De God die niet is

DE GOD DIE NIET IS!
(Inleiding van een kritische beschouwing op het boek, ‘De God die is’, van Willem J. Ouweneel.)

 

INLEIDING.

Christelijk Nederland wrijft zich weer in de handen na het verschijnen van het nieuwste boek van Prof. Willem J. Ouweneel (‘De God die is, Waarom ik geen atheïst ben’.) Wie de inhoud van het boek kent en de discussies op het internet volgt, zal gemerkt hebben dat het boek populair is onder de gelovigen. Reden voor mij om er een uitgebreide reactie op te geven.

 

Wat is atheïsme, agnosticisme en vrijdenken?
Voor ik begin is het belangrijk om eerst een aantal misverstanden en vooroordelen uit de weg te ruimen. Als ik zeg dat ik zowel agnost als atheïst ben, dan reageert men soms verbaasd. De meeste mensen (ook veel atheïsten en agnostici) denken namelijk dat agnosticisme en atheïsme twee concepten zijn die elkaar uitsluiten.
Het woord ‘atheïsme’ bestaat uit het voorvoegsel ‘a’ (niet), en het woord ‘theïsme’ (het geloof in één of meerdere goden). Atheïsme betekent gewoonweg niet-theïsme. Het atheïsme is daarom niet een geloof, zoals gelovigen graag beweren, maar het is het ontbreken van geloof. Atheïsme heeft dus betrekking op het niet geloven in God(en), vanwege een gebrek aan bewijs. Als iemand beweerd een atheïst te zijn, dan zegt dit verder weinig over de persoon als zodanig; slechts dat deze niet in één of meerdere goden geloofd. Het is een

 

Daarom noem ik mezelf het liefste een vrijdenker. Een vrijdenker is iemand die zich meningen vormt over het leven en religie op basis van de rede, onafhankelijk van traditie, autoriteit en gevestigd geloof. Communisten zijn om die reden geen vrijdenkers, althans, zo denk ik er over. Sommige vrijzinnige gelovigen en deïsten beschouw ik om diezelfde redenen wél als vrijdenker, al zal óók daar niet iedereen het met mij over eens zijn. ‘Vrijdenker’ is in ieder geval een meer omvattend begrip.
De term ‘agnosticisme’ is een combinatie van het voorvoegsel ‘a’ (niet), en het Griekse woord ‘gnosis’ (weten, kennis). Een agnost is iemand die niets gelooft zonder bewijs; als een stelling niet onderbouwd kan worden met keihard bewijs, dan zegt de agnost: ‘Ik weet het niet.’ Agnosticisme heeft betrekking op kennis in het algemeen. Hoewel het agnostische standpunt op de meest uiteenlopende onderwerpen van toepassing kan zijn, wordt het vaak ingenomen met betrekking tot religieuze onderwerpen, en aangezien de vraag ‘Geloof je in God?’ door de agnost altijd met nee beantwoord zal worden, betekent dit dat de agnost een atheïst is. Het is daarom een misverstand dat het agnosticisme een halfslachtige houding is tussen de godsdienst en het atheïsme. Dit misverstand is inmiddels wijd verbreid door atheïsten als Herman Phillipse, en Jan Vis die het agnosticisme in één van zijn artikelen een geloof voor lafaards noemde, omdat agnosten voor de zekerheid een achterdeurtje voor de Schepper zouden openhouden. Er zullen ongetwijfeld mensen zijn die dit doen, en zichzelf agnost noemen, maar iemand die vanuit dit angstmotief het deurtje op een kiertje laat staan, is er eigenlijk nog steeds van overtuigd dat er 'iets’ bestaat, en is om die reden geen echte agnost. Voor het geloof dat er ‘iets’ is, bestaat al een populaire term; het ‘ietsisme’. De term die Ouweneel in zijn boek gebruikt is ‘quidisme’.
Een ander hardnekkig vooroordeel dat nog steeds heerst, is dat agnosticisme zou leiden tot oppervlakkigheid, zoals Herman Phillipse in zijn ‘Atheïstisch manifest’ suggereert. Maar er is niets mis met oordeelsonthouding als het gaat om stellingen die gestaafd noch ontkracht kunnen worden. Als men mij vraagt wat de oerknal in gang heeft gezet, of hoe de eerste levende cel is ontstaan, dan zal ik de gevestigde theorieën opsommen, maar erbij vermelden dat ik het niet zeker weet, omdat er geen sluitend bewijsmateriaal voor handen is. Dat is geen laf of oppervlakkig standpunt. Als dit agnostische standpunt oppervlakkig is, dan waren Albert Einstein, Charles Darwin, Thomas Huxley en Bertrand Russell oppervlakkig.
En als men de agnost oppervlakkig of laf noemt omdat deze weigert te antwoorden op de vraag of God bestaat, dan kan deze daar tegenin brengen dat het de taak van de theïst is om éérst God te definiëren, vervolgens deze definitie te onderbouwen, en dán pas van de agnost te verlangen dat deze antwoord geeft op de vraag of God bestaat.
Sommigen zullen zich afvragen waarom ik heb gekozen voor de titel ‘De God die niet is’. Spreek ik mezelf hiermee immers niet tegen? Mijn antwoord hierop is neen! Als ik het in de titel heb over ‘De God die niet is’, dan heb ik het over het persoonlijke Godsbeeld van Ouweneel; een Godsbeeld dat grotendeels gebaseerd is op de Bijbel, een boek dat vol staat met discrepanties en in strijd is met de logica en het fatsoen. Op die grond durf ik ronduit te zeggen dat de God waarin Ouweneel geloofd, niet bestaat; een mening die ik zal trachten te onderbouwen in een serie artikelen waarvan deze de inleiding is. Daarnaast bevat het boek van Ouweneel valse sterfbedcitaten van overleden vrijdenkers, geeft hij een verkeerd beeld van de evolutietheorie, maakt hij zich schuldig aan bijna alle soorten drogredeneringen die er zijn en schetst hij een (foutief) karikaturaal beeld van ‘de atheïst’, die ik óók allemaal tracht te weerleggen. Uiteraard sta ik open voor tegenargumenten, en ben uiteraard bereid mijn mening te herzien als aangetoond wordt dat deze onjuist is. (Freethinker Forum)