Griezelige citaten. Louis Agassiz.

Louis Agassiz. (1807-1873)
Creationist en racist.

Louis AgassizVeel creationisten zijn meedogenloos als het gaat om het verspreiden van laster en smaad in hun pogingen de evolutieleer te ontkrachten. Het grootste slachtoffer van deze lastercampagnes is meestal Charles Darwin. De lasteraars komen met uitspraken van Darwin, waaruit zou blijken dat hij een racist was. Hoewel sommige uitspraken van Darwin in onze tijd inderdaad racistisch over zouden komen, waren deze in Darwin’s tijd de normaalste zaak van de wereld. Door onwetendheid was vrijwel iedereen in de 19e eeuw van mening dat blanke, Europese mannen beschaafder en intelligenter waren dan vrouwen en mensen uit andere etnische groepen. De creationisten uit die tijd waren daarop beslist geen uitzondering. Terwijl Darwin persoonlijke vriendschappen aanging met Afrikanen, en hij een fel tegenstander was van de slavernij, bevonden zijn creationistische tegenstanders zich nog in het stadium dat ze twijfelden of Afrikanen wel tot de menselijke soort behoorden. Eén van de bekendste racistische creationisten was de Zwitserse geoloog Louis Agassiz. Agassiz was een polygenist. Polygenisten waren van mening dat alle rassen door God waren geschapen als afzonderlijke soorten, in tegenstelling tot monogenisten die geloofden dat alle rassen dezelfde oorsprong hadden, maar op ongelijke wijze waren gedegenereerd vanuit de volmaakte oorsprong in Eden.

Hieronder volgen enkele citaten uit brieven van Agassiz, die de Amerikaanse bioloog Stephen Jay Gould ontdekte in de archieven van de universiteit van Harvard in Californië. Een waarschuwing is hierbij op haar plaats. De uitlatingen kunnen op de beschaafde lezer behoorlijk schokkend overkomen.

Louis Agassiz: ‘Wat zou het beste onderwijs zijn om aan de verschillende rassen te verstrekken als gevolg van hun primitieve kenmerk?… Wij koesteren niet de minste twijfel dat de menselijke zaken ten aanzien van de gekleurde rassen veel verstandiger behartigd zouden worden indien wij in onze omgang met hen geleid werden door een volledig besef van de echte verschillen die tussen ons en hen bestaan, en een verlangen die geneigdheden te cultiveren die bijzonder uitgesproken in hen zijn, in plaats van hen te behandelen op basis van gelijkheid.’

‘De ontembare, dappere, trotse Indiaan; hoezeer staat hij in een ander licht naast de gedweeë, kruiperige, naäperige neger, of naast de sluwe, listige en laffe mongool! Zijn deze feiten geen aanwijzingen dat de verschillende rassen niet tot één niveau in de natuur behoren?

‘Er zijn op aarde verschillende mensen rassen, die verschillende delen van haar oppervlak bewonen… en dit feit legt ons de verplichting op de relatieve rangorde tussen deze rassen vast te leggen.’

‘In Philadelphia had ik voor het eerst langdurig contact met negers; alle bedienden in mijn hotel waren gekleurd. Ik kan u nauwelijks de pijnlijke indruk beschrijven die ik onderging, vooral omdat het gevoel dat zij in mij opwekten tegengesteld is aan onze ideeën over de broederschap van het mensenras en de unieke oorsprong van onze soort. Maar de waarheid boven alles. Niettemin ervoer ik medelijden bij de aanblik van dit gedegradeerde en gedegenereerde ras, en hun lot wekte deernis in mij bij de gedachte dat zij werkelijk mensen zijn. Het is mij echter onmogelijk het gevoel te onderdrukken dat zij niet van hetzelfde bloed zijn als wij. Bij het zien van hun zwarte gezichten met hun dikke lippen en grijnzende tanden, het kroeshaar op hun hoofd, hun gebogen knieën, hun uitgerekte handen, hun lange gekromde nagels, en vooral de leverkleur van hun handpalmen, kon ik mijn ogen niet van hun gezicht afhouden om hun te vertellen ver uit de buurt te blijven. En toen zij die afschuwelijke hand naar mijn bord brachten om mij te bedienen, wenste ik dat ik kon vertrekken om elders een stuk brood te eten, in plaats van met zo’n bediening te dineren. Wat een ongeluk voor het blanke ras, hun bestaan in sommige landen zo nauw verbonden te hebben met dat van negers! God behoede ons voor zo’n contact!’

‘Het voortbrengen van halfbloeden is evenzeer een zonde tegen de natuur als incest in een beschaafde gemeenschap een zonde tegen de zuiverheid van karakter is… Ik houd het voor een pervertering van elk natuurlijk gevoel.’

‘Er is niet één verheffend element denkbaar in de verbinding van individuen van verschillende rassen; er is noch sprake van liefde, noch van verlangen naar enigerlei verbetering. Het is al met al een lichamelijke verbinding.’

 

Bronnen: De duim van de panda. Stephen Jay Gould.