Etienne Vermeersch: geen ontsnapping voor het christelijk geloof

Inleiding en redactie door  een FT-forumlid

 

Inleiding

 

Wie als ongelovige wel eens met een christen gediscussieerd heeft over diens godsdienst, is ongetwijfeld aangelopen tegen de gelovige gewoonte om de eigen religie voortdurend te vormen aan de kritiek.

 

Men zou denken dat een openbaringsreligie behoorlijk rechttoe rechtaan was: God openbaart Zijn wil in een heilig boek. Men leze het boek om te weten wat God wil, en daarmee is men klaar.
Niets is echter minder waar, aangezien zulke heilige geschriften steevast bestaan uit collages teksten die betrekking hebben op een variëteit aan historische situaties en sociaal-culturele achtergronden. Heilige teksten moeten dus telkens geïnterpreteerd  worden en getransplanteerd naar het heden. De boeken van de boekreligies hebben daarmee de communicatieve helderheid en vastomlijndheid van een Rorschachtest: uiteindelijk ziet ieder er toch het zijne in.

 

Op zich houdt dat al het einde in van elke notie van een ‘openbarings’-religie: waarom zou God immers zo’n communicatief evident inadequaat middel als het knip-en-plakwerk van antieke schrijvers kiezen om Zijn wil te onthullen? Het project van de Openbaring faalt daarmee jammerlijk, hetgeen niet is wat je zou verwachten van een hyperintelligente en almachtige godheid.

 

Evenwel stelt de meerduidige aard van collecties heilige teksten de gelovige in staat leerstukken waarmee hij of zij in de maag zit, af te doen als ófwel behorend tot een primitieve voorfase, ófwel als een latere ontsporing van de ware christelijke leer. Op deze wijze kan men de kritiek altijd blijven ontwijken als niet rakend aan de kern: “Ja, maar dat is ook helemaal niet wat het christelijk geloof zegt. Tweeduizend jaar christendom heeft het gewoon verkeerd begrepen. Eigenlijk zegt de Bijbel zus-en-zo.”

 

Etienne Vermeersch: de christelijke God kán niet bestaan

Etienne Vermeersch (emeritus-hoogleraar wijsbegeerte en ethiek Universiteit Gent) maakt in twee korte stukken korte metten met deze apologetische tactiek. Het betreft hier een lezing voor de stichting Skepsis en een aanvullend schrijven van Vermeersch in reactie op kritiek van Marcel Hulspas. In de twee stukken geeft Vermeersch een duidelijke omschrijving van wat het christendom in ieder geval moet omvatten om nog christendom te kunnen heten, en waarom dit met zichzelf in tegenspraak is.

 

Verschillende leden van Freethinker vonden Vermeersch betoog zo krachtig en overtuigend, dat we meenden dat een afzonderlijk artikel op FT niet mocht ontbreken. De kern van beide teksten is hier onder elkaar gezet, om de spits van het betoog van Vermeersch zo scherp mogelijk uit te laten komen.

 

In Vermeersch’ respons op Hulspas verantwoordt de emeritus-hoogleraar hoe hij bij zijn definitie van de christelijke God komt. De kern van de zaak :

 

"Als we de situatie binnen de christenheid tot de 17de eeuw in ogenschouw nemen (maar voor veel gelovigen nog heel wat later), dan zal niemand betwisten dat de meerderheidsstromingen binnen het (rooms-)katholicisme, de orthodoxie, het anglicanisme en de grote protestantse kerken - een meerderheid die in concilies en synoden tot uiting kwam - zeker tot het christendom behoorden, en dat de opvattingen die deze groepen gemeenschappelijk hadden, "christelijk" zijn: quod semper, quod ubique, quod ab omnibus (wat altijd, overal, door iedereen werd aangenomen).

 

Men kan dit criterium nog als volgt verruimen. Al deze kerken waren het erover eens dat minstens het door de protestanten aanvaarde Oude en Nieuwe Testament Gods Openbaring was, en dat de credo's van de eerste concilies, met name de trinitarische en christologische dogma's (dat wil zeggen de leerstellingen over de Drie-eenheid en de natuur van Christus), de kern van de geloofswaarheden uitdrukken ("minstens" verwijst naar het feit dat de rooms-katholieke kerk meer boeken van het Oude Testament als canoniek beschouwt dan de protestanten en de joden).

 

Het volstaat dan dat ik kan aantonen dat de kenmerken van God die ik heb vermeld tot deze algemene consensus behoren, om te stellen dat ik het wel degelijk over "de god van het christendom" heb.

 

In feite kan ik mij voor mijn betoog beperken tot die eigenschappen van God die in mijn argumentatie voorkomen: God is schepper, almachtig, en oneindig goed, wat een bijzonder aspect is van zijn volmaaktheid: volmaakt zijn betekent alle positieve eigenschappen in oneindige mate bezitten.

 

Laten we vertrekken van een neutraal getuigenis (niet al te katholiek, niet al te protestants): het anglicaanse Book of Common Prayer (mijn uitgave: 1817). Het eerste van de Articles of Religion luidt daar als volgt: "There is but one living and true God, everlasting, without body, parts or passions; of infinite power, wisdom and goodness; the Maker and the Preserver of all things, both visible and invisible."

 

Vergelijk hiermee het artikel 1 van de Declaration of Principles van de Reformed Episcopal Church. Verder ook artikel 1 van de Confessie van Augsburg (Lutheraans) (overgenomen door bijvoorbeeld de Apostolic Lutheran Church of America). Zie ook de Nederlandse geloofsbelijdenis (Confessio Belgica) van Guy de Brès, die de grondslag vormde van nagenoeg alle calvinistisch-presbyteriaanse confessies (Dordrecht, The Westminster Confession, enzovoorts); vergelijkbare uitspraken vindt men bij de methodistische kerken. Dat deze eigenschappen van God ook binnen de rooms-katholieke kerk gelden, behoeft, hoop ik, geen betoog."   Klik hier voor origineel
 

In zijn lezing voor Skepsis zet Vermeersch helder en kort uiteen waarom deze voorstelling van God met zichzelf in tegenspraak is. De lezing is een verkorte versie van Vermeersch’ ‘Kort vertoog over de god van het Christendom’ (eerder verschenen in: Vermeersch, E., Van Antigone tot Dolly. Veertig jaar kritisch denken, Hadewijch, Antwerpen-Baarn, 1998, blz. 105-128).  De kern van de zaak:

 

"Tot de kerndefinitie van die god behoort dat hij volmaakt is: oneindig wijs, oneindig goed, oneindig machtig, enzovoorts. De vraag is dus niet of hij 10 procent of 20 procent beter is dan Vishnoe of Tezcatlipoca; zodra men kan aantonen dat hij in 0,000001 procent van zijn woorden of daden onethisch is, is hij niet volmaakt en dus bestaat hij niet. Met andere woorden: er bestaat geen entiteit die voldoet aan de kerndefinitie van god in het christendom, omdat deze god kennelijk niet geheel vrij is van onethische smetten.

 

Ook al staan er in de bijbel duizenden positieve dingen over hem (wat ik betwijfel), zodra hij op één punt te kort schiet, is de discussie beëindigd.

 

Een tweede kenmerk van de god van de christenen is dat hij zich geopenbaard heeft in de bijbel (Oude en Nieuwe Testament) en dat wat daarin relevant is inzake geloof en ethiek, door hemzelf geïnspireerd is (wie dat niet aanneemt is geen christen en heeft het dus niet over deze god).

 

Welnu in de bijbel worden door die god aan zichzelf gruwelijke misdaden en schandelijke leerstellingen toegeschreven (6):

(a) Het uitroeien van de Kanaänieten, mannen, vrouwen en kinderen

(b) De doodstraf voor een ongehoorzame zoon, voor een homoseksueel of een overspelig koppel, voor een jonge bruid die geen maagd meer is en voor iemand die erop betrapt wordt hout te sprokkelen op de sabbat

(c) Goedkeuring van de slavernij: talloze passages in Oude en Nieuwe Testament.

(d) Het bestaan van een hel als eeuwige foltering (Nieuwe Testament, vele passages) en

(e) een Laatste Oordeel met slechts eeuwig gelukkigen en eeuwig verdoemden.

(f) De haattirades tegen de joden (Nieuwe Testament, vele plaatsen, vooral bij Johannes)." (..)

 

 

Bijbelpassages bij punt a t/m f
 
Noot 6 "Ten behoeve van lezers van deze website die geen bijbel onder handbereik hebben, volgen hier niet alleen de verwijzingen, maar ook de complete teksten in de versie van de Statenbijbel
(a) Deuteronomium 20:10-18, in het bijzonder 20:16:
(10) Wanneer gij nadert tot eene stad om tegen haar te strijden, zoo zult gij haar den vrede toeroepen; (11) en het zal geschieden indien zij uw vrede zal antwoorden, en u opendoen, zoo zal al het volk dat daarin gevonden wordt u cijnsbaar zijn en u dienen. (12) Doch zoo zij geenen vrede met u zal maken, maar krijg tegen u voeren, zoo zult gij haar belegeren; (13) en de HEERE uw God zal haar in uwe hand geven, en gij zult alles wat mannelijk daarin is, slaan met de scherpte des zwaards: (14) behalve de vrouwen, en de kinderen, en de beesten, en al wat in de stad zijn zal, al haren buit zult gij voor u rooven; en gij zult eten den buit uwer vijanden, dien de HEERE uw God gegeven heeft. (15) Alzóó zult gij aan alle steden doen, die zeer ver van u zijn, die niet zijn van de steden dezer volken. (16) Maar van de steden deezer volken, die u de HEERE uw God u ten erve geeft, zult niets laten leven dat adem heeft, (17) maar gij zult ze ganschelijk verbannen: de Hethieten en de Amorieten en de Kanaänieten en de Ferezieten, de Hevieten en de Jebusieten, gelijk u de HEERE uw God geboden heeft; (18 ) opdat zij ulieden niet leeren te doen naar hunne gruwelen, die zij hunnen goden gedaan hebben, en gij zondigt tegen den HEERE uwen God.

 

Deuteronomium 2:34: En wij namen te dier tijd alle zijne steden in, en wij verbanden alle steden, mannen en vrouwen en kinderkens: wij lieten niemand overblijven.

Exodus 23:23: want mijn Engel zal voor uw aangezicht gaan, en hij zal u inbrengen tot de Amorieten en Hethieten en Ferezieten en Kanaänieten, Jevieten en Jebusieten, en Ik zal ze verdelgen.

 

Deuteronomium 7:2,16: (2) en de HEEREuw God hen zal gegeven hebben voor uw aangezicht dat gij ze slaat, zoo zult gij ze ganschelijk verbannen: gij zult geen verbond met hen maken noch hun genadig zijn. ... (16) Gij zult dan alle die volken verteren die de HEERE uw God u geven zal; uw oog zal ze niet verschoonen, en gij zult hunne goden niet dienen, want dat zoude u een strik zijn.

 

Numeri 31:17: Nu dan, doodt al wat mannelijk is onder de kinderkens, en dood alle vrouw die door bijligging des mans eenen man bekend heeft;

 

Jozua 6:21, over de inname van Jericho: En zij verbanden alles wat in de stad was, van den man tot de vrouw toe, van het kind tot den oude, en tot den os en het kleine vee en den ezel, door de scherpte des zwaards.
 

In Jozua 10:28-40 staat een lijst van zeven van dit type moordpartijen.

 

(b) Deuteronomium 21:18-21: (18 ) Wanneer iemand een moedwilligen en weerspannigen zoon heeft, die der stemme zijns vaders en de stemme zijner moeder niet gehoorzaam is, en zij hem gekastijd zullen hebben en hij naar hen niet horen zal, (19) zoo zullen zijn vader en zijne moeder hem grijpen, en zij zullen hem uitbrengen tot de oudsten zijner stad en tot de poort zijner plaats; (20) en zij zullen zeggen tot de oudsten zijner stad: Deze onze zoon is wederspannig, hij is onzer stemme niet gehoorzaam, hij is een brasser en zuiper. (21) Dan zullen alle lieden zijner stad hem met steenen overwerpen dat hij sterve; en gij zult het booze uit het midden van u wegdoen, dat gansch Israël het hoore en vreeze.

 

Leviticus 20:10: Een man ook, die met iemands huisvrouw zal overspel gedaan hebben, dewijl hij met zijns naasten vrouw overspel gedaan heeft, zal zekerlijk gedood worden, de overspeler en de overspeelster.

 

Leviticus 20:13: Wanneer ook een man bij een manspersoon zal gelegen hebben met vrouwelijke bijligging, zij beiden hebben een gruwel gedaan; zij zullen zekerlijk gedood worden: hun bloed is op hen.

 

Deuteronomium 22:21 (wanneer een man zich beklaagt over zijn vrouw en haar beschuldigt niet maagd te zijn geweest op de huwelijksdag, en de ouders van de vrouw het bevlekte beddengoed niet kunnen tonen):
zoo zullen zij deze jonge dochter uitbrengen tot de deur van haars vaders huis, en de lieden harer stad zullen ze met steenen steenigen dat zij sterft, omdat zij eene dwaasheid in Israël gedaan heeft, hoereerende in haars vaders huis: zoo zult gij het booze uit uw midden wegdoen.

 

Numeri 15:32-36: (32) Als nu de kinderen Israëls in de woestijn waren, zoo vonden zij eenen man, hout lezende op den sabbatdag. (33) En die hem vonden hout lezende, brachten hem tot Mozes en Aäron en tot de gansche vergadering. (34) En zij stelden hem in bewaring; want het was niet verklaard wat hem gedaan zou worden. (35) Zoo zeide de HEERE tot Mozes: Die man zal zekerlijk gedood worden; de gansche vergadering zal hem met steenen steenigen buiten het leger. (36) Toen bracht hem de gansche vergadering uit tot buiten het leger, en zij steenigden hem met steenen dat hij stierf, gelijk als de HEERE Mozes geboden had.

 

(c) Bijvoorbeeld Genesis 9:25: en hij zeide: Vervloekt zij Kanaän; een knecht der knechten zij hij zijnen broederen.

 

Leviticus 25:44-46 (Hebreeuwse slaven werden iets beter behandeld): (44) Aangaande uwen slaaf of uwe slavin, die gij zult hebben, die zullen van de volkeren zijn die rondom u zijn; van die zult gij een slaaf of slavin koopen. (45) Gij zult ze ook koopen van de kinderen der bijwoners, die bij u als vreemdelingen verkeeren, uit hen en uit hunne geslachten, die bij u zullen zijn, die zij in uw land zullen gewonnen hebben; en zij zullen u tot eene bezitting zijn. (46) En gij zult u tot bezitters stellen voor uwe kinderen na u, opdat zij de bezitting erven: gij zult ze in eeuwigheid doen dienen; maar over uwe broeders, de kinderen Israëls, een iegelijk over zijnen broeder, gij zult over hem geen heerschappij hebben met wreedheid.

 

1 Petrus 2:18: Gij huisknechten, zijt met alle vreeze onderdanig den heeren, niet alleen den goeden en bescheidenen, maar ook den harden.

(d) Een plastische beschrijving in Marcus 9:48: waar hun worm niet sterft en hun vuur niet uitgebluscht wordt.

 

Mattheüs 25:30: de buitenste duisternis: dáár zal weening zijn en knersing der tanden.

(e) bijvoorbeeld Mattheüs 25:31-46: (31) En wanneer de Zoon des menschen komen zal in zijne heerlijkheid, en all de heilige Engelen met hem, dan zal hij zitten op de troon zijner heerlijkheid; (32) en vóór hem zullen alle de volken vergaderd worden en hij zal ze van elkander scheiden, gelijk de herder de schapen van de bokken scheidt; (34) en hij zal de schapen tot zijne rechterhand zetten, maar de bokken tot zijne linkerhand. (35) Alsdan zal de Koning zeggen tot degenen die tot zijne rechterhand zijn: Komt gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk dat u bereid is van de grondlegging der wereld; ... (41) Dan zal hij zeggen ook tot degenen die ter linkerhand zijn: gaat weg van mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur hetwelk den duivel en zijne engelen bereid is; ... (46) En deze zullen gaan in de eeuwige pijn, maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven.

(f) De beruchtste tekst is natuurlijk Mattheüs 27:25: En al het volk antwoordende, zeide: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen!
 

De haattirade in Mattheüs 23 is tegen de godsdienstige beweging der Farizeeën gericht. In Johannes 8:44 worden 'de joden' in het algemeen aangesproken: Gij zijt uit den vader den duivel, en wilt de begeerten uws vaders doen. Die was een menschenmoorder van den beginne, en is in de waarheid niet staande gebleven; want geen waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zoo spreekt hij uit zijn eigen, want hij is een leugenaar en de vader der leugen."

 

Bronnen:

http://www.skepsis.nl/vermeersch.html
http://www.etiennevermeersch.be/artikels/god_rel/bestaan_god