'Waarom ik geen christen ben' door Bertrand Russel (1927)

WAAROM IK GEEN CHRISTEN BEN
Bertrand Russell (1872-1970)

 

 

Bertrand RussellIntroductie.
Deze lezing werd door Russell gehouden op 6 maart 1927 voor de Zuid-Londense afdeling van de National Secular Society, in de Battersea Town Hall. De lezing werd nog hetzelfde jaar in de vorm van een pamflet uitgegeven, en kreeg hernieuwde bekendheid door de uitgave van Paul Edward’s editie van Russel’s boek Why I am not a Christian. And other essays on religion and related subjects. (ISBN 0 661 20323 1)

 

Zoals uw voorzitter zei, het onderwerp waarover ik vanavond zal spreken is Waarom ik geen christen ben. Misschien zou het goed zijn om eerst vast te stellen wat we bedoelen met het woord christen. Het wordt vandaag de dag door veel mensen nogal losjes gebruikt. Sommigen bedoelen er niet meer mee dan iemand die probeert goed te leven. In die betekenis veronderstel ik dat er in alle sektes en geloofsgemeenschappen christenen voorkomen. Maar ik denk niet dat dit de juiste betekenis van het woord is, alleen al omdat het zou inhouden dat iedereen die geen christen is - alle boeddhisten, confucianen, mohammedanen etc. - niet goed probeert te leven. Ik bedoel met 'christen' niet iemand die volgens zijn eigen inzicht fatsoenlijk probeert te zijn. Ik denk dat je een zekere mate van afgebakend geloof moet hebben voor je het recht hebt jezelf een christen te noemen. Het woord heeft niet meer zoveel inhoud als in de tijd van St. Augustinus en St. Thomas van Aquino. In die tijd begreep men precies wat iemand bedoel als hij zei dat hij een christen was. Men accepteerde een hele verzameling geloofsartikelen die met grote precisie waren voorgeschreven, en elke lettergreep van deze geloofsartikelen werd geloofd met de volledige kracht van iemands overtuiging.

 

 

Wat is een christen?
Tegenwoordig is dat niet meer zo. We moeten wat vager zijn over wat christendom betekent. Ik denk echter dat er twee verschillende punten zijn die essentieel zijn voor iedereen die zichzelf een christen noemt. De eerste is van dogmatische aard - namelijk dat je in God en onsterfelijkheid moet geloven. Als je niet in die twee dingen gelooft, denk ik niet dat je jezelf met recht een christen kan noemen. Maar daarbij, zoals de naam impliceert, moet je ook op de een of andere manier in Christus geloven. De mohammedanen geloven bijvoorbeeld ook in God en onsterfelijkheid, maar toch zouden zij zichzelf geen christen noemen. Ik denk dat, als je al niet in de goddelijkheid van Christus gelooft, je op zijn minst moet geloven dat Hij de beste en wijste van alle mensen was. Als je dat nog niet van Christus wil geloven, denk ik niet dat je het recht hebt jezelf een christen te noemen. Natuurlijk is er nog een andere betekenis, die je kunt vinden in Whitakers Almanack en in aardrijkskundeboeken, waar de wereldbevolking wordt ingedeeld in christenen, mohammedanen, boeddhisten, fetisjisten enz; en in die betekenis zijn wij allemaal christenen. De aardrijkskundeboeken rekenen ons er allemaal bij, maar dat is puur in geografische zin, en ik denk dat we dat wel kunnen negeren.
Daarom stel ik dat wanneer ik u vertel waarom ik geen christen ben, ik twee dingen moet zeggen: ten eerste waarom ik niet geloof in God en in onsterfelijkheid; en ten tweede waarom ik niet denk dat Christus de beste en wijste van alle mensen was, hoewel ik hem veel morele goedheid toeken.
Alleen dankzij de succesvolle pogingen van niet-gelovigen in het verleden, kan ik een dergelijke elastische definitie van het christendom aanhouden. Zoals ik al zei, vroeger had het een veel wezenlijkere betekenis. Het hield bijvoorbeeld ook het geloof in de hel in. Geloof in het eeuwige hellevuur was tot voor kort een wezenlijk onderdeel van het christelijke geloof. In dit land is het zoals u weet niet langer een essentieel punt vanwege een beslissing van de Privy Council, een beslissing waarvan Aartsbisschop van Canterbury en de Aartsbisschop van York zich distantieerden. Maar in dit land is de godsdienst geregeld door de wet, en daarom kon de Privy Council de mening van de Excellenties negeren, en sindsdien was geloof in de hel niet langer nodig om een christen te zijn. Daarom zal ik er niet op staan dat een christen in de hel moet geloven.

 

Het bestaan van god.
Om tot de vraag naar het bestaan van god te komen: dit is een grote en serieuze vraag, en als ik hier op een goede manier op in zou gaan, zou u hier moeten blijven zitten tot de komst van het Koninkrijk, dus u moet me verexcuseren als ik me slechts tot een samenvatting beperk. U weet natuurlijk dat de Katholieke Kerk het dogma heeft vastgelegd dat het bestaan van God kan worden bewezen met behulp van de natuurlijke rede. Het is een wat merkwaardig dogma, maar het is een dogma. Het moest worden geïntroduceerd omdat op een gegeven moment vrijdenkers de gewoonte aannamen te zeggen dat er bepaalde argumenten bestonden die de zuivere rede zou kunnen aanwenden tegen het bestaan van God, hoewel ze natuurlijk dankzij hun geloof wisten dat God bestaat. De argumenten en de redeneringen werden breed uitgemeten, en de katholieke kerk voelde dat er een eind aan moest worden gemaakt. Daarom legden ze vast dat het bestaan van God bewezen kan worden met hulp van de natuurlijke rede, en ze legden vast wat volgens hun de argumenten waren om dit te bewijzen. Er zijn natuurlijk meer van dit soort bewijzen, maar ik kies er hier maar een paar uit.

 

Het argument van de eerste oorzaak.
Het simpelste en makkelijkst te begrijpen argument is misschien wel dat van de Eerste Oorzaak. (Men beweert dat alles wat we in deze wereld waarnemen een oorzaak heeft, en als je ver genoeg teruggaat in de keten van oorzaken, moet je uitkomen bij een Eerste Oorzaak, en deze Eerste Oorzaak noemen we God). Ik neem aan dat dit argument tegenwoordig niet veel indruk meer maakt, omdat om te beginnen oorzaak niet meer is wat het geweest is. De filosofen en wetenschappers hebben zich in het begrip 'oorzaak' verdiept, en het heeft niets meer van de levenskracht die het ooit had. Maar los daarvan zien we dat het argument dat er een Eerste Oorzaak was geen enkele geldigheid kan hebben. Toen ik nog jong was, en me serieus met deze dingen bezighield, accepteerde ik het argument van de Eerste Oorzaak, tot ik op een dag, toen ik 18 was, John Stuart Mills autobiografie las, en ik daarin deze zin vond: 'Mijn vader leerde me dat de vraag: 'Wie heeft mij gemaakt?" niet beantwoord kan worden, omdat het direct de volgende vraag opwerpt: "Wie maakte god?’
Deze simpele zin liet me zien dat het argument van de Eerste Oorzaak een drogredenering is, en zo denk ik er nog steeds over. Als alles een eerste oorzaak moet hebben, dan moet God een oorzaak hebben. Als er iets kan zijn zonder oorzaak, dan kan dit net zo goed de wereld zélf zijn in plaats van God, zodat dit argument geen enkele deugdelijkheid heeft. Het komt overeen met een opvatting onder Hindoes dat de wereld rustte op een olifant, en de olifant weer op een schildpad; en als iemand vroeg: 'Hoe zit het dan met de schildpad?', zei de hindoe: 'Laten we maar van onderwerp veranderen'. Het argument van de eerste oorzaak is echt geen zier beter. Er is geen enkele reden waarom de wereld niet zou kunnen ontstaan zonder een oorzaak, noch is er aan de andere kant een reden waarom ze niet altijd zou hebben bestaan. Er is niet eens een reden om aan te nemen dat de wereld een begin zou moeten hebben. Het denkbeeld dat dingen een begin moeten hebben is écht te wijten aan ons gebrek aan verbeelding. Misschien dat ik daarom geen tijd meer verspil aan het argument van de Eerste Oorzaak.

 

Het argument van de natuurwetten.
Vervolgens is er het zeer algemeen aanvaarde argument van de natuurwetten. Dat was een favoriet argument gedurende de hele achttiende eeuw, vooral onder invloed van Sir Isaac Newton en zijn kosmogonie. Mensen zagen hoe de planeten rond de zon draaiden volgens de wet van de zwaartekracht, en ze dachten dat god de planeten had bevolen om op deze manier te bewegen, zichzelf zo het probleem besparend naar verdere verklaringen voor de wet van de zwaartekracht te zoeken. Tegenwoordig wordt de zwaartekracht verklaard op de nogal ingewikkelde manier die Einstein heeft geïntroduceerd. Ik ben niet van plan hier een lezing over de zwaartekracht volgens Einstein te houden, omdat ook dat weer nogal wat tijd in beslag zou nemen. Maar in elk geval hebben we niet meer het soort natuurwet van het stelsel van Newton, waarin om een reden die niemand begreep de natuur zich overal gelijkvormig gedroeg. We beseffen nu dat veel dingen die we vroeger als natuurwet beschouwden eigenlijk menselijke conventies zijn. Je weet dat zelfs in de verst verwijderde diepten van het heelal er nog steeds 100 centimeter passen in een meter. Dat is ongetwijfeld een opmerkelijk feit, maar het is nauwelijks een natuurwet te noemen. En veel dingen die we als natuurwet beschouwden waren van deze aard. Aan de andere kant, als je zou proberen kennis te verkrijgen over de werking van atomen, zou je merken dat deze zich veel minder onderwerpen aan de wet dan mensen dachten, en dat de wetten die ze wél volgen statistische gemiddelden zijn van het soort dat overeenkomt met wat de uitkomst volgens het toeval zou zijn. We kennen allemaal de wet die zegt dat als je dobbelstenen werpt de kans dat je een dubbele zes werpt maar één op de 36 keer voorkomt, en dat beschouwen we niet als bewijs dat het neerkomen van de dobbelstenen worden gereguleerd volgens een ontwerp. Integendeel, we zouden pas denken dat we met een ontwerp te maken hebben als de dobbelsteen iedere keer dubbele zessen lieten zien. De natuurwetten zijn voor een groot deel van deze aard. Het zijn statistische gemiddelden die volgen uit de regels van de kansberekening; en dat maakt het hele gedoe over natuurwetten een stuk minder indrukwekkend dan het vroeger was. Los van de huidige stand van de wetenschap, die morgen weer zou kunnen veranderen, is het hele idee dat natuurwetten impliceren dat er een 'wetgever' is ontstaan uit de verwarring tussen natuurwetten en menselijke wetten. Menselijke wetten leggen mensen een bepaalde regels op, en je kan zelf beslissen of je die opvolgt of juist niet. Maar natuurwetten zijn uitsluitend een beschrijving van hoe de dingen zich in feite gedragen; en juist omdat ze alleen maar een beschrijving zijn van hoe de dingen zich gedragen kun je niet staande houden dat er iemand moet zijn die ze vertelde dat ze dat moeten doen, omdat, zelfs als je zou aannemen dat er zo iemand was, je dan de vraag zou moeten stellen: 'Waarom vaardigde God déze natuurwetten uit, en geen andere?' Als je zegt dat Hij het alleen maar voor Zijn eigen plezier deed, of zonder reden, moet je inzien dat er iets is dat niet is onderworpen aan een wet, en dus is de keten van natuurwetten verstoord. Als je net als de orthodoxe theologen zegt dat er voor alle wetten die god gaf een reden was om aan deze wet de voorkeur te geven boven anderen wetten - de reden is natuurlijk het scheppen van het beste universum, hoewel je niet op het idee zou komen dit te onderzoeken - als er een reden was voor de wetten die god gaf, dan zou god zelf aan wetten onderworpen zijn, en daarom heb je er niets aan om god te introduceren als tussenpersoon. In werkelijkheid is er een wet buiten en voorafgaand aan de goddelijke voorschriften, en god dient je doel niet, omdat hij niet de ultieme wetgever is. Samengevat, het hele argument over natuurwetten heeft niet langer de kracht die het vroeger had. Ik ga verder in de tijd in mijn bespreking van de argumenten. De argumenten die worden gebruikt voor het bestaan van god veranderen van karakter terwijl de tijd voortschrijdt. Eerst waren het harde, intellectuele argumenten, die bepaalde tamelijk definitieve drogredenen belichaamden. Naarmate we dichter deze moderne tijd naderen zijn ze in intellectueel opzicht minder respectabel en steeds meer beïnvloed door een soort morele vaagheid.

 

Het argument van het ontwerp.
De volgende stap in het proces brengt ons het argument van het ontwerp. Iedereen kent het argument van het ontwerp: alles in de wereld is gemaakt opdat wij erin kunnen leven, en als de wereld ook maar een beetje anders was, zou dat niet meer kunnen. Dat is het argument van het ontwerp. Het neemt soms een nogal merkwaardige vorm aan: er wordt bijvoorbeeld geargumenteerd dat konijnen witte staarten hebben zodat je makkelijker raak schiet. Ik heb geen idee hoe konijnen denken over deze toepassing. Het is een gemakkelijk argument om te parodiëren. Iedereen kent de opmerking van Voltaire dat de neus duidelijk was ontworpen om de bril te kunnen dragen. Een dergelijke parodie bleek nog niet eens zover van de werkelijkheid verwijderd als men in de achttiende eeuw zou denken, omdat we sinds de tijd van Darwin veel beter begrijpen waarom levende wezens zijn aangepast aan hun omgeving. Dit is niet omdat de omgeving geschikt voor hen werd gemaakt, maar omdat zij zich zodanig ontwikkelden dat ze er geschikt voor werden, en dat is de basis van adaptatie. Dat heeft niks te maken met een bewijs voor ontwerp.
Als je beter kijkt naar dit argument van het ontwerp, is het verbazend dat mensen kunnen geloven dat deze wereld, met alles wat erin is, met al zijn fouten, de best mogelijke is die almacht en alwetendheid in miljoenen jaren tijd hebben kunnen ontwerpen. Ik kan het echt niet geloven. Denkt u dat u, als u almacht en alwetendheid zou krijgen en miljoenen jaren om de wereld te perfectioneren, niets beters kon produceren dan de Ku Klux Klan of de fascisten? Bovendien, als je de gewone wetten van de wetenschap accepteert, moet je veronderstellen dat het leven van mensen en het leven in het algemeen op deze planeet in de loop van de tijd zal uitsterven; het leven is een fase in het verval van het zonnestelsel; in een bepaalde fase van verval ontstaan de condities van temperatuur etc. die geschikt zijn voor protoplasma, en gedurende een korte tijd in het bestaan van het zonnestelsel komt er leven in dit stelsel voor. Je kan aan de maan zien wat er van de aarde zal worden - iets doods, koud en levenloos.
Ik heb gehoord dat zo'n soort kijk op het leven deprimerend is, en soms zegt men dat als ze dit zouden geloven ze niet verder zouden kunnen leven. Geloof er maar niets van; het is allemaal nonsens. Niemand maakt zich echt zorgen over veel van wat er over miljoenen jaren staat te gebeuren. Zelfs als ze denken dat ze zich hierover zorgen maken, houden ze zichzelf voor de gek. Ze maken zich zorgen over veel alledaagsere zaken, of misschien hebben ze alleen maar last van hun spijsvertering; maar niemand is echt ongelukkig onder de gedachte wat er over miljoenen en miljoenen zal gaan gebeuren. Daarom is - hoewel het idee dat het leven gedoemd is uit te sterven natuurlijk een sombere visie is, althans ik denk dat we dat wel kunnen zeggen, hoewel ik als ik nadenk over wat mensen met hun levens doen het bijna als een troost beschouw - het niet zo erg dat je leven er ellendig van wordt. Hooguit vestigt het je aandacht op andere dingen.

 

Morele bewijzen voor God.
Nu bereiken we een volgende fase van wat ik de intellectuele afdaling zal noemen die theïsten in hun bewijsvoering hebben gemaakt, en we belanden bij wat wordt genoemd de morele argumenten voor het bestaan van God. Iedereen weet natuurlijk dat er vroeger drie intellectuele argumenten bestonden voor het bestaan van God, die alle zijn weerlegd door Immanuel Kant in zijn Kritiek van de zuivere rede; maar zogauw hij deze argumenten had weerlegd vond hij een nieuwe uit, een moreel argument, en dat overtuigde hem. Hij was zoals zoveel mensen: wat intellectuele zaken betreft was hij een scepticus, maar over morele zaken geloofde hij impliciet in de regels die hem als kind waren ingegeven. Dat illustreert wat de psychoanalisten zo benadrukken: de immens sterkere nadruk die onze vroegste associaties op ons hebben gemaakt boven die uit ons latere leven.
Kant, zoals ik al zei, bedacht een nieuw, moreel argument voor het bestaan van god, dat in verschillende vormen heel populair was in de negentiende eeuw. Het komt voor in allerlei gedaantes. Men zegt bijvoorbeeld dat er geen onderscheid zou bestaan tussen goed en kwaad als er geen God is. Ik houd me er absoluut niet mee bezig of er een verschil is tussen goed en kwaad; dat is een andere vraag. Waar ik me mee bezig houd is: als je er zeker van bent dat er verschil is tussen goed en kwaad, ben je voor de volgende vraag geplaatst: is dat verschil er dankzij God’s goedkeuring of niet? Als dat niet zo is, is er voor God dus geen verschil tussen goed en kwaad, en is de uitspraak dat God goed is niet langer van betekenis. Als je net als de theologen zegt dat God goed is, moet je zeggen dat goed en kwaad een bepaalde betekenis hebben die onafhankelijk is van God’s goedkeuring, omdat God’s goedkeuringen goed zijn, en niet slecht, onafhankelijk van het feit dat Hij ze heeft gemaakt. Als je dat zegt, moet je vervolgens zeggen dat het niet alleen door God kwam dat er goed en kwaad op de wereld is, maar dat deze er logischerwijze al waren voor God er was. Je zou als je dat wilde natuurlijk kunnen zeggen dat er een superieure godheid bestond, die orders gaf aan de godheid die deze wereld schiep, of je zou kunnen zeggen wat sommige gnostici zeiden, iets waarvan ik vaak dacht dat het aannemelijk is, dat de wereld die wij kennen eigenlijk is gemaakt door de duivel op een moment dat god even niet oplette. Daar is veel voor te zeggen, en het is niet mijn zaak om dit te weerleggen.

 

Het bewijs van de oplossing van onrechtvaardigheid
Vervolgens is er een andere, zeer merkwaardige vorm van het morele argument, namelijk dit: men zegt dat het bestaan van God nodig is om rechtvaardigheid in de wereld te brengen. In het deel van het universum dat wij kennen heerst groot onrecht, en vaak lijden de goeden, terwijl het de slechten voorspoedig gaat, en we weten eigenlijk niet wat ons meer ergert, maar om het universum als geheel rechtvaardig te laten zijn moet je er vanuit gaan dat er een toekomstig leven is, om de balans van het leven op aarde te herstellen. Dus zeggen ze dat er een God moet zijn, en een Hemel en een Hel, om ervoor te zorgen dat er uiteindelijk toch rechtvaardigheid heerst. Dat is een curieus argument. Als je deze zaak wetenschappelijk zou bekijken zou je zeggen: 'Ik ken alleen maar deze wereld. Ik ken de rest van het universum niet, maar voor zover je met behulp van mogelijkheden bewijs kan leveren, zou je waarschijnlijk zeggen dat deze wereld een redelijk voorbeeld verschaft, en als er hier onrecht is, is de kans groot dat er elders ook onrecht is.' Stel dat je een kist sinaasappels krijgt, en je opent deze en ziet dat de hele bovenste laag sinaasappels bedorven was, dan zou je niet redeneren: 'De onderste sinaasappels moeten dan wel goed zijn, om het evenwicht te herstellen'. Je zou zeggen: 'Waarschijnlijk zijn ze allemaal slecht', en dat is precies hoe een wetenschapper zou redeneren over het universum. Hij zou zeggen: 'Hier in deze wereld vinden we veel onrecht; en voor zover ik zie is dat een reden om te veronderstellen dat het geen rechtvaardigheid is waardoor de wereld wordt beheerst; en daarom verschaft dit voor zover we weten een moreel argument tégen een godheid, en niet ervóór.'
Natuurlijk weet ik dat het soort argumenten waarover ik hier tot u sprak niet de meeste mensen gelovig maakt. Wat mensen werkelijk beweegt in god te geloven is helemaal geen intellectueel argument. De meeste mensen geloven in god omdat ze dit van jongsaf hebben geleerd, en dat is de belangrijkste reden. En ik denk dat de belangrijkste tweede reden het verlangen naar zekerheid is, een soort gevoel dat er een grote broer is die voor je zal zorgen. Dat speelt een grote rol in het beïnvloeden van het verlangen van mensen in god te geloven.

 

Het karakter van Christus
Ik wil nu een paar dingen zeggen over een onderwerp waarvan ik denk dat het niet voldoende is behandeld door rationalisten, en dat is de vraag of Christus de beste en wijste van alle mensen was. Meestal wordt het als vanzelfsprekend aangenomen dat dat zo was. Zelf denk ik van niet. Ik denk dat ik het op veel meer punten eens ben met Christus dan de belijdende christenen doen. Ik weet niet of ik helemaal met hem mee kan gaan, maar ik ga verder met hem mee dan de meeste christenen doen. U zult zich herinneren dat hij zei: ‘Maar Ik zeg u, dat gij den boze niet wederstaat; maar, zo wie u op de rechterwang slaat, keert hem ook de andere toe'
Dat is geen nieuwe leer of een nieuw beginsel. Het werd gebruikt door Lao-tse en Boeddha, zo'n 500 of 600 jaar voor Christus, maar het is geen beginsel dat door de Christenen echt wordt geaccepteerd. Ik twijfel er niet aan de bijv. de huidige eerste minister (Stanley Baldwin) een zeer oprecht christen is, maar ik zou u niet adviseren naar hem toe te gaan en hem op de ene wang te slaan. Ik denk dat u zult ontdekken dat zijn mening was dat deze tekst figuurlijk bedoeld was. Dan is er nog een punt dat ik voortreffelijk vind. U zult zich herinneren dat Christus heeft gezegd: ‘ Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt.
Ik denk niet dat u van mening zult zijn dat dit principe populair was in de gerechtshoven van christelijke landen. In mijn tijd kende ik een behoorlijk aantal rechters die eerlijke christenen waren, en geen van hen had het gevoel dat ze door wat zij deden tegen het christendom ingingen. Vervolgens zegt Christus: ‘Geeft dengene, die [iets] van u bidt, en keert u niet af van degene, die van u lenen wil.'
Dat is een heel goed principe. Uw voorzitter heeft u eraan herinnerd dat we het hier niet over politiek hebben, maar ik kan het niet helpen dat ik zie dat de laatste algemene verkiezing werd uitgevochten over de vraag of het wenselijk is u af te keren van hem die van u wil lenen, zodat we moeten aannemen dat de liberalen en conservatieven van dit land bestaan uit mensen die het niet eens zijn met de leerstelling van Christus, omdat zij hem in dit geval beslist met veel nadruk afwezen. Vervolgens is er een andere regel van Christus waarvan ik denk dat er veel inzit, maar ik merk nergens aan dat het erg populair is onder sommige van onze Christelijke vrienden. Hij zegt: ‘Zo gij wilt volmaakt zijn, ga heen, verkoop wat gij hebt, en geef het den armen, en gij zult een schat hebben in den hemel.'
Dat is een uitstekende regel, maar, zoals ik zei, het wordt niet erg gepraktiseerd. Dit zijn volgens mij allemaal goede regels, hoewel het moeilijk is je eraan te houden. Ik zeg niet dat ik ze zelf naleef, maar voor een Christen ligt dat uiteindelijk toch anders.

 

Tekortkomingen in de leerstellingen van Christus.
Na te hebben toegegeven dat deze regels prima zijn kom ik bij zekere punten waarvan ik niet geloof dat je er enige bovenmatige wijsheid of goedheid van Christus, zoals Hij is afgeschilderd in het evangelie, in kan vinden. En ik mag hier wel zeggen dat we het niet hebben over de historische vraag. Historisch gezien is het tamelijk twijfelachtig of Christus ooit heeft bestaan, en als Hij al bestond weten we niets van Hem af. Daarom houd ik me niet bezig met de vraag naar de geschiedenis, die zeer moeilijk is. Ik houd me bezig met Christus zoals hij uit het evangelie naar voren komt, neem het evangelieverhaal zoals dit wordt gepresenteerd, en daar vinden we een aantal dingen die niet van erg grote wijsheid getuigen. Hij dacht bijvoorbeeld beslist dat zijn tweede komst plaats zou vinden in wolken van glorie vóór het overlijden van iedereen dit op dat moment leefde. Dit wordt door veel teksten bewezen. Hij zegt bijvoorbeeld: ‘Gij zult [uw] [reis] [door] de steden Israels niet geeindigd hebben, of de Zoon des mensen zal gekomen zijn.'
Vervolgens zegt hij: ‘Er zijn sommigen van die hier staan, dewelke den dood niet smaken zullen, totdat zij den Zoon des mensen zullen hebben zien komen in Zijn Koninkrijk’, en er zijn vele plaatsen waar het duidelijk is dat hij geloofde dat zijn tweede komst zou plaatshebben gedurende het leven van degenen die toen leefden. Dat was wat zijn vroege volgelingen g]eloofden, en het was de basis van veel van zijn morele leerstellingen. Toen hij zei: [‘Zijt dan niet bezorgd tegen den morgen; want de morgen zal voor het zijne zorgen.’] en dingen van die strekking, was dat vooral omdat hij dacht dat zijn terugkomst zeer spoedig zou zijn, en dat alle gewone, wereldlijke zaken van geen belang waren. Ik heb om precies te zijn christenen gekend die geloofden dat de tweede komst op handen was. Ik ken een dominee die zijn gemeente verschrikkelijk bang maakte door te vertellen dat de tweede komst zeer nabij was, maar ze werden gerustgesteld toen ze zagen dat hij bomen in zijn tuin plantte. De vroege christenen geloofden het echt, en ze onthielden zich van zulke dingen als het planten van bomen in hun tuinen, omdat ze van Christus het geloof accepteerden dat de tweede komst nabij was. In die zin was hij duidelijk niet zo wijs als sommige anderen waren, en het was zeker geen allesovertreffende wijsheid.

 

Het morele probleem.
Vervolgens kom je aan het morele vraagstuk. Er is volgens mij een zeer serieuze tekortkoming in het morele karakter van Christus, en dat is dat hij in de hel geloofde. Ik voor mij kan niet geloven dat iemand die in wezen menselijk is kan geloven in een eeuwigdurende straf. Christus zoals hij in het evangelie is voorgesteld geloofde zeker in de eeuwige straf, en je vindt herhaaldelijk een wraakzuchtige woede tegen degenen die niet naar zijn preken wilden luisteren - een houding die niet ongewoon is onder dominees, maar wat toch wat afdoet aan een allesovertreffende voortreffelijkheid. Zo'n houding is bijvoorbeeld bij Socrates niet waar te nemen. Je ziet dat deze zeer vriendelijk en beleefd is tegen mensen die niet naar hem wilden luisteren; en zo'n gedragslijn is volgens mij een wijze meer waardig dan zich verontwaardigd te gedragen. Iedereen herinnert zich waarschijnlijk het soort dingen dat Socrates zei toen hij stervende was, en het soort dingen dat hij in het algemeen zei tegen mensen die het niet met hem eens waren. In het evangelie zul je vinden dat Christus zei: ‘Gij slangen, gij adderengebroedsels! hoe zoudt gij de helse verdoemenis ontvlieden?’ Dat werd gezegd tegen mensen die zijn preken niet op prijs stelden. Dat is naar mijn idee niet echt de beste toon, en er zijn veel van dit soort dingen over de hel te vinden. Er is natuurlijk de bekende tekst over de zonde tegen de Heilige Geest: ‘wie tegen den Heiligen Geest zal gesproken hebben, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende.' Die tekst heeft onuitspreekbaar veel ellende in de wereld gebracht, want allerlei mensen beeldden zich in dat ze een zonde tegen de heilige geest hadden begaan, en dachten dat het ze zowel in deze als in de komende wereld niet vergeven zou worden. Ik denk echt niet dat iemand met een enigszins vriendelijke aard dit soort angst en verschrikking in de wereld zou hebben gebracht.
Vervolgens zei Christus: ‘De Zoon des mensen zal Zijn engelen uitzenden, en zij zullen uit Zijn Koninkrijk vergaderen al de ergernissen, en degenen, die de ongerechtigheid doen; En zullen dezelve in den vurigen oven werpen; daar zal wening zijn en knersing der tanden.
En hij gaat verder over het weeklagen en tandenknarsen. En zo verschijnt het ene vers na het andere, en het is de lezer duidelijk dat er een bepaald genoegen lijkt te worden geschept in het stilstaan bij het klagen en tandenknarsen, want anders zou het niet zo vaak worden gezegd. En iedereen herinnert zich natuurlijk ook de schapen en de bokken; hoe hij bij zijn tweede komst de schapen van de bokken zal scheiden, en hoe hij tot de bokken zal zeggen: ‘Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is.’ Hij vervolgt: ‘En dezen zullen gaan in de eeuwige pijn.’
Vervolgens zegt hij weer: ‘Indien dan uw hand of uw voet u ergert, houwt ze af en werpt ze van u. Het is u beter, tot het leven in te gaan, kreupel of verminkt [zijnde], dan twee handen of twee voeten hebbende, in het eeuwige vuur geworpen te worden.’
Hij herhaalt dat nog eens en nog eens. Ik moet zeggen dat volgens mij de hele doctrine dat het hellevuur een straf is voor de zonde een doctrine van wreedheid is. Het is deze doctrine die wreedheid in de wereld bracht, en de wereld generaties lang wrede martelingen gaf; en de Christus van het evangelie, als hij is zoals zijn kroniekschrijvers hem presenteren, zou hiervoor zeker verantwoordelijk moeten worden gehouden.
Er zijn andere zaken van minder belang. Er is het voorbeeld van de Gadareense varkens, waarbij het beslist niet erg aardig voor de varkens was om de duivelen in hen te laten varen en ze over de heuvels in zee te jagen. Je moet eraan denken dat hij almachtig was, en hij had de duivels gewoon kunnen laten gaan; maar hij koos ervoor ze in de varkens te laten gaan. Vervolgens is er het merkwaardige verhaal over de vijgeboom, waar ik nogal eens over gepiekerd heb. Je weet wat er gebeurde met de vijgeboom.‘En des morgens vroeg, als Hij wederkeerde naar de stad, hongerde Hem. En ziende, een vijgeboom aan den weg, ging Hij naar hem toe, en vond niets aan denzelven, dan alleenlijk bladeren; en zeide tot hem: Uit u worde geen vrucht meer in der eeuwigheid!’.. en Petrus ... zei tegen hem: ‘Rabbi! zie, de vijgeboom, dien Gij vervloekt hebt, is verdord.’
Dit is een vreemd verhaal, omdat het niet de goede tijd van het jaar was voor vijgen, en je echt de boom niet de schuld kon geven. Ik zie niet in dat zowel wat wijsheid als wat deugden betreft Christus verheven zou zijn boven andere mensen die uit de geschiedenis bekend zijn. Ik denk dat ik Boeddha en Socrates in dit opzicht boven hem stel.

 

De emotionele factor.
Zoals ik hiervoor al zei, ik denk niet dat de echte reden waarom mensen een religie accepteren iets te maken heeft met bewijsvoering. Ze accepteren godsdienst op emotionele gronden. Je hoort vaak dat het verkeerd is om de godsdienst aan te vallen, want godsdienst verleent mensen deugdzaamheid. Dat is wat mij is verteld; ik heb er niets van gemerkt. Iedereen kent natuurlijk de parodie op dit argument uit het boek van Samuel Butler, Erewhon Revisited. Je zal je herinneren dat in Erewhon een zekere Higgs voorkomt, die aankomt in een ver land, en nadat hij daar enige tijd heeft doorgebracht ontsnapt hij uit dit land in een luchtballon. Twintig jaar later komt hij terug in de land, en ontdekt dat er een nieuwe religie is ontstaan, waarin hij wordt vereerd onder de naam 'Zonnekind', en er werd gezegd dat hij in de hemel was opgenomen. Hij ontdekte dat het Feest van de Hemelopname bijna zal worden gevierd, en hij hoort professor Hanky en Panky tegen elkaar zeggen dat ze de man Higgs nog nooit zijn tegengekomen, en dat ze hopen dat dat ook nooit zal gebeuren; maar het zijn de hogepriesters van de godsdienst van het Zonnekind. Hij is erg verontwaardigd, gaat naar ze toe en zegt: "Ik ga al deze flauwekul aan de kaak stellen en de mensen van Erewhon vertellen dat ik het was, de man Higgs, die vertrokken is in een luchtballon." Hij kreeg te horen: "Dat moet je niet doen, omdat de hele moraal van het land rond deze mythe is opgebouwd, en als ze weten dat je niet in de hemel bent opgenomen, zullen ze allemaal tot slechtheid vervallen." En zo werd hij overgehaald en vertrok zonder iets te zeggen.
Dat is het idee - dat we allemaal slecht zullen worden als we ons niet aan de christelijke godsdienst houden. Het lijkt me dat de mensen die zich eraan hielden voor het merendeel heel erg slecht zijn geweest. Daar is het merkwaardige feit dat hoe intenser de godsdienst in een periode werd beleefd en hoe dieper men geloofde in het dogma, des te groter was de wreedheid en des te erger de stand van zaken. In een zogenaamd zeer gelovige tijd, toen men totaal in de christelijke godsdienst geloofde, had je de Inquisitie, met al zijn martelingen; miljoenen ongelukkige vrouwen zijn verbrand als heksen; en in naam van de godsdienst werd allerlei wreedheid toegepast op allerlei mensen.
Als je in de wereld om je heen kijkt zult je zien dat ieder beetje vooruitgang in menselijk gevoel, iedere verbetering van het strafrecht, elke stap naar vermindering van oorlog, elke stap naar een betere behandeling van gekleurde rassen of elke verlichting van de slavernij, elke morele vooruitgang die er in de wereld was, consequent is bestreden door de georganiseerde kerken in de wereld. Ik zeg met opzet dat de christelijke godsdienst zoals deze in de kerken is georganiseerd de belangrijkste vijand van de menselijke vooruitgang in de wereld was, en nog steeds is.

 

Hoe de kerken de vooruitgang tegenhielden.
Misschien denkt u dat ik te ver ga als ik zeg dat het nog steeds zo is. Ik denk niet dat dat zo is. Neem één feit. Ik hoop dat u me vergeeft dat ik het noem. Het is geen prettig feit, maar de kerken dwingen iemand feiten te noemen die niet prettig zijn. Stel dat in de wereld van vandaag een onervaren meisje trouwt met een man met syfilis; in dat geval zegt de Katholieke Kerk: ‘Dit is een sacrament dat niet verbroken mag worden. Je moet het celibaat aannemen of samenblijven. En als je samenblijft mag je geen voorbehoedsmiddelen gebruiken om te voorkomen dat door syfilis aangetaste kinderen worden geboren.’ Ik zeg dat dit een duivelse wreedheid is, en niemand wiens natuurlijke medelijden niet is vervormd door dogma's of wiens morele aard niet al helemaal ongevoelig geworden was voor alle vormen van lijden kan vol houden dat het goed en terecht is om deze stand der dingen te laten voortduren.
Dat is maar één voorbeeld. Er zijn veel manieren waarop op het moment de kerk, door te staan op wat het verkiest moraal te noemen, op allerlei manieren mensen onverdiend en onnodig lijden oplegt. En natuurlijk is de kerk, zoals we weten, grotendeels nog altijd een bestrijder van vooruitgang en verbetering van alles wat het lijden in de wereld vermindert, omdat de kerk ervoor koos een bepaalde, beperkte verzameling gedragsregels tot moraal te bestempelen die niets te maken hebben met menselijk geluk; en als je zegt dat dit of dat zo hoort omdat het bijdraagt aan het geluk van de mens, denken ze dat dat er niets mee te maken heeft. ‘Wat heeft het geluk van de mens te maken met moraal? Het doel van de zeden is niet mensen gelukkig te maken.’

 

Angst, de basis van de godsdienst.
Religie is volgens mij voornamelijk gebaseerd op angst. Het is gedeeltelijk de angst voor het onbekende en gedeeltelijk, zoals ik zei, het verlangen naar een soort oudere broer die je bijstaat in moelijke tijden en problemen. Angst is de grondslag van de hele zaak - angst voor het mysterieuze, angst verslagen te worden, angst voor de dood. Angst is de ouder van de wreedheid, en daarom is het geen wonder dat wreedheid en godsdienst hand in hand gaan. Dat komt omdat angst aan de basis ligt van deze twee dingen. In deze wereld zijn we nu een beetje begonnen deze dingen te begrijpen, en het lukt een beetje ze te beheersen met de hulp van de wetenschap, die zich stap voor stap heeft opgewerkt tegen de Christelijke godsdienst, tegen de kerken en tegen het verzet van alle oude stellingen in. De wetenschap kan ons leren, en ik denk dat onze eigen harten ons kunnen leren, niet langer te zoeken naar ingebeelde steun, niet langer bondgenoten in de hemel te bedenken, maar vooral te kijken naar onze eigen pogingen hier beneden, om van deze wereld een betere plaats te maken, in plaats van het soort plaats dat de kerken er tijdens alle eeuwen van hebben gemaakt.

 

Wat we moeten doen.
We moeten op onze eigen benen staan en de wereld frank en vrij tegemoet zien - de goede feiten, de slechte feiten, de schoonheden en de lelijkheid; zie de wereld zoals deze is en wees er niet bang voor. Verover de wereld met intelligentie en niet alleen door slaafs onderworpen te zijn aan de verschrikkingen die met het leven verbonden zijn. Het hele begrip God is een begrip dat is ontleend aan antiek oriëntaals despotisme. Het is een begrip dat de vrije mens niet waardig is. Als je hoort hoe mensen zichzelf in de kerken vernederen, en hoe ze zeggen dat ze ellendige zondaren zijn en nog veel meer, dan lijkt dit verachtelijk en onwaardig voor zichzelf respecterende mensen. We horen op te staan en de wereld open in het gelaat te zien. We horen van deze wereld het beste te maken dat we kunnen, en als het niet zo goed lukt als we zouden willen, dan zal het uiteindelijk toch beter zijn dat wat die anderen er in al die eeuwen van hebben gemaakt. Een goede wereld heeft kennis nodig, vriendelijkheid en moed; ze heeft niets aan vol spijt hunkeren naar het verleden of aan het beperken van de vrije intelligentie door woorden die lang geleden zijn geuit door mensen zonder kennis. Deze wereld moet zonder angst zijn en onze intelligentie moet zich vrij kunnen ontwikkelen. Ze heeft hoop voor de toekomst nodig, de wereld heeft niets aan steeds terugkijken naar een verleden dat dood is, en dat naar ons vertrouwen ver voorbijgestreefd zal worden door de toekomst die onze intelligentie kan creëren.

 

Originele titel: Why I am not a Christian. Bertrand Russell. ISBN 0 661 20323 1

 

Met dank aan Els Geuzebroek die dit heeft vertaald.
Neem ook eens een kijkje op haar websites; http://atheisme.pagina.nl/ en http://www.nissaba.nl/

 

Overzicht van historische documenten op Freethinker.nl

 

Lees ook de andere artikelen van Bertrand Russell. (1872-1970)
Ben ik een atheïst, of ben ik een agnost?
Wat is een agnost?

 

Forum