde draait. Het verzet van Voetius tegen dit idee is volkomen achterhaald. Zou er met evolutie niet iets vergelijkbaars aan de hand zijn?
Het verzet tegen heliocentrisme moge dan vanwege ontegenspreekbare feiten achterhaald zijn, de argumenten die Voetius naar voren haalde beslist niet! Zie deze bijdrage en volgende hoe ook iemand uit onze tijd nog steeds valt over het primitieve wereldbeeld waar de bijbel van getuigt. Merk op dat het probleem veel groter is dan enkel de kwestie geo- vs. heliocentrisme, iets wat Van den Brink geheel niet in ogenschouw neemt.

Hier Van den Brinks tekst:
Van den Brink schreef:Tegenwoordig nemen de meeste mensen aan dat de bijbelschrijvers niet uitgingen van een geocentrisch wereldbeeld toen ze aangaven dat de zon om de aarde draaide, maar dat ze schreven vanuit wat wel het 'kijkbeeld' of 'waarnemingsperspectief' genoemd wordt, dat wil zeggen vanuit de manier waarop dingen zich in het alledaagse leven aan ons voordoen. Zo opgevat hoeven de teksten die suggereren dat de zon om de aarde draait dus niet in strijd te zijn met het heliocentrisme, want ze geven slechts alledaagse waarneming weer.
Van den Brink valt hier volkomen voor de argumentatie die van Delden en Ouweneel in de zeventiger jaren ons op de mouw wilden spelden (zie hier voor meer daarover). De redenering klinkt nog redelijk zolang je het hebt over de zonbeweging, maar Van den Brink, net als Van Delden en Ouweneel, zien geheel over het hoofd dat de bijbel ook spreekt over de zuilen waarop de aarde is gegrondvest. Zo'n uitspraak kan uitdrukkelijk niet gebaseerd zijn op een 'waarnemingsperspectief'. Evenmin is dat het geval wanneer de bijbelschrijver God laat afdalen uit de hemel om iets te kunnen zien. En wat moeten we met het 'kijkbeeld' in het Nieuwe Testament, waar iemand op de grond ligt vanwege een epileptische aanval, maar het in de bijbeltekt uitgelegd wordt als bezeten zijn door demonen? Hier is een goed voorbeeld van dat 'kijkbeeld' ook een wereldbeschouwing inhoudt, in dit geval een wereldbeschouwing die eenvoudig niet klopt.

Hier het dilemma van Voetius:
Van den Brink schreef:Voetius (1589-1676) was weliswaar bekend met de kijkbeeld-benadering, maar vond de gedachte dat de Heilige Geest ons in de bijbel niet de waarheid zou doorgeven ronduit godslasterlijk. De patriarchen en profeten en heel het oude volk Israel waren toch werkelijk niet te dom om het copernicaanse stelsel te begrijpen! De Heilige Geest had het gewoon kunnen uitleggen en via hen ook de eerste lezers van de bijbel. Hier stond volgens Voetius het gezag van de Heilige Schrift en daarmee het hele christelijke geloof op het spel. Voetius' leerling Schoock was het met hem eens en verwoordde het zo mogelijk nog puntiger: de bijbel mag zich dan aanpassen aan ons begripsvermogen, maar nooit zó dat ze 'liegt met de leugenaars en dwaalt met de dwalenden'.
Een zon die men stil laat staan, vooruit, dat is spreektaal, maar zuilen waarop de aarde is gegrondvest? Toeschrijven aan demonische bezetenheid terwijl het gaat om epileptie, een lichamelijke stoornis, plotselinge ongecontroleerde elektrische ontlading van hersencellen? Sluizen (luiken, ramen) des hemels die opengaan om een zondvloed te creëren en daarna weer toegesloten worden? (Gen. 6:11, 8:1). Een gewelf dat midden in de watermassa wordt gecreëerd om wateren boven en onder van elkaar te scheiden? (Gen. 1:6,7)
Het probleem is zelfs nog omvangrijker, want het omvat niet alleen wetenschappelijk ontdekte feiten, maar ook morele zaken die we als evident beschouwen. Zoals indien wij van mening zijn dat slavernij mensonterend is, homoseksualiteit een aangeboren eigenschap is, en kinderen zonder lijfstraffen opgevoed dienen te worden, dan kunnen we met Voetius zeggen dat de patriarchen en profeten en heel het oude volk Israel toch werkelijk niet te dom waren om zulke zaken door de Heilige Geest uitgelegd te krijgen, en via hen alle gelovige lezers van alle volgende eeuwen.

Van den Brink maakt zich er naar mijn mening veel te gemakkelijk van af:
Van den Brink schreef:Vandaag is er vrijwel niemand die dit nog met Voetius en Schoock eens is. We kunnen ons over het algemeen prima vinden in de 'waarnemersperspectiefuitleg' van Jozua 10:12. Daarom lijkt het erop dat Voetius en de zijnen overhaaste conclusies trokken toen ze het schriftgezag hier op het spel zagen staan. Hun stelling dat heel het geloof zou omvallen heeft veel gereformeerde christenen destijds echter wel op het verkeerde been gezet. We mogen ons gelukkig prijzen dat het zo gegaan is; anders zou het christelijk getuigenis tot op de dag van vandaag vermengd zijn gebleven met een algemeen als onhoudbaar ervaren wereldbeeld. Velen zouden zich van de christelijke boodschap afwenden, vanuit de begrijpelijke gedachte dat als datgene wat christenen over de kosmos zeggen zo evident verouderd is, de rest van wat ze te melden hebben ook wel niet zal kloppen.
Van den Brink doet net alsof bovenstaand scenario niet plaatsgevonden heeft en alsof het enkel om de kwestie van geo- versus heliocentrisme draaide. In werkelijkheid heeft Voetius gelijk gehad dat het hele gezag van de Heilige Schrift en daarmee van het christelijk geloof op het spel staat: het inzicht dat de bijbel ons talloze zaken vertelt die pertinent niet kloppen en evident gebaseerd zijn op een achterhaald wereldbeeld is de reden die onze maatschappij in drie eeuwen tijd vrijwel geheel ontkerstend heeft. En is ook de reden waarom mensen die gelovig christen zijn gebleven hun opvatting over de inspiratie van de bijbel enorm hebben moeten afzwakken om gelovig te blijven. De moderne christenen beschouwen hun bijbel allang niet meer zo gezaggevend als vroegere generaties.

Van den Brink geeft eerst een overzicht van het zogenaamde concordisme, dwz de visie dat bijbelse uitspraken over de fysische wereld overeenkomen met de feiten, oftewel gegevens die door de wetenschap vastgesteld zijn. De veronderstelling van de gelovige is dat de bijbel ons enkel correcte informatie biedt, dus ook over het ontstaan van de wereld en over hoe de wereld in elkaar zit.
[De term 'concordism' werd in 1954 bedacht door Bernard Ramm]

Van den Brink geeft een goed overzicht (tevens zeer hilarisch, opzettelijk zo geschreven?) van hoe het de gelovige in de regel vergaat:
1) Men begint vaak als jongeaardecreationist. Deze zienswijze gaat er van uit dat de aarde zo'n zes- tot tienduizend jaar oud is. Men stelt ook dat dit overeenkomt met de wetenschappelijke feiten, mits men bereid is rekening te houden met de bijbel. Ik kom te lezen dat deze zienswijze op het moment zo wankel is geworden dat enkele jongeaardecreationisten er in 1999 zelf toegaven dat jongeaardecreationisme "op dit moment implausibel is op puur wetenschappelijke gronden".
2) Vandaar dat de gelovige vaak na een tijdje 'oudaardecreationist' wordt. Deze zienswijze ontstond overigens al vóór de ontwikkeling van de evolutietheorie. In de 19e eeuw werd om de nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen wat betreft de ouderdom van de aarde in de bijbel te incorporeren, bedacht dat men tussen Genesis 1:1 en Genesis 1:2 een (niet genoemd) hiaat kan veronderstellen, uiteraard een hiaat van dezelfde lengte als men nodig heeft.
3) Probleem voor deze gelovige is dan dat de bijbel vanaf vers 2 dus nog steeds zes- tot tienduizend jaar verhaalt, te weinig om het fossielenarchief te verklaren. De oplossing voor gelovigen die daarmee in de knoop zitten is de dagen van Genesis 1 uit te leggen als geologische tijdsperioden van vele miljoenen jaren. Aan het begin van iedere 'dag' laat men dan Gods scheppend ingrijpen staan. Ook moeten deze gelovigen dan erkennen dat de dood al vanaf het begin aanwezig was in het planten- en dierenrijk, en die dus geen gevolg is van de zondeval. Ook zijn deze gelovigen in de regel bereid om de zondvloed als een regionale gebeurtenis op te vatten, maar wel een gebeurtenis die de gehele mensheid uitroeide.
4) Indien de gelovige tot zover 'gevorderd' is doemt het volgende probleem op: er kan een evolutionaire ontwikkeling geweest zijn die de hoofdgroepen doorbrak, bijvoorbeeld tussen vissen en amfibieën, of reptielen en zoogdieren. Wie deze gedachte toelaat accepteert dan op den duur macro-evolutie. Deze gelovigen moeten om hun problemen met het bijbelverhaal op te lossen het spreken van God op iedere afzonderlijke dag nu "overdrachtelijk uitleggen" (=beeldsprakig). Maar "wel is de kans groot dat men in eerste instantie een uitzondering zal maken voor de mens", aangezien die uniek is.
Men beweegt zich nu in de richting van theïstisch evolutionisme, maar laatstgenoemde onderschrijft slechts een beperkte versie ervan, aangezien men vast blijft houden aan de speciale schepping van de mens. Wanneer men tegenwerpt dat daar geen bewijs voor is antwoordt deze gelovige dat er ook geen bewijs is voor het tegendeel.
5) Volgens Van den Brink duurt het daarna niet lang of men trekt de conclusie dat alle overgangsvormen niet verschillen van de overgangsvormen van de hominiden. Men geeft dan het idee op dat voor het ontstaan van de mens een unieke afzonderlijke scheppingsdaad van God nodig was. Maar omdat de bijbel aan de mens een unieke positie geeft ten opzichte van alle andere schepselen komt de gelovige dan vaak met het idee dat de scheppingsdaad van God het toevoegen van de ziel was. Dit 'model' is de officiële positie van de rooms-katholieke kerk. Deze gelovigen blijven dan zitten met het dilemma hoe overtuigend zo'n dualisme tussen lichaam en ziel is, zowel uit wetenschappelijk als ook uit bijbel perspectief. Beiden zien de mens eerder als een holistische, psychosomatische eenheid.

Van den Brink eindigt deze opsomming met deze opmerkingen:
-zowel natuurwetenschappelijke als (bijbel)exegetische gegeven moeten naar elkaar toe gebogen worden, "waarbij het vaak lastig is aan beide voluit recht te doen". Hiervoor krijgt hij van de mij de prijs van het jaar voor best geformuleerd eufemisme. Voor iemand die het nog niet helemaal goed begrijpt voegt hij er aan toe dat het "ingewikkelde hersengymnastiek" vereist, die "niet altijd overtuigend, maar eerder nogal willekeurig overkomt".
Ik herinner me dat ik ooit een commentaar gaf op de schrijfsels van Jos Strengholt en exact met dit probleem geconfronteerd werd: viewtopic.php?p=386926#p386926

-"Zodra het gekunstelde karakter van een bepaalde harmonisatie zich niet langer laat ontkennen, ontstaat de behoefte om kleine aanpassingen te maken, zodat men weer vaste grond onder de voeten krijgt. Maar na verloop van tijd blijkt deze nieuwe positie weer net zo moeilijk houdbaar te zijn als de vorige. "In feite springt men van de ene ijsschots naar de andere." Op het forum werd dit geïllustreerd door Kasper_Jopin toen hij met heeck aan de praat was (viewtopic.php?f=96&t=16731).
Van den Brink laat weten dat dat de reden is waarom vele jongeaardecreationisten gebrand zijn om zo vast te houden aan hun standpunt, omdat er uiteindelijk veel op het spel komt te staan wanneer ze eenmaal beginnen met 'inleveren'.

-Van den Brink schrijft vervolgens deze opmerkelijke zin: "Het jongeaardecreationisme mag dan wetenschappelijk een zwakke positie zijn, qua bijbeluitleg is het misschien wel de meest consequente positie."

Van den Brink zelf verwerpt het concordisme en kiest voor een andere benadering, waarover later meer.


De Encyclopedist schreef:
02 okt 2017 19:46
Voor mij is het inzicht dat de bijbel geen biologie-, geologie- of astronomiehandboek [...] zo vanzelfsprekend...
Van den Brink maakt zich soms ook schuldig aan deze manier van spreken. Maar imho is het geen eerlijke kritiek op de fundamentalisten. Voor fundamentalisten is het net zo vanzelfsprekend dat de bijbel geen biologie-, geologie- of astronomieboek is.
De Encyclopedist schreef:Is dat zo? Ik heb me laten vertellen dat er in die kringen inzichten over biologie de ronde doen die aanwijsbaar nonsens zijn, bijvoorbeeld de gedachte dat vrouwen een rib meer hebben dan mannen, vanwege Eva's schepping uit Adams rib. Zie dit stukje in Discover Magazine (een anekdote, dus houd zout bij de hand) voor een beschrijving. Nu leert de schrift niets over aantallen ribben bij mensen (of andere dieren), dus kun je dat afdoen als buitenbijbels bijgeloof, maar kennelijk denkt 1 op de 10 leerlingen van de schrijver dat. Die quatsch wordt ongetwijfeld op de zondagsschool doorverteld door catecheten die niet beter weten. Voor iedereen die wel eens een anatomieboek heeft opengeslagen of iets over erfelijkheid heeft geleerd moet het duidelijk zijn dat het kletskoek is, maar waar komt die kletskoek vandaan? En waarom wordt het aangeleerd?

Trouwens, zelfs Answers in Genesis, toch niet in hun eerste leugen gestikt, presenteren dit leerstuk als onjuist.
Ja natuurlijk is dat zo. Met zo'n idioot verhaaltje van een rib aan te komen is enkel een goedkope manier om andersdenkenden belachelijk te maken via als voorbeeld de ideeën van een vreselijk simpele ziel ergens in Alabama te nemen.

Eenzelfde soort unfaire kenschetsing van de tegenstander is de altijd weer herhaalde kritiek dat fundamentalisten alles letterlijk nemen. Niemand in onze tijd met enige scholing en intelligentie leest alles letterlijk.
Ook is 'letterlijk nemen' niet per definitie afkeurenswaardig. Om maar een voorbeeld te geven, zoals Berkhof al opmerkte is niet de jongeaardecreationist dom of naief wanneer hij de dagen van Genesis 1 leest als letterlijke dagen, maar juist de concordist die ze interpreteert als geologische perioden van honderden miljoenen jaren. De eerste is getrouw aan wat de originele schrijver bedoelde te zeggen, de laatste verkracht de historische tekst door die een betekenis te geven die de originele schrijver nooit bedoeld kán hebben.

Waar fundamentalisten/orthodoxen voor staan is dat de bijbel geen foutieve informatie verschaft. Zie je dat dat iets heel anders is?
De Encyclopedist schreef:Me lijkt het verschil nogal subtiel, niet iets heel anders.
OK, toegegeven. Maar het is niettemin een belangrijk verschil. Want men maakt zich via deze retoriek schuldig aan een karikatuur maken van de tegenpartij, hetgeen ook je eigen standpunt aan kracht doet verliezen omdat je er dan blijk van geeft de ander niet goed begrepen te hebben.

Mijn opmerking werd eigenlijk getriggerd omdat ik net voordat ik jouw opmerking las onder ogen kreeg hoe Van den Brink zijn betoog vervolgt. Een inleiding die Van den Brink geeft om de lezer te laten zien waarom hij voor een andere benadering dan die van concordantie kiest. Hij gebruikt daarvoor deze bedenkelijke retoriek:
Van den Brink schreef:We kunnen ons afvragen of de vooronderstelling achter het concordisme in zijn diverse vormen wel juist is: geeft de bijbel ons inderdaad expliciet of impliciet correcte wetenschappelijke kennis over hoe het leven de planeet aarde zich ontwikkeld heeft?
Het woordje 'wetenschappelijk' had hij moeten weglaten, aangezien het voor honderd procent zeker is dat de bijbel geen wetenschapsboek is. Die term is een anachronisme als je het over de bijbel hebt, en je overtuigt je lezer dan op een oneerlijke manier om op jouw standpunt uit te komen.
De werkelijke vraag is of de gelovige mag verwachten dat de in de bijbel gegeven informatie over hoe het leven ontstaan is en zich ontwikkeld heeft, correct is. Maar Van den Brink geeft daar geen antwoord op, omdat hij de vraag zo neerzette dat het een retorische vraag was.
Van den Brink schreef:Was het de bedoeling van de bijbelschrijvers - of van de Heilige Geest - om ons dit soort informatie te geven? Tegelijkertijd kunnen we ons afvragen of het de bijbelschrijvers, zelfs op plaatsen als Genesis 1-3, wel te doen was om de vragen over de oorsprong en ontwikkeling van de aarde die ons vandaag de dag zozeer bezighouden.
Alweer een anachronistische kenschetsing van het onderwerp. Uiteraard hebben de bijbelschrijvers geen antwoorden gegeven op de vragen over de oorsprong en ontwikkeling van de aarde die ons vandaag de dag bezighouden. Maar dat houdt geenszins in dat ze dus niet de bedoeling hadden om ons informatie te geven over de oorsprong en ontwikkeling. Het laatste volgt helemaal niet uit het eerste.
Van den Brink schreef:In het Nieuwe Testament worden we hieraan herinnerd wanneer de brief aan de Hebreeën ons voorhoudt: 'Door het geloof zien wij in dat de wereld tot stand gebracht is door het Woord van God'. Als het in het christelijk geloof inderdaad om een geloofsinzicht gaat - een inzicht waarvan men overtuigd raakt door ontmoeting met God in het spoor van zijn openbaring - is het wellicht niet de bedoeling om de juistheid ervan in het licht te stellen door te zoeken naar een nauwkeurige overeenkomst tussen de oudtestamentische scheppingsverhalen en de resultaten van natuurwetenschappelijk onderzoek. Het 'dat' [God de wereld geschapen heeft] is vele malen belangrijker dan het 'hoe'.
Alweer een volkomen gekunstelde redenatie, alsof men uit het feit dat de bijbelschrijvers geen informatie verschaften op basis van natuurwetenschappelijk onderzoek de conclusie kan trekken dat ze niet de bedoeling hadden om informatie te verschaffen aangaande het scheppingsgebeuren. En alsof uit het feit dat het om de theologische leringen gaat volgt dat andere gegeven informatie er niet toe doet.

In werkelijkheid staan de scheppingsverhalen onder de beroemdste oudtestamentici er zó voor, iets wat Van den Brink volkomen negeert:

-Although von Rad excluded Genesis 1:1-2:4a from this analysis, he judged concerning the rest of Genesis 1-11 that with the Jahwist it would be misdirected theological rigorism not to recognize that what he planned was, as far as might be with the means and possibilities of his time, a real and complete primeval history of mankind. No doubt, he presented this span of history from the point of view of the relationship of man to God; but in the endeavor he also unquestionably wanted to give his contemporaries concrete knowledge of the earliest development of man's civilization, and so this aspect too of J's primeval history has to be taken in earnest. (Old Testament Theology, vol. 1)

Wellhausen aangaande Genesis 1-11 schreef:
-Yet for all this the aim of the narrator is not mainly a religious one. Had he only meant to say that God made the world out of nothing, and made it good, he could have said so in simpler words, and at the same time more distinctly. There is no doubt that he means to describe the actual course of the genesis of the world, and to be true to nature in doing so; he means to give a cosmogonic theory. Whoever denies this confounds two different things—the value of history for us, and the aim of the writer. While our religious views are or seem to be in conformity with his, we have other ideas about the beginning of the world, because we have other ideas about the world itself, and see in the heavens no vault, in the stars no lamps, nor in the earth the foundation of the universe. But this must not prevent us from recognizing what the theoretical aim of the writer of Gen. 1 really was. He seeks to deduce things as they are from each other: he asks how they are likely to have issued at first from the primal matter, and the world he has before his eyes in doing this in not a mythical world but the present and ordinary one.
(Prologomena to the History of Ancient Israel p. 298)


De Encyclopedist schreef:
03 okt 2017 09:11
Het heeft weinig zin wat je verder schreef te citeren; ik weet er te weinig van om iets zinnigs toe te voegen over de bedoeling van de schrijvers van Genesis. Zoals alle oude teksten moeten we die zien in de context van de tijd waarin die geschreven is, in dit geval het Midden-Oosten van de 6e eeuw v.Chr.
Precies, bovenstaande vetgedrukte zin is het centrale punt van belang. Men hoeft er verder geen expert voor te zijn om in te kunnen zien dat gelovige concordistische interpretaties betreffende de scheppingsverhalen deze belangrijkste regel niet eerbiedigen. Harmonisatie met moderne evolutieleer en ouderdom van het universum is daarom bij voorbaat geen serieus te nemen interpretatie voor iemand die wil achterhalen wat de oorspronkelijke schrijver in zijn hoofd had. Het is enkel een spelletje waar bepaalde gelovigen hun geloof mee proberen hoog en droog te stellen.

Even ertussendoor:
Wat betreft de tijd waarin de teksten geschreven zijn is het ingewikkelder.
Genesis 1:1 tot 2:3 is een zogenaamde P(riesterlijke)-tekst. Linguistisch onderzoek heeft uitgewezen dat de taal van dit document ouder is dan het boek Ezechiël (dat uit de tijd van de Babylonische ballingschap dateert, ca. 587), maar aan de andere kant veel parallellen kent met Ezechiël (blijkbaar was Ezechiël bekend met P). De P-bron heeft vele elementen die het verbindt met de tijd van koning Hiskia, koning van Juda in de jaren 715-687 voor de jaartelling.
In de teksten van P komen geen dromen voor, noch engelen, noch sprekende dieren, noch de woorden 'genade' en 'berouw'. De P-bron heeft ook uitzonderlijk veel interesse in leeftijden, maten, cijfers, rangorde, en exacte instructies (heel het boek Leviticus is van zijn hand).

Genesis 2:4b-4:24 is een zogenaamde J(ahwist)-tekst, dwz het oudste document in de bijbel, men denkt vaak aan ca. 900 voor de jaartelling. Er is namelijk een grote serie connecties tussen de J-teksten uit de pentateuch en de zogenaamde hofgeschiedenis van koning David (2 Samuel).

De twee teksten zijn door een late redaktor verbonden via vers 2:4a: "Dit is de geschiedenis van...". Dezelfde zin heeft deze eindredaktor steeds weer herhaald (11 maal) toen hij de verschillende bronnen tot één doorlopend verhaal met elkaar verbond. De zin was oorspronkelijk te vinden als aanvangszin van een derde onafhankelijke bron, die nu hoofdstuk 5 is. De eindredaktor schreef ook 20 maal het woordje God (elohiem) achter de naam Jahweh die de J-verteller gebruikt (in Nederlandse bijbels is de naam Jahweh vervangen door "de HEER" en het eindresultaat klinkt in het Nederlands als "de HERE God" of in de nieuwste bijbelvertaling "God, de HEER"). Dit deed hij echter enkel in Genesis 2 en 3. Blijkbaar een poging om de overgang van "God" (P-document, 35 maal) naar "Jahweh" van de Jahwist glad te strijken. Na hoofdstuk 3 hield hij er mee op en komt men in de J-teksten enkel nog Jahweh tegen.

Inzien dat de bijbel begint met twee verschillende scheppingsverhalen maakt het voor een gelovige moeilijker, aangezien de schrijvers er elkaar tegensprekende beweringen en verschillende theologieën op nahouden. Uiteraard doen de gelovigen in die gevallen meestal weer aan harmonisatie, terwijl iemand die naar de oorspronkelijke betekenis van de tekst zoekt deze tegenstellingen juist naar voren haalt.


Maar nu verder met waar Van den Brink zelf voor kiest. Hij staat voor een alternatieve hermeneutische benadering die hij perspectivisme noemt, en definieert als de visie dat men bij bijbelinterpretatie de theologische inhoud onderscheidt van het wereldbeeld waarin deze inhoud ingebed is. Voor hem als gelovige is de theologische inhoud normatief, maar het wereldbeeld een bijkomstigheid. De grondstelling is daarbij dat de bijbel een door en door theologisch boek is: het gaat om de relatie tussen God en mens.

Van den Brink schreef:Nu wordt de mens in de bijbel weliswaar niet gezien als los individu, maar als geheel en al ingebed in sociale en historische verbanden en ook in het geheel van de geschapen werkelijkheid. De fysische aard van die geschapen werkelijkheid als zodanig is echter geen voorwerp van openbaring. In hun verwijzingen naar de natuurlijke werkelijkheid zoals de hedendaagse wetenschap die bestudeert, volgden de bijbelschrijvers veelal gewoon de ideeën die in hun dagen gemeengoed waren - slechts daar waar die op gespannen voet staan met het geloof van Israel corrigeren ze deze nadrukkelijk. Het wekt geen verbazing dat die destijds gangbare ideeën in veel gevallen niet langer aannemelijk zijn. Dit vormt echter ook geen probleem, omdat het op geen enkele manier afbreuk doet aan de manier waarop de bijbel ons tot God brengt en ons confronteert met Gods boodschap. Het lezen van de bijbel moet op het verstaan van deze boodschap gericht zijn. We moeten deze boodschap niet verwarren met wetenschappelijke categorieën, aangezien die een heel andere manier van kijken, een ander perspectief veronderstellen. Richt het wetenschappelijke perspectief zich op de feitjes, het theologische heeft betrekking op de zin van het bestaan. Daarbij gaat het ook om feiten, maar van een totaal andere orde: over wie God is in relatie tot ons en wie wij zijn in relatie tot God.

Mijn haren rijzen ten berge bij het lezen van deze halfslachtigheid, hetgeen dicht in de buurt van wartaal ligt. Om zijn geloof in God en zijn relatie met de mens, oftewel de gedachten die christenen aan de hand van een paar antieke teksten voor zichzelf verzonnen hebben, die als een wolkenflard om de gelovige heen hangt en waarvan hij de lucht in- en uitademt, scheidt Van den Brink dus wat hij als de hopeloos verouderde verpakking ziet van de voor hem waardevolle inhoud. Het eerste geeft hij toe als ronduit incorrecte informatie, en het tweede roept hij uit tot feiten! En let op hoe hij wetenschappelijke kennis aanduidt als "feitjes", een veelzeggend woord waaruit de typisch religieuze minachting spreekt dat dit soort kennis weinig waarde heeft in het leven.

Van den Brink schreef: Het perspectivisme is een aantrekkelijke positie. Men is op deze manier elke gekunstelde poging tot harmonisatie voorbij. In plaats van zoveel mogelijk 'redden wat er te redden valt', maakt men een duidelijke en onomwonden keus voor de prevalerende gezichtspunten in het natuurwetenschappelijke discours, terwijl men in alle eerlijkheid erkent dat deze vaak onverenigbaar zijn met uitspraken over de fysische werkelijkheid die we in de bijbel tegenkomen. Vanuit hermeneutisch dogmatisch gezichtspunt is dat echter geen probleem, aangezien zulke feitelijke uitspraken simpelweg niet tot de bijbelse boodschap behoren.

Ik begrijp niet hoe een professor deze laatste zin kan uitspreken en in zijn bespreking van het onderwerp enkel gefixeerd blijven op de eerste drie hoofdstukken van de bijbel. Verspreidt dit perspectivisme zich niet meteen als een olievlek tot het geheel van de bijbel? Wat moeten we met alle wonderen? Behoren ze "simpelweg" niet tot de bijbelse boodschap omdat wij natuurwetenschappelijk geschoolde moderne mensen geleerd hebben dat er geen wonderen zijn? Behoren de engelen- en demonenwereld (en alles wat daaraan vast zit) niet tot de bijbelse boodschap? Wij natuurwetenschappelijk geschoolde moderne mensen hebben tenslotte allang geleerd dat er helemaal geen engelen en demonen zijn.
En zo komen we meteen op het denkbeeld van God zelf. Op welke grond blijft een God die een relatie met ons wil nu staan als een feit wanneer men moet toegeven dat de bijbelschrijvers eenvoudig kinderen van hun tijd waren, en op de details van hun eigen geloof na eenvoudig het ideeëngoed (lees: het bijgeloof) dat in hun dagen gemeengoed was navolgden?
En wat voor argument is dat woordje "simpelweg"? Wanneer ik een paar bijbelboeken verder lees dat de sabbat iedere week gevierd moet worden, "Want in zes dagen heeft de HERE de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag", mag ik dan opmerken dat deze bijbelschrijver de verpakking van zeven dagen voor het scheppingswerk heel duidelijk tot onderdeel van de boodschap liet zijn?


Overigens is wat Van den Brink hier voorstelt geenszins een nieuwe kijk op het oude boek. De hele vorige eeuw is al tsjokvol van theologen die perspectivisme voorstelden, zij het met andere benamingen. Rudolf Bultmann noemde het het demythologiseren van de bijbel, van waaruit de gelovige "de existentiële boodschap" (het Kerygma) zou moeten destilleren. Dennis Nineham stelde voor, geconfronteerd met cultureel relativisme, dat onze cultuur inmiddels geheel boven de cultuur van de bijbel is uitgegroeid waaruit volgde: "Our task is to reproduce their state of mind rather than their beliefs about historical events or ethical opinions".
Gaat hij zover als genoemde theologen? Zo niet, waarom niet? Jammergenoeg komen deze twee schrijvers niet voor in het boek van Van den Brink.
Perspectivisme heeft ook veel weg van de manier waarop wij sprookjes of Griekse mythologie of Tolkiens The Lord of the Rings lezen. Niets is er van waar, behalve een 'geestelijke' (zo men wil 'existentiële') boodschap. Maar gaat Van den Brink zo ver? Het zou me zeer verbazen en ik verwacht dus dat hij in het vervolg van het boek zoveel mogelijk krijtlijnen neerzet waarbuiten hij niet wil lopen.
De Encyclopedist schreef:
05 okt 2017 18:05
Ik wil graag weten wat ik van de bijbel serieus moet nemen. Volgens VdB is dat alles wat hij vindt dat tot de bijbelse boodschap behoort en kennelijk horen zaken die in strijd zijn met moderne wetenschappelijke kennis daar niet bij. Wat maakt die mening beter dan mijn mening dat de bijbel van Genesis tot Openbaring mythologie is?
Eén antwoord is m.i. theologen-kretologie:
Van den Brink schreef:Richt het wetenschappelijke perspectief zich op de feitjes, het theologische heeft betrekking op de zin van het bestaan. Daarbij gaat het ook om feiten, maar van een totaal andere orde: over wie God is in relatie tot ons en wie wij zijn in relatie tot God.
Bijbelse invulling die betrekking heeft "op de zin van het bestaan", hetgeen hij opsomt als "wie God is in relatie tot ons en wie wij zijn in relatie tot God", roept hij hier uit als zijnde feiten.

Wat feiten betreft tikt hij orthodoxe christenen op hun vingers wanneer ze denken dat de bijbel zaken weergeeft die wetenschappelijk als ’feiten’ bestempeld kunnen worden:
...dat is alsof je het drielagig universum van het oude Nabije Oosten probeert in te passen in de hedendaagse kosmologie. Op die manier maken we een belangrijke categoriefout door de perspectieven van de bijbel en de wetenschap met elkaar te vermengen en de bijbel op oneigenlijke wijze te gebruiken.
Van den Brink heeft er dus een goede neus voor om oneigenlijk gebruik van de bijbel op te sporen, maar oneigenlijk gebruik van een wetenschappelijke term "feit" - deze term aan te wenden voor geloofsopvattingen -, is voor de hoogleraar geen probleem.

Maar tegen de gelovige die ronduit toegeeft dat Genesis 1-3 volkomen mythisch is antwoordt hij in deze bewoordingen:
Van den Brink schreef:De boodschap van de bijbel is niet zo eenvoudig los te pellen van de vorm waarin die gegoten is. Wie de boodschap terugbrengt tot een aantal lessen of principes of ’eternal spiritual truths’, hoe waar die ook zijn, en het historische kleed waarin deze naar ons toe komen als een lege huls achter zich laat, houdt toch iets anders over dan de bijbelse visie op hoe God zich tot ons verhoudt. Want deze bijbelse visie heeft een door en door historisch karakter.
Voor Van den Brink is het daarna een angstvallig balanceren tussen deze gedachte en het opgeven van historiciteit daar waar de evolutiewetenschap ons daartoe dwingt.
Van den Brinks koorddansen begint meteen in de volgende paragraaf. Ik kom daar de enige maal dat Bultmann voorbij komt toch tegen. (Het Register van namen beloofde dat hij op pagina 13 vermeld zou zijn, waar ik hem met zekerheid niet aantrof, maar het bleek pagina 133 te zijn, een drukfoutje). Jammergenoeg komt Bultmann als een afterthought voorbij, als een prikkelend argument van kritiek op een theoloog Lamoureux, die Van den Brink bespreekt. Ik heb zelf nooit van deze Lamoureux gehoord, maar hij wordt gekenschetst als iemand die de religieuze boodschap van belang terugbrengt tot een aantal lessen of principes of 'eternal truths'. Volgens Van den Brink spreekt hij in het boek EVOLUTION scripture and nature say YES afwisselend over 'life changing spiritual truths', 'inerrant spiritual truths' en life-changing messages of faith'. Informatie gegeven door lezers bij een ander boek, I love Jesus and I accept evolution laat weten dat we hier met een man te maken hebben die zowel born-again christian is als Associate Professor of Science and Religion at St. Joseph's College in the University of Alberta, en hij zowel in theologie als in biologie een doctoraat heeft. Een ware Canadese Ouweneel!
Van den Brink laat weten dat hij te ver gaat.
Van den Brink schreef:We hebben vanuit het christelijk geloof een omvattende visie, een constituerend verhaal nodig over hoe het leven op aarde zich ontwikkeld heeft en over hoe wij mensen geworden zijn wie we zijn. Als we niet beschikken over zo'n verhaal, zal onze manier van denken snel gekleurd worden door atheïstische verhalen waarin God helemaal geen rol speelt. De grondige 'ont-wereldbeeldisering' die Lamoureux voorstaat, verschilt methodisch niet zoveel van de ont-mythologisering die Bultmann op het Nieuwe Testament toepaste. Weliswaar ging Bultmann veel verder (Lamoureux laat de heilsfeiten onaangetast), maar Lamoureux' benadering is niet structureel anders - en deze zou wellicht, concistent doorgedacht, moeten eindigen waar Bultmanns programma eindigde. Men bedenke daarbij dat ook Bultmann zijn voorstellen deed vanuit nobele intenties, namelijk om als luthers-piëtistisch theoloog de houdbaarheid van het christelijk geloof te verdedigen met het oog op de eigen tijd. Daarbij bleek de geloofsinhoud echter wel grotendeels te verdampen, omdat hij elk spreken over Gods reddend ingrijpen beschouwde als onderdeel van het oudoosterse wereldbeeld. Het kwam erop neer dat het hele terrein van de historie aan het handelen van God onttrokken werd.
De vraag is dus of men zich via een radicaal-perspektivische benadering tegen elke mogelijke botsing tussen geloof en wetenschap moet willen beschermen.
"Een radicaal perspectivisme wordt te onzent ook verdedigd door Taede A. Smedes (God en Darwin, geloof kan niet om evolutie heen, 2009)" laat Van den Brink nog weten in een voetnoot.

Lamoureux mag zich dus evangelicaal noemen, hij is wat de uitleg van Genesis betreft moeilijk van Bultmann te onderscheiden (en dus bij nader inzien geen Ouweneel, die nooit de moed gehad heeft om zover als Lamoureux te gaan). Begrijpelijk dat Van den Brink nu moet terugkrabbelen, want welke gereformeerde heeft een goed woordje over voor Bultmann, maar daarmee eindigt hij in een zeer halfslachtelijke omarming van perspectivisme. Zoals mijn eerste reaktie op Van den Brinks perspektivisme liet zien trok ik onmiddellijk een lijn naar Bultmann en de wetenschappelijke problemen die ook aan de heilsboodschap vastzitten (wonderen). Bultmann is de persoon die perspektivisme consequent tot het eind beloopt. Dán doe je echt wat je voorstelde in de definitie van de werkwijze die je had.
Doe je dat niet dan blijf je eenvoudig zitten met het probleem van ijsschotsen springen en gekunstelde harmonisaties, waarvan Van den Brink zoëven triomfantelijk beweerde bevrijd te zijn!

Nog erger is terugkrabbelen met als argument dat als we teveel naar ons wetenschappelijk wereldbeeld gaan luisteren "onze manier van denken snel gekleurd zal worden door atheïstische verhalen waarin God helemaal geen rol speelt". In de wetenschappelijke methode en uitleg van de zaken komt de inbreng van God inderdaad nooit naar voren. Maar om dit een 'atheïstisch verhaal' te noemen is een niet erg geslaagde verwoording, want het geeft de lezers de indruk dat men ideologisch bezig is in de wetenschap, en dat is beslist niet het geval.
Het probleem voor de gelovige ziet Van den Brink uiteraard goed in: een verhaal, even later uitgelegd als geschiedenis waar de gelovige God een rol kan zien spelen is nodig, aangezien men anders gemakkelijk op atheïsme aankomt. Maar Van den Brink doet hier alsof het probleem een argument voor zijn benadering is.

Het wordt nu schipperen voor Van den Brink:
Van den Brink schreef:We moeten in elk geval voorkomen dat we met het badwater van het concordisme het kind van de geschiedenis weggooien. Vanaf de eerste hoofdstukken van Genesis blijkt het theologisch perspektief van de bijbel - en daarmee de boodschap die deze wil overbrengen - namelijk onlosmakelijk verbonden met het verloop van de geschiedenis.
Dat belooft niet veel goeds.

Lamoureux gebruikt als één argument voor zijn betoog wat bekend staat als de hermeneutische traditie van accomodatie: primitieve zaken in de bijbel kunnen worden uitgelegd via de lering dat God zich noodzakelijkerwijze moet aanpassen aan de mens, omdat wij de werkelijkheid niet zouden begrijpen. Volgens Calvijn (maar de kerkvaders schermden hier al eerder mee om de toeschrijving in de bijbel van een mond, oren, neus, ogen, handen en voeten van God uit te leggen) schreef dit erover:
Calvijn schreef:Wie heeft er immers zo weinig verstand dat hij niet begrijpt dat God met ons hetzelfde doet als vrouwen die kleine kinderen verzorgen en daarbij een soort brabbeltaaltje gebruiken? In zo'n manier van spreken wordt niet helder en duidelijk uitgedrukt hoe God is, maar het doet ons Hem kennen op een manier die aan onze zwakheid aangepast is. Om dat te bereiken moet God heel diep uit zijn verheven staat afdalen.
Van den Brink beweert vervolgens dat Calvijn hier "strikt genomen" niet bedoelt te zeggen dat wat de bijbeltekst zegt feitelijk onjuist is, hij spreekt enkel over niet geheel helder. Een buitengewoon vergezochte bewering. Vervolgens zegt Van den Brink erachteraan dat de accomodatieleer op een bescheiden manier mag worden toegepast, namelijk op het antieke wereldbeeld dat de schrijvers hebben.
Van den Brink schreef:We pasten Calvijns accomodatieleer toe en concludeerden dat de bijbel meer recht gedaan wordt wanneer we uitspraken die het bijbelse wereldbeeld veronderstellen (en die gezien moeten worden als goddelijke accomodaties aan de eerste lezers) niet verwarren met zijn primaire focus: de relatie die God met ons wil aangaan via Israel, in Jezus Christus en de Geest.
Alweer verbaas ik me erover hoe blind gelovigen zijn voor de meest eenvoudige zaken die een ongelovige opvallen bij het lezen van de bijbeltekst: al die gelovige apologeten beschouwen de bijbelteksten waar men de antropomorfe God tegenkomt als het spreken van God tot de mens. Maar wanneer men deze verzen leest zal men zien dat het een bijbelschrijver is die wat beweert. Genesis 1 is de visie van een priester, een bijbelschrijver, nergens wordt geclaimd dat het een openbaring van God zou zijn. Of neem de plaatsen in Genesis waar van Jahweh wordt gezegd dat hij nederdaalde om iets te kunnen zien. Tot tweemaal toe (verhaal van toren van Babel en Sodom & Gomorra) schrijft de bijbelschrijver dat Jahweh moest nederdalen om iets te kunnen zien of om erachter te komen of iets waar was. Er is hier helemaal geen sprake van een godspenbaring. Het is een geschiedschrijver die men tegenwoordig de J-bron noemt, die een verhaal vertelt. Nu kan men natuurlijk geloven dat God indirekt achter de bijbelteksten zit, maar dat is dan een volkomen geforceerd geloof. De bijbelschrijvers hadden absoluut geen goddelijke inspiratie nodig om primitieve zaken op te schrijven. Dat konden zij helemaal uit zichzelf. Er is dus helemaal geen reden om goddelijke leiding van de tekst te veronderstellen. Integendeel: indien men met de kleinste aanleiding genoegen neemt dat het om een een goddelijk geïnspireerde tekst gaat, is het minste waaraan we goddelijke leiding zouden kunnen herkennen de afwezigheid van dit soort primitieve voorstellingen.
Deze hele leer van accomodatie is een verlegenheidsargument. Want voor het begrip van de mens van drieduizend jaar geleden zou het echt niet te moeilijk geweest zijn om de bijbelschrijvers te laten schrijven dat de aarde veel ouder is dan de mens, dat God niet hoeft af te dalen om iets te zien of (om maar iets anders voor de hand liggends te noemen) dat een volk van God dat uit slavernij bevrijd werd uiteraard niet zelf een systeem van slavernij erop na houdt.
De Encyclopedist schreef:
07 okt 2017 19:50
resoneert opvallend met wat Jack Cohen en Ian Stewart een lie-to-children noemen: "a statement that is false, but which nevertheless leads the child's mind towards a more accurate explanation, one that the child will only be able to appreciate if it has been primed with the lie"
Er zijn hier twee punten om te overdenken: wie is in de scheppingsverhalen de persoon die accomodeert? Dat is pertinent niet God, want de teksten zijn geen visioenen, openbaringen van God.
De schrijver van Genesis 1 accomodeert ook niet. Hij geeft de weergave van zijn eigen wereldbeeld, en is niet bezig bijbellezers een bewust door hem vereenvoudigd wereldbeeld dat de minder ontwikkelde lezer kan begrijpen voor te leggen.
Er is dus op geen enkele manier sprake van accomodatie zoals traditioneel altijd opgevat. (De definitie van accomodatieleer is: in zijn openbaring stelt God zich in op de mens van dat moment.)

Indien men al van accomodatie wil spreken, dan zou het een leer moeten zijn die stelt dat God toelaat dat bijbelschrijvers allemaal onzin (onwaarheden) in de bijbel neerzetten, omdat de mens nu eenmaal primitief is. Bijgevolg hebben wij moderne lezers het recht om met onze moderne inzichten één en ander recht te zetten. Iets wat we geheel natuurlijk altijd doen wanneer we de Griekse mythen lezen. We gooien zonder dat het ons stoort een hoop aan de kant als kaf, maar waarderen het als leuke 'inkleuring' om er een smeuiig verhaal van te maken, en halen af en toe uit een verhaal een 'diepere betekenis', een lering die ook in ons leven nog zinnig is.
Maar dan kom je te zitten met het probleem dat Van den Brink in zijn boek ook vermeldt, dat je dan alles in de bijbel wat niet strookt met je eigen opvattingen kan uitleggen als geaccomodeerd taalgebruik. Interpretatie (en bijgevolg je geloof) wordt dan een kwestie van willekeur, of, zoals Van den Brink het verwoordt, "daardoor laten we feitelijk de bijbel buikspreken". In feite betekent dat dat je het traditionele argument dan hebt omgedraaid: niet God maar wij moderne mensen doen aan accomoderen (aanpassen).

Het tweede punt is dat een gelovige wellicht accoord zou kunnen gaan met simplificatie, maar niet met leugen. Dat God zich zou moeten aanpassen om zich te kunnen openbaren en informatie aan de mens zou moeten versimplificeren lijkt een redelijke aanname. Ik denk dat iedereen het met simplificatie op zich wel eens kan zijn. Men kan zaken sterk vereenvoudigd uitleggen zonder in leugens te vervallen. In het Wiki-artikel wordt een voorbeeld gegeven: tegen een kind zeggen dat je van twee geen drie kan wegnemen. Dat is geen leugen, het is eenvoudig waar voor wat betreft alle zaken waar negatieven niet in aanmerking komen.
"Leugen" is echter een brug te ver, daar kan men God nooit mee opzadelen. Daarom maakt Van den Brink de opmerking die ik vergezocht noemde. Een orthodox gelovige neemt om zijn geloof in inspiratie van de bijbel te blijven onderhouden liever zijn toevlucht tot de zienswijze dat de bijbel een beeld kan geven zoals een wazige spiegel dat doet: niet scherp en volledig juist, maar daarom nog niet onbetrouwbaar of minder waar. Maar deze positie levert voor de gelovige bijbellezer naar mijn mening koorddanserij op dat onherroepelijk eindigt in vallen.

Overigens een interessante discussie die je er bij haalde! Het zal vast niet altijd gemakkelijk zijn om te bepalen of iets nu wel of net niet een leugen is. Zo stond er in het boekje waar ik mijn eerste seksles uit kreeg een heel simpele tekening van een zaadcel, dat geheel zwart gekleurd was, als een dikkopje. Toen ik later op de hoogte kwam van zaaduitstorting was ik zeer verbaasd dat het witgekleurd was.
Born OK the first time

Gebruikersavatar
Rereformed
Moderator
Berichten: 16972
Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
Locatie: Finland
Contacteer:

Re: Van den Brink: En de aarde bracht voort - recensie Rereformed

Bericht door Rereformed » 12 nov 2017 13:38

Hoofdstuk 5 Schepping van lijden en goedheid van God

Op naar hoofdstuk 5! In dat hoofdstuk behandelt Van den Brink de vraagstelling hoe het lijden in de wereld met een goede God gerijmd kan worden indien de gelovige de evolutieleer omarmt. Een kanjer van een theologisch probleem.

Allereerst het antwoord van het historische christendom van alle eeuwen. De traditionele uitleg die christenen gegeven hebben is dat de dood en daarmee al het lijden een gevolg was van de zondeval van de mens. Deze verklaring noemt men in Amerika tegenwoordig "the cosmic fall theory", een term die uitstekend laat zien hoe de christelijke mens zichzelf ziet als het centrum van het gehele universum. Inderdaad ben ik vanouds ook bekend geweest met deze redenering en schaam ik me er nu voor dat ik in mijn jonge jaren voor zulke dwaasheid ontvankelijk was. Voor de gelovige klonk die redelijk, want via deze gedachte spreek je God vrij van alle ellende die in de levende natuur ingebakken zit.
Nu ik tegenwoordig als een buitenstaander kijk naar dat geloof waar ik ooit deel van uitmaakte, sta ik er verbaasd over hoe een gelovige deze traditionele kijk op de zaak kan blijven onderhouden zonder zich af te vragen hoezeer dit antwoord een beroep doet op magisch denken. Adam en Eva aten van een verboden vrucht en daarmee verviel de gehele kosmos? Opeens kwamen er steekvliegen? Opeens groeiden er slagtanden? Opeens veranderden spijsverteringsorganen? Opeens ontstonden er ziekten? Van den Brink laat nog weten dat sommige gelovigen zelfs zo ver gaan te denken dat deze 'kosmische val' zich zelfs uitstrekt tot de niet-levende natuur: ook zaken als een dodelijke meteorieteninslag zijn het gevolg van de zondeval. Daarmee spreekt men God dus ook vrij van al het natuurgeweld waar wij mee te kampen hebben. Droogte, aardbevingen, hittegolven, orkanen, overstromingen, extreme hitte en koude: het is allemaal onze schuld. Sad!

Dat bovenstaande traditionele redenering gezien vanuit de huidige kennis die de mens heeft opgedaan absolute kolder is moge voor iedere ongelovige duidelijk zijn. Maar Van den Brink schrijft voor gelovigen, mensen die bereid zijn op Trump te stemmen. Daarom laat hij enkel fijntjes weten dat de zondeval zo opgevat zulk een ingrijpende gebeurtenis moet zijn geweest, dat we ons er enkel over kunnen verbazen dat de bijbel ons er niets over vertelt. Een schot in de roos.
Een theoloog Bimson laat in een voetnoot weten dat de traditionele uitleg van 'de kosmische val' slechts op de interpretatie van enkele sleutelteksten gebaseerd is, en in de rest van de bijbel niet besproken wordt. Welke teksten precies laat Van den Brink niet weten.
Maar sinds wanneer zou dat een argument moeten zijn om het te verwerpen? Voor de malle leer dat de inspiratie van de gehele bijbel door God geïnspireerd is hebben de christenen nog minder sleutelteksten, om precies te zijn maar één tekst (2 Tim. 3:16), nota bene een tekst die dit argument uitdrukkelijk tegenspreekt: "Elke schrifttekst is door God geïnspireerd en kan gebruikt worden om onderricht te geven, om dwalingen en fouten te weerleggen, en op te voeden tot een deugdzaam leven".

Overigens hebben sommige gelovigen nog een oplossing gevonden voor die slagtanden. Dit toppunt van menselijk vernuft om zijn fantasieën maar voorrang te kunnen geven mag niet onvermeld blijven. De Duitse theoloog Emil Brunner wees op de mogelijkheid dat de alwetende schepper de schepping al van te voren de vormgeving heeft gegeven die die zou krijgen na de zondeval van de mens. Deze ludieke opvatting noemt Van den Brink een "zondeval met terugwerkende kracht". Van den Brink laat weten dat hij een probleem ziet: de opvatting zou misschien redelijker klinken indien de mens ongeveer gelijktijdig met de dieren geschapen zou zijn, maar in geval we de evolutieleer serieus nemen en spreken over honderden miljoenen jaren voordat de mens op het toneel verschijnt, zitten we met de lastige vraag waarom God ons deze les wilde leren via zo'n lange weg van onnodig lijden. Hij had eenvoudig hetzelfde kunnen bereiken als hij de wereld geschapen had zoals de jongeaardecreationisten zich dat voorstellen.

Van den Brink geeft nog wat interessante informatie betreffende deze traditionele uitleg. Zo laat hij weten dat deze opvatting een theologisch probleem schept vanwege onze algemene ideeën over rechtvaardigheid. Dat dieren moeten lijden vanwege een menselijke misstap gaat er bij ons maar moeilijk in als 'rechtvaardig'. Hetzelfde probleem doemt overigens op wanneer we de opvatting van de 'erfzonde' erbij halen.
Ook laat Van den Brink nog weten dat de traditionele opvatting zo algemeen aanvaard was dat toen de eerste dierlijke fossielen gevonden werden in de 17e eeuw, de eerste reaktie ontkenning van hun authenticiteit was, via het argument dat God de fossielen had gecreëerd om verwaande wetenschappers te misleiden. Wat later kwam men op een enigszins ontwikkelder theorie, dat ze het resultaat waren van Noachs zondvloed.

Van den Brinks betoog houdt zich daarna bezig met hoe we het theologisch dilemma van tot de originele schepping behorende dood, pijn en lijden kunnen rijmen met een goede scheppergod.

Als aanloopje verkent hij eerst de ontkenning van het probleem. Men zou kunnen opperen dat er helemaal geen probleem is. Het dilemma zou enkel een probleem zijn vanwege laatmoderne westerse gevoeligheid. Volgens Descartes ervaren dieren helemaal geen pijn, aangezien ze geen zelfbewustzijn hebben. Als ze geen "ik" kunnen zeggen kunnen ze ook geen lijden ervaren. Het zijn machines. Descartes schijnt nog steeds volgelingen te hebben, en Van den Brink laat weten: "de opvatting dat dieren geen pijn voelen, kan niet eenvoudigweg van de hand gewezen worden als 'absurd'". Hetgeen naar mijn mening zo'n absurde bewering is dat ik me weer afvraag waarom in vredesnaam ik dit boek lees.

De volgende oplossing wordt aangeboden door Christopher Southgate, biochemicus en theoloog, die een boek schreef genaamd The Groaning of Creation. Wat hij hier zegt staat in zijn boek zelfs gecursiveerd, om aan te geven dat het het beste is waar hij mee aan kan komen:

Christopher Southgate schreef:Ik houd het erop dat het soort universum dat we hebben, waarin complexiteit ontstaat in een proces dat aangestuurd wordt door darwiniaanse natuurlijke selectie en dus door dood, pijn, predatie en geldingsdrang, het enige soort universum is dat kon leiden tot de rijkdom, schoonheid, complexiteit en diversiteit van schepselen die de aarde heeft voortgebracht.
"Natuurlijk lijden is dan dus een noodzakelijke voorwaarde om het ontstaan van wezens veilig te stellen die Gods beeld dragen", laat Van den Brink erop volgen.
Vreemd genoeg laat Van den Brink niet horen dat dit argument van Southgate een op de evolutietheorie toegepaste variant is van wat Leibniz ooit bedacht als antwoord op het probleem van het kwaad, waar Voltaire later kostelijk de draak mee stak in zijn boekje Candide. Geconfronteerd met de redeneringen:

1.Indien God almachtig is, alwetend en algoed (zoals de christenen altijd beweerd hebben), dan volgt hieruit dat deze wereld de best mogelijke is.
2. Maar deze wereld is niet de best mogelijke.
3. Dus God is ofwel niet almachtig, of niet alwetend of niet algoed.

concludeerde Leibniz dat aangezien punt 1 nu eenmaal waar is en de conclusie 3 niet waar kan zijn, derhalve punt 2 ongeldig móet zijn. Voilá. Hiermee is de stelling bewezen: deze wereld is de best mogelijke. :roll:

Men kan het argument natuurlijk nog wat ingewikkelder maken om meer indruk te maken, zoals dat een kleiner kwaad wellicht geoorloofd is indien het een groter goed dient, maar hierop antwoordt Van den Brink op zijn helderste best:
Van den Brink schreef:Gezien de onvrijwillige betrokkenheid van dieren in de evolutionaire 'survival of the fittest' en de vele ogenschijnlijk doelloze gevallen van dierenleed - waaronder op het oog gruwelijke manieren waarop dieren jacht op elkaar maken, zoals het tergend langzaam verslinden van het prooidier - kunnen we ons inderdaad afvragen waar dit alles 'in 's hemelsnaam' goed voor is. Wat voor hogere doelen kunnen dit enorme lijden rechtvaardigen? Wanneer we het toeschrijven aan Gods plan met zijn schepping, verklaren we dan niet iets goed wat in werkelijkheid een groot kwaad is?
Van den Brink moet bijgevolg hierna aankomen met de strohalm waar christenen zich altijd aan blijven vastklampen: God naar een werkelijkheid verplaatsen waar wij zielige mensjes eenvoudig niet bij kunnen.
Van den Brink schreef:We zijn simpelweg niet in de positie om de mogelijkheid uit te sluiten dat inderdaad zwaarder wegende zaken een rol spelen, ook al kunnen we ons geen voorstelling maken van wat deze zaken kunnen zijn en waarom ze zoveel lijden noodzakelijk maken. We weten het gewoon niet en moeten ook niet doen alsof we het weten.
Eenzelfde goocheltruc als waar professor Ouweneel zich aan schuldig maakte toen hij het probleem van het kwaad besprak in zijn teleurstellende boekje De God die is. Ik gaf er ooit commentaar op dat ik betitelde als het ultieme verraad aan eerlijk denken:
Rereformed schreef: Dit is een vreselijk argument! Hetzelfde argument wordt door alle inquisities, nazi's en communisten gebruikt om hun maatregelen van uitroeiing van bepaalde volken/groepen te vergoelijken: men is altijd bezig met de creatie van een groter goed.
Uiteraard is dit argument volkomen vals: een groter goed kan een kwaad nooit vergoelijken.
Van den Brink laat weten dat wij mensen af en toe wél van mening zijn dat een bepaald kwaad te tolereren is wanneer het een groter goed dient. We tolereren bijvoorbeeld verkeersongelukken met dodelijke afloop of levenslange ernstige gevolgen, zelfs de dood van vele 18-25-jarigen, omdat autorijden voor ons veel belangrijker is dan de dood of het lijden van enkele mensen.
Van den Brink schreef:Daaruit zou men kunnen afleiden dat het misschien ook niet moreel verkeerd is voor een volkomen goede God om een wereld te scheppen die naast de vele baten ook zoveel lasten bevat.
De meest voor de hand liggende tegenwerping tegen deze redenatie komt niet bij Van den Brink op, namelijk dat wij mensen onszelf nooit voor algoed hebben verklaard.
Maar hij komt wel aan met twee andere tegenwerpingen: in het geval van autorijden wordt niemand gedwongen om eraan deel te nemen. Dieren daarentegen hebben er nooit voor gekozen om onderdeel te worden van de biologische cyclus van eten of gegeten te worden. En ten tweede beweren christenen dat God almachtig is. In dat geval is het moeilijk in te zien waarom een almachtige God zoveel slachtoffers zou moeten tolereren. Maar ja, moeilijk is voor een gelovige niet onmogelijk:
Van den Brink schreef:De opvatting dat we skeptisch dienen te zijn over onze menselijke vermogens om Gods redenen aan te wijzen voor het toestaan van kwaad en lijden - kan derhalve een adequaat antwoord zijn op het probleem van dierlijk lijden.
Van den Brink geeft vervolgens nog een tweede verklaring voor het lijden van dieren: het bijgeloof dat christenen hebben betreffende 'demonische machten':
Van den Brink schreef:Alles wat ellendig is in de natuurlijke wereld is veroorzaakt door een groep niet-menselijke geesten met satan als aanvoerder. Satan is het hoofd van de engelen die door God voor alle tijden geschapen werden, maar die reeds voor de dageraad van de menselijke (en dierlijke) geschiedenis tegen hun schepper rebelleerden. Sommigen verbinden deze gedachte met de eerder besproken hiaattheorie, volgens welke er een bepaalde tijdsperiode verstreken is tussen Genesis 1:1 en het 'woest en ledig' van vers 2. Het zou gedurende deze periode zijn dat de engelen Gods afvielen en demonisch gedrag gingen vertonen, onder meer door Gods oorspronkelijke schepping te perverteren. Maar ook los van deze datering komt deze visie voor.
Plantinga, C.S. Lewis, Michael Lloyd en George Boyd, Thomas Torrance en Nicola Hoggard Creegan zijn boekenschrijvers die door Van den Brink worden genoemd als verdedigers van deze opvatting. Van den Brink schrijft in een voetnoot dat het idee van een engelenval in het Nieuwe Testament wordt ondersteund door twee "relatief late" teksten (hij durft niet te schrijven twee pseudepigrafen (geschriften valselijk op naam van een apostel geschreven) waarvan de één de tekst van de ander gekopieerd heeft, 2 Petr. 2:4 en Judas 1:6), die beiden teruggaan op eerdere joodse tradities (hij laat hier achterwege te vermelden dat ze zich baseren op het evenzeer valse geschrift het Boek van Henoch, een geschrift vol bijgelovigheden dat deze nieuwtestamentische bijbelschrijvers als goddelijke autoriteit beschouwden).
Dit christelijke bijgeloof betreffende demonische machten wordt ook vaak gebaseerd op twee oud-testamentische passages die men volkomen verkrachten moet om op dat gewenste resultaat te komen: Jesaja 14:12-15 en Ezechiël 28:12-19.

Tegen mensen zoals ik die om deze kolder lachen zegt Van den Brink:
Van den Brink schreef:Aan diegenen die zo'n voorstelling maar fantasievol vinden, antwoordt Lewis dat "het bestaan van de Satan en zijn val geen feiten [zijn] waarvan zij weten dat ze niet kloppen; die zijn niet in tegenspraak met feiten die de wetenschap heeft ontdekt, maar alleen met het vage 'denkklimaat' waarin wij toevallig leven".
Van den Brink gaat vervolgens weer eens koorddansen. De natuur moet hij nu kenschetsen als "geïnfiltreerd door een extern kwaad" (Torrance), met werkingen en kenmerken van "een kwaadaardige verwringing" ('malignant twist', Torrance), maar tezelfdertijd moet hij erachteraan schrijven:
Van den Brink schreef:Ondanks alle tragiek proeven we toch ook de pure schoonheid en goedheid van de rijke variatie aan levensvormen die onze planeer bevolkt. In die zin mogen we als gelovigen nog steeds de hand van God ontdekken in de natuur en kunnen we inzien waarom de geschapen werkelijkheid 'goed' werd genoemd.
Eerlijk gezegd zie ik niet in waarom we dat laatste nog serieus zouden kunnen nemen. De schrijver van Genesis 1 is volkomen onwetend over dit scenario van gevallen demonische machten en kan het dus onmogelijk zó bedoeld hebben ("de schepping is goed desondanks de kwaadaardige verwringing").

Van den Brink laat nu ook (zonder dat hij het merkt) zien dat hij de kritiek die ik op het vorige argument gaf ook onderschrijft:
Van den Brink schreef:Samenvattend: deze herziene versie van de theorie van de kosmische val stelt ons in staat om de realiteit van dierlijk lijden, ook in zijn meest verontrustende vormen, onder ogen te zien zonder het op de een of andere manier te vergoelijken of weg te verklaren. We kunnen eenvoudig toegeven dat er iets helemaal mis is in de schepping.
Wederom merk ik hier op dat deze zienswijze volkomen indruist tegen het beeld dat de schrijver van Genesis 1 de lezer voorschotelt.

Van den Brink maakt het vervolgens komisch door te vervolgen met:
Van den Brink schreef:Deze gedachte helpt ook om in te zien dat God ertegen is en dat Hij voortdurend bezig is om de schepping van haar kwade indringers te bevrijden. Het is vanuit het gezichtspunt van de menswording, kruisiging, nederdaling en verrijzenis van Jezus Christus dat we gaan zien hoezeer God is doorgedrongen in het hart van het kwaad om dat van binnenuit te vernietigen en hoe Hij zo begonnen is met het herstel van wat Hij ooit geschapen had om goed te zijn.
Onbegrijpelijke wartaal uitgesproken door een hoogleraar. De realiteit is voor de gelovige die de oude aarde en evolutietheorie omarmt dus nu uitgerekt tot miljarden jaren, en al die tijd is God tegen hoe de zaken ervoor staan? En al die tijd is hij bezig aan bevrijding van ongewenste indringers? Komt het bij de hoogleraar niet op dat indien deze zogenaamde val van kwade wezens vóór de schepping van al het aardse leven plaatsvond, God zich wel eerst tweemaal had moeten bedenken alvorens aan dat karwei te beginnen? Men zou in alle redelijkheid toch kunnen verwachten dat een God eerst zijn eerste fout zou herstellen.

In de evaluatie waarmee Van den Brink het hoofdstuk besluit laat hij weten geen duidelijke keuze te willen maken welke van de twee verklaringen voor het dierenleed hij prefereert, of God geen andere keus had om te scheppen wat hij op het oog had dan via lijden, of dat het lijden te wijten is aan het kwaadaardige werk van demonische machten. Beide verklaringen ziet hij als mogelijk. De keuze hangt af van waar een gelovige in zijn theologie de klemtoon op legt.

Van den Brink wijst er ook nog op dat het probleem van evolutionair lijden niet verschilt van het algemene probleem van het kwaad waar christenen eeuwenlang een antwoord op hebben moeten geven. Als de theodicee-antwoorden überhaupt werken met het oog op natuurlijk kwaad in het algemeen, dan werken ze bijgevolg ook met het oog op evolutionair lijden.
Van den Brink schreef:En als ze niet adequaat zijn, dan moet men dit niet aan evolutie wijten, aangezien hier andere redenen aan ten grondslag liggen. Het is in die zin dus wat vreemd wanneer mensen aangeven als gevolg van het evolutionaire lijden hun geloof verloren te hebben. Per slot van rekening vormen dood en het lijden van dieren gedurende de evolutionaire geschiedenis geen ander soort kwaad dan de dood en het lijden van dieren dat we vandaag in de natuur waarnemen. Het is alleen de omvang ervan die dramatisch toeneemt.
Onbegrijpelijk dat Van den Brink hier vergeet dat het christelijk geloof traditioneel altijd uitging van de stelling dat dood en lijden het gevolg waren van de menselijke zondeval. Gaat men, zoals vele gelovigen nog steeds doen, uit van deze opvatting dan heeft de gelovige geenszins het probleem waar hij nu mee opgezadeld zit, namelijk dat God zelf de bron is voor alle kwaadaardige zaken die we in de natuur menen te kunnen waarnemen. De evolutieleer, en de wetenschap dat de aarde miljarden jaren oud is, heeft het geloof dat de mens schuldig is aan alle ellende in de natuur ontmaskerd als vals. Bijgevolg is deze moderne wetenschap wel degelijk een goede reden om je religieuze geloof voor op te geven. Volgens mij is dit gegeven zelfs een hoofdreden om tot deze conclusie te komen, zoals ik in het begin van dit topic opmerkte (zie hier en hier). Persoonlijk kan ik niet leven met de zogenaamde verklaringen waar Van den Brink mee aankomt om een goede God te rijmen met een natuur die inherent kwaadaardig is. En praatjes dat "het verlossingsdoel van God het meest zichtbaar werd bij het kruis van Christus, waar de demonische machten van deze wereld definitief verslagen werden (Kol. 2:15)" klinken als het toppunt van ongeloofwaardigheid, zoals Schopenhauer ooit heel duidelijk maakte:

“Gesprek uit het jaar 33

A: Heb je het laatste nieuws al gehoord
B: Nee, wat is er gebeurd?
A: De wereld is verlost!
B: Wat zegt u me nou?
A: Ja, de lieve God heeft een menselijke gestalte aangenomen en zich in Jeruzalem laten terechtstellen: daardoor is de hele wereld verlost en de duivel gewipt.
B: Wel, wel, dat is nog eens aardig!”

Ik blijf me erover verbazen dat een hooggeschoold persoon omreden van zijn wetenschappelijke inzichten de evolutieleer omarmt, maar dan zonder dat hij er enige moeite mee heeft, bijgeloof betreffende demonische machten, satan, gevallen engelen, blijft onderhouden.

Op het eind van het hoofdstuk doet Van den Brink toch een poging om mijn vorige kritiek (hoe een goede God te rijmen valt met een natuur die inherent kwaadaardig is) te beantwoorden:
Van den Brink schreef:Soms verwerpen christenen de evolutietheorie omdat de God van het evangelie in hun ogen nooit een wereld zou scheppen en tolereren die gekarakteriseerd wordt door de struggle for life en survival of the fittest. Maar wie om zich heen kijkt, ziet dat God een dergelijke wereld blijkbaar wel tolereert. Het verschil dat de evolutieleer maakt, is dat waar we eerst onze menselijke zonde de schuld gaven van deze struggle for life, deze positie nu onhoudbaar is geworden. We moeten daarom die struggle aan demonische machten of in direktere zin aan God zelf toeschrijven. Dat is echter een relatief verschil, aangezien we in al deze scenario's moeten toegeven dat God op zijn minst toestond dat deze situatie ontstond.
Ik geef toe dat het probleem van het lijden ook zonder de evolutieleer niet opgelost kan worden door christenen, zie bijvoorbeeld hier of hier.
Maar een gradueel verschil is toch nog altijd een belangrijk verschil. Kwaad toelaten is iets anders dan het van oorsprong scheppen. Met het eerste kan een mens nog leren leven, maar het tweede resulteert voor een helder denker in het opgeven van geloof in een goede God.
Van den Brink gooit ze hier eerst op een hoop, alsof ze hetzelfde zijn, en vervolgt dan met enkel uit te wijden over dat toelaten. Niet erg eerlijk en niet erg helder.
Ook de schuld en zondigheid van de mens die in een wereld geplaatst is waar het aankomt op survival of the fittest komt dan op lossere schroeven te staan.
Van hetzelfde laken en pak is het vervolg wanneer Van den Brink nogmaals overdenkt hoe hij zijn opvatting van Gods scheppen kan verbinden met de uitspraak van de schrijver van Genesis 1 dat God alles wat hij schiep steeds 'goed' noemde. Van den Brink komt nu aan met de uitleg dat 'goed' niet 'perfect' betekent. Een goedkope cop-out.

Daar komt de positie van Van den Brink ook op neer wanneer hij uitspreekt:
Van den Brink schreef:Persoonlijk meen ik dat het skeptisch theïsme [=de opvatting dat wij mensen God niet kunnen doorgronden] de meest adequate reactie verwoordt: wij kleine en zondige mensen bevinden ons niet in een positie waarin we ons kunnen uitspreken over vormen van kwaad die God al dan niet mag toestaan, want we kunnen niet wegen welke redenen hij heeft.
Deze redenatie is overigens eenvoudig te weerleggen: Indien er oorspronkelijk niets anders was dan God, en God algoed, alwijs, perfect etc. was, zoals de gelovigen beweren, dan zou totaal niets imperfects, direkt of indirekt, uit Hem moeten kunnen voortkomen.
axxyanus schreef:Ik vraag mij altijd af hoe christenen die deze uitleg aanvaarden, dan nog een onderscheid kunnen maken tussen God en de Duivel
Dat is inderdaad ook een automatisch gevolg van de positie van Van den Brink. Indien iemand helderheid van denken opgeeft wanneer het God betreft, dan heeft het überhaupt geen zin meer om over ethiek te praten. Zoals Theoloog ooit hierover (in wat ik persoonlijk beschouw als de subliemste theologische bijdrage aller tijden op dit forum) schreef:

"Als God zich in zijn ondoorgrondelijkheid onttrekt aan wat wij betekenisvol 'goed' en 'kwaad' kunnen noemen, dan brengt dat met zich mee dat de bewering van christenen dat God 'goed' en 'liefdevol' is (zelf)bedrog is. We kunnen op dat vlak helemaal niets zinnigs over God zeggen, want God is zo ondoorgrondelijk dat wat voor ons het hoogste kwaad is, vanuit Gods perspectief, om Hem moverende en voor ons duistere redenen, mogelijk het hoogste goed is."
Born OK the first time

Gebruikersavatar
Rereformed
Moderator
Berichten: 16972
Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
Locatie: Finland
Contacteer:

Re: Van den Brink: En de aarde bracht voort - recensie Rereformed

Bericht door Rereformed » 12 nov 2017 13:45

Hoofdstuk 6 Gemeenschappelijke afstamming

In hoofdstuk zes van het boek behandelt Van den Brink de notie van gemeenschappelijke (dierlijke) afstamming en wat dat betekent voor de christelijke notie van menselijke uniciteit. Met andere woorden: laat gemeenschappelijke afstamming nog wel ruimte voor de visie dat de mens als enige van alle soorten geschapen is naar Gods beeld? Tevens belooft hij te behandelen wat we nu aan moeten met het eerste mensenpaar en het verhaal over hun val in zonde, en met wat bekend staat als "de erfzonde". Is daar nog iets historisch aan? En kan men menselijke zondigheid uitleggen in termen van een historische zondeval?

Hij begint met een interessante anecdote dat hij met een boer in gesprek was die sterke kritiek op zijn zienswijze had. Toen de boer gevraagd werd waar de schoen wringt was het opvallende dat deze boer niet aankwam met de kritiek dat het schriftgezag op het spel staat, of dat met het ontkennen van de historische Adam ook de betekenis van het heil dat door Christus wordt aangeboden in gevaar komt, maar alle kritiek opgesomd kon worden met de kreet: "Ik wil niet van apen afstammen!"
Van den Brink laat weten dat dit al vanaf Darwins dagen tot de belangrijkste pijnpunten heeft behoord. (Het heeft daarbij geen zin om daarop te antwoorden dat we niet van de apen afstammen, maar met de apen gemeenschappelijke voorouders hebben.) Mensen denken dat ze via de evolutieleer van hun menselijke uniciteit en daarmee hun waardigheid beroofd worden. Voor mijzelf is die gedachte bijzonder kinderachtig, ik heb zelf geen illusies over menselijke waardigheid. Letterlijk voortkomen uit de dieren is voor mij juist een prachtige gedachte waarmee ik me des te meer verbonden voel met dieren, hetgeen de waarde van dieren enorm laat stijgen. Maar goed, het punt wat Van den Brink wil maken is dat de gedachte van de boer voor een groot gedeelte de hardnekkige populariteit van creationisme verklaart. Het klopt inderdaad dat men deze kreet veelvuldig hoort.

Van den Brink mijmert ook nog over dat men bij reformatorische mensen wellicht zou verwachten dat het niet zo moeilijk zou zijn om dit evolutiegegeven te accepteren, aangezien men in die traditie de mens altijd zo zwak, verrot en schuldig, zo klein en onbeduidend als mogelijk neerzet. Maar hij merkt scherp op dat achter deze gedachte juist de andere kant van de medaille spreekt: namelijk de zeer hoge intellectuele en morele status die de mens voorafgaand aan de zondeval bezat. Van oorsprong had de mens dus beschikking over "ware kennis, gerechtigheid en heiligheid". Oftewel hoe volmaakter je de oorspronkelijke situatie indenkt, des te meer verdorven de situatie na de zondeval moet worden gekenschetst. Dit patroon ziet men, zo legt Van den Brink uit, bij alle grondleggers van de gereformeerde traditie.
Van den Brink wijdt hier nog drie bladzijden aan, maar daar zal ik niemand mee vermoeien. Ik vond het wel interessant voor mezelf. Van belang is in het hoofd te houden dat het christelijk geloof de mens altijd een unieke status heeft gegeven en men de oorspronkelijke mens, imago Dei, altijd heeft gekenschetst met termen van perfectie (bonitas, goedheid, rectitudo, oprechtheid, perfectio, volmaaktheid en excellentia, uitnemendheid).

Heel leuk een paar bladzijden verder te lezen dat Van den Brink exact voorstelt wat ik, nadat ik ooit werd geconfronteerd met de gedachte van letterlijke verbondenheid met dieren, onmiddellijk concludeerde:
Van den Brink schreef:Waarom zouden we niet zeggen dat onze nauwe verbondenheid met de dierenwereld zoals de evolutietheorie die laat zien, de waardigheid van dieren verhoogt in plaats van dat ze onze waardigheid verlaagt?
Ik heb er enkel gezond verstand voor nodig om tot deze conclusie te komen, maar Van den Brink gaat een hele paragraaf op zoek of hij misschien dieren ook kan beschouwen als "geschapen naar Gods beeld". Hij krijgt al in Genesis 1 een sterk vermoeden dat het zo is, aangezien de landdieren op dezelfde dag geschapen werden als de mens. En ja hoor, de psalmist is ook nog van mening dat "de hemelen Gods eer vertellen", en als we nog niet helemaal overtuigd zijn kan men de bijbel nog verder lezer tot men op Paulus stuit die zegt dat "Gods eeuwige kracht en goddelijkheid zichtbaar is in al zijn werken". Ik zal het proberen te onthouden wanneer ik weer eens oorkruipers, teken en steekvliegen tegenkom.

De vraag doemt op wat dat imago Dei nu eigenlijk betekent. Er zijn legio interpretaties van. Veelal heeft het het superioriteitsgevoel van de mens aangewakkerd. Volgens Van den Brink is deze interpretatie fout. Hij zegt bovendien dat het lui is om uit het feit dat een uitspraak of term zo verschillend wordt uitgelegd te concluderen dat het onmogelijk is om de betekenis ervan te bepalen. Het argument dat hij voor deze bewering gebruikt is een preek voor eigen parochie:
Van den Brink schreef:In het geval van de christelijke theologie zou zo'n aanname bijzonder desastreus zijn, aangezien er nauwelijks een leerstelling is waarover men het in alle opzichten met elkaar eens is. Het zou onmogelijk zijn om de betekenis van wat dan ook maar vast te stellen wanneer we moeten wachten totdat iedereen het met elkaar eens is.
Dit is een goed voorbeeld van hoe blind een gelovige is. Dat dit helemaal geen argument is om zijn bewering te staven wordt door een gelovige niet beseft aangezien het opgeven van geloof nooit overwogen wordt.

Na allerlei tekort schietende uitleggingen voorbij gegaan te zijn stevent Van den Brink op het einddoel af: imago Dei kan ofwel funktioneel opgevat worden ("de mens is als enige schepsel de taak gegeven de schepping te beheren"), of relationeel ("de mens kan als enige schepsel een relatie met God hebben").

Er volgt een pagina's lange uiteenzetting van deze twee interpretaties. Ik sla ze over als kaf dat me niet boeien kan en geen enkele vraagstelling van belang oplost. Bovendien had ik een paar bladzijden eerder geleerd dat de dieren ook wel geschapen zullen zijn naar het beeld Gods. Moet ik die gedachte nu weer opgeven?
Wel, ik houd het er maar bij dat zolang God onzichtbaar is, een beeld van hem eruit ziet als in het beroemde verhaaltje over de kleren van de keizer.

Bij de conclusie van het hoofdstuk aangekomen wordt het me duidelijk waarom dit overbodige hoofdstuk geschreven moest worden: Van den Brink wilde laten zien dat het imago Dei enkel een theologische betekenis heeft, niet een biologische. En de waardigheid en uniekheid van de mens is enkel gelegen in deze theologische zaken (rentmeesters van de aarde te zijn en in relatie met God te staan).
Van den Brink schreef:Kortom: ook wanneer ze evolutie erkennen, kunnen christenen vasthouden aan de overtuiging dat we als mensen een speciale uniciteit bezitten.
Born OK the first time

Gebruikersavatar
Rereformed
Moderator
Berichten: 16972
Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
Locatie: Finland
Contacteer:

Re: Van den Brink: En de aarde bracht voort - recensie Rereformed

Bericht door Rereformed » 12 nov 2017 13:47

Hoofdstuk 7 Adam en Eva en de zondeval

In hoofdstuk 7 komen dan eindelijk Adam en Eva aan bod. Het hoofdstuk is interessant voor mij aangezien ik ooit commentaar leverde op de visie van Jos Strengholt en daar geen wijs uit werd, aangezien hij zowel de wetenschappelijke evolutieleer aanhing alsook zaken die men tegenkomt in creationisme: viewtopic.php?p=386926#p386926 . Ik hoor nu dat dat bij christenen vrijwel altijd het geval is, en het in feite gaat over de mate van creationisme die men toelaat, hoeveel zaken in de tekst men als historisch beschouwt.

Van den Brink vangt aan door te zeggen dat de tekst van Genesis 2 en 3 op talloze verschillende manieren wordt uitgelegd en wijst er op dat er nog steeds nieuwe inzichten binnendruppelen. Zo kwamen de bijbelwetenschappers Marjo Korpel en Johannes de Moor een jaar geleden aan met een boek Adam, Eva en de duivel genaamd, waarin te lezen staat dat twee kleitabletten uit Ugarit (in het huidige Syrië) een mythe over in de titel genoemde personages bevatten. Op deze link lees ik dit commentaar van Prof. H.G.L. Peels, hoogleraar Oude Testament, op dat boek:
Peels schreef:Geen oudtestamentische exegeet die zich met voornoemde teksten bezighoudt, kan voortaan zijn werk nog verrichten zonder rekening te houden met deze studie. ... Dit is niet het soort boek dat je even leest, interessant vindt, om daarna over te gaan tot de orde van de dag. Daarvoor roept dit boek gewoon te veel vragen op, en ze zijn fundamenteel. Ze raken aan zowel de exegese, de hermeneutiek, de bijbelse theologie als de dogmatiek. Ik heb groot respect voor de belezenheid en vakkennis van de scribenten. Ze hebben ons op originele wijze gediend met nieuwe inzichten en perspectieven, waardoor we allerlei bijbelteksten beter kunnen verstaan.
Van den Brink brengt vervolgens die myriade aan verschillende interpretaties onder in vijf min of meer overzichtelijke groepen, beginnend bij "geheel mythisch" en vervolgens telkens meer historiciteit aan het verhaal toekennend. Fijn op deze manier wat overzichtelijkheid te krijgen.
Ik merk onmiddellijk op dat de myriade aan interpretaties erop wijzen dat het christendom wat dit gedeelte van de bijbel betreft in een ernstige geloofscrisis gewikkeld is, want iedere interpretatie tast de geloofwaardigheid van iedere andere zienswijze aan. Ik merk ook op dat Van den Brink geen enkele aandacht schenkt aan wat in de theologie al anderhalve eeuw lang bekend is, namelijk dat Genesis 1 door een andere schrijver, met een andere theologie en in een andere tijd is geschreven dan Genesis 2 en 3. Zou hij dat wel doen dan zouden de problemen voor bijbelgelovigen zich enkel maar opstapelen.

1 - De eerste interpretatie van Genesis 2 en 3 is dat het verhaal geheel a-historisch is. Slechts in een voetnoot wordt de doorslaggevende reden genoemd waarom geleerden dit als mythe beschouwen: er zijn talloze parallellen met teksten uit het naburige Nabije Oosten. Al die andere teksten worden unaniem (oftewel zonder twijfel) beschouwd als mythologisch van karakter. Van den Brink verwijst naar een boek van Robert Segal: Myth, a very short Introduction, waarvan men hier een korte opsomming kan beluisteren van wat men in het algemeen verstaat onder mythe.

Uiteraard is Genesis 2 en 3 een religieuze mythe. De lering is dat mensen schepsels van God zijn en de mens ongehoorzaam is aan God. Volgens Van den Brink is het in deze opvatting van geen betekenis dat er een tijdsopvolging is (eerst onschuldig schepsel, pas later wordt de mens zondaar). De zondeval symboliseert welke puinhoop wij mensen van het leven maken zodra wij bij het opgroeien ons realiseren dat we zowel moreel goede als moreel kwade daden kunnen begaan. De tuin van Eden symboliseert hoe goed alles zou zijn indien men maar de relatie met God onderhield.
De uitleggers van deze zienswijze wijzen er steevast op dat Adam eenvoudig 'mens' betekent, en we dat kunnen opvatten als 'de mens', net zoals de middeleeuwse Elkerlyk voor elk mens staat. De boodschap van Genesis 2 en 3 is in deze interpretatie: zoals het in dit verhaal met Adam en Eva gaat, zo gaat het in werkelijkheid in het leven van ieder mens. De vervreemding van God wordt in het verhaal uitgelegd als het gevolg van begeerte en hoogmoed. De dood als straf op de zonde kan niet letterlijk worden genomen. Ze drukt enkel uit hoezeer wij duurzaam ongelukkig worden wanneer we ons leven afsluiten in de richting van God.
Deze interpretatie van de dood in het verhaal klinkt naar mijn mening bijzonder modern en daarom ongeloofwaardig. En al is het waar dat Adam eenvoudig 'mens' betekent, de Genesistekst stelt hem uitdrukkelijk voor als één man, hetgeen hier eenvoudig genegeerd wordt. In Genesis 4:1 heeft hij gemeenschap met zijn vrouw en krijgt hij kinderen, en in Gen. 5:5 sterft hij op 930-jarige leeftijd.


Van den Brink sluit deze kenschetsing af met:
Van den Brink schreef:Kortom: deze hoofdstukken dienen volstrekt a-historisch te worden opgevat. Het zijn theologische in plaats van historische teksten. Historisch gezien hoort de lichamelijke dood van meet af aan bij het mens-zijn, evenals lijden en dood inherent zijn aan onze evolutionaire voorgeschiedenis.
-Ik antwoord hierop dat dit uiteraard de zinnige interpretatie is voor een modern (wetenschappelijk geschoold) mens die wat met het verhaal wil doen, maar dat de antieke mens die het verhaal ooit opschreef niet bekend was met onze moderne wetenschap en dus niet beschikte over de opvatting dat de lichamelijke dood van meet af aan bij het mens-zijn hoort, evenals lijden en dood.

-Voorts merk ik op dat indien men deze verhalen opvat als mythisch, God ook deel uitmaakt van deze mythologie. Net zoals de goden van alle andere godenmythen niet letterlijk genomen worden kan men de personage die in deze verhalen Jahweh genoemd wordt niet als een letterlijk bestaande entiteit beschouwen. Van den Brink laat dit volledig achterwege, maar vervolgt met een conclusie die een letterlijk bestaande God laat staan:
Van den Brink schreef:Genesis 2 en 3 vertellen ons in hun mythische gedaante daarentegen wel iets (en misschien wel het meest wezenlijke) over wie we zijn tegenover God.
Ik maak hieruit op dat Van den Brink hier dus enkel religieuze uitleggers laat spreken, wat wel begrijpelijk is, maar ik zeer jammer vind. Voor een niet-religieus belaste interpretatie van Genesis 1-3 kan men hier terecht.

Ik concludeer uit deze eerste religieuze kijk op Genesis 2 en 3 dat zelfs deze meest vrijzinnig-religieuze interpretatie gekenmerkt wordt door inconsequent en onhelder denken.

2- Vervolgens komt de uitleg die Van den Brink de prehistorische noemt. Adam en Eva ziet men als personen die echt geleefd hebben, ergens aan het eind van de prehistorische tijd, aan het begin van de uitvinding van de landbouw, ca. 10.000-12.000 jaar voor onze jaartelling. De reden die voor deze zienswijze gegeven wordt is dat in de tekst bewerking van de aarde genoemd wordt, maar het wordt niet duidelijk waarom dat een reden zou moeten zijn. Adam en Eva ziet men niet als eerste mensen, maar als de eerste mensen die speciaal door God werden geroepen. Aangezien de omvang van de mensheid van die tijd wordt geschat op 1-10 miljoen is het duidelijk dat Adam en Eva in dat geval niet de eerste mensen zouden kunnen zijn, maar om op basis hiervan te concluderen dat het dus niet om hun schepping gaat, maar om een geroepen worden door God komt over als een volledig willekeurige opinie. Deze indruk wordt versterkt wanneer we te horen krijgen dat veel van wat de tekst in Genesis 2 en 3 zegt figuurlijk en metaforisch moet worden opgevat. Zo is de tuin van Eden een metafoor voor hoe goed de relatie met God was, en Eva geschapen uit de rib van Adam beeldspraak voor hoezeer huwelijkspartners bij elkaar horen. Genesis 3 is het verhaal over de afwijzing van Gods roeping door de mens. De interpretatie dat de dood wordt geïnterpreteerd als de weerspiegeling van het feit dat men vanaf dat moment de dood als een teken van Gods oordeel ging ervaren is geforceerd, maar het meest verbazingwekkende komt nog:
Van den Brink schreef:Deze breuk werkte niet alleen diachroon door in latere generaties, maar ook synchroon onder Adam en Eva's tijdgenoten. De zondeval was dus een soort geestelijke atoombom: vanaf het moment dat Adam in zonde viel, straalden de gevolgen daarvan uit over de gehele toenmalige mensheid.
Bovenstaand scenario lijkt warempel wel ontworpen te zijn door scriptwriters van hollywood fantasy films voor tieners, waarin magie een doodnormaal gegeven is. Hebben we hier nu echt te maken met mensen die vanwege dat de wetenschap hen dwingt hun zienswijze aanpassen? Blijkbaar, want Van den Brink verwijst in een voetnoot naar de op dit forum bekende evangelisch bioloog René Fransen (en zijn boek Gevormd uit sterrenstof) die deze versie verdedigt. Van den Brink geeft ook nog een verwijzing naar Denis Alexander, Creation and Evolution, voor een Engelstalige verdediging van deze zienswijze. Deze man wordt omschreven als "a neuroscientist who believes passionately in both the biblical doctrine of creation and the coherence of evolutionary theory. His book draws on the latest genetic research."

3- De derde christelijke interpretatie wordt nog een graadje wilder. Dit is de zienswijze die stelt dat Adam en Eva de letterlijke stamouders van de soort homo sapiens zijn. Deze christenen willen dus recht doen aan het feit dat Genesis 2 en 3 Adam en Eva neerzet als de eerste mensen. Adam noemt zijn vrouw Eva "omdat zij de moeder van alle levenden" is. Maar dat betekent dat het verhaal dus spreekt over iets wat zich honderdduizenden jaren geleden heeft afgespeeld. Van den Brink noemt herhaaldelijk het getal 200.000, maar dat cijfer schijnt al weer verouderd te zijn. Een paar weken geleden was in het nieuws dat nieuwe vondsten de geschiedenis van de homo sapiens soort tot zelfs 350.000 jaar oud maken: http://www.euronews.com/2017/09/28/happ ... ns-origins
Met recht kan deze zienswijze de oerhistorische uitleg genoemd worden.

Aangezien het verhaal onmogelijk zo'n lange tijd overgeleverd kan zijn nemen deze christenen hun toevlucht tot de visie dat de tekst van Genesis 2 en 3 via een visioen tot de schrijver ervan gekomen is. Een buitengewoon geforceerde uitleg, aangezien de tekst daar geenszins gewag van maakt:
Van den Brink schreef:Dit visioen kan onmogelijk wetenschappelijk geverifieerd worden of gefalcifieerd worden door middel van historiografische middelen; het kan alleen maar geloofd of niet geloofd worden.
Een zielige verdediging van deze zienswijze, want een visioen kan inderdaad geloofd of niet geloofd worden, maar indien in de tekst helemaal geen claim gemaakt wordt dat het om een visioen gaat is duidelijk dat we hier met op hol geslagen inlegkunde geconfronteerd worden.

Probleem is ook dat de tekst duidelijk gezet is in de setting van de vroege landbouw in het Midden-Oosten. De uitleggers moeten er dus nog een schepje fantasie bovenop doen door te stellen dat alle 'versieringen' van het verhaal moeten worden opgevat als accomodatie voor de lezers uit de tijd dat het geschreven werd "om het voor de eerste lezers van het Genesisverhaal begrijpelijk te maken". Een hilarische gedachte indien men dan dus moet aannemen dat de sprekende slang ook een 'accomodatie' was gedaan voor die eerste lezers, alsof ze bekend waren met het fenomeen sprekende slangen. Blijkbaar moet deze 'versiering' weer met een ander argument onderbouwd worden:
Van den Brink schreef:De taal waarin wij over deze 'rand' van de geschiedenis bericht krijgen kan niet anders dan beeldend zijn. Het gaat weliswaar over feiten, maar over die feiten wordt op een figuratieve manier verteld.
Op basis waarvan kan de christen stellen dat het weliswaar om feiten gaat? Van den Brink haalt op dit punt Karl Barth erbij, die heeft gezegd dat het niet om mythe zou gaan, maar om sage. Een sage is een verhaal waarin de menselijke verbeelding een grote rol speelt, maar waaraan toch een historisch gebeuren ten grondslag ligt. Maar dit brengt ons niet verder dan dat Karl Barth dit gezegd heeft. Op basis waarvan kan Barth stellen dat het om een sage gaat?

De uitleg vervolgt met wat we al in de vorige uitleg tegenkwamen, het verzonnen feit dat het mens-zijn ontstond doordat God een relatie aanging met de eerste mens, maar dat de mens in zonde verviel. Maar ook dit klinkt volkomen ongeloofwaardig. Dat homo sapiens van 350.000 jaar geleden een relatie zou hebben gehad met een God die we uit de bijbel kennen vergt het uiterste van iemands goedgelovigheid. Bovendien zitten we dan met het probleem dat de bijbelgod dus 350.000 jaar geleden al in contact stond met de mensheid, maar we daar vervolgens niets van merken totdat hij zo'n 4000 jaar geleden vriendje van Abraham wordt. De visie maakt 'heilsgeschiedenis' tot een aanfluiting.

De fantasieën stapelen zich op:
Van den Brink schreef:Sommige aanhangers van deze benadering benadrukken verder dat Adam en Eva, of hun clan, op de een of andere manier de unieke voorouders werden van de hedendaagse mensheid. Anderen zijn hierin flexibeler en opperen dat er mogelijk andere groepen van homo sapiens naast hen bestonden die evenzeer overleefden. Weer anderen kiezen voor een graduele versie van de oerhistorische uitleg, volgens welke zowel het ontstaan van het imago Dei en daarmee van de mens als de zondeval geleidelijk aan plaatsvonden. Hier raken Adam en Eva als individuen dus wat uit beeld.
Dit laatste laat dus zien dat de verwarring totaal is, en men er eenvoudig met volledige willekeur op los kan fantaseren. In een voetnoot laat Van den Brink nog weten dat hij in 2012 de uitleg van een geleidelijke zondeval bepleitte in een artikel genaamd Should we drop the fall?
dikkemick schreef:
19 okt 2017 08:36
Er is geen overgang van voorouder naar mens. Dit verloopt zeer gradueel. Ieder kind leek op de ouders.
Inderdaad, dus op geen punt in de geschiedenis zou een Adam en Eva hun ouders beschouwd kunnen hebben als niet-mens. Christen-evolutionisten moeten daarom de schepping van Adam en Eva uitleggen als de gebeurtenis dat God een relatie aanging met hen. Maar hiermee randen ze de bijbeltekst aan op de meest grove manier.
dikkemick schreef:Maar die grens is er dus niet.
4- Er zijn natuurlijk christenen die bovenstaand probleem beseffen, en daarom met de vierde zienswijze aankomen: Adam en Eva moeten worden gezien als de eerste mensen, en zijn dus rechtstreeks door God geschapen. Zoals Genesis 2:7 stelt maakte Jahweh de mens door hem te vormen uit het stof der aarde en hem de levensadem in te blazen. Men kan dit vers op allerlei figuurlijke manieren uitleggen, maar moeilijk valt te ontkennen dat het hier om een afzonderlijke scheppingsdaad gaat. Dus van een evolutionair voortkomen van de mens uit het dierenrijk kan geen sprake zijn. De mens is speciaal oftewel apart door God geschapen. Dit noemt Van den Brink de oudhistorische uitleg. Wel heeft dit scheppen veel langer geleden plaatsgevonden dan Genesis laat weten, namelijk net zo lang geleden als de wetenschap de mens ten tonele ziet verschijnen. Alweer moeten we dus denken aan een gebeurtenis die honderdduizenden jaren teruggaat. Daarom doet het hilarisch aan te horen te krijgen:
Van den Brink schreef: Genesis 2 en 3 beschrijven [volgens deze zienswijze] in principe geen andersoortige geschiedenis dan de onze en ze doen dat ook niet op een wezenlijk andere manier dan hedendaagse verslagen. Misschien zijn de details gedurende lange tijd monderling overgeleverd van generatie op generatie of anders zullen ze op bovennatuurlijke wijze aan de schrijver zijn geopenbaard.
Zowel het ene als het andere alternatief vereist de allergrootste goedgelovigheid. Voor bovennatuurlijke openbaring is in de tekst niet de minste aanwijzing te vinden, en mondelinge overlevering gedurende 350.000 jaar zou 14.000 tot 27.000 generaties inhouden (aangenomen dat vrouwen hun eerste kind kregen op 13-25-jarige leeftijd), oftewel is een absurde gedachte.

In deze zienswijze ziet men meer dan in alle vorige letterlijke verslaggeving. De tuin van Eden was een plek van relatieve rust en harmonie temidden van een wereld daarbuiten die vol was met gevaren en bedreigingen. De geslachtsregisters van Genesis zijn correct, maar er zijn veel generaties uit weggelaten.
De dood wordt in deze zienswijze ook gezien als iets wat niet van begin af aan gold voor de speciaal door God geschapen mens. De mens haalde de dood op zijn hals door ongehoorzaam te zijn. De dieren voorafgaande aan de zondeval zouden volgens sommigen die deze zienswijze aanhangen wel al aan de dood onderhorig zijn geweest, maar anderen ontkennen dit.
Vaak schippert men met wat nu wel of niet letterlijk is. Van den Brink schrijft in een voetnoot:
Van den Brink schreef:Weliswaar wordt er doorgaans op gewezen dat de benadering van Genesis 2 en 3 niet exact historisch is, maar afgezien daarvan worden vrijwel allel details binnen deze benadering vaak toch wel als 'gewoon' historisch gezien.
Kortom: weer een verhaal van volstrekte willekeur.

5- De vijfde zienswijze is de jonghistorische uitleg, ook bekend als jongeaardecreationisme. Hier gaat men ervan uit dat men aan de hand van de geslachtsregisters in Genesis kan uitrekenen dat de aarde zesduizend jaar oud is. Wanneer men zich bedenkt dat er af en toe wellicht generaties zijn overgeslagen kan men het rekken tot zo'n 10.000 jaar. In deze zienswijze wordt ervan uitgegaan dat er in de tuin van Eden volstrekt geen lijden en dood bestonden. Na de zondeval traden nieuwe voedingspatronen in werking en trad de dood in voor mens en dier.
Van den Brink schreef:Het vijfde uitlegtype is dankzij het jongeaardecreationisme onder veel christenen en niet-christenen het bekendst geworden.
Een vreemde opmerking, want dit is de traditionele uitleg van alle eeuwen geweest. Het was eerlijker geweest wanneer Van den Brink het anders had geformuleerd, in de trant van "is nog steeds de meest verbreide opvatting onder christenen". Van den Brink vraagt zich vervolgens in een voetnoot af waarom dit zo is, en komt daarbij met diverse argumenten: de meest rechttoe-rechtaanlezing, sterk gepromoot door jongeaarde-bewegingen, en eenvoudigweg het meest bekend omdat het de meest sprookjesachtige uitleg is. Het komt bij hem niet op om te zeggen visie 2, 3, en 4 elkaar wegstrepen. Stuk voor stuk doet men voor zijn visie een beroep op één gegeven dat men serieus neemt, steeds is het een tekstueel argument dat de andere uitleggingen doorslaggevend wegstreept.
Voor een helder denker blijven er dus enkel twee serieus te nemen scenario's over: ofwel zienswijze 1, Genesis 2-3 is een mythe en ook Jahweh is daarbij een mythisch element, bye-bye bijbelgeloof, ofwel men leest de tekst zoals die in het historische christendom altijd gelezen is, en dat wordt nog steeds volgehouden door aanhangers van uitleg 5. Optie 1 heeft verreweg de beste kaarten, maar kan door een christen niet consequent worden doorgevoerd.

Van den Brink vervolgt met zijn persoonlijke evaluatie van de vijf zienswijzen die hij ten tonele voerde. Hij laat zich daarbij leiden door de gedachte dat de uitleg zowel verenigbaar moet zijn met orthodoxe theologie als met wetenschappelijke inzichten over de menselijke oorsprong. Optie no 1 verwerpt Van den Brink natuurlijk niet vanwege de kritiek die ik er op had, maar vanwege het feit dat een volledig a-historische zienswijze een concrete zondeval ontkent. Dit is een veelzeggend gegeven, het laat namelijk zien dat het gehele christelijke geloof instort zonder deze gebeurtenis. De zondeval is zowel in de protestantse als de katholieke theologie een integraal onderdeel van de theologie. Maar evenzeer kan men zeggen dat het vreselijk dubieus is om die ergens in de evolutionaire tijdschaal neer te zetten, maar daarover later meer.

Zienswijze 5 en 4 moet Van den Brink afwijzen, omdat ze niet verenigbaar zijn met de wetenschappelijke inzichten. Gemeenschappelijke afstamming is een centrale gedachte in de evolutieleer, van aparte schepping van de mens kan dus geen sprake zijn.

Blijft over zienswijze 2 en 3. Van den Brink komt echter met kritiek op beiden, aangezien ze geen van beiden recht doen aan de wetenschappelijke inzichten. De eerste mens die men homo sapiens noemt en die honderdduizenden jaren geleden verscheen, kan nog geen kandidaat zijn voor een persoonlijke relatie met God. De mens die beschikte over complexe communicatievermogens om daarmee persoonlijke relaties aan te gaan ontstaat pas veel later, wellicht vanaf 100.000 jaar geleden. Van den Brink haalt dan de grotschilderingen in Zuidwest-Frankrijk en Noord-Spanje uit zijn goochelhoed die zouden dateren uit ca. 45.000 jaar geleden en een uitspraak van Wentzel Van Huyssteen die op mij overkomt alsof hij een Pythia is die fungeert als doorgeefluik voor de orakelen van Delphi: er is sprake van
Van Huyssteen schreef:a dramatic so-called cultural big bang, the Upper Paleolithic revolution and the explosive growth of human creativity around 45,000 years ago.
Van den Brink vermeldt in een voetnoot dat ene Joshua Moritz deze voorstelling van revolutie bekritiseerd heeft, hetgeen Van den Brinks redenatie zeer onhelder maakt om er een concrete Adam en Eva bij voor te stellen:
Van den Brink schreef:Het is vanaf deze transitie, hoe plotseling of geleidelijk ze zich ook voltrokken heeft, dat we een artistiek en religieus bewustzijn kunnen aanwijzen waardoor mensen zich voor het eerst aangesproken konden weten door God (of het transcendente).
Van den Brink komt dus uit op een variant van zienswijze 3:
Van den Brink schreef:De [Genesis]hoofdstukken maken daarbij , zoals het oerhistorische uitlegtype al aangaf, gebruik van een latere culturele setting van agrarische mensen in het Midden-Oosten ten tijde van het Neolithicum. Ze zullen teruggaan op een profetisch-kritische schifting van eerdere oud-oosterse scheppingsvoorstellingen vanuit het traditionele perspectief van het geloof in Israëls God.
Dit is dan de enige referentie die hij geeft naar de parallellen uit naburige culturen. De term "profetisch-kritisch" doet gewichtig aan, maar veronderstelt een flink religieus bijgeloof. Moeten we nu dus aannemen dat de mythen uit naburige culturen ten diepste toch ook afgeleid waren van wat 45.000 tot 100.000 jaar geleden werkelijk gebeurd zou zijn, en enkel wat "profetische" schifting nodig had om ons een helder beeld te verschaffen?
Onbegrijpelijk dat Van den Brink deze zaak geheel aan de kant laat liggen in zijn boek.

Vervolgens behandelt Van den Brink de vraag of deze visie verenigbaar is met de bijbeltekst. Ik word dan geconfronteerd met drie bladzijden mistbanken van theologische zwarte woordkunst. De centrale gedachte is uiteraard dat de tekst zo figuurlijk mogelijk moet worden genomen, maar met selectering van bepaalde elementen die hij toch liever weer letterlijk ziet.
Van den Brink schreef:Enerzijds heeft Genesis 2-3, zoals de aanhangers van de ahistorische benadering stellen, inderdaad paradigmatische of archetypische functie. Het gaat om een theologische tekst die beslissende inzichten wil verwoorden over de relatie tussen God en mens en daarvoor figuratieve en symbolische stijlmiddelen gebruikt. Anderzijds heeft de tekst echter ook een ethiologische funktie - zij is erop gericht de oorzaak (Grieks: aitia) van de huidige menselijke conditie te verhelderen. Van de jonghistorische benadering kunnen we dus leren dat Genesis 2-3 wil verhelderen hoe het ooit allemaal begonnen is met ons mensen. In die zin veronderstelt de tekst inderdaad een "historische Adam". Dit blijkt ook uit het feit dat oudoosterse geslachtsregisters, zoals we die in Genesis 5 aantreffen, niet de namen van fictieve personen bevatten, maar de namen van echte mensen die tot een echt verleden behoorden. Ook het feit dat Eva 'de moeder van alle levenden' genoemd wordt (Genesis 3:20), is in dit verband veelzeggend. Er is geen reden dit te lezen als 'moeder van alle mensen', maar duidelijk is wel dat Eva aan een beginpunt staat, het beginpunt van allen die echt 'levend' zijn in de zin dat ze zich bewust zijn van het transcendente en daardoor in een persoonlijke relatie met God kunnen staan. Hier ontstaan dus voor het eerst wezens die - langs de lange lijn van evolutie - voluit geschapen zijn naar Gods beeld. Wat het meest kenmerkend is voor ons hedendaagse mensen blijkt ergens op een bepaald punt in de tijd begonnen, met concrete mensen, met concrete namen - Adam en Eva.
Deze woordsalade waar kool en geit gespaard wordt, waar op "een bepaald punt in de tijd" een concrete Adam en Eva zich ergens tussen de 45.000 en 100.000 jaar geleden bevinden, of misschien toch weer niet zo concreet om ze zonder aanhalingstekens als historisch aan te duiden, waar een geslachtsregister uit die afgelopen 45.000 tot 100.000 jaar (pakweg 3000 tot 4000 generaties) concrete mensen weet aan te wijzen, en die nog twee bladzijden op dezelfde duizelige manier doorgaat, waar moeder van alle levenden opgevat moet worden als moeder van de religieuze mens, is voor mij de grootste teleurstelling tot nu toe. Iedere volgende paragraaf die ik onder ogen krijg wekt mijn irritatie op. Hier komt men de theoloog tegen die jarenlang geoefend heeft op taalacrobatie om zoveel mogelijk op de markt te verbergen dat men iets ondeugdelijks aanprijst:
Van den Brink schreef:De boodschap van Genesis 2-3 is dus zowel paradigmatisch als historisch - of, als de laatste term te veel moderne connotaties heeft - gebeurtenis-beschrijvend. De tekst verhaalt over de meest beslissende gebeurtenissen in de tijd dat homo divinus ten tonele verscheen: diens schepping uit materiaal dat al voorhanden was, de daaropvolgende val als gevolg van ongehoorzaamheid aan Gods roepstem en het intreden van de dood. Daarmee is het belangrijkste gezegd. Voor onze doeleinden is het niet van belang gedetailleerde exegetische beslissingen te nemen over welke overige elementen in de tekst van Genesis 2-3 letterlijk begrepen willen worden en welke we symbolisch of archetypisch kunnen opvatten. Voor de inhoud van het christelijk geloof maakt dit geen bepalend verschil. De teksten hebben hoe dan ook een haast onuitputtelijke betekenis.
Van den Brink vervolgt met een wel 30 bladzijden omvattende behandeling van het thema de zondeval! Voor iemand die naar redelijkheid zoekt brengt dit de teleurstelling tot een absoluut hoogtepunt. Het uitgangspunt van Van den Brink was de evolutietheorie te omarmen, oftewel van wetenschappelijke inzichten uit te gaan. Hij is daarvoor bereid om de schepping van de mens als aparte scheppingsdaad van God op te geven. Maar hij wil blijven vasthouden aan de leer van de zondeval, aangezien opgeven ervan het hele christelijke geloof ondermijnt. Wat dat laatste betreft ben ik het geheel met Van den Brink eens. Een helder denker behoort dan ook om deze reden het bijbelgeloof vaarwel te zeggen. Maar dat is Van den Brink niet bereid te doen, waardoor hij nu genoodzaakt wordt om iets te bedenken waardoor hij over een concrete zondeval kan spreken. Benevens dat zoiets wel móet uitlopen op een bijbelexegese-farce zet het een streep door zijn uitgangspunt. De evolutiebiologie laat eenvoudig geen ruimte voor een zondeval. Wil men dat toch toen dan moet men dit doen via een magische ingreep te vergelijken met de aparte scheppingsdaad van God die Van den Brink zoëven verwierp om zich aan de wetenschappelijke feiten te houden.

We worden dus vervolgens getracteerd op een verhaal waar de religieuze fantasie er op los fantaseert: Het Genesisverhaal gaat over het begin van de 'echt-menselijke' geschiedenis, waarmee Van den Brink bedoelt dat de homo sapiens pas echt mens werd toen God zich, ergens tussen 45.000 en 100.000 jaar geleden, openbaarde aan Adam en Eva om daar een relatie mee aan te gaan. Deze twee mensen, of wie weet waren ze stamleiders, werden door God aanspreekbaar en verantwoordelijk gemaakt en waren van nu af aan homo divinus, oftewel geschapen naar het beeld van God. Van den Brink moet het woordje 'geschapen' hier opgeven. Hij vervangt het stiekem door 'het ontvangen van het beeld van God', en in een andere zin 'de gave van het beeld van God', en behandelt deze netelige kwestie niet (Gen. 1:27: God schiep de mens naar zijn evenbeeld'), blijkbaar omdat hij zich nu enkel met Genesis 2 en 3 bezighoudt.
Van den Brink schreef:Nadat ze door God uitgekozen waren om zijn beeld te dragen, werden deze eerste 'echte' mensen echter geconfronteerd met het dilemma om ofwel op Gods stem in te gaan, ofwel deze te negeren en zich geheel te laten bepalen door neigingen die ze van hun dierlijke en mensachtige voorouders hadden geërfd. Op het cruciale breekpunt in de geschiedenis, namen zij de verkeerde afslag. Het is deze gebeurtenis die we met recht kunnen aanduiden als de zondeval. Daarbij ligt het voor de hand dat deze gebeurtenis een zekere tijdsduur moet hebben gehad - het zal meer om een geleidelijk proces zijn gegaan dan om een gebeuren dat zich in een fractie van een seconde voordeed. Toch moet dit proces ergens op een bepaalde plek en op een bepaald tijdsmoment begonnen zijn.
Van den Brink moet hierbij opgeven dat de mens vóór de zondeval enkel goede kwaliteiten had. De mens was immers een homo sapiens, "genetisch aangelegd om te doden, misleiden, zich seksueel promiscue te gedragen en andere dingen te zoen die voor ons zondig zijn". De zondeval kwam als gevolg van het feit dat God deze dingen de mens kon toerekenen. De uitgekozen mensen hadden nu, sinds dat God contact met ze zocht, "een mogelijkheid om het anders te doen die alle verschil maakt". Maar dit lijkt een nogal geforceerde opvatting. Want is het eerlijk om mensen te beschuldigen van zonde wanneer ze eerst door God genetisch zijn aangelegd om zondaren te zijn?
Van den Brink schreef:Van toen af aan trad dan ook de Godsvervreemding in. De mens zou voortaan een bedreiging vormen voor het welzijn van zijn natuurlijke omgeving. Hij koos immers de weg van de autonomie in plaats van op verantwoordelijke manier voor de aarde te zorgen.
Het verhaal wordt eenvoudig steeds gekker. Hoe kan men wat betreft de mens van pakweg 45000 tot 100000 jaar geleden spreken over "op verantwoordelijke manier voor de aarde zorgen" spreken? Hoe verschilt "een bedreiging voor het welzijn van zijn natuurlijke omgeving" van de homo sapiens die al honderdduizenden jaren geleefd had op aarde?
En hoe kan een zondeval zich uitstrekken tot de gehele mensheid indien Van den Brink toch een verhaal wil hebben waarin God zich openbaart aan twee concrete mensen die in zonde vallen?
Misschien komt Van den Brink er wat later nog op, want ik ben pas op de helft van zijn imho volkomen onzinnige verhaal.

Ik heb lopen zoeken naar die culturele Big Bang 45.000 jaar geleden. Het schijnt te duiden op de eerste vormen van kunst, in dienst van vruchtbaarheid en jacht. Hier is Eva, de moeder van alle levenden, op het moment dat de culturele oerknal, de explosieve toename van menselijke creativiteit plaatsvond:
Afbeelding

Hier een interessante site die alles opsomt wat van 100.000-15.000 voor onze jaartelling aan cultuur bestond. De tijd van de uitvinding van jachtwerktuigen ca. 75.000-90.000 wordt op die site revolutionair genoemd:

-Eerste werktuigen van technisch vernuft voor het doden van dieren
-(later) Nog betere werktuigen om te doden
-(weer later, vanaf 40.000 voor de jaartelling, maar meer frequent 15.000-10.000 jaar voor de jaartelling) Maken van venus-figuurtjes: pregnant nude women with exceptionally large buttocks and breasts thought by most paleoanthropologists to be ritual objects symbolizing female fertility.
-There are carvings of human penises as well
-realistische grotschilderingen van dieren waar jacht op gemaakt werd
-eerste primitieve instrumenten (drumstokjes en fluit)

Daar moest God het dus mee doen toen hij contact zocht met ze en ze voor de keus zette:
Keith Ward schreef:The fist human beings had a responsible choice between their lustful, aggressive dispositions and the more altruistic, co-operative dispositions that would led them grow in the knowledge of God. From a religious viewpoint, the deepest purpose of human existence is the free development of a relationship of joyful obedience to the will of God, within a community of justice, peace and love. It is that purpose which was rejected when the fateful choice was made of a path of autonomy, of rational self-will, which placed the descendants of those first humans in bondage to self and its consequent conflict and suffering.
Op dit citaat laat Van den Brink de zin volgen: "Het is deze gebeurtenis die we met recht kunnen aanduiden als de zondeval." Met recht? Deze religieuze tekst doet volkomen belachelijk aan wanneer men die leest in samenhang met de internet site waar de cultuur van de mens van pakweg 100.000 tot 15.000 jaar geleden wordt opgesomd. De mens waar Van den Brink het over heeft - de homo divinatus - had enkel de gedachte aan overleven in het hoofd, aan de ene kant nakomelingen maken, en aan de andere kant iedere dag buit om te eten te bemachtigen. Het religieuze gevoel dat de mens kreeg had dus enkel op die twee zaken betrekking.
TIBERIUS CLAUDIUS schreef:
21 okt 2017 17:17
Misschien een domme vraag.

Maar wat deed de mens (Adam) nu eigenlijk verkeerd om de zondeval te veroorzaken?
Geeft die v/d Brink daar uitsluitsel over?
Alleen in algemene termen, hij komt met niets concreets:
Van den Brink schreef:In plaats van deze staat van oorspronkelijke schuldeloosheid te bewaren en zich te ontwikkelen in de door God gewenste richting, koos de mens er echter voor zijn onschuld prijs te geven en zijn toekomst te verkwanselen. Onze eerste menselijke voorouders weigerden hun geluk in God te vinden en zich als betrouwbare rentmeesters van Gods schepping te gedragen. Ze gebruikten hun nieuw ontvangen mogelijkheden op een egocentrische manier. In hun weigering God te vertrouwen en te gehoorzamen, gebruikten ze datgene wat ze hadden ontvangen om zichzelf te verheffen. Zo natuurlijk als dit misschien voor hun voorouders was, zo onnatuurlijk was het voor hen, aangezien het tegen de geest van hun geëvolueerde morele bewustzijn inging. Van toen af aan trad dan ook de Godsvervreemding in.
Nu ik naar het antwoord op de aan mij gestelde vraag op zoek ga, besef ik dat ik enkel met dit onzinnig verhaal geconfronteerd word. Vergeet niet dat hij het hier heeft over een mensenpaar dat hij ergens tussen 45.000 en 100.000 jaar voor onze jaartelling neerzet. Die vroege mens beschouwen als rentmeesters van Gods schepping? Mensen die bezig waren zichzelf te verheffen? En God eiste van deze mens altruïsme?
Bovenstaande onzinnige tekst die ik citeerde wordt nog een bladzijde lang vervolgd met een verhaal over de "schrijnende gevolgen" die niet meer hersteld kunnen worden door de mens, verlossing kon voortaan alleen nog maar van godswege komen.

Dit aangeboden sprookje is eenvoudig net zo absurd als de traditionele letterlijke lezing van Genesis 2 en 3. Het enige wat Van den Brink gedaan heeft is het verhaal duizenden jaren vroeger te laten plaatsvinden en alle details uitvegen en vervangen met een algemeen theologisch praatje van deugden en ondeugden waar een modern christen in moet geloven.
Fish schreef:
21 okt 2017 21:37
Een heleboel hoef je als christen dus niet meer te geloven , maar de zondeval, die moet je wel geloven? :?
Precies. Van den Brink schrijft:
Van den Brink schreef: De alternatieve uitleg volgens welke Genesis 3 symbool staat voor de volwassenwording ('coming of age') van de mensheid en dus een opwaartse in plaats van een neerwaartse beweging zou betekenen, is ongeloofwaardig. Deze doet namelijk geen recht aan de strenge goddelijke straf die volgt op de daden van het eerste mensenpaar en evenmin aan de toename van het kwaad en de zonde in de volgende hoofdstukken van Genesis.
Als de zonde inderdaad inbreuk maakt op Gods schepping in plaats van daar integraal bij te horen, dan is de zondeval op de een of andere manier historisch.
Geen speld tussen te krijgen. Maar daarmee verliest Van den Brink zijn redelijke harmonie met evolutiebiologie.

Vervolgens behandelt Van den Brink het vraagstuk van de dood. Volgens Van den Brink kan men de dood van dieren accepteren als iets wat bij de oorspronkelijke schepping behoort, maar in het Genesisverhaal wordt de dood van de mens duidelijk gezien als loon op de zonde. Van den Brink stelt dat de oplossing van evolutionaire theïsten om de dood op te vatten als beeldspraak voor 'de geestelijke dood' niet opgaat. Weliswaar gaan Adam en Eva zoals aangezegd niet dood op de dag dat ze aten van de verboden vrucht, maar Paulus laat in zijn brieven (Rom. 5:12, 6:23 en 1 Kor. 15:21) expliciet zien dat hij de dood in het Genesisverhaal geheel letterlijk opvatte.

Van den Brink wordt dus gedwongen om te concluderen dat Adam en Eva van God "op de een of andere manier" onsterfelijkheid hadden gekregen indien ze maar gehoorzaam aan God hadden gebleven. Hij voegt eraan toe dat men dit ook kan opmaken uit de tekst Gen. 3:22, waar de mens uit de tuin wordt verbannen opdat "hij zijn hand niet zou uitsteken en ook van de boom des levens zou nemen en eten, zodat hij eeuwig zou leven".

Hoewel Van den Brink hier een beroep doet op de bijbel staat zijn opvatting wankel: homo sapiens zou dus tot aan Adam en Eva net als alle dieren na een tijd van leven sterven, dus ook Adam en Eva zouden met deze gedachte leven. Maar dat zou dan opeens veranderd zijn op het moment dat God contact zocht met Adam en Eva. Maar van zo'n grote ingreep in de natuurlijke orde, oftewel zo'n enorme belofte die God hen zou doen wordt in het verhaal op geen enkele manier gerept. Men ziet, hetzelfde schot in de roos waarmee Van den Brink een andere buitensporige opvatting over de zondeval in hoofdstuk 5 afvuurde kan nu op zijn opvatting worden worden toegepast.

Al evenmin wordt gerept over wat God tegen Adam en Eva nu eigenlijk verbood en gebood, wat hij met hen concreet op het oog had. In het verhaaltje dat Van den Brink afstak kregen we termen te horen als "altruïsme" (goed), "egoïsme" (fout), "rentmeester van de aarde" (goed), "op verantwoorde manier voor de aarde zorgen" (goed), "autonomie van de mens" (fout), "rational self-will" (fout), "zichzelf verheffen" (fout), "promiscu gedrag" (fout), "rechtvaarige gemeenschap" (goed), "peace and love" (goed), "bedreiging voor de natuurlijke omgeving" (fout), maar die termen komen allemaal over als moderne gedachten en zijn moeilijk of geheel niet in te passen in het concrete leven van die eerste mensen waaraan God zich zogenaamd openbaarde. Wat God die mensen concreet heeft kunnen voorstellen of gebieden, mensen die net hun eerste venusbeeldje hadden gemaakt en een steentje met harpoen haakjes, blijft volledig in het duister.

De volgende dertien bladzijden onder de titel Zijn evolutie en erfzonde verenigbaar?, heb ik wel drie maal gelezen. Ik kan er niet wijs uit worden.
Van den Brink begint met een opsomming van zaken die onder de noemer van het begrip erfzonde vallen, te beginnen met "alle mensen zijn zondig", via het belangrijkste scharnier "De geneigdheid tot zondigen is geen deel van onze oorspronkelijke constitutie, maar een gevolg van de eerste zonde die aan het begin van de menselijke geschiedenis plaatsvond", naar een extreme vorm ervan die in de Katholieke kerk geleerd wordt, namelijk dat de corruptie via de seksuele voortplanting wordt overgedragen.

Vervolgens beklemtoont Van den Brink dat de leer van de erfzonde niet maar een uitvinding van Augustinus is, maar in het vroege christendom Irenaeus, 180, al laat weten dat de mensheid zondig en sterfelijk is omdat Adam gezondigd heeft.

Hierna laat Van den Brink horen dat de bioloog en theoloog Lamoureux waar hij al eerder naar verwees, naar zijn mening te ver gaat wanneer hij voorstelt dat moderne christenen deze twee millennia oude lering moeten opgeven. Lamoureux laat eerst een staaltje helder denken zien:
Lamoureux schreef:If Adam did not exist, then he could never have committed the first sin. And if there was no Adam, then all of humanity did not descend from him, and his sin could never have been passed on to every human being.
Indien Adam dus nooit bestaan heeft komt de leer van de erfzonde in de lucht te hangen.
Lamoureux is daarom van mening dat gelovigen deze leer moeten opgeven.
Hij maakt er vervolgens een nieuw verhaal van: ongeveer 50.000 jaar geleden omvatte de mensheid zo'n 10.000 individuen en ontwikkelde de mens een moreel bewustzijn, waardoor ze aanspreekbaar werd voor God. Met de ontwikkeling van een moreel besef deed de zonde haar intrede. "Ze voedden hun evolutionaire neigingen tot zelfbehoud en eigen gewin".
Voor Van den Brink is deze opvatting veel te bultmanniaans. Theologie en werkelijke geschiedenis worden hier geheel ontkoppeld, het "bijbels getuigenis" wordt geheel ontdaan van haar historiciteit en gereduceerd tot "life-changing messages of faith" en "inerrant spiritual truths". Terecht stelt Van den Brink dat het christelijk geloof "een door en door historische religie is", dwz dat de "eeuwige waarheden" verankerd zijn in "concrete en vaak dramatische gebeurtenissen die zich in de geschiedenis voltrekken".
Van den Brink komt daarom met zijn eigen visie, die op mijzelf volkomen warhoofdig overkomt. Hier zijn Van den Brinks woorden:
Van den Brink schreef:Het precieze aantal individuen waaruit de eerste menselijke populatie bestond (zo'n 10.000?) kan betwist worden, maar Lamoureux leidt terecht uit de data van de evolutiewetenschap af dat mensen lang geleden als groep in plaats van als koppel uit voormenselijke voorouders zijn voortgekomen. Vooral na de recente genomische ontdekkingen, lijkt het niet langer houdbaar om deze conclusie te ontwijken. Betekent dit vervolgens dat Adam "nooit bestaan" heeft? We kunnen net zo goed beweren dat er niet één, maar enkele duizenden Adams en Eva's rondliepen - hoewel sommigen van hen wellicht optraden als hun vertegenwoordigers en dus als de 'echte' Adam en Eva. We kunnen zelfs aannemen, in nauwe aansluiting bij Paulus (Rom. 5:12-21), dat het allemaal begon met de zonde van één man. Die zonde leidde tot een keten van reacties als gevolg waarvan de zonde zich razendsnel onder de mensheid verspreidde. Het is bijna logisch noodzakelijk dat ooit, ergens, de eerste menselijke zonde heeft plaatsgevonden. Weliswaar kan deze niet volledig losgestaan hebben van voorafgaande ontwikkelingen. In het licht van evolutionaire condities ligt het dan ook voor de hand om eerder te denken aan een geleidelijk opkomen van zondig gedrag. Dat maakt echter geen wezenlijk verschil. Wat theologisch van belang is, is dat vastgehouden kan worden aan de tradities "that humanity was originally righteous before rebelling and falling in sin". Als het over de zondeval gaat was er een vóór en en na.
We kunnen gevoeglijk aannemen dat de neiging zich van God af te keren door moreel kwaad te begaan uitermate snel om zich heen gegrepen heeft, op vergelijkbare manieren als we dat vandaag de dag vaak zien gebeuren. De manieren waarop de zonde zich verspreidde hoeven dus niet beperkt te worden tot genetische c.q. seksuele overdracht.

...Onze verkenning van de verhouding tussen evolutie en erfzonde brengt ons dan ook tot een conclusie die diametraal verschilt van die van Lamoureux: goedbeschouwd zijn beide met elkaar verenigbaar.
Ik word hier geconfronteerd met een lawine tegenstrijdigheden en vraagstellingen die opkomen, maar totaal niet aangesneden worden. Ten eerste zitten we met een tijdstip voor de verschijning van de mens die we als mens herkennen dat min of meer willekeurig gekozen is en bovendien varieert van 50.000 tot 40.000 geleden, afhankelijk van welk boek je erover opslaat. Wil men "de zondeval" concreet maken dan moet men toch "het echte mensworden" reduceren tot één bepaalde generatie. Onmogelijk. Ook moreel besef is iets wat zeer geleidelijk zich ontwikkeld heeft. Er kan eenvoudig nooit een generatie mensen hebben bestaan die hun ouders voormenselijk beschouwde.
Vervolgens moeten we blijkbaar uit dit verhaal opmaken dat "de mensheid" bestond uit één groep van enkele duizenden individuen, blijkbaar allemaal levend in de nabijheid van elkaar. Waar haalt Van den Brink dit idee vandaan? Als het de grotschilders van Zuid-Frankrijk en Noord-Spanje waren, betekent dat dan dat er in Turkije, Het Midden-Oosten, in China, India en Afrika toen nog geen mensen woonden? Onlangs stond in het blad Nature dat zelfs in Zuid-Californië een archeologische site is ontdekt van menselijke bewoning van 130.000 jaar geleden!
Vervolgens maakt hij van één Adam en Eva de gehele groep van duizenden, om ze dan weer te reduceren tot "sommige vertegenwoordigers", die weer gereduceerd worden tot "de echte Adam en Eva", waarna ik uitroep "Make up your mind!", maar Van den Brink uitroept dat het nauw aansluit bij wat Paulus zegt, dat het allemaal begon met de zonde van één man.
Vervolgens komt er een 'weliswaar' dat de zondeval van één mens weer tegenspreekt: weliswaar moet de zondeval een geleidelijk opkomen van zondig gedrag zijn geweest. Maar dat kan 'opgelost' worden door eenvoudig te beweren dat het "uitermate snel" om zich heen heeft gegrepen.
Vervolgens wordt de 'infectie' via seksuele overdracht afgewezen, maar moeten we toch blijven geloven dat het de gehele mensheid infekteerde, en niemand daaraan ontsnapte. Op basis waarvan? Als ik iets weet van de mens is het wel dat er altijd wel iemand is die niet meedoet met wat je voorstelt. Maar indien zo, hoezo is dit een inbreuk op de natuurlijke gang van zaken, hoezo is dit niet een natuurlijk gevolg van kognitieve ontwikkeling? Dus hersenloze mensheid was "originally righteous", maar de toename van hersencapaciteit staat gelijk aan noodzakelijkerwijs in zonde vallen. Maar toch verwachtte God dat de mens niet leeft volgens de neigingen waarmee de mens via de door God gewilde evolutie is uitgerust.
Indien de zondeval een logisch gevolg is van toenemende hersencapaciteit, dan vindt die plaats in het leven van ieder mens op het moment dat de hersencapaciteit van een kind zo groot is geworden dat hij/zij moreel besef krijgt. Maar hoe heeft dit iets te maken met een unieke gebeurtenis die in het leven van onze voorouders ooit geschiedde?
En wat was die zonde nu precies? Weer krijgen we er geen ander antwoord op dan vaagheden zoals "geestelijk ontberen van Gods nabijheid", "verlies van Gods bovennatuurlijke gaven" (blijkbaar de beloofde onsterfelijkheid die hij eerder erbij fantaseerde), "existentiële vervreemding en angst", "driften, agressies en andere neigingen om onszelf door te zetten". Blijkbaar gaat het er bij Van den Brink niet in dat "driften, agressies en andere neigingen om onszelf door te zetten" juist het voortbestaan van de soort waarborgen en dus in ieder geval tot op bepaalde hoogte deugden zijn.


Het begint mij te duizelen. Ik kan met de beste wil van de wereld kop noch staart ontwaren in deze uiteenzetting van Van den Brink. Het ergste is nog dat hij eindigt met "goedbeschouwd". :roll:

Van den Brink vervolgt zijn mijmeringen over de erfzonde nog vijf bladzijden onder de kop De reikwijdte van de christelijke boodschap.

Hij verdedigt evolutie-theïsme door te stellen dat de noodzaak van Christus' verzoeningswerk niet afhankelijk is van de manier waarop we zondaar geworden zijn maar van het feit dát we zondaars zijn, en zegt erachteraan dat de evolutieleer daar helemaal niets aan verandert.
Maar dat kan hij enkel zeggen door te vervolgen met:
Van den Brink schreef:Dát we als mensen zondig zijn, impliceert dat we op een of andere manier collectief zondaar geworden zijn. Als we onvermijdelijk zondige daden begaan, omdat we nu eenmaal zo geschapen zijn, dan zijn onze daden waarschijnlijk niet écht zondig omdat we er niet voor verantwoordelijk zijn.
Precies, en daarom is evolutionisme de genadeklap voor het christelijke verhaal van alle eeuwen.
Omdat Van den Brink dat begrijpt houdt hij vast aan de zondeval en de erfzonde. Maar hierin slaagt hij m.i. op zo'n ongeloofwaardige manier dat ik er enkel warhoofdigheid uit kon opmaken.
Maar ook afgezien van de begrippen zondeval en erfzonde blijft een evolutie-theïst zitten met de vreemde zaak dat God de mens via de evolutie heeft laten ontwikkelen en deze primitieve staat van zijn "van origine onschuldig en goed" moet noemen. Bij mij gaat zoiets er niet in. Van den Brink stipt de moeilijkheid even aan, om me vervolgens met een kluitje in het riet te sturen:
Van den Brink schreef:Het is natuurlijk niet aan ons om te achterhalen waarom God ervoor koos op deze manier te werk te gaan. Achter een zinnetje als "het heeft de Vader behaagd", kunnen we niet verder terugvragen. Net als Job moeten we leren het bestek van Gods werken aan hemzelf over te laten.


Van den Brink vergelijkt tot slot het christelijke perspectief, waar de mens via een daadwerkelijke zondeval in zijn ontredderde staat terecht komt, nog met de tragische visie op het leven die men in verschillende oosterse religies terugvindt en bij de oude Grieken, waar men de mens voornamelijk als slachtoffer ziet. Voor mij is het zonder meer duidelijk dat de zaak er andersom voorstaat: de evolutieleer sluit veel beter bij zo'n tragische visie aan dan bij een verhaal dat overduidelijk op fantasie berust dat er ergens sprake zou kunnen zijn van een zondeval en erfzonde. Het laatste komt over als vergezocht en overduidelijk gekunsteld, te meer daar men het bijbelverhaal in Genesis 2 en 3 op een zeer gekunstelde manier moet gaan interpreteren.
Born OK the first time

Gebruikersavatar
Rereformed
Moderator
Berichten: 16972
Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
Locatie: Finland
Contacteer:

Re: Van den Brink: En de aarde bracht voort - recensie Rereformed

Bericht door Rereformed » 12 nov 2017 13:53

Hoofdstuk 8 Natuurlijke selectie en Gods voorzienigheid

Hoofdstuk 8 gaat over de vraag of "het evolutionaire proces, en speciaal het mechanisme van natuurlijke selectie, het geloof in een goede God die aan het begin staat en door alles heen naar zijn doel leidt volstrekt onmogelijk maakt. Sluit de factor van toeval in de manier waarop natuurlijke selectie werkt niet elke vorm van goddelijke voorzienigheid uit?"

In een vorige bijdrage gaf ik te kennen dat een helder denker zijn bijbelgeloof opgeeft wanneer men de draagwijdte van het evolutieproces beseft, en het is alsof ik op mijn wenken bediend wordt met een voorbeeld. Van den Brink vangt het hoofdstuk aan met een citaat van Carel ter Linden, de predikant die ook op dit forum ooit ter sprake is gekomen naar aanleiding van een boek met een titel die wanhoop uitspreekt: Wat doe ik hier? Op CIP besteedde men er een verhaaltje aan met de kop: Hofpredikant ontkent dat God de wereld bestuurt. In het TV-fragment dat inmiddels niet meer te zien is geeft hij deze definitie van God: een geestelijke werkelijkheid van trouw, gerechtigheid, vergeving, liefde en verzoening. God als idioom van idealen waaraan je verknocht bent.

Onder het kopje Ter Lindens teleurstelling geeft Van den Brink dit citaat van deze dominee:
Carel ter Linden schreef:Vroeger antwoordde ik mensen die moeite hadden met het idee dat de mens het product is van een lang evolutieproces met een tegenvraag, en zei: 'Waarom zou God niet op de wijze van evolutie deze aarde en alle leven kunnen scheppen?' Maar nu kan ik het hele proces nergens meer verbinden met die God die ik heb leren kennen als een geestelijkewerkelijkheid van trouw en gerechtigheid en barmhartigheid. Daarvoor is dit proces van eeuwen een eeuwen te wreeds, te ondoorzichtig, te kil en onpersoonlijk. Het lijkt één grote loterij die bepaalt wie er afvallen en wie verder mogen. De ziekte zit in de evolutie ingebakken...Ik heb niet alleen geen antwoord op het onbeschrijflijke lijden dat met het evolutieproces gegeven is - ik bespeur ook geen enkele zin, doel, of richting in dit hele proces. Ik herken er de hand van God niet in...
Van een architect die dit alles met een bepaalde bedoeling heeft bedacht en tot stand gebracht, is hier niets te merken.
Het is interessant te horen dat de eerste decennia na het inslaan van Darwins bom The Origin of Species het christelijke verzet ertegen niet zozeer was vanwege dat het de historiciteit van Genesis 2 en 3 in twijfel stelde, maar veelal draaide rondom de kwestie van het proces van natuurlijke selectie waarin toeval centraal staat. Dit druiste regelrecht in tegen de voorzienigheidsleer. Wat men gewoonlijk onder teleologie verstaat - de visie dat richting en doel van de wereld zijn vastgesteld door God - had volgens velen de genadeklap gekregen.

Jammergenoeg gaat Van den Brink in zijn hele hoofdstuk enkel in op dit laatste probleem, hetgeen hij natuurlijk gemakkelijk filosofisch kan 'oplossen':
Van den Brink schreef:Het mag echter duidelijk zijn dat men niet zomaar uit het feit (even aannemende dat het een feit is) dat een teleologische visie niet langer nodig is, kan concluderen dat deze onjuist is. Het laatste volgt gewoonweg niet uit het eerste.
En wat verderop:
Van den Brink schreef:Alles hangt ervan af wat de notie 'toevallig' zoals die voorkomt in de uitdrukking 'toevallige mutaties (random mutations) precies betekent.
Plantinga en Philipse worden erbij gehaald en Thomas van Aquino. De laatste maakt het met een doodeenvoudig voorbeeld heel duidelijk dat er op het eerste gezicht sprake kan zijn van toeval, maar vanuit een hoger gezichtspunt iets toch geleid kan zijn. Twee dienaren krijgen zonder dat ze het van elkaar weten van de koning een opdracht om iets te halen op de markt. Ze komen op hetzelfde tijdstip aan. Dat is in hun ogen dus toevallig, maar in werkelijkheid was er op een hoger niveau wel degelijk sprake van opzet en overkoepelende doelgerichtheid.

Tegen deze filosofische logica is niets in te brengen, maar daarmee is Carel ter Linden nog niet beantwoord, iets wat Van den Brink jammergenoeg niet beseft.

Ik zal in een tweede bijdrage nog op ter Linden terugkomen, aangezien zijn dilemma ook de mijne is.

Van den Brink concludeert:
Van den Brink schreef:Zoals we zagen, volgt uit de sobere wetenschappelijke theorie van natuurlijke selectie op basis van toevallige mutaties ook inderdaad niet dat elke vorm van goddelijke voorzienigheid uitgesloten is. Die theorie laat nu eenmaal geen sterke conclusies toe over wat zich aan het bereik van wetenschap en empirie onttrekt, omdat dat van een andere, metafysische orde is. Dat Ter Linden onder de indruk is van de ondoorzichtigheid van het eeuwenlange evolutionaire proces valt te begrijpen. Dat dat proces 'geen enkele zin, doel of richting' zou hebben volgt daaruit echter niet. Weliswaar lijkt het doordrenkt van vergeefsheid. De beroemde regel uit Shakespeare's Macbeth over het mensen leven als 'a poor player that struts and frets his hour upon the stage and then is heard no more lijkt voor hele soorten op te gaan. In het bijzonderkunnen de enorme aantallen slachtoffers van natuurlijke selectie ons verbijsteren - de miljarden levende organismen die ten prooi vielen aan pijn en dood, vaak lang voor ze hun volledige potentieel bereikten. Maar het evolutionaire proces als geheel hoeft daarom nog niet volstrekt chaotisch te zijn, en het laat zich ook niet uit de feiten afleiden dat het betekenisloos en zonder enig doel of enige richting is.
Door een beroep te doen op theoretische mogelijkheden en een doel op hoger niveau dat ons ontgaat weet Van den Brink zijn god te redden, zoals een God altijd gered kan worden indien men zich maar puur opstelt als een filosoof. Maar in plaats van daarmee een antwoord te geven op ter Linden laat dit juist zien dat hij volkomen doof is voor wat Carel ter Linden aangaf als reden voor het opgeven van de schepper-en-bestuurder-God waar het bijbelgeloof altijd in heeft geloofd. Ter Lindens probleem is niet dat hij de theoretische mogelijkheid van het bestaan van een god niet inziet, maar dat hij in het evolutionaire proces de hand van de bijbelgod niet kan herkennen. Hij kan het proces van evolutie niet verbinden met de christelijke God die men omschrijft met woorden als trouw, rechtvaardig, barmhartig en liefdevol. Erger nog, we worden nu opgezadeld met exact het tegendeel daarvan: een god die creëert en zijn doel bereikt via onnoemlijk veel pijn, leed en dood en vanuit ons oogpunt totale morele onverschilligheid. Dat is een cruciaal gegeven dat Van den Brink geheel negeert of denkt in hoofdstuk 5 al beantwoord te hebben. Ter Lindens zinnetje "De ziekte zit in de evolutie ingebakken" brengt het dilemma tot een hoogtepunt. Een methode die gebaseerd is op wreedheid, ziekte, leed en dood, overlevingsstrijd, onverschilligheid ten aanzien van miljarden levende wezens, kan op geen enkele manier verbonden worden met een liefdevolle, zorgzame God voor wie schepsels waardevol zijn.
Deze gedachten worden nog vele malen versterkt wanneer men zijn gedachten laat gaan over allerlei elementen uit de evolutieleer die niet te rijmen vallen met een god die het om mensen te doen is. Het begint al met het feit dat de schepping op 14½ miljard jaar wordt geschat, waarvan wij geen enkele aanwijzing hebben dat de bijbelgod zich voor mensen interesseerde voordat hij zich aan Abraham openbaarde, pakweg 4000 jaar geleden. Wat zegt dat over de interesse van God in de mens? Indien de moderne mens zo'n 145.000 jaar geleden ontstond is de geschiedenis van de mensheid in dat universum dat God schiep dus 1 procent van de tijd. Blijkbaar was God veel meer geïnteresseerd in andere zaken. Zelfs in de geschiedenis van de mensheid blijkt hij niet geïnteresseerd. Gods bemoeienis met die mens is slechts gedurende de laatste 3 procent van die geschiedenis. Ooit zagen wij ons als de kroon van de schepping, maar nu zijn we klaarblijkelijk een afterthought, of wellicht zijn we eenvoudig een tussenstadium. In theorie kan er sturing en doel in het proces van miljarden jaren zitten, maar wat heeft dat voor ons die nu leven te betekenen? Hoe zouden wij op dit punt in die 14½ miljard jaar erop kunnen vertrouwen dat wij voor God meer waarde hebben dan de dinosauriërs die hij ooit liet ontwikkelen en uit deed sterven? Wie weet heeft hij een wezen op het oog dat nog een miljard jaar tijd nodig heeft om ergens uit te groeien.
En hoe zou 'sturing op hoger niveau' de voorzienigheidsleer overeind kunnen houden? De bijbelgod laat weten dat niet één musje hem ontgaat, dat alle haren van ons hoofd geteld zijn. Maar de voorzienigheid van de god van evolutie die bestuurt is voorzienigheid 'op hoger niveau' en komt dus overeen met hoe staatsbosbeheer over bossen regeert: zich totaal onbekommerend over het lot van een individuele mier.
Kortom: alle gedachten die wij aan evolutionair denken kunnen verbinden druisen in tegen het geloof in de God zoals die in de bijbel wordt voorgesteld.
Ik moet hierbij denken aan een commentaar dat ik ooit op een boek van professor Ouweneel schreef, waarin hij via een boswachter Gods voorzienigheid verdedigde, waarop ik een commentaar schreef: Hoe men in een bos verdwalen kan. De kritiek die ik toen gaf probeerde duidelijk te maken dat het niet gaat om de vraag of de boswachtergod bestaat, maar of die god na opdoen van kennis van onze moderne tijd nog iets te maken kan hebben met wat ons in vroegere eeuwen allemaal voorgehouden is, een zorgzame God die jou waardevol vindt. Dat is waar een christen zo'n behoefte aan heeft. Oftewel of die god die uit de bus komt nog als relevant kan worden beschouwd voor de kleine individuele mens. Een god die een spinnetje tegenkomt, oppakt en even met een glimlach van dichtbij bekijkt, om hem even later weer ergens neer te zetten om zijn leven te vervolgen kan niet gekenschetst worden als een liefdevolle God van de voorzienigheidsleer wanneer je tegelijkertijd weet dat het een boswerker was bezig met een veel hoger doel, namelijk het omhakken van het bos. Het voorval met de spin was enkel ter verpozing in de koffiepauze, toen hij even op een omgezaagde boomstronk ging zitten uitrusten en op de grond wat interessants zag bewegen. Zo komt de christelijke God die aan de evolutiewetenschap is verbonden op mij over.


Henry II schreef:
01 nov 2017 10:39
Ik snap dat gedoe over de dood in het paradijs niet. En dat dit de straf van de zondeval zou zijn geweest. Ik heb op diverse Joodse websites een heel andere verklaring gelezen. Namelijk dat er meer bomen in de Hof van Eden stonden. Een boom voor de kennis van Goed en Kwaad, maar ook een boom van het eeuwig leven. In de Joodse uitleg die ik las stond dat toen de mens had gegeten van de boom van de kennis van goed en kwaad, dat hij toen de hof van Eden is uitgestuurd juist OPDAT hij niet zou gaan eten van de boom van eeuwig leven. In die Joodse uitleg zijn er twee bomen. En de reden van ze uit de Tuin werden verbannen was niet als straf voor het eten van die ene boom, maar om te voorkomen dat ze zouden eten van die tweede boom. Waarom zie ik dit verhaal helemaal niet terug in de christelijke uitleg van dit verhaal.
Het laatste wordt heel duidelijk gezegd in Genesis 3:22, zoals ook die andere zaken die je noemt in het verhaal vermeld worden. Daar is dus niet specifiek joods aan.
Van den Brink gaat wel degelijk in op dit vers, zie deze bijdrage. Hij gebruikt het als argument voor zijn zienswijze, die stelt dat God toen hij zich openbaarde aan Adam en Eva hen onsterfelijkheid zou hebben beloofd. Men kan er namelijk volgens hem niet omheen dat de dood waarmee gedreigd wordt door God (2:17) letterlijk genomen moet worden:
Van den Brink schreef:Zoals we zagen is er geen bijbelse grond voor de visie dat de dieren omwille van onze menselijke zonde moeten sterven. Maar zowel Genesis als Paulus veronderstelt dat er geen enkel mens hoefde te sterven voordat het menselijke geslacht in zonde viel....De strekking van de menselijke dood laat zich alleen peilen wanneer we er het element van goddelijke afkeuring in erkennen - een afkeuring van de manier waarop wij 'gevallen mensen' onze levens leiden in vervreemding van God.
Het pas ook goed bij de plot van Genesis 2-3 om ervan uit te gaan dat de eerste mensen op de een of andere manier onsterfelijkheid zouden hebben ontvangen als ze niet gezondigd hadden. Dit ligt opgesloten in Genesis 3:22, waar de mens uit de tuin wordt verbannen opdat "hij zijn hand niet zou uitsteken en ook van de boom des levens nemen en eten zodat hij eeuwig zou leven." We kunnen ons natuurlijk geen voorstelling maken hoe de mens precies onsterfelijkheid had kunnen ontvangen, gezien diens biologische beperkingen. Maar we kunnen zo'n scenario ook niet uitsluiten met een beroep op onze wetenschappelijke kennis, net zomin als we wonderen kunnen uitsluiten op grond van de wetenschap.
De laatste zinnen verraden natuurlijk dat de opvatting een beroep moet doen op magisch denken oftewel fantaseren. Eerder merkte ik op dat het ook vergezocht is om te denken dat homo sapiens en dus Adam en Eva gewoon sterfelijk waren tot op het moment dat God zich aan ze openbaarde waardoor ze 'echt mens' werden. Benevens dat het een slap aftreksel is van wat scheppen betekent lezen we er ook helemaal niets over in Genesis.

Veel geloofwaardiger is daarom de opvatting dat dit een van de elementen is in de mythe die uit de oudere scheppingsverhalen van het Midden-Oosten zijn overgenomen. De oude Gnostieken beweerden al dat Jahweh en de andere goden (die Jahweh in paniek aanspreekt aan het eind van Genesis 3) probeerden te voorkomen dat het eerste mensenpaar zou te weten komen over voortplanting. De Boom der kennis staat voor kennis van de seksuele daad en voortplanting, zoals het werkwoord 'kennen' (eng. 'to know') wel tien maal in het OT gebruikt wordt als eufemisme voor geslachtsgemeenschap. Jahweh dreigt ermee dat ze sterven wanneer ze het toch doen. De mens en zijn vrouw zijn dan ook volkomen onwetend van seks, hetgeen uitgedrukt wordt in de opmerking dat ze naakt waren en zich toch niet schaamden voor elkaar (=geen seksuele gevoelens hadden). Maar de slang vertelt hen dat het juist andersom is: wanneer ze het doen zullen ze als de goden zijn. De Levensboom garandeert onsterfelijkheid, daarom wandelt God ook in de tuin en eet Hij ervan. Op dezelfde manier moesten de Griekse goden ambrosia drinken om onsterfelijkheid te onderhouden. De Soemerische scheppingsmythe vertelt al dat de mens werd geschapen als slaaf van God om de tuin te onderhouden die aan God toebehoort om erin rond te wandelen en van de vrucht van de Levensboom te eten. Zo behoeven de goden zelf geen werk te doen. Daarom wordt Adam ook geschapen zonder vrouw in het verhaal. Daar had God helemaal geen behoefte aan. Ze wordt pas geschapen als een afterthought, omdat het nu eenmaal moet, Adam is depressief alleen. Daarom heeft God ook helemaal geen mensenras op het oog, zoals het latere scheppingsverhaal van Genesis 1 vertelt. Hij had genoeg aan één mens.
Vandaar ook dat van alle straffen die bedacht hadden kunnen worden de straf van Jahweh dan ook is dat Eva zal moeten baren met vreselijke pijn. God kon niet voorkomen dat ze de kennis van voortplanten opdeden, maar kon nog wel wraak nemen door de gevolgen heel erg te maken als ze het toch deed.

Deze lezing van Genesis 2-3 lijkt mij de meest voor de hand liggende. Maar men kan dat uiteraard pas erkennen wanneer men bijbelgeloof geheel opgeeft, want hiermee zet je de bijbel naast de Griekse en Soemerische godenmythen.

Met hoofdstuk 8 is het boek De aarde bracht voort wat mij betreft uit. De vraag of de evolutieleer met het bijbelgeloof kan worden geharmoniseerd is behandeld.
Born OK the first time

Gebruikersavatar
Rereformed
Moderator
Berichten: 16972
Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
Locatie: Finland
Contacteer:

Re: Van den Brink: En de aarde bracht voort - recensie Rereformed

Bericht door Rereformed » 12 nov 2017 13:57

Hoofdstuk 9 Moraal, religie en openbaring

Hoofdstuk 9 gaat in op wat zijpaden: pogingen die atheïsten tegenwoordig doen om op basis van de theorie van natuurlijke selectie het fenomeen religie en de moraal te verklaren. Op dit forum worden met regelmaat van de klok deze zaken besproken. Er zitten bijzonder veel aspecten aan. De waaier van verschillende verklaringen is interessant om te overdenken. Ik laat al die theorieën onbesproken omdat het onvermijdelijk uitloopt op een oeverloze discussie.

Van den Brink concentreert op deze twee zaken aangezien ze bij gelovigen zeer gevoelig liggen:
Van den Brink schreef:Wie de reeks theorieën als gelovige voor het eerst langs ziet komen en op zich laat inwerken, kan een bepaald gevoel van verbazing vermoedelijk moeilijk onderdrukken. Is het echt allemaal zo plat? Is heel het geloof, en zelfs alle religie, uiteindelijk niet meer dan een handig trucje van de evolutie om ons beter te doen samenwerken? De zogeheten 'nieuwe atheïsten' maken inderdaad gebruik van deze theorieën om anderen ervan te overtuigen dat religie (net als moraal) een illusie is: nu we natuurlijke verklaringen voor religie hebben gevonden, is het duidelijk dat geloof in bovennatuurlijke wezens en andere uitingen van religiositeit niet serieus genomen kunnen worden.
Merk allereerst weer de basisinstelling op van de gelovige, één die ik goed ken vanuit mijn vroeger denken. Eén van de zaken die bij gelovigen zeer diep zitten is de opvatting dat alles wat te maken heeft met feiten aangaande de werkelijkheid 'plat' is, 'oppervlakkig', 'van weinig waarde'. Of zoals Van den Brink het eerder in zijn boek aangaf: het zijn slechts 'feitjes'. Alles wat daarentegen met de religieuze fantasieën te maken heeft, dus de zaken die hoop geven, het boven de feiten uit fantaseren, het uitgewerkte denksysteem van hoe men behoort te leven, dát zijn de diepzinnige dingen. Deze manier van denken komt niet exclusief bij de gelovige voor, zij is een algemene houding van iedereen die kunst hoger schat dan de alledaagse feiten. Het is dus iets zeer menselijks, een overlevingsmechanisme. Het leven moet meer waarde gegeven worden aangezien de feiten van het leven voor de mens zowel ontluisterend zijn als veelal depressief makend.
Het was Nietzsche die als eerste de psychologie van het christelijk geloof besefte: het is het wapen waarmee de zwakken - rechtenlozen, machtelozen, hopelozen, moedelozen - , de sterken - machtigen, levenskrachtigen - en zelfs de feiten van het leven de baas kunnen zijn.

Van den Brink komt vervolgens met dit argument:
Van den Brink schreef:Maar laten we eens nagaan of deze conclusie inderdaad volgt. De theorieën stellen in de eerste plaats niet het geloof in Gods bestaan ter discussie, maar het geloof in Gods openbaring. Zelfs wanneer religieus geloof zich restloos zou laten begrijpen vanuit onze genetisch bepaalde neigingen, is het immers nog steeds mogelijk dat God (of een god, of goden) bestaat. In dat geval zou er alleen geen causaal verband zijn tussen onze religieuze opvattingen en deze God. Onze geloofsvoorstellingen zouden niet voortkomen uit Gods zelfopenbaring aan ons, aangezien ze getriggerd zijn door de menselijke evolutie. Daarom is mijns inziens de openbaringsleer hier in het geding en niet zozeer het geloof in Gods bestaan.
Dit is een argument dat dubbel zwak staat. Ten eerste is een theoretische mogelijkheid of er een God, god of goden bestaan van geen enkel belang voor de mens indien we voor de postulatie daarvan geen enkele aanwijzing hebben. Het is als met iemand die voet bij stuk houdt dat een groene reuzendraak het heelal ooit heeft uitgespugd. Welaan, laat het zo zijn. So?

En de tweede zaak moge waar zijn, maar het meest opmerkelijke van zijn boek is juist dat hij Gods specifieke openbaring aan de mens, dwz de bijbelteksten, voor het grootste gedeelte links heeft laten liggen!

Wat Van den Brink op dit punt bedoelt met 'openbaringsleer' is de christelijke leer dat men God enigszins kan leren kennen uit 'het boek der natuur': "God heeft bijvoorbeeld zijn eeuwige kracht en heerlijkheid laten zien in zijn scheppingswerken (Rom. 1:19)". Als ik een gelovige was zou dit schriftwoord me na het lezen van Van den Brinks boek voor een enorm groot dilemma zetten. Ik zou uit het feit dat ik nu volgens Van den Brink moet geloven dat de levende natuur bewust door God geschapen is als een strijd om het bestaan, dat zich miljoenen jaren voortsleept, moeten concluderen dat God meedogenloos is, onverschillig, of wellicht ervan houdt om pijn, lijden, doodslaan, ziekte, half mislukte wezens, opkomen en verdwijnen van soorten gade te slaan. Misschien heeft hij dit alles nodig ter verpozing, om voor zichzelf de marteling van eeuwig te moeten bestaan wat draaglijker te maken. Net zoals wij mensen graag op de bank zitten en naar een film kijken, met dit verschil dat God duidelijk het meeste houdt van hersenloze aktie, terwijl een mens juist vijf sterren geeft aan een programma dat veel van ons denkvermogen vereist. Die God waar ik een glimp van opvang moge groots zijn, machtig, krachtig... maar op geen enkele manier te kenschetsen als een God van liefde of persoonlijke interaktie.

En vervolgens komt Van den Brink met de opvatting in de christelijke traditie van een universeel Godsbesef (sensus divinitatis) dat in de menselijke geest zou zijn ingeschapen. Onze hang naar religie zou uiteindelijk teruggaan op Gods openbaring aan de mens. Ook deze opvatting heeft weinig om het lijf, zoals Maarten Boudry ooit in een recensie liet zien.

Wat de moraal betreft moet Van den Brink ook alweer zijn toevlucht nemen tot Plantinga. Deze gelovige verzet zoals gewoonlijk de doelpalen en schiet zijn God eenvoudig wat verder de ruimte in:
Van den Brink schreef:Wat Alvin Plantinga in dit verband over religieus geloof schrijft, geldt evenzeer voor moreel besef: "To show that there are natural processes that produce religious belief does nothing to discredit it; perhaps God designed us in such a way that it is by virtue of those processes that we come to have knowledge of him."
Ik vind deze redeneringen zo belabberd dat ik ze geen commentaar nodig acht.
dikkemick schreef:
04 nov 2017 10:56
Rereformed schreef:
04 nov 2017 10:45
...In de evolutie zit men met eenzelfde vraag: hoe kunnen we de processen van een blinde natuur onderscheiden van het handelen van God?
Door te zeggen dat God de evolutie als (hulp)middel heeft bedacht (evenals de natuurwetten).
Ja, maar door zo te antwoorden ontgaat je dat de vraag bedoeld is als een retorische vraag: er is voor ons mensen geen onderscheid tussen de werkingen van de blinde natuur en de werkingen van een besturende god. Of in het voorbeeld van Ingersoll: er is geen onderscheid tussen menselijke en goddelijke processen te bespeuren.
Hieruit volgt automatisch dat ofwel deze god een illusie is, ofwel deze god gelijk staat aan grilligheid en klungelachtigheid, hetgeen weer gelijk staat aan het uitwissen van de betekenis die de woorden god/goddelijkheid hebben. Welk antwoord men hierop ook geeft, het is de doodsteek voor christelijk geloof.
PietV. schreef:
04 nov 2017 11:53
Koning van de drogredenen vond ik zelf wel aardig gevonden. Maar lees ze zelf maar.
Hier een voorbeeld van zo'n terugvallen op een theoretische mogelijkheid die filosofisch niet ontkend kan worden, maar als argument een drogreden is. Van den Brink haalt James Jones aan (Can Science Explain Religion):
James Jones schreef:The crusaders or debunkers claim that cognitive science of religion heralds the demise of religion, all religion...it is almost universally asserted that such findings prove that religion is a purely natural phenomenon. Clearly these findings do no such thing. All they suggest is that natural, human processes are at work in religion, something virtually no one denies. That does not logically entail that only natural processes are present. The debunkers seems to be assuming that if natural processes are at work, nothing else can be. But no argument is offered to support that assumption.
Het is het bekende omkeren van de bewijslast. De gelovers bekritiseren de wetenschapper dat hij zegt dat er geen sprake is van het optreden van een god, wanneer er een uitstekende natuurlijke uitleg is voor een proces. Maar deze kritiek is enkel redelijk indien men een gegronde reden heeft om een god überhaupt te postuleren. De bewijslast voor het postuleren van een god ligt bij de gelover.

Van den Brink vervolgt met te zeggen dat natuurlijke verklaringen voor godsdienstige overtuigingen niet betekenen dat de godsdienstige overtuigingen per definitie onjuist zijn. Inderdaad. Maar de gelovige redt zich niet met een beroep te doen op een theoretische mogelijkheid. Hij moet aantonen dat men goede reden heeft om tot zijn godsdienstige overtuigingen over te hellen, oftewel hij moet laten zien dat zijn goddelijke openbaring (in ons geval de bijbeltekst) zich niet laat verklaren door zuiver menselijk denken en handelen. En daar schort het aan. Zoals opgemerkt is het naar mijn mening meest opvallende mankement aan Van den Brinks apologie het feit dat hij geen uitvoerige en gedetailleerde interpretatie van de relevante bijbelteksten geeft. Voor zover hij dat wel doet moet hij de gebreken ervan verdoezelen ("accomodatieleer"), negeren of laat hij ze eenvoudig helemaal onbesproken.

Laat ik één voorbeeld nemen:
In Genesis 3:20 geeft de mens opeens een naam aan zijn vrouw. Hij noemt haar Eva omdat zij de moeder van alle levenden is geworden. Dit is (alweer) een etiologische opmerking, de naam is verwant aan de Hebreeuwse woord voor "leven". De verhaalverteller had dus de naieve opvatting dat de eerste mens al Hebreeuws sprak. Enkel deze ene zin al laat zien dat er totaal niets goddelijks in de openbaring te bespeuren is, maar de tekst blijk geeft van een ontstellend laag niveau. Het niveau van een modern sci-fi-boekje waar mensen op een onbekende planeet belanden, daar bologige wezens aantreffen met wie ze in het Engels kunnen communiceren.
Maar deze naïviteit van de verhaalschrijver laat ook zien dat de enige juiste interpretatie van het vers is dat hij Eva inderdaad beschouwde als de eerste vrouwelijke mens die er op aarde liep, en alle mensen die nu leven uit haar geboren zijn. Enkel en alleen op grond van dit vers al wordt de zienswijze van Van den Brink onmogelijk gemaakt.
Gaat men zich nóg dieper met de tekst bezighouden dan komt men tot de ontdekking dat Eva een restant is van een oudere mythologie. De Hebreeuwse naam voor Eva, Chavah, komt ook voor als Cheva, Cheba, Chebe, of Heva; ooit een belangrijke godin in het Midden-Oosten. De Engelse Wikipedia geeft dit:
Wikipedia schreef:Hawwah has been compared to the Hurrian goddess Kheba, who was shown in the Amarna letters to be worshipped in Jerusalem during the Late Bronze Age.
The goddess Asherah, wife of El, mother of the elohim from the first millennium BCE was given the title Chawat, from which the name Hawwah in Aramaic was derived, Eve in English
De Soemerische godin van de vruchtbaarheid Aruru die men al in de Gilgamesh mythe tegenkomt en blijkbaar uit een nog oudere Akkadische cultuur komt, had ook de titel "Moeder van alle levenden". Aruru is ook de schepper van Enkidu uit klei en naar het beeltenis van Anu, de heer des hemels en koning van alle goden. Hmm..ook dit klinkt ons maar al te bekend in de oren.
We hebben dus te maken met in de tijd late restanten van een enorme mythologische ijsberg in de tijd ervoor. Niets wijst hier op goddelijke openbaring. Alles wijst op menselijke constructies, een gefantaseerde variatie op eerder gefantaseerde verhalen.
dikkemick schreef:
04 nov 2017 16:47
De enige die ons nu nog uit de brand kan helpen is Dhr. Van den Brink zelf. Wat mij betreft is hij op dit moment meer dan welkom!
Het probleem met jou en alle atheïsten is dit:
Van den Brink schreef:James Jones vraagt zich af hoe het kan dat de criticasters van religie zo succesvol zijn in hun retorische gebruik van de bevindingen van CSR (cognitive science of religion), die immers op zichzelf helemaal niet voorsorteren op atheïsme. Volgens hem schuilt het antwoord in de maatschappelijke context waarin veel mensen toch al graag geloven dat godsdienstige aanspraken er per definitie naast zitten en dat zo ongeveer elke religieuze praktijk cognitief gezien pathologisch is. Op de achtergrond staat het geloof 'that science is the only arbiter of knowledge and that the only reality is what is disclosed to us through natural science'. Kort gezegd: het is volgens Jones het sciëntisme dat hier een sleutelrol speelt. Atheïsme volgt alleen uit CSR (of wordt er waarschijnlijker door) wanneer je het er van tevoren al instopt.
Warempel alweer het omdraaien van de zaken. Het is de gelovige die van tevoren een God achter alle zaken stopt. Dat is volgens eigen zeggen het uitgangspunt van de gelovige. Van den Brink ving zijn boek aan met deze inleidende woorden:
Van den Brink schreef:In dit boek gaan we na hoe de evolutietheorie zich verhoudt tot tot het christelijk geloof. Allereerst natuurlijk voor christenen die zich willen bezinnen op de evolutietheorie, omdat ze zich er in hun geloof door uitgedaagd voelen. Het christelijk geloof is voor hen niet een bijkomstigheid, maar de bron waaruit ze putten, de grond waarop ze staan, de lucht die ze inademen. Voor hen - en voor mij - is het daarom belangrijk om te weten of de evolutietheorie al dan niet verenigbaar is met een op de bijbel georiënteerd geloof. Als dat niet het geval is, zal ze immers alleen maar afgewezen kunnen worden. Hoe sterk haar papieren in dat geval ook mogen lijken, ze haalt het niet bij de waarheid van het geloof. Geloven is nu eenmaal een hartstochtelijke zaak. Het geloof heeft veel meer invloed op onze visie op het leven en wat we voor waar houden dan welke wetenschappelijke theorie dan ook.
Voilá, de schuldbekentenis wordt nota bene in de eerste alinea van het boek zo duidelijk mogelijk gegeven! Zo duidelijk dat iemand die in waarheid geïnteresseerd is het boek na deze alinea al dicht kan slaan, want iemand die oprecht naar waarheid zoekt kan onmogelijk op deze manier beginnen. In het gehele boek komt niet eenmaal de gedachte boven drijven dat het geloof wel eens geheel onjuist zou kunnen zijn. Dat is van tevoren al tot onmogelijkheid geconcludeerd.
Wat precies scheelt er dus aan de bewering 'that science is the only arbiter of knowledge'? Wat anders dan dat de gelovige religieuze vooringenomenheid eraan ontbreekt?
Indien men denkt dat het een slippertje is van Van den Brink dan heeft men het mis. Dit is het uitgangspunt van alle apologeten. (Lees bijvoorbeeld hoe Willem Ouweneel opbiecht dat "niet intellectuele argumenten (de rede), maar existentiële factoren (het gevoel, de wil, het hart) de doorslag geven").

Wanneer de cognitieve religiewetenschap volkomen natuurlijke verklaringen vindt voor religie/religiositeit dan is het eenvoudig volkomen natuurlijk om te denken dat het via natuurlijke werkingen verklaard kan worden. Daar is niets van tevoren ingestopt en niets opzettelijk bij weggelaten. Waarom in vredesnaam zou men daarachter toch nog een god moeten veronderstellen? Wanneer we van een ziekte beter worden kan men veelal exact aangeven op welke manier en hoe dit gebeurde. Waarom moet daarachter toch weer een God gedacht worden en voor bedankt worden? Toegegeven, er is een theoretische mogelijkheid dat er een God achter het wereldgebeuren zit. Zoals ook een Eeuwige Toverfee er achter gezocht kan worden. En ja, hoewel de wetenschap exact kan uitleggen hoe bliksem ontstaat en waar het inslaat, is hiermee echt niet gezegd dat Donar (Thor) dus niet bestaat. :roll: Hoe laag is men gezakt wanneer men voor het verdedigen van zijn geloof zijn toevlucht moet nemen tot zulke redeneringen?
Born OK the first time

Gebruikersavatar
Rereformed
Moderator
Berichten: 16972
Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
Locatie: Finland
Contacteer:

Re: Van den Brink: En de aarde bracht voort - recensie Rereformed

Bericht door Rereformed » 12 nov 2017 13:58

Hoofdstuk 10 Resumé

In hoofdstuk tien, het laatste hoofdstuk, gaat Van den Brink zijn werkwijze in het boek nog eens kort en bondig na, en somt hij de conclusies op waarmee hij aankwam. Ik stuit daarbij opnieuw op hoofdstuk 5, het hoofdstuk dat het sterkst in tegenstrijd staat met het traditionele christendom. Nu het zo bondig wordt samengevat merk ik op dat we hier geconfronteerd worden met een dilemma zo groot dat het de hele onderneming van Van den Brink doet mislukken op de meest fatale manier. Het maakt het christelijk geloof letterlijk tot leer waar geen touw aan vast te knopen is, tot wartaal.

Lees de volgende woorden van Van den Brink eens heel aandachtig door, en laat uw gedachten erover gaan voordat u mijn commentaar er op leest:
Van den Brink schreef:In hoofdstuk 5 verlegden we de aandacht naar het theologische probleem dat het idee van een langdurig scheppingsproces oproept: het probleem van het evolutionaire kwaad. De geleidelijke ontwikkeling van het leven op aarde gedurende onvoorstelbaar lange tijdsperioden moet vergezeld zijn gegaan met heel veel lijden, pijn en dood onder de dieren, met inbegrip van hominiden. In dit hoofdstuk stelden we de vraag hoe deze haast eindeloze geschiedenis van ellende en ontberingen in overeenstemming gebracht kan worden met de goedheid van God. Na de neocartesiaanse gedachte dat dieren niet vatbaar zijn voor lijdenservaringen te hebben afgewezen, overwogen we drie verschillende antwoorden op deze vraag:
(1) het lijden en de dood van dieren zijn het gevolg van de menselijke zondeval (de traditionele visie in de christelijke theologie)
(2) het lijden en de dood van dieren zijn deel van Gods plan en
(3) het lijden en de dood van dieren gaan terug op de onverklaarbare invloed van demonen of andere kwade krachten die tegenover Gods levengevende bedoelingen staan.
We concludeerden dat (1) een uiterst problematische verklaring is geworden, gezien de late verschijning van de mens op het wereldtoneel. Daar kwam bij dat deze 'theorie van de kosmische val' slechts een zwakke basis in de schrift bleek te hebben. Christenen die uitgaan van het sola Scripture zijn daarom ook niet genoodzaakt (1) aan te hangen. Ze kunnen een keuze maken voor (2) of (3). Gereformeerden die onder de indruk zijn van Gods soevereiniteit en onnavolgbare wegen hebben daarbij waarschijnlijk een voorkeur voor (2), evangelischen en andere christenen die meer dualistisch denken zullen eerder geneigd zijn tot (3).
Christenen die dus met het nieuwe evolutiefeit, natuurlijke selectie, geconfronteerd worden worden gedwongen om het traditionele christendom tegen te spreken, en vallen vervolgens in twee groepen uiteen, waar ze met diametraal tegengestelde verklaringen komen om de nieuwe situatie uit te leggen: het is volgens het (ondoorgrondelijke) plan van God! Nee, het is demonisch, volgens de plannen van de satan! God did it! No, the Devil did it! Oftewel men kan in het evolutionaire christendom zelfs niet God van de Duivel onderscheiden. Maar dit is zo ontluisterend dat het de hele boot van Van den Brink doet zinken. Voor een atheïst is het de hoogste idiotie: wanneer godgelovers zowel de duivel die men haat als de God die men liefheeft verantwoordelijk kunnen stellen voor dezelfde gang van zaken dan is er in hun geloof geen sprankje redelijkheid meer te bespeuren, het is volslagen willekeur of warhoofdigheid geworden.
Maar misschien is het nog erger voor de gelovigen: mensen die het werk van de Duivel voor Gods werk uitmaken, of omgekeerd, het werk van God voor het werk van de Duivel uitmaken, begaan een doodzonde volgens de christelijke leer. Het is de ultieme verkrachting van goed en kwaad, de hoogste zonde. Het feit dat Van den Brink ze allebei als geldige oplossingen ziet zadelt de gelovigen op met de angst een doodzonde te begaan.

Van den Brink heeft klaarblijkelijk dit dilemma geen moment beseft.

Ik vraag me ook af of er überhaupt christenen zijn die in de stortvloed aan reakties op het boek dit dilemma hebben opgemerkt. Wanneer men op google "de aarde bracht voort" intikt is de eerste boekbespreking die je tegenkomt van de christen Jart Voortman. Hij heeft enkel dit te melden:
Jart Voortman schreef:Als we in ons geloof een sterk idee hebben van Gods almacht kan het idee ontstaan dat het lijden in de natuur, hoe onbegrijpelijk ook, deel uitmaakt van Gods plan om uit te komen bij schoonheid en overvloed. Maar het is wel moeilijk om te verklaren dat deze doelen alleen op die manier bereikt kunnen worden.
Interessant is de passage over de invloed van het kwaad op deze wereld, waardoor de schepping vanaf het begin verstoord is geraakt. C.S. Lewis had er speculatieve gedachten over. Maar ook Karl Barth maakt in zijn scheppingsleer plaats voor de invloed van ‘das Nichtige’. De filosoof Torrance is er sterk door beïnvloed. De theologe Nicola Hoggard Creegan pleit voor een theologie van gebrokenheid. Ze noemt zichzelf een gematigde dualist.

Van den Brink spreekt geen voorkeur uit voor één van beide opties.
Hoe gemakkelijk maakt deze recensent zich er van af! De eerste optie is enkel "moeilijk" om te aanvaarden. Maar dus niet onmogelijk? Hoewel hij die kenschetst als "onbegrijpelijk"?
En de tweede optie is enkel "interessant".
Dat ze diametraal tegengestelde zienswijzen zijn én allebei als acceptabele antwoorden gelden doet ook bij hem geen alarmbellen overgaan.

Tot wel driemaal toe laat Van den Brink weten dat het probleem van natuurlijke selectie niet groter is dan de theodicee problematiek altijd al geweest is, en als christenen dat vroeger konden oplossen, kunnen ze dat nu ook.
Nee!
Even daargelaten of ze het wel of niet ooit hebben kunnen oplossen, de oplossing waar ze mee aankwamen is dat God uiteindelijk hooguit indirect de verantwoordelijkheid heeft voor het kwaad, het lijden, de dood, pijn. Hij heeft het kwaad en alle gevolgen daarvan toegelaten te ontstaan en gedoogt het tot op een bepaald tijdstip. Maar Van den Brinks scenario, - hij laat in het laatste hoofdstuk weten persoonlijk voor bovengenoemde oplossing 2 te kiezen - is dat God direkt verantwoordelijk is voor het scheppen door middel van natuurlijke selectie, dwz het behoort tot zijn oorspronkelijke plan. Het is zijn manier van scheppen! Dat zet zonder meer een streep door de goedheid van God, zoals iedere christen begrijpt die ervoor kiest dat het enkel de satanische machten zijn die dit systeem planmatig hebben kunnen opzetten.

Bart Klink in zijn sublieme recensie van het boek legt zijn vinger exact op de zere plek:
Bart Klink schreef:Wat hij mijns inziens nog te weinig lijkt te beseffen, is hoe leed inherent is aan hoe evolutie werkt. Het leed is niet een vervelend bijgevolg van evolutie: natuurlijke selectie werkt alleen als er sprake is van een struggle for existence, en dat levert bij dieren die in staat zijn om te lijden onvermijdelijk leed op. De grote vraag is dan waarom de Almachtige kiest voor dit gruwelijke proces.
Waarom zien atheïsten als Klink en ik dit probleem onmiddellijk, en Van den Brink niet? Blijkbaar omdat wij ooit gelovigen waren en de gevolgen van wetenschappelijke nieuwe inzichten beter beseffen en heldere, gezonde conclusies trokken. Er is geen deugdelijk christelijk antwoord op het dilemma dat moderne wetenschappelijke kennis ons voor de voeten werpt.
Born OK the first time

Gebruikersavatar
Rereformed
Moderator
Berichten: 16972
Lid geworden op: 15 okt 2004 12:33
Locatie: Finland
Contacteer:

Re: Van den Brink: En de aarde bracht voort - recensie Rereformed

Bericht door Rereformed » 12 nov 2017 13:59

Evaluatie

Het valt me moeilijk een evaluatie uit te spreken betreffende het boek van Van den Brink. De reden is dat het een dramatisch slechte verdediging is van het christelijk geloof, terwijl ik het boek kocht vanwege dat ik het zo bijzonder positief en überhaupt bijzonder vond een orthodox christen tegen te komen die bereid is de wetenschap serieus te nemen en een poging onderneemt om evolutie aan bijbels geloof te verbinden. Na lezen van dit boek ben ik diep teleurgesteld.

De mij aangeboden poging is wartaal, biedt geen oplossingen voor de dilemma's waar iedere christen mee zit, maar verschuift ze, weg van het bijbelverhaal, naar een zelfgefantaseerd maar even ongeloofwaardig nieuw verhaal, waarin Adam en Eva nu opgetrommeld worden als stamhoofden ergens in de mist van het verleden van vele tienduizenden jaren geleden, een punt in de tijd waar feitelijk niets meer over gezegd kan worden dan dat iemand in staat was in Europa een grotschildering te maken die nog steeds te zien is. De schepping van Adam en Eva laat Van den Brink verwateren tot het contact dat God zocht met deze twee personen. Zodoende werden ze pas 'echt mensen'. Hun zonde van de zondeval kan Van den Brink niet op een zinnige manier uitleggen, maar moet al evenzeer gefantaseerd worden. Dat de zondigheid van de mens zich als een besmettelijke ziekte kon uitbreiden over de gehele mensheid in de gehele wereld - niet één mens uitgezonderd - gedurende alle tijden, lijkt wel op een restant magisch denken in Van den Brink, het is minder geloofwaardig dan de aloude opvatting dat de zonde overgeërfd wordt door voortplanting.
Dat het proces van natuurlijke selectie - willekeur, verspilling, onverschilligheid ten aanzien van lijden, pijn en dood - lijnrecht staat tegenover een God van liefde wordt door Van den Brink niet beseft of eenvoudig genegeerd. Op de laatste bladzijde laat Van den Brink nog weten dat "de zonde nooit veroorzaakt wordt door natuurlijke condities, ook al kunnen zulke condities er wel toe aanzetten".
Terwijl Van den Brink zijn zelfgefantaseerde verhaal geloofwaardigheid (historiciteit) probeert te geven laat hij een exegese van de bijbelteksten achterwege. In een discussie met M-J. Paul hoort men hem zeggen dat het boek anders tweemaal zo dik was geworden. Moet dat een argument voostellen om het achterwege te laten? :shock:
Wanneer ik daarenboven nog hoor dat dit boek het resultaat was van wel zo'n 15 jaar overdenken van de kwestie evolutie en christelijk geloof, kan moeilijk de conclusie vermeden worden dat dit boek juist exact het omgekeerde doet van wat de bedoeling was. Van den Brink heeft een nieuw hoofdstuk toegevoegd aan de euthanasie van het christelijk geloof. Hij maakt het voor iedereen met wat wetenschappelijke scholing en kennis (uitgezonderd hemzelf) duidelijk wat Charles Hodges in 1874 al wist: What is Darwinism? It is atheism.

Het ergste in deze trieste tijd van fake news producers is misschien nog wel dat Van den Brink de lezer het omgekeerde wil voorhouden, alsof hij niet maar het christelijk geloof gered heeft, maar zelfs gezorgd heeft voor een versterking ervan! Voordat hij aankomt met zijn nieuwe theologische inzichten houdt hij op bladzijde 141 de lezer dit voor:
Van den Brink schreef:Het is in elk geval nodig dat we zo precies mogelijk in kaart brengen welke gevolgen acceptatie van de evolutietheorie heeft voor onze theologische overtuigingen. Veel christenen passen begrijpelijkerwijs Lukas 14:28 toe: voordat we ervoor kiezen om de evolutietheorie te aanvaarden, moeten we eerst maar eens gaan zitten 'om de kosten te berekenen'. Dat is precies wat we in de volgende hoofdstukken willen doen. Zou daarbij ook kunnen blijken dat we uiteindelijk op winst mogen rekenen in plaats van op verlies?
De laatste zin doet mijn haren wederom ten berge rijzen. Hoe kan hier een hoogleraar aan het woord zijn? Het lijkt meer op de manier waarop Kelly-Anne Conway Trump verdedigt: met 'alternative facts'.
Jammergenoeg bestaat de literatuurlijst die Van den Brink de lezer aanbiedt voor het merendeel uit Amerikaanse boeken. De link die ik hier leg is niet bedoeld als een argument, maar als een zaak waaraan men eenvoudig niet ontkomt in onze tijd te moeten overdenken: het christendom wordt in onze tijd enkel nog verdedigd door het Amerikaanse evangelische christendom. En het valt me meer en meer op dat in die kringen een diepe correlatie bestaat tussen con-men/fake news/hypocrisy en christelijk geloof.
Born OK the first time

Gesloten