Bekende atheïstische drogredenen? Bart Klink.

Bekende atheïstische drogredenen?

Bart Klink

juli 2006

 

De christelijke apologeet Willem Ouweneel meent dat er een aantal "atheïstische drogredenen" zijn, die hij bespreekt in de tweede appendix van zijn boek "De God die is, waarom ik geen atheïst ben". Nog zonder naar de verdere inhoud gekeken te hebben, viel mij al op hoe suggestief de titel is. De indruk wordt namelijk gewekt dat er zoiets bestaat als "atheïstische drogredenen". Bestaan er dan ook christelijke drogredenen, islamitische of hindoeïstische? Natuurlijk niet, er bestaan drogredenen, en die worden door allerlei mensen gebruikt, gelovig of niet. Veel van zijn voorbeelden kunnen mutatis mutandis ook door theïsten gebruikt worden, hetgeen ook vaak genoeg gebeurt. Op mijn site heb ik ook het een en ander over drogredenen geschreven en daarbij voorbeelden gebruikt die ik in discussie met theïsten ben tegengekomen. Ik spreek daarbij echter niet van 'theïstische drogredenen'.

 

Uiteraard dienen drogredenen, vanwege hun ongeldige aard, altijd vermeden te worden en dient degene die er gebruik van maakt daarop gewezen te worden. Ik denk dat veruit het grootste deel van de drogredenen voortkomt uit onwetendheid en onkunde, niet uit het bewust proberen te misleiden van de opponent of het publiek.

 

Ik wil hier alleen laten zien dat Ouweneels lijstje van "atheïstische drogredenen" niet typisch atheïstisch drogredenen zijn en net zo goed door theïsten gebruikt worden (meestal onbewust). Soms zal ik de door hem gebruikte voorbeelden gebruiken om de onjuistheid of ongenuanceerdheid van zijn "atheïstische drogredenen" te laten zien. Ik ga echter verder niet uitgebreid in op de eventuele (on)waarheid van zijn voorbeelden.

 

Het valse dilemma
Ouweneel geeft hier als voorbeeld van dat iemand óf in de natuurwetenschap moet geloven, óf in het christendom. Hij noemt dit "slechts een debatteertruc" en stelt dat men "natuurlijk" in beide kan geloven.

 

Of het vermeende valse dilemma werkelijk een drogreden is, hangt af van de context waarin het gebruikt wordt. Er is in dit voorbeeld echter geen sprake van een drogreden, maar van een stelling, die niet "natuurlijk" ten gunste van zijn positie (dat geloof en wetenschap wél te verenigen zijn) uitvalt. Deze stelling kan vervolgens weer onderbouwd worden, uiteraard met geldige argument. De opvatting dat geloof en wetenschap wel of niet verenigbaar zijn, is een verdedigbare stelling, geen drogreden.

 

Argumentum ad ignorantiam
Dit is wél een (klassiek) voorbeeld van een drogreden. Een stelling is immers niet juist of onjuist puur en alleen doordat de opponent het tegendeel niet kan bewijzen. Ouweneel geeft als voorbeeld: "We kunnen niet bewijzen dat God bestaat, dus bestaat Hij niet." De ongeldigheid van deze redenering is zo evident, dat ik me moeilijk kan voorstellen dat hij haar ooit uit de mond van een atheïst heeft horen komen. Ik heb het in ieder geval nog nooit meegemaakt. Dat het hier gaat om een "atheïstische drogreden" is kul, daar het met een kleine wijziging een 'christelijke drogreden' zou kunnen worden ("We kunnen niet bewijzen dat God niet bestaat, dus bestaat Hij."). Een dergelijke redenering is niet "atheïstisch", ze is gewoon ongeldig, ongeacht wie haar gebruikt.

 

Ofschoon het voorbeeld dat Ouweneel aandraagt simpel is, en daardoor ook makkelijk te ontmaskeren, worden subtielere versies van deze drogreden juist veel door christenen gebruikt. Het hele idee van Intelligent Design komt namelijk hierop neer: evolutiebiologen kunnen voor systeem X (het oog, het bloedstollingsysteem enz.) geen naturalistische verklaring geven, dus moet het wel ontworpen zijn door de Ontwerper. Ook hierbij wordt uit (vermeende) onwetendheid een bepaalde conclusie getrokken, en dus gebruik gemaakt van een argumentum ad ignorantiam.

 

Het hellende vlak
Bij dit type drogreden wordt een stelling doorgetrokken tot haar gesuggereerde extreme en absurde consequenties, om daarmee de stelling zelf ongeloofwaardig te maken. Als voorbeeld hiervan noemt Ouweneel: "Als je op christelijke partijen stemt, zullen die, als ze eenmaal de meerderheid vormen, christelijke wetten maken en mensen in de gevangenis stoppen die bijvoorbeeld overspel of godslastering plegen".

 

Dit is alleen een drogreden als de gesuggereerde extreme consequenties ook niet daadwerkelijk doorgetrokken kunnen worden uit de stelling zelf. Ik zal dit illustreren met het voorbeeld dat Ouweneel zelf aandraagt. Als er in dit land een christelijke regering zou komen (CDA, Christenunie en SGP), heeft dit waarschijnlijk behoorlijke consequenties voor de wetgeving. Zo was het CDA altijd tegen het homohuwelijk, maar is de partij en tijd geleden met haar coalitiegenoten meegegaan in de invoering. Onze minister president heeft echter onlangs nog publiekelijk toegegeven dat hij het hier niet mee eens is geweest. De Christenunie en de SGP zijn nog steeds tegen het homohuwelijk en discrimineren hiermee op grond van seksuele geaardheid. Dit is zowel in strijd is met de Nederlandse grondwet als de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Nu zwijg ik nog over zaken als abortus, euthanasie, scheiding van kerk en staat en het bijzonder onderwijs.

 

De SGP wil zelfs nog een stap verder gaan en van Nederland een theocratie maken, volledig in lijn met de richtlijnen uit de bijbel. Ze staan ook voor de handhaving van Artikel 36 uit de Nederlandse geloofsbelijdenis, waarin onder andere letterlijk staat dat het de taak van de overheid is "om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valsen godsdienst". Dit betekent dus inderdaad niet veel goeds voor alle niet-christenen!

 

Gelukkig is zelfs de SGP niet zo bijbelgetrouw dat ze achter alle bijbelse wetten staat. Dit zou immers betekenen dat overspelers en godslasteraars zelfs gedood moeten worden (zie resp. Lev. 20:10 en Lev. 24:16). Hetzelfde geldt voor homoseksuelen (Lev. 20:13), meisjes die niet bloeden op de huwelijksnacht (Deut. 22:20-21), iemand die hout sprokkelt op de Sabbat (Num. 15:32-36) en nog vele andere gevallen. Jezus is niet gekomen om deze wetten af te schaffen, maar wijst er op dat ze nagevolgd moeten worden tot het eind der hemel en aarde (Mat. 5:17-19).

 

Ironisch genoeg illustreert Ouweneels voorbeeld dus juist een mooi geval waartoe christelijke macht zou kunnen leiden, er vanuit gaande dat christenen willen leven volgens de door God geïnspireerde bijbel. Er is in dit geval dus geen sprake van een hellend vlak, maar van een mogelijke realiteit. Als christenen ooit aan de macht zullen komen in dit land, zal dat in het mildste geval discriminatoire wetten tot gevolg hebben, in het ergste geval een massaslachting (als alle bijbelse wetten worden geïmplementeerd). Gelukkig is de kans op een christelijke regering erg klein en zien de meeste christenen ook wel in dat vele bijbelse wetten verwerpelijk zijn.

 

Beroep op consequenties
Als voorbeeld draagt Ouweneel hier aan: "Het leven heeft geen zin of doel, dus bestaat God niet.".

 

Ook dit hoeft geen drogreden te zijn. Als immers zonder te vooronderstellen dat God niet bestaat aannemelijk gemaakt kan worden dat het leven geen zin of doel heeft, en dat er dáárom geen Doelgever is, is dat een geldige redenering. Als echter vanuit de vooronderstelling dat God niet bestaat beweerd wordt dat het leven geen zin of doel heeft, en God daarom niet bestaat, is er uiteraard wel sprake van een drogreden. Deze cirkelredenering is echter zo evident, dat ik me moeilijk kan voorstellen dat deze gebruikt wordt door atheïsten.

 

Een veel beter voorbeeld van een argumentum ad consequentiam wordt juist veel door (evangelische) christenen gebezigd: "Persoon X was eerst een crimineel/verslaafde/prostituee, maar heeft zich bekeerd tot het christendom en is nu een goed mens. Daarom bestaat God". Dit is een drogreden omdat het (positieve) gevolg (in dit geval van de bekering) geen argument is voor de waarheid van de propositie (in dit geval het bestaan van God).

 

Argumentum ad populum
Deze drogreden houdt in dat een stelling waar is omdat ze velen geloven dat ze waar is. Als voorbeeld geeft Ouweneel "Vijfennegentig procent van de wetenschappers gelooft in de evolutieleer, dus moet die wel waar zijn".

 

Deze drogreden verdient toch enige nuance, zeker in het geval van het aangedragen voorbeeld. Als degenen die aangedragen worden ter staving van de stelling experts zijn op het betreffende gebied, geeft dat zeker wel krediet aan die stelling. Juist deze experts zijn namelijk competent om de betreffende stelling op juistheid te beoordelen. Als dus in het geval van Ouweneels voorbeeld 95% procent van de evolutiebiologen, die geschoold zijn in de materie, er dagelijks mee bezig zijn en er wetenschappelijk onderzoek naar doen, meent dat de evolutieleer waar is, zegt dat meer dan als bijvoorbeeld 95% van alle wetenschappers (inclusief taalkundigen, technisch ingenieurs en anderen uit irrelevante vakgebieden) dat zegt. Dit zelfde principe wordt ook in de rechtspraak gebruikt: de visie van een expert (of nog beter: meerdere experts) is meer waard dan die van een willekeurig persoon.

 

Uiteraard is het belangrijkste hierbij op welke grond de betreffende groep mensen wel of niet gelooft in de stelling. In het geval van wetenschappelijke stellingen gaat het altijd om de kracht van het bewijsmateriaal. Op grond van dit bewijsmateriaal erkennen evolutiebiologen wereldwijd zo goed als unaniem dat evolutie een feit is en dat de moderne evolutietheorie daarvoor de beste verklaring biedt.

 

Is het feit dat zovelen gelovig zijn dan geen bewijs dat god(en) wel moet(en) bestaan? Nee, en wel vanwege een aantal redenen. Er is niet sprake van één geloof: de vele religies die de wereld kent (en heeft gekend!) verschillen hemelsbreed van elkaar en zijn vaak onderling onverenigbaar. Wie zijn in het geval van religie de experts? De gelovigen? Maar die zijn onderling gigantisch sterk verdeeld en spreken elkaar glashard tegen Wetenschappers die religies bestuderen? Maar dat kunnen ook atheïsten prima doen.

 

De belangrijkste reden is echter dat er geen duidelijke grond is waarop gelovigen zich baseren, er is geen algemeen geaccepteerd waarheidscriterium waaraan religieuze stellingen getoetst kunnen worden, zoals in de wetenschap wel het geval is. Is bijvoorbeeld Jezus God? De christen, met de bijbel in zijn hand beweert van wel. De moslim daarentegen, met de koran in zijn hand, beweert van niet. Er is geen criterium, dat beide religieuze partijen aanvaarden, om een dergelijke redetwist te beslechten. Het aantal aanhangers van een religieuze opvatting zegt alleen wat over de populariteit van die opvatting, niet over de waarheid daarvan. In de wetenschap ligt dat anders.

 

Argumentum ad hominem
Hierbij wordt niet het argument aangevallen, maar de persoon die het argument gebruikt. Als voorbeeld gebruikt Ouweneel hier: "Jij mag dan beweren dat God bestaat, maar dat doe je alleen omdat je anders niet met de realiteit van het leven weet om te gaan".

 

Of in dit geval sprake is van een drogreden, hang ook weer van de context af waarin het gebruikt wordt. Als iemand op zoek is naar de verklaring van godsdienst, is het toeschrijven van godsgeloof om met de realiteit van het leven om te kunnen gaan een mogelijke verklaring. Als argument tegen het bestaan van God natuurlijk niet, maar dat lijkt me evident.

 

Ook dit is geen typisch "atheïstische drogreden", christenen gebruiken het mutatis mutandis ook. Menig christen heeft bijvoorbeeld al beweerd dat ik als atheïst niet in God geloof omdat ik niet wil inzien dat ik in en in zondig ben, dat het aan mijn geweten zou gaan knagen of dat ik Gezag zou willen ontvluchten. Zie ook dit artikel op de site van "De Christelijke Gereformeerde Kerken", waarin de lachwekkende en wetenschappelijk onhoudbare stelling wordt besproken dat atheïsme voortkomt uit "gebrekkige vaderbinding".

 

Argumentum ad verecundiam
Dit is het autoriteitsargument: omdat een bepaald gezaghebbend persoon een stelling onderschrijft of weerspreekt, is ze (on)waar. Dit houdt verband met het hierboven besproken argumentum ad populum en dezelfde nuance is hier op zijn plaats. Als de betreffende persoon een expert is op het gebied van de stelling, is zijn visie wel degelijk relevant. Zoals ik hierboven al opgemerkt heb, wordt dit principe ook gehanteerd in onze rechtspraak.

 

Pure fictie
Dit noemt Ouweneel behorend "tot de gemeenste drogredenen", wat ik ook onderschrijf, mits deze fictie bewust gebruikt wordt. Ook hier denk ik weer dat er in de meeste gevallen sprake is van onwetendheid van de gebruiker: hij weet gewoon niet dat zijn argument fictief is. Door deze drogreden in zijn lijstje met "atheïstische drogredenen op te nemen", suggereert Ouweneel dat dit typisch atheïstisch is. Natuurlijk is dit humbug: er worden een hoop fictieve stelling de wereld in geholpen en verspreid, zowel door atheïsten als door theïsten. De klassieke stellingen "Er zijn geen overgangsvormen" en "Mutaties voegen nooit informatie toe" zijn nog op vele (christelijke!) creationistisch sites te vinden, ondanks het tegendeel al vele malen is aangetoond (zie resp. hier en hier).

 

Petitio Principii
Deze drogreden staat beter bekend als de cirkelredenering: hetgeen bewezen moet worden is al reeds aangenomen. Ook dit is een drogreden die meestal onbewust gebruikt wordt, zeker ook door theïsten. Menig evangelist heeft mij bijvoorbeeld proberen te overtuigen van de waarheid van het christendom door naar de bijbel te verwijzen. Op mijn vraag waarom ik de bijbel zou moeten geloven, wordt dan als antwoord gegeven dat het door God geïnspireerd is. Hierbij wordt de waarheid van het christendom (waaronder de goddelijke inspiratie van de bijbel) echter al verondersteld en is de cirkel rond.

 

Equivocatio
Bij deze drogreden wordt gebruik gemaakt van de dubbelzinnigheid van een bepaald woord. Mijns inziens komt ook deze drogreden vaak voort uit onwetendheid van de dubbelzinnigheid van het woord. Theïsten maken evenzo vaak gebruik van deze drogreden, bijvoorbeeld door te spelen met het woordje "geloven". Als een atheïst bijvoorbeeld zegt: "Ik geloof niet dat God bestaat.", reageert de theïst triomfantelijk: "Kijk, jij hebt ook een geloof en bent dus ook een gelovige!". Dat de atheïst het woord gebruikt vanwege de aanwezigheid van bepaalde argumenten/bewijzen, maar de theïst juist vanwege de afwezigheid daarvan (vgl. Heb. 11:1), wordt daarbij volledig uit het oog verloren door de theïst. Om dit probleem met het woord "geloven" te vermijden, zeg ik dat ik denk dat god(en) niet bestaat.

 

Non sequitur
Bij deze drogreden volgt de conclusie niet logisch uit de premissen (vooronderstellingen). Ook dit is weer een drogreden die ook door theïsten gebezigd wordt. Een klassiek voorbeeld daarvan gaat over de moraliteit van een atheïst: "Omdat atheïsten niet in God geloven, kunnen ze geen moraal hebben, zonder God is alles geoorloofd.". Hierbij wordt impliciet voorondersteld dat God nodig is voor moraal, een vooronderstelling die elke atheïst met kracht zal weerspreken. Dat het hooghouden van een moraal niet mogelijk is, volgt niet logisch uit de premisse dat God niet bestaat.

 

 

Bart Klink. 2006.
Dit artikel is afkomstig van de website van Bart Klink.  Het origineel vindt u hier

Dwalingen van Ouweneel. Overzichtspagina op Freethinker.nl van kritische artikelen over het werk van Willem Ouweneel.