Het hele verhaal is hier te lezen http://www.freethinker.nl/index.php?opt ... &Itemid=39
Het is een hele lap tekst, maar dat moet voor de liefhebbers geen probleem zijn. Ik heb het met veel plezier vertaald. Af en toe gaat Ingersoll helemaal 'over the top', maar dat is vrij normaal voor boeken en essay's uit die tijd. Persoonlijk vind ik dat prachtig. Ingersoll heeft godslastering tot een kunst verheven

Hieronder een fragment voor degenen die niet zoveel geduld hebben

Onderstaande stukje kennen sommigen wellicht al. Ik vond het wel geestig.
VI. JEHOVA' BESTUUR.
Hij schiep de aarde, de hemellichamen, een man en een vrouw, die hij in een tuin plaatste. Toen werden ze verleid door de slang, en werden verbannen en moesten werken in het zweet des aanschijns. Jehova's plannen werden gedwarsboomd.
Toen probeerde Hij het opnieuw. Hij probeerde ongeveer zestienhonderd jaar de mensen beschaving bij te brengen. Geen scholen, geen kerken, geen Bijbel, geen traktaten – aan niemand werd geleerd hoe hij moest lezen of schrijven. Geen Tien Geboden. De mensen werden slechter en slechter, totdat de liefdevolle Jehova alle mensen liet verdrinken in Zijn vloed, behalve Noach en zijn familie; acht in totaal.
Toen probeerde Hij het opnieuw, en veranderde hun dieet. In het begin waren Adam en Eva vegetariërs. Na de vloed zei Jehova: 'Al wat zich roert, dat levend is, zij u tot spijze;' -- slangen en buizerds.
Toen faalde Hij opnieuw, en bij de Toren van Babel verspreidde Hij de mensen en dreef hen uiteen. Nadat Hij zich erbij neer had gelegd dat Hij geen succes zou halen bij alle mensen, dacht Hij om het eens met een paar te proberen, waarna Hij Abraham en zijn nakomelingen uitkoos. Opnieuw faalde Hij, en Zijn uitverkoren mensen werden gevangen genomen door de Egyptenaren, en voor meer dan vierhonderd jaar geketend in de slavernij.
Kort daarop probeerde Hij het opnieuw – redde hen uit de macht van de Farao, en leidde hen naar Palestina. Daarna veranderde Hij hun dieet, en stond hen alleen toe om beesten te eten met gespleten hoeven en herkauwers. Opnieuw faalde Hij. Het volk haatte Hem, en prefereerde de slavernij van Egypte boven de vrijheid van Jehova. En zodoende liet Hij hen rondzwerven totdat bijna allen die de vlucht uit Egypte hadden meegemaakt, waren gestorven. Toen probeerde Hij het wederom, bracht hen naar Palestina en liet hen leiden door de Richteren.
Dit bleek eveneens een vergissing – geen scholen, geen Bijbel. Toen probeerde Hij de koningen, en de koningen waren bijna allemaal afgodendienaren. Daarna werd het uitverkoren volk overvallen, en meegenomen in gevangenschap door de Babyloniërs.
Weer een mislukking!
Nadat ze eindelijk waren teruggekeerd, probeerde Jehova het met profeten – jammeraars en weeklagers – maar het volk werd slechter en slechter. Geen scholen, geen wetenschappen, geen kunsten, geen welvaart. Daarom bekleedde Jehova zichzelf met vlees, werd uit een vrouw geboren en leefde temidden van het volk dat hij al vele duizenden jaren probeerde te civiliseren. Toen klaagde het volk deze Jehova-man aan – deze Christus – geheel conform de wetgeving die Jehova hen zélf had gegeven in de wildernis. Zij stelden hem terecht wegens blasfemie, en na verhoor, veroordeelden ze hem ter dood.
Jehova faalde alweer.
Daarop verliet hij de Joden, en richtte zich op de rest van de wereld. En nu de Joden in de steek zijn gelaten door Jehova, en door Christenen worden vervolgd, zijn ze het meest welvarende volk ter wereld. Opnieuw heeft Jehova gefaald!
Wat een geweldig bestuur!
[Hieronder nog een fragment:]
VII. HET NIEUWE TESTAMENT?
Wie schreef het Nieuwe Testament?
Christelijke geleerden geven toe dat ze het niet weten. Zij geven toe dat, áls de vier evangeliën waren geschreven door Mattheus, Marcus, Lucas en Johannes, zij geschreven zouden moeten zijn in het Hebreeuws. En tóch is er nooit een Hebreeuws manuscript van één van deze evangeliën gevonden. Allen waren geschreven in het Grieks. Jacobus en Judas werden geschreven door personen die nooit de vier evangeliën hebben gelezen. In deze brieven – in Jacobus en Judas – is niet één referentie gemaakt naar één van de evangeliën, noch naar enig wonder die daar in beschreven wordt.
De eerste vermelding van één van de evangeliën dateert van ongeveer honderd acht jaar na de geboorte van Christus, en de vier evangeliën werden pas voor het eerst genoemd en geciteerd aan het begin van de derde eeuw, ongeveer honderd zeventig jaar na de dood van Christus. We weten nu dat er vele andere evangeliën bestonden naar onze vier, waarvan sommige verloren zijn geraakt. Er waren de evangeliën van Paulus, van de Egyptenaren, van de Joden, het evangelie van de vervolmaking [gospel of the perfection], van Judas, van Thaddeus, het evangelie van de kindsheid [Gospel of the Infancy], van Thomas, van Maria, van Andreas, van Nicodemus, van Marcion en vele anderen. En zo waren er de Handelingen van Pilatus, van Andreas, van Maria, van Paulus en Thecla, en vele anderen; er was ook een boek genaamd 'de Herder van Hermas'.
In het begin werd niet één van deze boeken beschouwd als zijnde geïnspireerd. Het Oude Testament werd als heilig gezien; maar de boeken die nu het Nieuwe Testament vormen werden gezien als menselijke produkten. We weten nu dat we geen idee hebben wie de vier evangeliën hebben geschreven.
De vraag is; 'Waren de schrijvers van deze vier evangeliën geïnspireerd?'
Als ze geïnspireerd waren, dan moeten de vier evangeliën waar zijn. Als ze waar zijn dan moeten ze met elkaar overeenstemmen.
De vier evangeliën stemmen niet overeen. Mattheus, Marcus en Lucas wisten niets over het zoenoffer, niets van de zaligmaking door het geloof. Zij kenden alleen het evangelie van de goede daden – van de liefdadigheid. Zij onderwijzen dat als wij anderen vergeven, dat God ons zal vergeven. Het evangelie van Johannes is het hier niet mee eens. In dat evangelie wordt ons verteld dat we moeten geloven in onze Heer, Jezus Christus; dat we opnieuw geboren moeten worden; dat we het bloed van Jezus moeten drinken, en zijn vlees moeten eten. In dit evangelie vinden we het dogma van het zoenoffer, en dat Christus voor ons stierf en in onze plaats leed. Dit evangelie is volstrekt in tegenspraak met de andere drie. Als de andere drie waar zijn, dan is het evangelie van Johannes onbetrouwbaar. Als het evangelie van Johannes geschreven is door een geïnspireerde man, dan waren de schrijvers van de andere drie niet geïnspireerd. Hier kan men zich onmogelijk uit redden. De vier kunnen niet waar zijn.
Het is overduidelijk dat er vele interpolaties voorkomen in de vier evangeliën. In het 28ste hoofdstuk van Mattheus staat bijvoorbeeld een verslag over de bewakers bij het graf van Christus die smeergeld kregen om te zeggen dat de discipelen van Jezus het lichaam hadden weggehaald terwijl de bewakers sliepen. Dit is duidelijk een tussenvoeging. Het is een breuk in het verhaal.
Het 10e vers zou opgevolgd moeten worden door het 16e. Het 10e vers luidt als volgt: 'Toen zeide Jezus tot haar: Vreest niet; gaat henen, boodschapt Mijn broederen, dat zij heengaan naar Galilea, en aldaar zullen zij Mij zien.'
Het 16e vers: 'En de elf discipelen zijn heengegaan naar Galilea, naar den berg, waar Jezus hen bescheiden had.'
Het verhaal over de bewakers dat wordt voortgezet in het 11e, 12e, 13e, 14e, en het 15e vers is een interpolatie – een postscriptum – een nabeschouwing. Het 15e vers toont dit aan. Het 15e vers: 'En zij, het geld genomen hebbende, deden, gelijk zij geleerd waren. En dit woord is verbreid geworden bij de Joden tot op den huidigen dag.'
Het moge duidelijk zijn dat dit verslag niet in het originele evangelie heeft gestaan, en uiteraard is het 15e vers niet geschreven door een jood. Geen jood zou dit geschreven hebben: 'En dit woord is verbreid geworden bij de Joden tot op den huidigen dag.'
Marcus, Johannes en Lucas hebben blijkbaar nooit gehoord dat de bewakers smeergeld hadden gekregen; of, indien zij het wel hadden gehoord vonden ze het klaarblijkelijk niet de moeite waard om het te noteren. En zo wordt ook duidelijk dat de verslagen over de Hemelvaart van Jezus Christus in Marcus en Lucas interpolaties zijn. Mattheus zegt niets over de Hemelvaart. Er heeft zich ongetwijfeld nooit een grootser wonder voorgedaan, en tóch vond Mattheus die erbij aanwezig was – die de Heer zag opstijgen, ten Hemel varen en verdwijnen – het niet de moeite waard om het te noteren. Aan de andere kant zien we dat de woorden van Christus, volgens Mattheus, in tegenspraak zijn met de Hemelvaart: 'En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen.'
Johannes, die aanwezig was, als we er even van uitgaan dat Jezus écht opsteeg, zegt geen woord over het onderwerp. Als het over de Hemelvaart gaat, dan spreken de evangeliën elkaar tegen.
Marcus geeft de laatste conversatie die Christus met zijn discipelen had, als volgt neer: 'Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle kreaturen. Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden. En degenen, die geloofd zullen hebben, zullen deze tekenen volgen: in Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen; met nieuwe tongen zullen zij spreken. Slangen zullen zij opnemen; en al is het, dat zij iets dodelijks zullen drinken, dat zal hun niet schaden; op kranken zullen zij de handen leggen, en zij zullen gezond worden. De Heere dan, nadat Hij tot hen gesproken had, is opgenomen in den hemel, en is gezeten aan de rechter hand Gods.' [Marcus 16]
Is het denkbaar dat dit tafereel is geschreven door iemand die getuige was van dit wonder? Het wonder wordt door Lucas als volgt beschreven: 'En het geschiedde, als Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde, en werd opgenomen in den hemel.' [Lucas 24:51]
'Brevity is the soul of wit' [dit is een Engels gezegde, afkomstig uit het werk van Shakespeare. Het wordt meestal gebruikt om iemand op een geestige manier aan te sporen om het betoog kort te houden.]
In de Handelingen wordt ons verteld dat: '..als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen, daar zij het zagen, en een wolk nam Hem weg van hun ogen.' [Handelingen 1:9]
Lucas, noch Mattheus, noch Johannes, noch de schrijver van de Handelingen heeft één woord gehoord van de woorden die Marcus aan Christus toe heeft geschreven. Het is een feit dat de Hemelvaart van Christus niet werd verkondigd door zijn discipelen.
In eerste instantie was Christus een mens, niet meer en niet minder. Maria was Zijn moeder, Jozef was zijn vader. De afstammingslijn van zijn vader Jozef werd gegeven om aan te tonen dat het bloed van David door zijn aderen vloeide. Toen werd beweerd dat hij de zoon van God was, dat zijn moeder een maagd was, en dat zij een maagd bleef tot haar dood. Daarna werd geclaimd dat Christus opstond uit de dood, en dat hij lijfelijk ten hemel voer. Er waren vele jaren voor nodig om het bewustzijn van de mens zover te krijgen om deze absurditeiten aan te nemen.
Als het waar is dat Christus uit de dood opstond, waarom verscheen hij niet aan zijn vijanden? Waarom ging hij niet op bezoek bij Kajafas, de hoge priester? Waarom maakte hij geen triomftocht door Jeruzalem? Als hij werkelijk ten hemel voer, waarom deed hij dat dan niet publiekelijk in de aanwezigheid van zijn vervolgers? Waarom moest dit grootste wonder der wonderen plaatsvinden in het geheim, in een hoek? Het was een wonder dat aanschouwd had kunnen worden door een enorme menigte – een wonder dat niet kon worden gesimuleerd – een wonder waardoor honderdduizenden zouden worden overtuigd.
Na het verhaal van de Verrijzenis, werd de Hemelvaart een noodzakelijk dogma. Ze moesten zich ontdoen van het lichaam. En zo zijn er vele andere interpolaties in de evangeliën en de brieven der apostelen.
Voor de liefhebbers hier een link naar het hele stuk: http://www.freethinker.nl/index.php?opt ... &Itemid=39
Grtz...