'Het verdoemde mensengeslacht' door Mark Twain

HET VERDOEMDE MENSENGESLACHT

Mark Twain

 

Stond er in de kranten van vandaag een kop over de Ieren, Libanezen of Chilenen, die ergens ter wereld vechten? Zeer waarschijnlijk. In het volgende stuk komt Mark Twain tot de conclusie dat de strijdlustige en wrede natuur van menselijke wezens hen tot de laagste en niet tot de hoogste schepsels maakt. Met een vernietigende ironie verschaft hij een verrassende verklaring voor oorlogszuchtige aard van de mens.

 

Mark TwainIk heb de eigenschappen en neigingen van de (zogenaamde) lagere dieren bestudeerd en ze tegenover de eigenschappen en neigingen van de mens gehouden. Ik vind het resultaat vernederend voor me. Want het noopt mij om van mijn trouw aan Darwins theorie, over de Afstamming van de Mens van de Lagere Dieren, afstand te doen; het lijkt mij namelijk nu duidelijk dat de theorie verlaten moet worden, ten gunste van een nieuwe en juistere, en die nieuwe en juistere moet de Afstamming van de Mens van de Hogere Dieren worden genoemd.

Om tot deze onaangename conclusie te komen, heb ik niet gegist, gespeculeerd of verondersteld, maar heb ik gebruik gemaakt van wat gewoonlijk de wetenschappelijke methode wordt genoemd. Dat wil zeggen, ik heb elke hypothese die zich aandiende aan de vuurproef van het eigenlijke experiment onderworpen, en heb die naar gelang de uitkomst daarvan aanvaard of verworpen. Op die manier heb ik elke stap van mijn onderzoek op zijn beurt getoetst en bewezen, voordat ik tot de volgende stap over ben gegaan. Deze experimenten vonden plaats in de dierentuin van Londen, en namen vele maanden van onverdroten en moeizaam werk in beslag.

Voordat ik nader op ook maar een van de experimenten inga, wil ik een of twee dingen vermelden, die hier meer op hun plaats lijken dan verderop. Dit in het belang van de duidelijkheid. De gezamenlijke experimenten leidden, tot mijn tevredenheid, tot bepaalde generalisaties, namelijk:

 

1. Dat het menselijke ras tot één bepaalde soort behoort. Het vertoont lichte variaties in kleur, lichaamsbouw, geestelijk niveau, en zo, afhankelijk van klimaat, omgeving enzovoort; maar het is een afzonderlijke soort, en moet niet met welke andere soort dan ook worden verward.

 

2. Dat de viervoeters ook een afzonderlijke soort vormen. Deze familie vertoont een variëteit in kleur, grootte, voorkeur voor voedsel, enzovoort; maar het is een afzonderlijke familie.

 

3. Dat de andere families, de vogels, de vissen, de insecten, de reptielen, etc. ook min of meer afzonderlijke families zijn. Zij horen ook thuis in de reeks. Zij zijn de schakels in de keten die zich van de hogere dieren naar beneden uitstrekt tot de mens, op het laagste niveau.

 

Sommigen van mijn experimenten waren uiterste merkwaardig. Tijdens het lezen was ik op een geval gestuit, waarbij jaren geleden een aantal jagers op onze Great Plains een buffeljacht voor een Engelse graaf hadden georganiseerd, en om wat vers vlees voor provisiekast te verschaffen. Zij doodden tweeënzeventig van die grote dieren, aten een deel van een van hen op en lieten de eenenzeventig achter om weg te rotten. Om het verschil, zo er een verschil is, te bepalen tussen een anaconda en een graaf, werden er zeven jonge kalveren in de kooi van de anaconda gezet. Het dankbare reptiel vermorzelde er meteen een van, verzwolg het en ging voldaan weer liggen. Het toonde verder geen belangstelling voor de kalveren, en was niet van plan hen kwaad te doen. Ik voerde dit experiment ook met andere anaconda’s uit, altijd met hetzelfde resultaat. Het was daarmee bewezen dat het verschil tussen een graaf en een anaconda is, dat de graaf wreed is en de anaconda niet; en dat de graaf moedwillig vernietigt waar hij geen behoefte aan heeft, maar de anaconda doet dat niet. Dat leek erop te wijzen dat de anaconda niet van de graaf afstamt. Het leek er ook op te wijzen dat de graaf van de anaconda afstamt, en dat hij in die overgang een groot deel is kwijtgeraakt.

 

Ik besefte dat veel mensen, die meer miljoenen aan geld hebben opeengehoopt dan zij ooit kunnen gebruiken, een razende honger naar meer vertonen, en dat zij zich niet door gewetensbezwaren hebben laten weerhouden, om de onwetende en hulpeloze hun armzalige portie afhandig te maken, om die eetlust deels te bevredigen. Ik stelde ongeveer honderd verschillende soorten wilde en tamme dieren in de gelegenheid om grote voorraden voedsel te verzamelen, maar geen enkel dier wilde dat. De eekhoorns, de bijen en bepaalde vogels legden een verzameling aan, maar stopten daarmee toen zij een voorraad voor de winter bijeen hadden gebracht, en konden niet worden overgehaald, noch oprecht, noch door bedrog, om daar nog wat aan toe te voegen. De mier deed, om zijn wankelende reputatie in stand te houden, alsof hij voorraden aanlegde, maar ik liet mij niet voor de gek houden. Ik ken de mier. Deze experimenten overtuigden mij van het volgende verschil tussen de mens en de hogere dieren: hij is hebzuchtig en vrekkig; zij niet.

 

In het verloop van mijn experimenten, overtuigde ik mijzelf van het feit dat de mens, de enige onder de dieren is, die beledigingen en onrecht koestert, erover piekert, wacht tot hij de kans krijgt en dan wraak neemt. De hartstocht voor wraak is de hogere dieren onbekend.

 

Hanen houden er harems op na, maar het is met instemming van hun concubines; daarom is er niets mis mee. Mannen houden er harems op na, met bruut geweld, toegestaan door wrede wetten, waar het andere geslacht geen hand in heeft gehad. Hierin bekleedt de man een veel lagere plaats dan de haan.

 

Katten zijn lichtzinnig in hun moraal, maar zijn dat niet bewust. De mens, als afstammeling van de kat, heeft de lichtzinnigheid van de kat overgenomen, maar het onbewuste achter de reddende gratie, die de kat verontschuldigd, laten liggen. De kat is onschuldig, de mens niet.

 

Onfatsoenlijkheid, vulgariteit, en obsceniteit, zijn strikt tot de mens beperkt; hij heeft ze uitgevonden. Onder de hogere dieren valt er geen spoor van te ontdekken. Zij verbergen niets; zij schamen zich niet. De mens, met zijn bezoedelde brein, bedekt zichzelf. Hij zal zelfs de zitkamer niet met ontblote borst en achterste binnengaan, zo gevoelig zijn hij en zijn vrienden voor een onbetamelijke zinspeling. De mens is Het Dier dat Lacht. Maar dat doet de aap ook, zoals mijnheer Darwin heeft vermeld; en dat doet de Australische vogel, die de lachende Hans wordt genoemd, ook. De Mens is het Dier dat Bloost. Hij is de enige die dat doet of daar de gelegenheid toe heeft.

 

In het vorige artikel hebben wij gezien hoe een paar dagen geleden drie apen door verbranding om het leven kwamen, en daarvóór werd een andere aap met een monsterachtige wreedheid ter dood gebracht. Moeten wij een onderzoek naar de details doen? Nee; want we zouden ontdekken dat die andere aap zodanig werd verminkt, dat het niet geschikt voor publicatie is. Als hij een Noord-Amerikaanse indiaan is, steekt de mens de ogen van zijn gevangenen uit; als hij King Kong is, met een lastige neef, dan gebruikt hij een roodgloeiend stuk ijzer; als hij godsdienstige fundamentalist is, die in de middeleeuwen tegen ketters moet optreden, vilt hij zijn gevangene levend en strooit hij zout op zijn rug; in het begin van de tijd van koning Richard I sluit hij een groot aantal Joodse gezinnen in een toren op en steekt die in brand; in de tijd van Columbus neemt hij een familie Spaanse Joden gevangen en, maar dat is niet geschikt voor publicatie; tegenwoordig wordt een Engeland een man die met een stoel zijn moeder bijna doodslaat, veroordeeld tot een boete van tien shilling, en iemand anders wordt veroordeeld tot veertig shilling, omdat hij vier fazanteneieren bij zich heeft, zonder dat hij een bevredigende verklaring kan geven over hoe hij daaraan is gekomen. Van alle dieren is de mens de enige die wreed is. Hij is de enige die pijn toebrengt, voor het genoegen dat hij daaraan beleeft. Dat is een eigenschap die bij de hogere dieren onbekend is. De kat speelt met de angstige muis; maar zij heeft als excuus, dat zij niet weet dat de muis lijdt. De kat is gematigd onmenselijk gematigd: ze maakt de muis alleen maar bang, ze doet hem geen pijn; ze steekt zijn ogen niet uit, of ontdoet hem van zijn huid, of steekt splinters onder zijn nagels; als zij met hem is uitgespeeld eet zij hem haastig op en verlost hem uit zijn narigheid. De Mens is het Wrede Dier. Hij staat daarin alleen.

 

De hogere dieren gaan individuele gevechten aan, maar nooit in georganiseerde massa’s. De mens is het enige dier dat zich inlaat met die wreedheid der wreedheden, Oorlog. Hij is de enige die zijn broeders rond zich verzamelt en er in koelen bloede en met een rustig hart op uittrekt om zijn eigen soort uit te roeien. Hij is het enige dier, dat voor een armzalig soldij zal oprukken, zoals de Hessische huurlingen in onze revolutie deden, en zoals de jongensachtige Keizer Napoleon in de Zoeloe-oorlog deed, om vreemdelingen van zijn eigen soort te helpen afslachten, die hem geen kwaad hebben gedaan en waarmee hij geen ruzie heeft.

 

De mens is het enige dier dat zijn hulpeloze medemens van zijn land berooft, het in bezit neemt en hem verdrijft of vernietigt. De mens heeft dat in alle tijden gedaan. Er is geen are grond op de wereldbol, die in het bezit is van zijn rechtmatige eigenaar, of die niet van eigenaar op eigenaar is afgepakt, tijdperk na tijdperk, met geweld en bloedvergieten.

 

De mens is de enige Slaaf. En hij is het enige dier dat onderwerpt. Hij is altijd op een of andere manier slaaf geweest, en heeft altijd op een of ander manier andere slaven in slavernij onder zich gehouden. In onze tijd is hij altijd iemands anders loonslaaf, en doet het werk van die ander. De hogere dieren zijn de enigen, die uitsluitend hun eigen werk verrichten en voor hun eigen levensonderhoud zorgen.

 

De mens is de enige Patriot. Hij zondert zich af in zijn eigen land, onder zijn eigen vlag, en haalt zijn neus op voor andere landen, en houdt, tegen grote kosten, talrijke geüniformeerde moordenaars paraat, om stukjes van landen van andere mensen af te pikken, en om ervoor te zorgen dat zij geen stukje van zijn land afpikken. En in de tussenpozen, tussen de veldtochten in, wast hij het bloed van zijn handen en werkt hij met zijn mond aan de universele broederschap van de mensen.

 

De mens is het Godsdienstige Dier. Hij is het enige Godsdienstige Dier. Hij is het enige dier dat de Ware Godsdienst heeft, meerdere zelfs. Hij is het enige dier dat zijn naaste liefheeft als hijzelf, en hem zijn strot afsnijdt als zijn theologie niet deugt. Hij heeft van de aardbol een kerkhof gemaakt, in zijn poging om zijn best te doen om het pad van zijn broeders naar het geluk en de hemel te effenen. Hij was erbij ten tijde van Romeinse keizers, hij was erbij ten tijde van Mohammed, hij was erbij ten tijde van de Inquisitie, hij was er gedurende een paar eeuwen in Frankrijk bij, hij was erbij in Engeland ten tijde van Mary, hij is er altijd bij geweest vanaf het moment dat hij voor het eerst het licht zag, hij is er vandaag bij in Kreta, via de telegrammen, waar ik het in het vorige artikel over heb gehad, hij zal morgen ergens bij zijn. De hogere dieren hebben geen godsdienst. En ons vertelt men dat zij in het hiernamaals niet binnen zullen komen. Ik vraag me af waarom? Het lijkt een twijfelachtig genoegen.

 

De mens is het Redelijke Dier. Dat wordt beweerd. Volgens mij kun je daar een vraagteken bij zetten. Mijn experimenten hebben mij inderdaad bewezen, dat hij het Onredelijke Dier is. Kijk maar naar zijn geschiedenis, zoals ik die hierboven heb geschilderd. Het lijkt mij duidelijk dat hij, wat hij ook moge zijn, geen redelijk dier is. Zijn verhaal is het grillige verhaal van een maniak. Ik vind dat de sterkste aanklacht tegen zijn intelligentie het feit is, dat hij zich, ondanks dat verhaal over zijn verleden, poeslief opwerpt als het topdier van de hele groep: terwijl hij volgens zijn eigen normen op de laagste plaats thuishoort.

 

In werkelijkheid is de mens ongeneeslijk stom. Hij is niet in staat om eenvoudige dingen, die de andere dieren gemakkelijk leren, te leren. Een van mijn experimenten was het volgende. Ik leerde een kat en een hond binnen een uur om vrienden te worden. Ik zette ze in een kooi. In het volgende uur leerde ik hen om vrienden met een konijn te worden. In de loop van twee dagen was ik in staat daar een vos, een gans, een eekhoorn en een aantal duiven aan toe te voegen. Tot slot een aap. Zij leefde vredig samen, zelfs hartelijk tegenover elkaar.

 

Vervolgens sloot ik in een andere kooi een Ierse katholiek uit Tipperary op, en zodra hij tam leek, voegde ik daar een Schotse presbyteriaan uit Aberdeen aan toe. Daarna een Turk uit Constantinopel; een christelijke Griek uit Kreta; een Armeniër; een methodist uit de wildernis van Arkansas; een boeddhist uit China en een brahmaan uit Benares. Tot slot een kolonel van het Leger des Heils uit Wapping. Daarna bleef ik twee hele dagen weg. Toen ik terugkeerde om de resultaten te noteren, was er in de kooi van de hogere dieren niets aan de hand, maar in de andere was het een chaos, een bloederige troep, met resten van tulbanden, fezzen, omslagdoeken, botten en vlees en geen enkel exemplaar was nog in leven. Deze Redelijke Dieren waren het niet eens geweest over een theologisch detail en hadden de zaak aan een Hoger Gerechtshof voorgelegd.

 

Men moet wel toegeven, dat in ware verhevenheid van karakter, de Mens niet kan stellen, dat hij zelfs ook maar aan de laagste van de Hogere Dieren kan tippen. Het is duidelijk dat hij wezenlijk niet in staat is die hoogte te benaderen; dat hij wezenlijk is opgezadeld met een Gebrek, dat een dergelijke benadering voor altijd onmogelijk maakt, want het is onloochenbaar dat dit gebrek blijvend aan hem kleeft, onverwoestbaar en onuitwisbaar.

 

Volgens mij is dat Gebrek het Morele Besef. Hij is het enige dier, dat dat heeft. Het is het geheim van zijn ontaarding. Het is de eigenschap die hem in staat stelt om kwaad te doen. Het heeft geen andere taak. Het is niet in staat om enige andere dienst te vervullen. Zonder dat, zou de mens geen kwaad kunnen doen. Hij zou dan opstijgen tot het peil van de Hogere Dieren.

 

Aangezien het Morele Besef slechts één taak heeft, namelijk dat het alleen de eigenschap is, die de mens in staat stelt om kwaad te doen, is het duidelijk dat het geen enkele waarde voor hem heeft. Het is net zo waardeloos voor hem, als een ziekte. In feite is het duidelijk een ziekte. Hondsdolheid is schadelijk, maar niet zo schadelijk als deze ziekte. Hondsdolheid stelt een mens in staat om iets te doen, dat hij niet zou kunnen doen als hij gezond was: zijn buurman met een vergiftige beet doden. Niemand is een beter mens omdat hij hondsdol is: het Morele Besef stelt een mens in staat om kwaad te doen. Het stelt hem in staat om op duizend-en-een manieren kwaad te doen. Hondsdolheid is een onschuldige ziekte, vergeleken bij het Morele Besef. Daarom kan niemand een beter mens zijn, als hij beschikt over het Morele Besef. Wat nu? begrijpen wij nu wat de Erfzonde is geweest? In ieder geval wat het in het begin is geweest: het teisteren van de mens met het Morele Besef; het vermogen om goed van kwaad te onderscheiden; een daarmee, noodzakelijkerwijs, het vermogen om kwaad te doen; want er kan geen slechte daad bestaan, zonder dat de dader zich van het kwaad is bewust.

 

En dus kom ik tot de conclusie, dat wij afstammen en zijn verworden, van een of andere verre voorvader, een of ander microscopisch kleinigheidje, dat voor zijn plezier tussen de machtige horizonten van een waterdruppel rondzweefde, wellicht van insect naar insect, van dier naar dier, van reptiel naar reptiel, de hele lange snelweg naar beneden, met steeds minder onschuld bezoedeld, tot wij de laagste ontwikkelingstrap hebben bereikt, namelijk als Menselijk Wezen. Beneden ons: niets.

Overzicht van historische documenten op Freethinker.nl

Lees ook: 'Brieven verzonden vanaf de aarde' Mark Twain
'Kleine Betsie' Mark Twain

Forum