Hoofdstuk 7 Adam en Eva en de zondeval
In hoofdstuk 7 komen dan eindelijk Adam en Eva aan bod. Het hoofdstuk is interessant voor mij aangezien ik ooit commentaar leverde op de visie van Jos Strengholt en daar geen wijs uit werd, aangezien hij zowel de wetenschappelijke evolutieleer aanhing alsook zaken die men tegenkomt in creationisme:
viewtopic.php?p=386926#p386926 . Ik hoor nu dat dat bij christenen vrijwel altijd het geval is, en het in feite gaat over de
mate van creationisme die men toelaat,
hoeveel zaken in de tekst men als historisch beschouwt.
Van den Brink vangt aan door te zeggen dat de tekst van Genesis 2 en 3 op talloze verschillende manieren wordt uitgelegd en wijst er op dat er nog steeds nieuwe inzichten binnendruppelen. Zo kwamen de bijbelwetenschappers Marjo Korpel en Johannes de Moor een jaar geleden aan met een boek
Adam, Eva en de duivel genaamd, waarin te lezen staat dat twee kleitabletten uit Ugarit (in het huidige Syrië) een mythe over in de titel genoemde personages bevatten. Op
deze link lees ik dit commentaar van Prof. H.G.L. Peels, hoogleraar Oude Testament, op dat boek:
Peels schreef:Geen oudtestamentische exegeet die zich met voornoemde teksten bezighoudt, kan voortaan zijn werk nog verrichten zonder rekening te houden met deze studie. ... Dit is niet het soort boek dat je even leest, interessant vindt, om daarna over te gaan tot de orde van de dag. Daarvoor roept dit boek gewoon te veel vragen op, en ze zijn fundamenteel. Ze raken aan zowel de exegese, de hermeneutiek, de bijbelse theologie als de dogmatiek. Ik heb groot respect voor de belezenheid en vakkennis van de scribenten. Ze hebben ons op originele wijze gediend met nieuwe inzichten en perspectieven, waardoor we allerlei bijbelteksten beter kunnen verstaan.
Van den Brink brengt vervolgens die myriade aan verschillende interpretaties onder in vijf min of meer overzichtelijke groepen, beginnend bij "geheel mythisch" en vervolgens telkens meer historiciteit aan het verhaal toekennend. Fijn op deze manier wat overzichtelijkheid te krijgen.
Ik merk onmiddellijk op dat de myriade aan interpretaties erop wijzen dat het christendom wat dit gedeelte van de bijbel betreft in een ernstige geloofscrisis gewikkeld is, want iedere interpretatie tast de geloofwaardigheid van iedere andere zienswijze aan. Ik merk ook op dat Van den Brink geen enkele aandacht schenkt aan wat in de theologie al anderhalve eeuw lang bekend is, namelijk dat Genesis 1 door een andere schrijver, met een andere theologie en in een andere tijd is geschreven dan Genesis 2 en 3. Zou hij dat wel doen dan zouden de problemen voor bijbelgelovigen zich enkel maar opstapelen.
1 - De eerste interpretatie van Genesis 2 en 3 is dat het verhaal geheel a-historisch is. Slechts in een voetnoot wordt de doorslaggevende reden genoemd waarom geleerden dit als mythe beschouwen: er zijn talloze parallellen met teksten uit het naburige Nabije Oosten. Al die andere teksten worden unaniem (oftewel zonder twijfel) beschouwd als mythologisch van karakter. Van den Brink verwijst naar een boek van Robert Segal:
Myth, a very short Introduction, waarvan men
hier een korte opsomming kan beluisteren van wat men in het algemeen verstaat onder mythe.
Uiteraard is Genesis 2 en 3 een
religieuze mythe. De lering is dat mensen schepsels van God zijn en de mens ongehoorzaam is aan God. Volgens Van den Brink is het in deze opvatting van geen betekenis dat er een tijdsopvolging is (eerst onschuldig schepsel, pas later wordt de mens zondaar). De zondeval symboliseert welke puinhoop wij mensen van het leven maken zodra wij bij het opgroeien ons realiseren dat we zowel moreel goede als moreel kwade daden kunnen begaan. De tuin van Eden symboliseert hoe goed alles zou zijn indien men maar de relatie met God onderhield.
De uitleggers van deze zienswijze wijzen er steevast op dat Adam eenvoudig 'mens' betekent, en we dat kunnen opvatten als 'de mens', net zoals de middeleeuwse Elkerlyk voor elk mens staat. De boodschap van Genesis 2 en 3 is in deze interpretatie: zoals het in dit verhaal met Adam en Eva gaat, zo gaat het in werkelijkheid in het leven van ieder mens. De vervreemding van God wordt in het verhaal uitgelegd als het gevolg van begeerte en hoogmoed. De dood als straf op de zonde kan niet letterlijk worden genomen. Ze drukt enkel uit hoezeer wij duurzaam ongelukkig worden wanneer we ons leven afsluiten in de richting van God.
Deze interpretatie van de dood in het verhaal klinkt naar mijn mening bijzonder modern en daarom ongeloofwaardig. En al is het waar dat Adam eenvoudig 'mens' betekent, de Genesistekst stelt hem uitdrukkelijk voor als één man, hetgeen hier eenvoudig genegeerd wordt. In Genesis 4:1 heeft hij gemeenschap met zijn vrouw en krijgt hij kinderen, en in Gen. 5:5 sterft hij op 930-jarige leeftijd.
Van den Brink sluit deze kenschetsing af met:
Van den Brink schreef:Kortom: deze hoofdstukken dienen volstrekt a-historisch te worden opgevat. Het zijn theologische in plaats van historische teksten. Historisch gezien hoort de lichamelijke dood van meet af aan bij het mens-zijn, evenals lijden en dood inherent zijn aan onze evolutionaire voorgeschiedenis.
-Ik antwoord hierop dat dit
uiteraard de zinnige interpretatie is voor een modern (wetenschappelijk geschoold) mens die wat met het verhaal wil doen, maar dat de antieke mens die het verhaal ooit opschreef niet bekend was met onze moderne wetenschap en dus niet beschikte over de opvatting dat de lichamelijke dood van meet af aan bij het mens-zijn hoort, evenals lijden en dood.
-Voorts merk ik op dat indien men deze verhalen opvat als mythisch, God ook deel uitmaakt van deze mythologie. Net zoals de goden van alle andere godenmythen niet letterlijk genomen worden kan men de personage die in deze verhalen Jahweh genoemd wordt niet als een letterlijk bestaande entiteit beschouwen. Van den Brink laat dit volledig achterwege, maar vervolgt met een conclusie die een letterlijk bestaande God laat staan:
Van den Brink schreef:Genesis 2 en 3 vertellen ons in hun mythische gedaante daarentegen wel iets (en misschien wel het meest wezenlijke) over wie we zijn tegenover God.
Ik maak hieruit op dat Van den Brink hier dus enkel religieuze uitleggers laat spreken, wat wel begrijpelijk is, maar ik zeer jammer vind. Voor een niet-religieus belaste interpretatie van Genesis 1-3 kan men
hier terecht.
Ik concludeer uit deze eerste religieuze kijk op Genesis 2 en 3 dat zelfs deze meest vrijzinnig-religieuze interpretatie gekenmerkt wordt door inconsequent en onhelder denken.
2- Vervolgens komt de uitleg die Van den Brink de prehistorische noemt. Adam en Eva ziet men als personen die echt geleefd hebben, ergens aan het eind van de prehistorische tijd, aan het begin van de uitvinding van de landbouw, ca. 10.000-12.000 jaar voor onze jaartelling. De reden die voor deze zienswijze gegeven wordt is dat in de tekst bewerking van de aarde genoemd wordt, maar het wordt niet duidelijk waarom dat een reden zou moeten zijn. Adam en Eva ziet men niet als eerste mensen, maar als de eerste mensen die speciaal door God werden geroepen. Aangezien de omvang van de mensheid van die tijd wordt geschat op 1-10 miljoen is het duidelijk dat Adam en Eva in dat geval niet de eerste mensen zouden kunnen zijn, maar om op basis hiervan te concluderen dat het dus niet om hun schepping gaat, maar om een geroepen worden door God komt over als een volledig willekeurige opinie. Deze indruk wordt versterkt wanneer we te horen krijgen dat veel van wat de tekst in Genesis 2 en 3 zegt figuurlijk en metaforisch moet worden opgevat. Zo is de tuin van Eden een metafoor voor hoe goed de relatie met God was, en Eva geschapen uit de rib van Adam beeldspraak voor hoezeer huwelijkspartners bij elkaar horen. Genesis 3 is het verhaal over de afwijzing van Gods roeping door de mens. De interpretatie dat de dood wordt geïnterpreteerd als de weerspiegeling van het feit dat men vanaf dat moment de dood als een teken van Gods oordeel ging ervaren is geforceerd, maar het meest verbazingwekkende komt nog:
Van den Brink schreef:Deze breuk werkte niet alleen diachroon door in latere generaties, maar ook synchroon onder Adam en Eva's tijdgenoten. De zondeval was dus een soort geestelijke atoombom: vanaf het moment dat Adam in zonde viel, straalden de gevolgen daarvan uit over de gehele toenmalige mensheid.
Bovenstaand scenario lijkt warempel wel ontworpen te zijn door scriptwriters van hollywood fantasy films voor tieners, waarin magie een doodnormaal gegeven is. Hebben we hier nu echt te maken met mensen die vanwege dat de wetenschap hen dwingt hun zienswijze aanpassen? Blijkbaar, want Van den Brink verwijst in een voetnoot naar de op dit forum bekende evangelisch bioloog René Fransen (en zijn boek
Gevormd uit sterrenstof) die deze versie verdedigt. Van den Brink geeft ook nog een verwijzing naar Denis Alexander,
Creation and Evolution, voor een Engelstalige verdediging van deze zienswijze. Deze man wordt omschreven als "a neuroscientist who believes passionately in both the biblical doctrine of creation and the coherence of evolutionary theory. His book draws on the latest genetic research."
3- De derde christelijke interpretatie wordt nog een graadje wilder. Dit is de zienswijze die stelt dat Adam en Eva de letterlijke stamouders van de soort homo sapiens zijn. Deze christenen willen dus recht doen aan het feit dat Genesis 2 en 3 Adam en Eva neerzet als de eerste mensen. Adam noemt zijn vrouw Eva "omdat zij de moeder van alle levenden" is. Maar dat betekent dat het verhaal dus spreekt over iets wat zich honderdduizenden jaren geleden heeft afgespeeld. Van den Brink noemt herhaaldelijk het getal 200.000, maar dat cijfer schijnt al weer verouderd te zijn. Een paar weken geleden was in het nieuws dat nieuwe vondsten de geschiedenis van de homo sapiens soort tot zelfs 350.000 jaar oud maken:
http://www.euronews.com/2017/09/28/happ ... ns-origins
Met recht kan deze zienswijze de
oerhistorische uitleg genoemd worden.
Aangezien het verhaal onmogelijk zo'n lange tijd overgeleverd kan zijn nemen deze christenen hun toevlucht tot de visie dat de tekst van Genesis 2 en 3 via een visioen tot de schrijver ervan gekomen is. Een buitengewoon geforceerde uitleg, aangezien de tekst daar geenszins gewag van maakt:
Van den Brink schreef:Dit visioen kan onmogelijk wetenschappelijk geverifieerd worden of gefalcifieerd worden door middel van historiografische middelen; het kan alleen maar geloofd of niet geloofd worden.
Een zielige verdediging van deze zienswijze, want een visioen kan inderdaad geloofd of niet geloofd worden, maar indien in de tekst helemaal geen
claim gemaakt wordt dat het om een visioen gaat is duidelijk dat we hier met op hol geslagen inlegkunde geconfronteerd worden.
Probleem is ook dat de tekst duidelijk gezet is in de setting van de vroege landbouw in het Midden-Oosten. De uitleggers moeten er dus nog een schepje fantasie bovenop doen door te stellen dat alle 'versieringen' van het verhaal moeten worden opgevat als accomodatie voor de lezers uit de tijd dat het geschreven werd "om het voor de eerste lezers van het Genesisverhaal begrijpelijk te maken". Een hilarische gedachte indien men dan dus moet aannemen dat de sprekende slang ook een 'accomodatie' was gedaan voor die eerste lezers, alsof ze bekend waren met het fenomeen sprekende slangen. Blijkbaar moet deze 'versiering' weer met een ander argument onderbouwd worden:
Van den Brink schreef:De taal waarin wij over deze 'rand' van de geschiedenis bericht krijgen kan niet anders dan beeldend zijn. Het gaat weliswaar over feiten, maar over die feiten wordt op een figuratieve manier verteld.
Op basis waarvan kan de christen stellen dat het
weliswaar om feiten gaat? Van den Brink haalt op dit punt Karl Barth erbij, die heeft gezegd dat het niet om mythe zou gaan, maar om sage. Een sage is een verhaal waarin de menselijke verbeelding een grote rol speelt, maar waaraan toch een historisch gebeuren ten grondslag ligt. Maar dit brengt ons niet verder dan dat Karl Barth dit gezegd heeft. Op basis waarvan kan Barth stellen dat het om een sage gaat?
De uitleg vervolgt met wat we al in de vorige uitleg tegenkwamen, het verzonnen feit dat het mens-zijn ontstond doordat God een relatie aanging met de eerste mens, maar dat de mens in zonde verviel. Maar ook dit klinkt volkomen ongeloofwaardig. Dat homo sapiens van 350.000 jaar geleden een relatie zou hebben gehad met een God die we uit de bijbel kennen vergt het uiterste van iemands goedgelovigheid. Bovendien zitten we dan met het probleem dat de bijbelgod dus 350.000 jaar geleden al in contact stond met de mensheid, maar we daar vervolgens niets van merken totdat hij zo'n 4000 jaar geleden vriendje van Abraham wordt. De visie maakt 'heilsgeschiedenis' tot een aanfluiting.
De fantasieën stapelen zich op:
Van den Brink schreef:Sommige aanhangers van deze benadering benadrukken verder dat Adam en Eva, of hun clan, op de een of andere manier de unieke voorouders werden van de hedendaagse mensheid. Anderen zijn hierin flexibeler en opperen dat er mogelijk andere groepen van homo sapiens naast hen bestonden die evenzeer overleefden. Weer anderen kiezen voor een graduele versie van de oerhistorische uitleg, volgens welke zowel het ontstaan van het imago Dei en daarmee van de mens als de zondeval geleidelijk aan plaatsvonden. Hier raken Adam en Eva als individuen dus wat uit beeld.
Dit laatste laat dus zien dat de verwarring totaal is, en men er eenvoudig met volledige willekeur op los kan fantaseren. In een voetnoot laat Van den Brink nog weten dat hij in 2012 de uitleg van een geleidelijke zondeval bepleitte in een artikel genaamd
Should we drop the fall?
dikkemick schreef: ↑19 okt 2017 08:36
Er
is geen overgang van voorouder naar mens. Dit verloopt zeer gradueel. Ieder kind leek op de ouders.
Inderdaad, dus op geen punt in de geschiedenis zou een Adam en Eva hun ouders beschouwd kunnen hebben als niet-mens. Christen-evolutionisten moeten daarom de schepping van Adam en Eva uitleggen als de gebeurtenis dat God een relatie aanging met hen. Maar hiermee randen ze de bijbeltekst aan op de meest grove manier.
dikkemick schreef:Maar die grens is er dus niet.
4- Er zijn natuurlijk christenen die bovenstaand probleem beseffen, en daarom met de vierde zienswijze aankomen: Adam en Eva moeten worden gezien als de eerste mensen, en zijn dus rechtstreeks door God geschapen. Zoals Genesis 2:7 stelt maakte Jahweh de mens door hem te vormen uit het stof der aarde en hem de levensadem in te blazen. Men kan dit vers op allerlei figuurlijke manieren uitleggen, maar moeilijk valt te ontkennen dat het hier om een afzonderlijke scheppingsdaad gaat. Dus van een evolutionair voortkomen van de mens uit het dierenrijk kan geen sprake zijn. De mens is speciaal oftewel apart door God geschapen. Dit noemt Van den Brink de
oudhistorische uitleg. Wel heeft dit scheppen veel langer geleden plaatsgevonden dan Genesis laat weten, namelijk net zo lang geleden als de wetenschap de mens ten tonele ziet verschijnen. Alweer moeten we dus denken aan een gebeurtenis die honderdduizenden jaren teruggaat. Daarom doet het hilarisch aan te horen te krijgen:
Van den Brink schreef: Genesis 2 en 3 beschrijven [volgens deze zienswijze] in principe geen andersoortige geschiedenis dan de onze en ze doen dat ook niet op een wezenlijk andere manier dan hedendaagse verslagen. Misschien zijn de details gedurende lange tijd monderling overgeleverd van generatie op generatie of anders zullen ze op bovennatuurlijke wijze aan de schrijver zijn geopenbaard.
Zowel het ene als het andere alternatief vereist de allergrootste goedgelovigheid. Voor bovennatuurlijke openbaring is in de tekst niet de minste aanwijzing te vinden, en mondelinge overlevering gedurende 350.000 jaar zou 14.000 tot 27.000 generaties inhouden (aangenomen dat vrouwen hun eerste kind kregen op 13-25-jarige leeftijd), oftewel is een absurde gedachte.
In deze zienswijze ziet men meer dan in alle vorige letterlijke verslaggeving. De tuin van Eden was een plek van relatieve rust en harmonie temidden van een wereld daarbuiten die vol was met gevaren en bedreigingen. De geslachtsregisters van Genesis zijn correct, maar er zijn veel generaties uit weggelaten.
De dood wordt in deze zienswijze ook gezien als iets wat niet van begin af aan gold voor de speciaal door God geschapen mens. De mens haalde de dood op zijn hals door ongehoorzaam te zijn. De dieren voorafgaande aan de zondeval zouden volgens sommigen die deze zienswijze aanhangen wel al aan de dood onderhorig zijn geweest, maar anderen ontkennen dit.
Vaak schippert men met wat nu wel of niet letterlijk is. Van den Brink schrijft in een voetnoot:
Van den Brink schreef:Weliswaar wordt er doorgaans op gewezen dat de benadering van Genesis 2 en 3 niet exact historisch is, maar afgezien daarvan worden vrijwel allel details binnen deze benadering vaak toch wel als 'gewoon' historisch gezien.
Kortom: weer een verhaal van volstrekte willekeur.
5- De vijfde zienswijze is de jonghistorische uitleg, ook bekend als jongeaardecreationisme. Hier gaat men ervan uit dat men aan de hand van de geslachtsregisters in Genesis kan uitrekenen dat de aarde zesduizend jaar oud is. Wanneer men zich bedenkt dat er af en toe wellicht generaties zijn overgeslagen kan men het rekken tot zo'n 10.000 jaar. In deze zienswijze wordt ervan uitgegaan dat er in de tuin van Eden volstrekt geen lijden en dood bestonden. Na de zondeval traden nieuwe voedingspatronen in werking en trad de dood in voor mens en dier.
Van den Brink schreef:Het vijfde uitlegtype is dankzij het jongeaardecreationisme onder veel christenen en niet-christenen het bekendst geworden.
Een vreemde opmerking, want dit is de traditionele uitleg van alle eeuwen geweest. Het was eerlijker geweest wanneer Van den Brink het anders had geformuleerd, in de trant van "is nog steeds de meest verbreide opvatting onder christenen". Van den Brink vraagt zich vervolgens in een voetnoot af waarom dit zo is, en komt daarbij met diverse argumenten: de meest rechttoe-rechtaanlezing, sterk gepromoot door jongeaarde-bewegingen, en eenvoudigweg het meest bekend omdat het de meest sprookjesachtige uitleg is. Het komt bij hem niet op om te zeggen visie 2, 3, en 4
elkaar wegstrepen. Stuk voor stuk doet men voor zijn visie een beroep op één gegeven dat men serieus neemt, steeds is het een tekstueel argument dat de andere uitleggingen doorslaggevend wegstreept.
Voor een helder denker blijven er dus enkel twee serieus te nemen scenario's over: ofwel zienswijze 1, Genesis 2-3 is een mythe en ook Jahweh is daarbij een mythisch element, bye-bye bijbelgeloof, ofwel men leest de tekst zoals die in het historische christendom altijd gelezen is, en dat wordt nog steeds volgehouden door aanhangers van uitleg 5. Optie 1 heeft verreweg de beste kaarten, maar kan door een christen niet consequent worden doorgevoerd.
Van den Brink vervolgt met zijn persoonlijke evaluatie van de vijf zienswijzen die hij ten tonele voerde. Hij laat zich daarbij leiden door de gedachte dat de uitleg zowel verenigbaar moet zijn met orthodoxe theologie als met wetenschappelijke inzichten over de menselijke oorsprong. Optie no 1 verwerpt Van den Brink natuurlijk niet vanwege de kritiek die ik er op had, maar vanwege het feit dat een volledig a-historische zienswijze een concrete zondeval ontkent. Dit is een veelzeggend gegeven, het laat namelijk zien dat het gehele christelijke geloof instort zonder deze gebeurtenis. De zondeval is zowel in de protestantse als de katholieke theologie een integraal onderdeel van de theologie. Maar evenzeer kan men zeggen dat het vreselijk dubieus is om die ergens in de evolutionaire tijdschaal neer te zetten, maar daarover later meer.
Zienswijze 5 en 4 moet Van den Brink afwijzen, omdat ze niet verenigbaar zijn met de wetenschappelijke inzichten. Gemeenschappelijke afstamming is een centrale gedachte in de evolutieleer, van aparte schepping van de mens kan dus geen sprake zijn.
Blijft over zienswijze 2 en 3. Van den Brink komt echter met kritiek op beiden, aangezien ze geen van beiden recht doen aan de wetenschappelijke inzichten. De eerste mens die men homo sapiens noemt en die honderdduizenden jaren geleden verscheen, kan nog geen kandidaat zijn voor een persoonlijke relatie met God. De mens die beschikte over complexe communicatievermogens om daarmee persoonlijke relaties aan te gaan ontstaat pas veel later, wellicht vanaf 100.000 jaar geleden. Van den Brink haalt dan de grotschilderingen in Zuidwest-Frankrijk en Noord-Spanje uit zijn goochelhoed die zouden dateren uit ca. 45.000 jaar geleden en een uitspraak van
Wentzel Van Huyssteen die op mij overkomt alsof hij een Pythia is die fungeert als doorgeefluik voor de orakelen van Delphi: er is sprake van
Van Huyssteen schreef:a dramatic so-called cultural big bang, the Upper Paleolithic revolution and the explosive growth of human creativity around 45,000 years ago.
Van den Brink vermeldt in een voetnoot dat ene Joshua Moritz deze voorstelling van revolutie bekritiseerd heeft, hetgeen Van den Brinks redenatie zeer onhelder maakt om er een concrete Adam en Eva bij voor te stellen:
Van den Brink schreef:Het is vanaf deze transitie, hoe plotseling of geleidelijk ze zich ook voltrokken heeft, dat we een artistiek en religieus bewustzijn kunnen aanwijzen waardoor mensen zich voor het eerst aangesproken konden weten door God (of het transcendente).
Van den Brink komt dus uit op een variant van zienswijze 3:
Van den Brink schreef:De [Genesis]hoofdstukken maken daarbij , zoals het oerhistorische uitlegtype al aangaf, gebruik van een latere culturele setting van agrarische mensen in het Midden-Oosten ten tijde van het Neolithicum. Ze zullen teruggaan op een profetisch-kritische schifting van eerdere oud-oosterse scheppingsvoorstellingen vanuit het traditionele perspectief van het geloof in Israëls God.
Dit is dan de enige referentie die hij geeft naar de parallellen uit naburige culturen. De term "profetisch-kritisch" doet gewichtig aan, maar veronderstelt een flink religieus bijgeloof. Moeten we nu dus aannemen dat de mythen uit naburige culturen ten diepste toch ook afgeleid waren van wat 45.000 tot 100.000 jaar geleden werkelijk gebeurd zou zijn, en enkel wat "profetische" schifting nodig had om ons een helder beeld te verschaffen?
Onbegrijpelijk dat Van den Brink deze zaak geheel aan de kant laat liggen in zijn boek.
Vervolgens behandelt Van den Brink de vraag of deze visie verenigbaar is met de bijbeltekst. Ik word dan geconfronteerd met drie bladzijden mistbanken van theologische zwarte woordkunst. De centrale gedachte is uiteraard dat de tekst zo figuurlijk mogelijk moet worden genomen, maar met selectering van bepaalde elementen die hij toch liever weer letterlijk ziet.
Van den Brink schreef:Enerzijds heeft Genesis 2-3, zoals de aanhangers van de ahistorische benadering stellen, inderdaad paradigmatische of archetypische functie. Het gaat om een theologische tekst die beslissende inzichten wil verwoorden over de relatie tussen God en mens en daarvoor figuratieve en symbolische stijlmiddelen gebruikt. Anderzijds heeft de tekst echter ook een ethiologische funktie - zij is erop gericht de oorzaak (Grieks: aitia) van de huidige menselijke conditie te verhelderen. Van de jonghistorische benadering kunnen we dus leren dat Genesis 2-3 wil verhelderen hoe het ooit allemaal begonnen is met ons mensen. In die zin veronderstelt de tekst inderdaad een "historische Adam". Dit blijkt ook uit het feit dat oudoosterse geslachtsregisters, zoals we die in Genesis 5 aantreffen, niet de namen van fictieve personen bevatten, maar de namen van echte mensen die tot een echt verleden behoorden. Ook het feit dat Eva 'de moeder van alle levenden' genoemd wordt (Genesis 3:20), is in dit verband veelzeggend. Er is geen reden dit te lezen als 'moeder van alle mensen', maar duidelijk is wel dat Eva aan een beginpunt staat, het beginpunt van allen die echt 'levend' zijn in de zin dat ze zich bewust zijn van het transcendente en daardoor in een persoonlijke relatie met God kunnen staan. Hier ontstaan dus voor het eerst wezens die - langs de lange lijn van evolutie - voluit geschapen zijn naar Gods beeld. Wat het meest kenmerkend is voor ons hedendaagse mensen blijkt ergens op een bepaald punt in de tijd begonnen, met concrete mensen, met concrete namen - Adam en Eva.
Deze woordsalade waar kool en geit gespaard wordt, waar op "een bepaald punt in de tijd" een concrete Adam en Eva zich ergens tussen de 45.000 en 100.000 jaar geleden bevinden, of misschien toch weer niet zo concreet om ze zonder aanhalingstekens als historisch aan te duiden, waar een geslachtsregister uit die afgelopen 45.000 tot 100.000 jaar (pakweg 3000 tot 4000 generaties) concrete mensen weet aan te wijzen, en die nog twee bladzijden op dezelfde duizelige manier doorgaat, waar moeder van alle levenden opgevat moet worden als moeder van de religieuze mens, is voor mij de grootste teleurstelling tot nu toe. Iedere volgende paragraaf die ik onder ogen krijg wekt mijn irritatie op. Hier komt men de theoloog tegen die jarenlang geoefend heeft op taalacrobatie om zoveel mogelijk op de markt te verbergen dat men iets ondeugdelijks aanprijst:
Van den Brink schreef:De boodschap van Genesis 2-3 is dus zowel paradigmatisch als historisch - of, als de laatste term te veel moderne connotaties heeft - gebeurtenis-beschrijvend. De tekst verhaalt over de meest beslissende gebeurtenissen in de tijd dat homo divinus ten tonele verscheen: diens schepping uit materiaal dat al voorhanden was, de daaropvolgende val als gevolg van ongehoorzaamheid aan Gods roepstem en het intreden van de dood. Daarmee is het belangrijkste gezegd. Voor onze doeleinden is het niet van belang gedetailleerde exegetische beslissingen te nemen over welke overige elementen in de tekst van Genesis 2-3 letterlijk begrepen willen worden en welke we symbolisch of archetypisch kunnen opvatten. Voor de inhoud van het christelijk geloof maakt dit geen bepalend verschil. De teksten hebben hoe dan ook een haast onuitputtelijke betekenis.
Van den Brink vervolgt met een wel 30 bladzijden omvattende behandeling van het thema de zondeval! Voor iemand die naar redelijkheid zoekt brengt dit de teleurstelling tot een absoluut hoogtepunt. Het uitgangspunt van Van den Brink was de evolutietheorie te omarmen, oftewel van wetenschappelijke inzichten uit te gaan. Hij is daarvoor bereid om de schepping van de mens als aparte scheppingsdaad van God op te geven. Maar hij wil blijven vasthouden aan de leer van de zondeval, aangezien opgeven ervan het hele christelijke geloof ondermijnt. Wat dat laatste betreft ben ik het geheel met Van den Brink eens. Een helder denker behoort dan ook om deze reden het bijbelgeloof vaarwel te zeggen. Maar dat is Van den Brink niet bereid te doen, waardoor hij nu genoodzaakt wordt om iets te bedenken waardoor hij over een concrete zondeval kan spreken. Benevens dat zoiets wel móet uitlopen op een bijbelexegese-farce zet het een streep door zijn uitgangspunt. De evolutiebiologie laat eenvoudig geen ruimte voor een zondeval. Wil men dat toch toen dan moet men dit doen via een magische ingreep te vergelijken met de aparte scheppingsdaad van God die Van den Brink zoëven verwierp om zich aan de wetenschappelijke feiten te houden.
We worden dus vervolgens getracteerd op een verhaal waar de religieuze fantasie er op los fantaseert: Het Genesisverhaal gaat over het begin van de 'echt-menselijke' geschiedenis, waarmee Van den Brink bedoelt dat de homo sapiens pas echt mens werd toen God zich, ergens tussen 45.000 en 100.000 jaar geleden, openbaarde aan Adam en Eva om daar een relatie mee aan te gaan. Deze twee mensen, of wie weet waren ze stamleiders, werden door God aanspreekbaar en verantwoordelijk gemaakt en waren van nu af aan
homo divinus, oftewel geschapen naar het beeld van God. Van den Brink moet het woordje 'geschapen' hier opgeven. Hij vervangt het stiekem door 'het ontvangen van het beeld van God', en in een andere zin 'de gave van het beeld van God', en behandelt deze netelige kwestie niet (Gen. 1:27: God
schiep de mens naar zijn evenbeeld'), blijkbaar omdat hij zich nu enkel met Genesis 2 en 3 bezighoudt.
Van den Brink schreef:Nadat ze door God uitgekozen waren om zijn beeld te dragen, werden deze eerste 'echte' mensen echter geconfronteerd met het dilemma om ofwel op Gods stem in te gaan, ofwel deze te negeren en zich geheel te laten bepalen door neigingen die ze van hun dierlijke en mensachtige voorouders hadden geërfd. Op het cruciale breekpunt in de geschiedenis, namen zij de verkeerde afslag. Het is deze gebeurtenis die we met recht kunnen aanduiden als de zondeval. Daarbij ligt het voor de hand dat deze gebeurtenis een zekere tijdsduur moet hebben gehad - het zal meer om een geleidelijk proces zijn gegaan dan om een gebeuren dat zich in een fractie van een seconde voordeed. Toch moet dit proces ergens op een bepaalde plek en op een bepaald tijdsmoment begonnen zijn.
Van den Brink moet hierbij opgeven dat de mens vóór de zondeval enkel goede kwaliteiten had. De mens was immers een homo sapiens, "genetisch aangelegd om te doden, misleiden, zich seksueel promiscue te gedragen en andere dingen te zoen die voor ons zondig zijn". De zondeval kwam als gevolg van het feit dat God deze dingen de mens kon toerekenen. De uitgekozen mensen hadden nu, sinds dat God contact met ze zocht, "een mogelijkheid om het anders te doen die alle verschil maakt". Maar dit lijkt een nogal geforceerde opvatting. Want is het eerlijk om mensen te beschuldigen van zonde wanneer ze eerst door God genetisch zijn aangelegd om zondaren te zijn?
Van den Brink schreef:Van toen af aan trad dan ook de Godsvervreemding in. De mens zou voortaan een bedreiging vormen voor het welzijn van zijn natuurlijke omgeving. Hij koos immers de weg van de autonomie in plaats van op verantwoordelijke manier voor de aarde te zorgen.
Het verhaal wordt eenvoudig steeds gekker. Hoe kan men wat betreft de mens van pakweg 45000 tot 100000 jaar geleden spreken over "op verantwoordelijke manier voor de aarde zorgen" spreken? Hoe verschilt "een bedreiging voor het welzijn van zijn natuurlijke omgeving" van de homo sapiens die al honderdduizenden jaren geleefd had op aarde?
En hoe kan een zondeval zich uitstrekken tot de gehele
mensheid indien Van den Brink toch een verhaal wil hebben waarin God zich openbaart aan twee concrete mensen die in zonde vallen?
Misschien komt Van den Brink er wat later nog op, want ik ben pas op de helft van zijn imho volkomen onzinnige verhaal.
Ik heb lopen zoeken naar die culturele Big Bang 45.000 jaar geleden. Het schijnt te duiden op de eerste vormen van kunst, in dienst van vruchtbaarheid en jacht. Hier is Eva, de moeder van alle levenden, op het moment dat de culturele oerknal, de explosieve toename van menselijke creativiteit plaatsvond:
Hier een interessante site die alles opsomt wat van 100.000-15.000 voor onze jaartelling aan cultuur bestond. De tijd van de uitvinding van jachtwerktuigen ca. 75.000-90.000 wordt op die site revolutionair genoemd:
-Eerste werktuigen van technisch vernuft voor het doden van dieren
-(later) Nog betere werktuigen om te doden
-(weer later, vanaf 40.000 voor de jaartelling, maar meer frequent 15.000-10.000 jaar voor de jaartelling) Maken van venus-figuurtjes: pregnant nude women with exceptionally large buttocks and breasts thought by most paleoanthropologists to be ritual objects symbolizing female fertility.
-There are carvings of human penises as well
-realistische grotschilderingen van dieren waar jacht op gemaakt werd
-eerste primitieve instrumenten (drumstokjes en fluit)
Daar moest God het dus mee doen toen hij contact zocht met ze en ze voor de keus zette:
Keith Ward schreef:The fist human beings had a responsible choice between their lustful, aggressive dispositions and the more altruistic, co-operative dispositions that would led them grow in the knowledge of God. From a religious viewpoint, the deepest purpose of human existence is the free development of a relationship of joyful obedience to the will of God, within a community of justice, peace and love. It is that purpose which was rejected when the fateful choice was made of a path of autonomy, of rational self-will, which placed the descendants of those first humans in bondage to self and its consequent conflict and suffering.
Op dit citaat laat Van den Brink de zin volgen: "Het is deze gebeurtenis die we met recht kunnen aanduiden als de
zondeval." Met recht? Deze religieuze tekst doet volkomen belachelijk aan wanneer men die leest in samenhang met de internet site waar de cultuur van de mens van pakweg 100.000 tot 15.000 jaar geleden wordt opgesomd. De mens waar Van den Brink het over heeft - de homo divinatus - had enkel de gedachte aan overleven in het hoofd, aan de ene kant nakomelingen maken, en aan de andere kant iedere dag buit om te eten te bemachtigen. Het religieuze gevoel dat de mens kreeg had dus enkel op die twee zaken betrekking.
TIBERIUS CLAUDIUS schreef: ↑21 okt 2017 17:17
Misschien een domme vraag.
Maar wat deed de mens (Adam) nu eigenlijk verkeerd om de zondeval te veroorzaken?
Geeft die v/d Brink daar uitsluitsel over?
Alleen in algemene termen, hij komt met niets concreets:
Van den Brink schreef:In plaats van deze staat van oorspronkelijke schuldeloosheid te bewaren en zich te ontwikkelen in de door God gewenste richting, koos de mens er echter voor zijn onschuld prijs te geven en zijn toekomst te verkwanselen. Onze eerste menselijke voorouders weigerden hun geluk in God te vinden en zich als betrouwbare rentmeesters van Gods schepping te gedragen. Ze gebruikten hun nieuw ontvangen mogelijkheden op een egocentrische manier. In hun weigering God te vertrouwen en te gehoorzamen, gebruikten ze datgene wat ze hadden ontvangen om zichzelf te verheffen. Zo natuurlijk als dit misschien voor hun voorouders was, zo onnatuurlijk was het voor hen, aangezien het tegen de geest van hun geëvolueerde morele bewustzijn inging. Van toen af aan trad dan ook de Godsvervreemding in.
Nu ik naar het antwoord op de aan mij gestelde vraag op zoek ga, besef ik dat ik enkel met dit onzinnig verhaal geconfronteerd word. Vergeet niet dat hij het hier heeft over een mensenpaar dat hij ergens tussen 45.000 en 100.000 jaar voor onze jaartelling neerzet. Die vroege mens beschouwen als rentmeesters van Gods schepping? Mensen die bezig waren zichzelf te verheffen? En God eiste van deze mens
altruïsme?
Bovenstaande onzinnige tekst die ik citeerde wordt nog een bladzijde lang vervolgd met een verhaal over de "schrijnende gevolgen" die niet meer hersteld kunnen worden door de mens, verlossing kon voortaan alleen nog maar van godswege komen.
Dit aangeboden sprookje is eenvoudig net zo absurd als de traditionele letterlijke lezing van Genesis 2 en 3. Het enige wat Van den Brink gedaan heeft is het verhaal duizenden jaren vroeger te laten plaatsvinden en alle details uitvegen en vervangen met een algemeen theologisch praatje van deugden en ondeugden waar een modern christen in moet geloven.
Fish schreef: ↑21 okt 2017 21:37
Een heleboel hoef je als christen dus niet meer te geloven , maar de zondeval, die moet je wel geloven?
Precies. Van den Brink schrijft:
Van den Brink schreef: De alternatieve uitleg volgens welke Genesis 3 symbool staat voor de volwassenwording ('coming of age') van de mensheid en dus een opwaartse in plaats van een neerwaartse beweging zou betekenen, is ongeloofwaardig. Deze doet namelijk geen recht aan de strenge goddelijke straf die volgt op de daden van het eerste mensenpaar en evenmin aan de toename van het kwaad en de zonde in de volgende hoofdstukken van Genesis.
Als de zonde inderdaad inbreuk maakt op Gods schepping in plaats van daar integraal bij te horen, dan is de zondeval op de een of andere manier historisch.
Geen speld tussen te krijgen. Maar daarmee verliest Van den Brink zijn redelijke harmonie met evolutiebiologie.
Vervolgens behandelt Van den Brink het vraagstuk van de dood. Volgens Van den Brink kan men de dood van dieren accepteren als iets wat bij de oorspronkelijke schepping behoort, maar in het Genesisverhaal wordt de dood van de mens duidelijk gezien als loon op de zonde. Van den Brink stelt dat de oplossing van evolutionaire theïsten om de dood op te vatten als beeldspraak voor 'de geestelijke dood' niet opgaat. Weliswaar gaan Adam en Eva zoals aangezegd niet dood op de dag dat ze aten van de verboden vrucht, maar Paulus laat in zijn brieven (Rom. 5:12, 6:23 en 1 Kor. 15:21) expliciet zien dat hij de dood in het Genesisverhaal geheel letterlijk opvatte.
Van den Brink wordt dus gedwongen om te concluderen dat Adam en Eva van God "op de een of andere manier" onsterfelijkheid hadden gekregen indien ze maar gehoorzaam aan God hadden gebleven. Hij voegt eraan toe dat men dit ook kan opmaken uit de tekst Gen. 3:22, waar de mens uit de tuin wordt verbannen opdat "hij zijn hand niet zou uitsteken en ook van de boom des levens zou nemen en eten, zodat hij eeuwig zou leven".
Hoewel Van den Brink hier een beroep doet op de bijbel staat zijn opvatting wankel: homo sapiens zou dus tot aan Adam en Eva net als alle dieren na een tijd van leven sterven, dus ook Adam en Eva zouden met deze gedachte leven. Maar dat zou dan opeens veranderd zijn op het moment dat God contact zocht met Adam en Eva. Maar van zo'n grote ingreep in de natuurlijke orde, oftewel zo'n enorme belofte die God hen zou doen wordt in het verhaal op geen enkele manier gerept. Men ziet, hetzelfde schot in de roos waarmee Van den Brink een andere buitensporige opvatting over de zondeval in hoofdstuk 5 afvuurde kan nu op zijn opvatting worden worden toegepast.
Al evenmin wordt gerept over wat God tegen Adam en Eva nu eigenlijk verbood en gebood, wat hij met hen concreet op het oog had. In het verhaaltje dat Van den Brink afstak kregen we termen te horen als "altruïsme" (goed), "egoïsme" (fout), "rentmeester van de aarde" (goed), "op verantwoorde manier voor de aarde zorgen" (goed), "autonomie van de mens" (fout), "rational self-will" (fout), "zichzelf verheffen" (fout), "promiscu gedrag" (fout), "rechtvaarige gemeenschap" (goed), "peace and love" (goed), "bedreiging voor de natuurlijke omgeving" (fout), maar die termen komen allemaal over als moderne gedachten en zijn moeilijk of geheel niet in te passen in het concrete leven van die eerste mensen waaraan God zich zogenaamd openbaarde. Wat God die mensen concreet heeft kunnen voorstellen of gebieden, mensen die net hun eerste venusbeeldje hadden gemaakt en een steentje met harpoen haakjes, blijft volledig in het duister.
De volgende dertien bladzijden onder de titel
Zijn evolutie en erfzonde verenigbaar?, heb ik wel drie maal gelezen. Ik kan er niet wijs uit worden.
Van den Brink begint met een opsomming van zaken die onder de noemer van het begrip erfzonde vallen, te beginnen met "alle mensen zijn zondig", via het belangrijkste scharnier "De geneigdheid tot zondigen is geen deel van onze oorspronkelijke constitutie, maar een gevolg van de eerste zonde die aan het begin van de menselijke geschiedenis plaatsvond", naar een extreme vorm ervan die in de Katholieke kerk geleerd wordt, namelijk dat de corruptie via de seksuele voortplanting wordt overgedragen.
Vervolgens beklemtoont Van den Brink dat de leer van de erfzonde niet maar een uitvinding van Augustinus is, maar in het vroege christendom Irenaeus, 180, al laat weten dat de mensheid zondig en sterfelijk is omdat Adam gezondigd heeft.
Hierna laat Van den Brink horen dat de bioloog en theoloog Lamoureux waar hij al eerder naar verwees, naar zijn mening te ver gaat wanneer hij voorstelt dat moderne christenen deze twee millennia oude lering moeten opgeven. Lamoureux laat eerst een staaltje helder denken zien:
Lamoureux schreef:If Adam did not exist, then he could never have committed the first sin. And if there was no Adam, then all of humanity did not descend from him, and his sin could never have been passed on to every human being.
Indien Adam dus nooit bestaan heeft komt de leer van de erfzonde in de lucht te hangen.
Lamoureux is daarom van mening dat gelovigen deze leer moeten opgeven.
Hij maakt er vervolgens een nieuw verhaal van: ongeveer 50.000 jaar geleden omvatte de mensheid zo'n 10.000 individuen en ontwikkelde de mens een moreel bewustzijn, waardoor ze aanspreekbaar werd voor God. Met de ontwikkeling van een moreel besef deed de zonde haar intrede. "Ze voedden hun evolutionaire neigingen tot zelfbehoud en eigen gewin".
Voor Van den Brink is deze opvatting veel te bultmanniaans. Theologie en werkelijke geschiedenis worden hier geheel ontkoppeld, het "bijbels getuigenis" wordt geheel ontdaan van haar historiciteit en gereduceerd tot "life-changing messages of faith" en "inerrant spiritual truths". Terecht stelt Van den Brink dat het christelijk geloof "een door en door historische religie is", dwz dat de "eeuwige waarheden" verankerd zijn in "concrete en vaak dramatische gebeurtenissen die zich in de geschiedenis voltrekken".
Van den Brink komt daarom met zijn eigen visie, die op mijzelf volkomen warhoofdig overkomt. Hier zijn Van den Brinks woorden:
Van den Brink schreef:Het precieze aantal individuen waaruit de eerste menselijke populatie bestond (zo'n 10.000?) kan betwist worden, maar Lamoureux leidt terecht uit de data van de evolutiewetenschap af dat mensen lang geleden als groep in plaats van als koppel uit voormenselijke voorouders zijn voortgekomen. Vooral na de recente genomische ontdekkingen, lijkt het niet langer houdbaar om deze conclusie te ontwijken. Betekent dit vervolgens dat Adam "nooit bestaan" heeft? We kunnen net zo goed beweren dat er niet één, maar enkele duizenden Adams en Eva's rondliepen - hoewel sommigen van hen wellicht optraden als hun vertegenwoordigers en dus als de 'echte' Adam en Eva. We kunnen zelfs aannemen, in nauwe aansluiting bij Paulus (Rom. 5:12-21), dat het allemaal begon met de zonde van één man. Die zonde leidde tot een keten van reacties als gevolg waarvan de zonde zich razendsnel onder de mensheid verspreidde. Het is bijna logisch noodzakelijk dat ooit, ergens, de eerste menselijke zonde heeft plaatsgevonden. Weliswaar kan deze niet volledig losgestaan hebben van voorafgaande ontwikkelingen. In het licht van evolutionaire condities ligt het dan ook voor de hand om eerder te denken aan een geleidelijk opkomen van zondig gedrag. Dat maakt echter geen wezenlijk verschil. Wat theologisch van belang is, is dat vastgehouden kan worden aan de tradities "that humanity was originally righteous before rebelling and falling in sin". Als het over de zondeval gaat was er een vóór en en na.
We kunnen gevoeglijk aannemen dat de neiging zich van God af te keren door moreel kwaad te begaan uitermate snel om zich heen gegrepen heeft, op vergelijkbare manieren als we dat vandaag de dag vaak zien gebeuren. De manieren waarop de zonde zich verspreidde hoeven dus niet beperkt te worden tot genetische c.q. seksuele overdracht.
...Onze verkenning van de verhouding tussen evolutie en erfzonde brengt ons dan ook tot een conclusie die diametraal verschilt van die van Lamoureux: goedbeschouwd zijn beide met elkaar verenigbaar.
Ik word hier geconfronteerd met een lawine tegenstrijdigheden en vraagstellingen die opkomen, maar totaal niet aangesneden worden. Ten eerste zitten we met een tijdstip voor de verschijning van de mens die we als mens herkennen dat min of meer willekeurig gekozen is en bovendien varieert van 50.000 tot 40.000 geleden, afhankelijk van welk boek je erover opslaat. Wil men "de zondeval" concreet maken dan moet men toch "het echte mensworden" reduceren tot één bepaalde generatie. Onmogelijk. Ook moreel besef is iets wat zeer geleidelijk zich ontwikkeld heeft. Er kan eenvoudig nooit een generatie mensen hebben bestaan die hun ouders voormenselijk beschouwde.
Vervolgens moeten we blijkbaar uit dit verhaal opmaken dat "de mensheid" bestond uit één groep van enkele duizenden individuen, blijkbaar allemaal levend in de nabijheid van elkaar. Waar haalt Van den Brink dit idee vandaan? Als het de grotschilders van Zuid-Frankrijk en Noord-Spanje waren, betekent dat dan dat er in Turkije, Het Midden-Oosten, in China, India en Afrika toen nog geen mensen woonden? Onlangs stond in het blad
Nature dat zelfs in Zuid-Californië een archeologische site is ontdekt van menselijke bewoning van 130.000 jaar geleden!
Vervolgens maakt hij van één Adam en Eva de gehele groep van duizenden, om ze dan weer te reduceren tot "sommige vertegenwoordigers", die weer gereduceerd worden tot "de echte Adam en Eva", waarna ik uitroep "Make up your mind!", maar Van den Brink uitroept dat het nauw aansluit bij wat Paulus zegt, dat het allemaal begon met de zonde van één man.
Vervolgens komt er een 'weliswaar' dat de zondeval van één mens weer tegenspreekt: weliswaar moet de zondeval een geleidelijk opkomen van zondig gedrag zijn geweest. Maar dat kan 'opgelost' worden door eenvoudig te beweren dat het "uitermate snel" om zich heen heeft gegrepen.
Vervolgens wordt de 'infectie' via seksuele overdracht afgewezen, maar moeten we toch blijven geloven dat het de gehele mensheid infekteerde, en niemand daaraan ontsnapte. Op basis waarvan? Als ik iets weet van de mens is het wel dat er altijd wel iemand is die niet meedoet met wat je voorstelt. Maar indien zo, hoezo is dit een inbreuk op de natuurlijke gang van zaken, hoezo is dit
niet een natuurlijk gevolg van kognitieve ontwikkeling? Dus hersenloze mensheid was "originally righteous", maar de toename van hersencapaciteit staat gelijk aan noodzakelijkerwijs in zonde vallen. Maar toch verwachtte God dat de mens niet leeft volgens de neigingen waarmee de mens via de door God gewilde evolutie is uitgerust.
Indien de zondeval een logisch gevolg is van toenemende hersencapaciteit, dan vindt die plaats in het leven van ieder mens op het moment dat de hersencapaciteit van een kind zo groot is geworden dat hij/zij moreel besef krijgt. Maar hoe heeft dit iets te maken met een unieke gebeurtenis die in het leven van onze voorouders ooit geschiedde?
En wat was die zonde nu precies? Weer krijgen we er geen ander antwoord op dan vaagheden zoals "geestelijk ontberen van Gods nabijheid", "verlies van Gods bovennatuurlijke gaven" (blijkbaar de beloofde onsterfelijkheid die hij eerder erbij fantaseerde), "existentiële vervreemding en angst", "driften, agressies en andere neigingen om onszelf door te zetten". Blijkbaar gaat het er bij Van den Brink niet in dat "driften, agressies en andere neigingen om onszelf door te zetten" juist het voortbestaan van de soort waarborgen en dus in ieder geval tot op bepaalde hoogte deugden zijn.
Het begint mij te duizelen. Ik kan met de beste wil van de wereld kop noch staart ontwaren in deze uiteenzetting van Van den Brink. Het ergste is nog dat hij eindigt met "goedbeschouwd".
Van den Brink vervolgt zijn mijmeringen over de erfzonde nog vijf bladzijden onder de kop
De reikwijdte van de christelijke boodschap.
Hij verdedigt evolutie-theïsme door te stellen dat de noodzaak van Christus' verzoeningswerk niet afhankelijk is van de manier waarop we zondaar geworden zijn maar van het feit dát we zondaars zijn, en zegt erachteraan dat de evolutieleer daar helemaal niets aan verandert.
Maar dat kan hij enkel zeggen door te vervolgen met:
Van den Brink schreef:Dát we als mensen zondig zijn, impliceert dat we op een of andere manier collectief zondaar geworden zijn. Als we onvermijdelijk zondige daden begaan, omdat we nu eenmaal zo geschapen zijn, dan zijn onze daden waarschijnlijk niet écht zondig omdat we er niet voor verantwoordelijk zijn.
Precies, en daarom is evolutionisme de genadeklap voor het christelijke verhaal van alle eeuwen.
Omdat Van den Brink dat begrijpt houdt hij vast aan de zondeval en de erfzonde. Maar hierin slaagt hij m.i. op zo'n ongeloofwaardige manier dat ik er enkel warhoofdigheid uit kon opmaken.
Maar ook afgezien van de begrippen zondeval en erfzonde blijft een evolutie-theïst zitten met de vreemde zaak dat God de mens via de evolutie heeft laten ontwikkelen en deze primitieve staat van zijn "van origine onschuldig en goed" moet noemen. Bij mij gaat zoiets er niet in. Van den Brink stipt de moeilijkheid even aan, om me vervolgens met een kluitje in het riet te sturen:
Van den Brink schreef:Het is natuurlijk niet aan ons om te achterhalen waarom God ervoor koos op deze manier te werk te gaan. Achter een zinnetje als "het heeft de Vader behaagd", kunnen we niet verder terugvragen. Net als Job moeten we leren het bestek van Gods werken aan hemzelf over te laten.
Van den Brink vergelijkt tot slot het christelijke perspectief, waar de mens via een daadwerkelijke zondeval in zijn ontredderde staat terecht komt, nog met de tragische visie op het leven die men in verschillende oosterse religies terugvindt en bij de oude Grieken, waar men de mens voornamelijk als slachtoffer ziet. Voor mij is het zonder meer duidelijk dat de zaak er andersom voorstaat: de evolutieleer sluit veel beter bij zo'n tragische visie aan dan bij een verhaal dat overduidelijk op fantasie berust dat er ergens sprake zou kunnen zijn van een zondeval en erfzonde. Het laatste komt over als vergezocht en overduidelijk gekunsteld, te meer daar men het bijbelverhaal in Genesis 2 en 3 op een zeer gekunstelde manier moet gaan interpreteren.